10

Er viel een lange stilte. Dawn Harding zat er bewegingloos en uitdrukkingsloos bij, alsof ze daarmee zwijgend de aandacht wilde vestigen op haar kalmte. George Widdowes rekte zich uit in zijn stoel en herschikte zijn benen. Angela Fenwick stond op, liep met ferme passen naar haar bureau, pakte de telefoonhoorn op en bestelde sandwiches voor vier mensen. Uit een bureaula haalde ze een doorzichtige plastic map met daarin een stapeltje foto’s die ze aan Alex overhandigde.
Hij bekeek ze een voor een. Op een ervan stond het gezin Meehan, langgeleden, bij elkaar in de keuken: de vader in zijn hemdsmouwen, de slonzige, geblondeerde moeder met een sigaret aan het fornuis en de gespannen, bezorgd kijkende jongen - zelfs toen al het evenbeeld van zijn vader - die over zijn huiswerk gebogen zat. Op een schoolfoto zag de jonge Joseph er, ondanks zijn schoongeboende en netjes gekamde koppie, al niet veel gelukkiger uit, maar hij leek wat vrolijker op een vakantiekiekje waarop hij, ongeveer elf, en zijn moeder aan een vouwtafeltje bij een rivier zaten, met op de achtergrond een caravan. Op de daaropvolgende foto, wellicht genomen tijdens diezelfde vakantie, hield de jongen triomfantelijk een kleine forel op, met bijna een glimlach op zijn gezicht.
Vervolgens Meehan op ongeveer vijftienjarige leeftijd, deelnemend aan een veldloop. Hier was weer de ernstige, gespannen blik te zien, maar deze keer vergezeld van iets anders - iets wat wees op doorzettingsvermogen, de onbuigzame wil om de eindstreep te halen. Dezelfde uitdrukking zat verscholen achter de strakke blik terwijl hij als zestienjarige leerjongen met zijn zichtbaar broze vader voor het busje van ‘Lawrence Meehan, Voor Al Uw Elektrische Reparaties’ stond.
En ten slotte als soldaat. Een foto van zijn bataljon waarop ze netjes op een rijtje in hemdsmouwen naast elkaar zaten. Meehan in burgerkleding, met twee andere soldaten poserend voor een gepantserde troepentransportwagen. Meehan in een legeroverall die iets ingewikkelds deed aan een werkbank met een soldeer bout. Meehan en een paar maten, bezig tijdens een oefening thee te zetten onder een rotswand.
En dat was het. Een leven in tien foto’s. Volgens de normen niet knap, maar wel met een intelligente blik. Van nature niet een van de jongens, maar wel iemand van wie je op aan kon dat hij zijn mannetje stond. Van zichzelf misschien geen spijkerharde vent, maar wel iemand die snel leerde. En zonder twijfel een kwaaie tegenstander. Een onverzettelijke houding diep achter de bleke, magere gelaatstrekken en de regengrijze ogen.
‘Dus dat is hem,’ zei Alex ten slotte en hij had meteen spijt van zijn nietszeggende opmerking toen hij Dawn Hardings smalende blik opving.
‘Dat is hem,’ zei Angela Fenwick. ‘De Verkenner. Onze PIRA mol.’
‘Ik neem aan dat het verhaal dat u me verteld hebt niet goed eindigt,’ zei Alex.
‘Ik wil dat u alles weet,’ zei Fenwick. ‘Ik wil dat u precies weet met wat voor een man we hier te maken hebben. Ik wil dat u alles weet wat wij weten.’
Alex knikte. Zijn blaas stond op springen. Hij zei dat hij verschrikkelijk naar de wc moest en Dawn stond op. Onderweg lood ste ze hem gehaast voorbij enkele open deuren van werkkamers. Rot toch op, dacht hij.
‘Kom je niet mee naar binnen?’ vroeg hij haar toen ze bij een deur kwamen met daarop een bordje met de tekst ‘WC Mannelijk Personeel’. ‘Gewoon voor het geval ik iets zie wat ik eigenlijk niet mag zien.’
‘Er zal niet veel te zien zijn,’ zei ze.
Toen ze terugkeerden in het werkvertrek van de onderdirecteur, waren de sandwiches inmiddels gearriveerd. Op de plaats waar Alex zat, lagen nu twee dossiers op de foto’s van Meehan. Er zaten kleurenfoto’s van twintig bij achttien centimeter in, genomen op de plaatsen waar Barry Fenn en Craig Gidley waren vermoord, en de rapporten van de respectieve pathologen.
‘Niet mee het gebouw uit nemen, alstublieft,’ zei Fenwick. ‘Dawn zal u een vertrek wijzen waar u ze kunt bekijken wanneer we klaar zijn.’
Tegenover Alex zat Widdowes als een razende zijn sandwiches naar binnen te werken, alsof hij bang was dat iemand ze van hem
zou afpakken.
Alex pakte er een van zijn bord en wilde er net zijn tanden in zetten toen hij ergens aan moest denken. Hij stokte in zijn beweging en Dawn Harding trok een wenkbrauw op. ‘Er schiet mij net iets te binnen,’ zei hij. ‘Gistermorgen heb ik een RUF-wachtpost die niet ouder kan zijn geweest dan elf vastgebonden aan een hoorn achtergelaten. Ik wilde hem vrijlaten wanneer we weer gingen.’
‘Lijkt mij dat hij van geluk mag spreken dat hij überhaupt nog leeft,’ zei Angela Fenwick.
‘Ik betwijfel of hij nog leeft,’ zei Alex. ‘Degenen die de aanval hebben overleefd, zullen waarschijnlijk op zoek zijn gegaan naar zondebokken.’
‘Waar gehakt wordt, vallen spaanders,’ zei Widdowes met een mondvol bacon, sla en tomaat en daartussen een rits gele tanden. Afrika is sowieso een hopeloos geval. En dat komt niet door de rest van de wereld, maar door wat ze zichzelf aandoen. Mijn god, de verhalen die je hoort.’
‘Sally Roberts vertelt zo te horen aan iedereen die maar wil luisteren dat ze in de sterke armen van de mannen van de SAS in veiligheid is gebracht,’ zei Fenwick.
‘We hebben haar verteld dat we para’s waren,’ zei Alex. ‘Waar heeft ze die babbels over de SAS vandaan?’
‘Ze vertelde de correspondent van de Telegraph dat de mannen die haar hadden gered zich al dagen niet hadden geschoren of gewassen en dat ze in de helikopter niet met haar wilden praten. De para’s probeerden haar altijd te versieren.’
Er gleed een zweem van een glimlach over Alex’ gezicht, maar hij zei niets.
‘Oké,’ zei Widdowes terwijl hij zijn bord op de grond zette en zijn mond afveegde met een vieze zakdoek. ‘Zal ik het overnemen?’
Fenwick knikte en keek snel even naar Dawn. Alex meende een blik van verstandhouding tussen de twee vrouwen waar te nemen die buiten George Widdowes om ging.
In het begin, zette Widdowes uiteen, had het er allemaal goed uitgezien. Uit Meehans incidentele korte berichten aan Barry en uit informatie van tipgevers en informanten maakten ze op dat hij een soort inwijdingsperiode doormaakte. Hij werd regelmatig op geroepen om als bestuurder van een auto andere vrijwilligers van de ene naar de andere plaats te brengen en strafteams en hun slachtoffers naar locaties te rijden waar die slachtoffers dan in el kaar werden geslagen of een kogel door hun knieschijven kregen De IRA wenste zijn vrijwilligers ervan te doordringen dat mensen die hun niet gehoorzaamden konden rekenen op zware straffen.
Meehan werd ook gebruikt als ’stille’, waarbij hij op een straathoek moest uitkijken naar eventueel opduikende figuren van de veiligheidsdienst. Bij echte operaties werden alleen meer ervaren stillen ingezet, wist Alex. Als er een aanslag was gepland op een grenspost, Iiet men daar een aantal stillen voorbijlopen, die dan moesten letten op aanwijzingen - meer wachtposten, ex tra patrouilles of versterkte fortificaties - dat de operatie bekend was. Misschien was er een verklikker die had gepraat, er kon van alles gebeurd zijn, maar het eindresultaat van een moment van onoplettendheid was altijd hetzelfde: een moordcommando van de SAS dat lag te wachten in een hinderlaag en een reeks begrafe nissen die werden bijgewoond door Gerry Adams en Martin McGuinness. Het werk van de stillen was van levensbelang voor de PIRA en veel operaties werden geschrapt of uitgesteld vanwege het instinctieve gevoel van een stille - een gevoel dat was gescherpt op wel duizend straathoeken - dat ‘er iets niet klopte’.
De eerste aanwijzing dat Joe Meehan bezig was de terroristische ladder te beklimmen, kwam in augustus 1990 toen hij aan zijn begeleider meldde dat ze hem hadden gevraagd om als stille te fungeren bij een bankoverval in Cliftonville Road. De afdeling Noord-Ierland deed echter geen moeite om de plaatselijke veilig heidstroepen daarvan op de hoogte te stellen en de roofoverval vond gewoon plaats. Een vrouwelijke kasbediende liep een ernstig gebroken neus op toen ze na een poging om op een alarmknop te drukken in het gezicht werd geslagen en er werd iets meer dan 8500 pond buitgemaakt.
Na de bankklus werd het contact tot een minimum beperkt. De volgende morgen deelde Meehan in een telefoontje van tweeëntwintig seconden vanuit een telefooncel aan Barry mee dat hij nu vierentwintig uur per dag in de gaten werd gehouden, hoewel hij zijn medevrijwilligers op geen enkele manier had laten merken dat hij zich daarvan bewust was. Wat de belangrijke jongens betreft, zei hij, zat hij nog steeds in zijn proeftijd. Een heleboel vrijwilligers moesten nog wennen aan het idee dat een ex-soldaat te vertrouwen was.
Maar iemand moest hem vertrouwd hebben, want ten slotte kreeg hij zijn kans. Er werd een team van drie man samengesteld om een wapen op te halen uit een geheime bergplaats op een kerkhof nabij Castleblayney en Meehan was een van hen. Opnieuw was hij in staat om Barry te informeren over de aanstaande operatie en opnieuw liet MI5 die ongehinderd doorgang vinden. Normaal zou het wapen zijn opgegraven door een SAS-team, zijn voorzien van een apparaatje om de omzwervingen van het wapen le kunnen volgen, onbruikbaar zijn gemaakt - ‘verknoeid’ in het jargon van de Special Forces - en daarna opnieuw begraven om te worden opgehaald door de IRA.
Maar bij deze gelegenheid werd besloten dat het risico dat de PIRA het knoeiwerk zou ontdekken en een lek zou vermoeden te groot was. Er mocht absoluut geen verdenking, hoe minimaal ook, op de Verkenner worden geladen. Het wapen diende, ondanks de eventueel gruwelijke consequenties, heel te blijven. En het had niet veel gescheeld of die consequenties waren inderdaad gruwelijk geweest. Twee dagen later was een patrouille van de Royal Welch Fusiliers in Andersonstown onder vuur genomen, waarbij de lade van het SA 80-geweer van de luitenant door een high velocity-kogel was verbrijzeld. De patrouille schoot terug, maar de schutter ontsnapte over de daken. Het wapen, later aan de hand van de afgevuurde kogels geïdentificeerd als een MI6 van het Amerikaanse leger, werd nooit gevonden. Door de stilte die MI5 in acht nam, werden er geen mensen op de uitkijk gezet loen het wapen werd teruggebracht naar de bergplaats.
‘We speelden een zeer gevaarlijk spel,’ gaf Widdowes toe. ‘Maar als er ook maar de lichtste verdenking was gerezen in de richting van onze Verkenner, zelfs lang na het schietincident, zouden we hem zijn kwijtgeraakt. Die MI6 was ons entreebewijs, zo je wilt. Waarschijnlijk zwerft dat wapen daarginds nog steeds ergens rond.’
Widdowes sprak als een kenner. Alex maakte daaruit op dat hij waarschijnlijk ook een tijdje in de provincie had gezeten. ‘Wat had je gezegd als die luitenant was doodgeschoten?’ vroeg Alex.

‘Hetzelfde als wat ik twee minuten geleden heb gezegd over dat nikkertje in Siërra Leone. Waar gehakt wordt, vallen spaanders. We moesten iemand in de PIRA zien te krijgen. Hij moest boven alle verdenking staan. Op een gegeven moment zouden we misschien een verlies moeten incasseren.’ Widdowes toverde een ongemakkelijke glimlach tevoorschijn. ‘Ik zie aan je gezicht dat er het daar niet mee eens bent, kapitein Temple.’
‘Dat niet,’ zei Alex. ‘Het is alleen de manier waarop je het brengt.’
‘We zitten in dezelfde business, kapitein Temple, en vechten tegen dezelfde vijand, met alle middelen die we tot onze beschik king hebben. De taal doet er niet toe.’
Alex knikte. Hij moest denken aan Siërra Leone, aan een Pumahelikopter die laag over het bladerdak van een jungle vloog. Hoe zou de familie van Don Hammond hun verlies incasseren, vroeg hij zich af.
‘Verder nu,’ zei Widdowes resoluut. ‘Het ophalen van de MI6 markeerde het einde van Meehans proeftijd. Hij was binnen. Een van de jongens. En langzaam maar zeker volgde er informatie die toenam in kwaliteit naarmate hij opklom binnen de gelederen Een paar jaar lang, tussen 1993 en 1995, kregen we echt bruikbaar materiaal binnen. Een klein deel gaf ons de mogelijkheid om iets te ondernemen; bij het overgrote deel was dat niet mogelijk, niet zonder hem te compromitteren, maar het was allemaal eerste klas informatie.’
‘Het ministerie was blij?’ vroeg Alex onbewogen.
‘Het ministerie was heel blij,’ zei Widdowes. ‘En wij ook. Hij gaf ons bijvoorbeeld de locatie van een trainingskamp in County Clare in de Republiek, waarop we toen een geheime operatie konden opzetten om iedereen die daar in en uit ging te identificeren. Hij gaf ons gedetailleerde informatie over een geheim adres van de PIRA in Kentish Town in Londen, waar we toen in een naastlig gend pand een team installeerden om te controleren wie daar naar binnen ging en hoe de contacten liepen. Beide vormden een grote doorbraak. En hij gaf ons nog meer dingen: namen, kentekennummers van auto’s, observatiedoelwitten, verklikkers die waren bewerkt om FRU-agenten desinformatie te verstrekken... Het was een rijke ader en we maakten er gretig gebruik van zolang het duurde.’
‘Zolang het duurde?’ vroeg Alex.
‘Helaas, ja. Ongeveer twee jaar lang gaf de Verkenner ons vierentwintig-karaats informatie. Maar toen begonnen we in de daaropvolgende maanden een teruggang waar te nemen. Eerst was het nauwelijks merkbaar. De informatie bleef binnenstromen, aanvankelijk via Barry en later via een veilige e-maillijn naar dit kantoor, en het zag er allemaal nog steeds goed uit. Namen, mogelijke doelwitten voor een moordaanslag, datums waarop er acties zouden worden uitgevoerd in Engeland, het bleef komen. Maar het werd stiekem steeds vager. Er zat een hoop materiaal tussen over het "beleid". Het was niet meer het soort informatie aan de hand waarvan we actie konden ondernemen. Uiteindelijk kwam het zover dat Angela, Craig Gidley en ik er eens voor gingen zitten om de bestanden met berichten door te nemen. Daarna volgde zwaar overleg waarin we tot de spijtige conclusie kwamen dat we, bij gebrek aan een betere uitdrukking, werden genaaid. De consensus was eerst dat Meehan niet meer durfde. De schaarse keren dat hij nog harde informatie verschafkwam die zo laat dat we niks meer konden doen. Zo sneuvelde er bijvoorbeeld een Ruc-officier omdat we pas veertig minuten voor de aanslag hoorden dat er plannen waren om hem te vermoorden. We belden in alle haast zijn commandant, maar de man zat al in zijn auto, was op weg naar huis, en een van Billy McMahons jongens schoot hem buiten bij een slijterij neer. Je herinnert je die aanslag misschien nog wel.’
Alex knikte. De Ruc-man heette Storey. Hij had de gewoonte gehad om iedere avond even te stoppen voor een pakje Benson & Hedges en dat had zijn lot bezegeld.
‘De informatie was of te laat of uit de tweede hand,’ vervolgde Widdowes, ‘waarmee ik bedoel dat het informatie was die we toch wel zouden hebben gekregen, van een tipgever of wie dan ook. Op papier zag het er goed uit, maar feitelijk hadden we er weinig aan, en we moesten onder ogen zien dat we hem waarschijnlijk kwijt waren. Hij had voor de andere kant gekozen, was ertussenuit geknepen, of wat dan ook.’
‘Had je hem niet kunnen terughalen?’ vroeg Alex. ‘Dat hebben we wel geprobeerd, maar hij liet niets meer van zich horen. Reageerde niet op verzoeken om contact op te nemen. Eind 1995, toen duidelijk werd dat hij niet meer in zijn flat woonde, zijn auto had verkocht en ondergronds was gegaan, begonnen we de zaak te sluiten. We haalden om te beginnen Barry Fenn terug, voor het geval hij in gevaar verkeerde, en vervingen hem niet.’
‘Jullie lieten Meehan eigenlijk lopen?’
‘We lieten de e-maillink open. Hij had op ieder gewenst tijdstip contact met ons kunnen opnemen. Maar dat deed hij niet. Halverwege 1996 wisten we zeker dat hij was overgelopen, dat hij inmiddels voor honderd procent een man van de PIRA was. Er volgden twee bomaanslagen, een in een loyalistische pub in de Shan kill Road en een in een supermarkt in Ballysillan, waarna van de tipgevers van de FRU het bericht kwam dat ze allebei waren gepleegd door Joe Meehan. In totaal zeven doden. In de begindagen van de Verkenner waren er misschien al dan niet levens gered, maar nu gingen er ontegenzeggelijk levens verloren. En het verhaal dat in de bars in Ballymurphy en in Falls Road de ronde deed, was dat wij hem hadden getraind, dat dé elektronica- en explosievenexpert van de PIRA was opgeleid door het Britse leger. Ze kwamen daar niet meer bij van het lachen.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Wat er in februari 1996 met de FRU-mensen Bledsoe en Wheen is gebeurd, weet je. Ze werden vermoord op bevel van Pad raig Byrne. Dat was zo’n beetje bij iedereen bekend. Maar wat je niet zult hebben gehoord, is dat Joseph Meehan de man was die, en dat weten we zeker, die spijkers in hun hoofd heeft geslagen.’
Alex huiverde. ‘Jullie hadden daar bewijzen van?’
‘Iedereen wist het. Als we de verhalen mogen geloven, waren er minstens tien mensen bij aanwezig. Naar verluidt wilden ze daarmee de jonge jongens de vuurdoop geven.’
‘En Meehan was toen inmiddels volledig buiten jullie bereik?’
‘Ja, volledig buiten ons bereik. We konden maar één ding doen en dat hebben we ook gedaan. We probeerden de PIRA zo paranoïde te maken dat ze Meehan te grazen zouden nemen. We stuurden een verhaal naar de Sunday Times dat zogenaamd was geschreven door een voormalige undercoversoldaat van de 14th Intelligence Company die gedetacheerd was geweest in Belfast. In het artikel onthulde de soldaat onder andere dat MI5 gedurende enkele jare n een hooggeplaatste mol in de IRA had gehad, waarna hij drie of vier spectaculaire doorbraken op inlichtingengebied beschreef die deze mol mogelijk had gemaakt. Het verhaal over die doorbraken was waar en de informatie was in alle gevallen bekend bij Meehan.
Vervolgens lieten we het voorkomen alsof we pogingen in het werk stelden om de Sunday Times voor de rechter gesleept te krijgen, maar tegelijkertijd zorgden we ervoor dat dat niet doorging. Een paar dagen later strooiden we in Falls Road het verhaaltje rond dat Joe Meehan van twee walletjes at, en arriveerden de rekeningafschriften van zijn bank in Engeland op het kantoor van Sinn Fein. We betalen onze mensen redelijk goed en iedere maand kwam er zo’n drieënhalve rug bij op zijn bankrekening.
‘Daarna hebben we niks meer van of over hem gehoord. Hij verdween spoorloos. We gaven een tipgever opdracht een babbeltje te gaan maken met Tina Milazzo, maar ze had hem al maanden niet meer gezien. Sinds hij "raar was gaan doen", zoals ze het formuleerde. Tot een paar weken geleden verkeerden we dan ook in de veronderstelling dat hij ergens in het voorjaar van 1996 was geëxecuteerd. Eerst ondervraagd waarschijnlijk en daarna doodgeschoten.’
Tot Barry Fenn werd vermoord,’ zei Alex kalm.
‘Precies. Toen realiseerden we ons dat hij nog leefde.’
‘En jullie wisten... weten zeker dat het Meehan is?’
‘Hij moet het wel zijn,’ zei Widdowes. ‘Hij kende Fenn en Gidley, hij gebruikte een hamer en spijkers, en om binnen te komen weer te vertrekken gebruikte hij methodes die alleen iemand met een zeer specialistische training zou gebruiken.’
‘Maar wat willen jullie nu precies van mij?’ vroeg Alex, hoewel hij het antwoord al wist.
Widdowes keek naar Angela Fenwick en na een korte stilte nam ze het woord. ‘We waren met z’n vieren in het Verkennerteam,’ zei ze gespannen. ‘En Fenn en Gidley zijn al dood.’
Alex knikte. Ondanks haar beroepsmatige onverstoorbaarheid hoorde hij in haar stem angst doorklinken.
‘Bot gezegd komt het erop neer,’ zei ze, ‘dat wij willen dat u Joseph Meehan vermoordt voordat hij ons vermoordt.’