18
‘Dus je weet het zeker?’ zei George Widdowes. ‘Je weet zeker dat
je in staat bent om Meehan te pakken wanneer hij komt?’
‘Ja,’ zei Alex. ‘Tot dusver heeft hij het gehad zoals hij het graag
wilde. Hij heeft steeds de plaats en de tijd kunnen uitkiezen. Nu
gaan we hem naar onze hand zetten.’
De bureaumedewerker van MI5 en de SAS-kapitein zaten in de
wachtkamer bij Angela Fenwicks werkvertrek in Thames House.
‘En hoe dan wel?’ vroeg Widdowes.
‘Het komt erop neer dat we een val voor hem zetten,’ legde Alex
uit. ‘Zoals je weet, staat er buiten bij je huis een bord dat het
huis te koop is. Wat er nu gaat gebeuren, is dat je daar weer een
paar dagen in trekt en over drie dagen toezicht houdt bij het
inladen van al je spullen in een verhuiswagen. Heb je veel
spullen?’
Widdowes schudde vermoeid zijn hoofd. ‘Valt wel mee. Dit is echt
nodig, al dat verhuisgedoe?’
‘We moeten het goed aanpakken zodat het voor Meehan hout snijdt wat
we daar aan het doen zijn. Jij bent bang en je voelt je geïsoleerd
daar in je eentje en dus ga je terug naar Londen. Misschien heb je
zelfs wel opdracht gekregen om terug te gaan naar Londen. Hoe dan
ook, je zult je huis missen en gezien het feit dat de boel daar in
de gaten wordt gehouden door een paar gewapende politiemensen,
besluit je dat het veilig is om daar de laatste paar nachten door
te brengen.’
‘Jij denkt dat dat hem ertoe zal verleiden een poging te
wagen?’
Alex knikte. ‘Ik denk het wel. En als hij niet in de eerste
achtenveertig uur komt, komt hij zeker nadat hij die verhuiswagen
voor de deur heeft zien staan. Hij zal dan beseffen dat dit zijn
laatste kans is, dat al zijn voorbereidende werk voor niets is en
dat hij weer helemaal opnieuw zal moeten beginnen als hij je nu
niet pakt.’
‘Denk je dat dit te organiseren is zonder dat we hem ergens mee
afschrikken?’
‘Tja, dat is de vraag. Ziet ie iets raars, dan is ie weg. Hij is
per slot van rekening getraind door de PIRA. Als jij
bijvoorbeeld weer In het huis zou trekken zonder dat er bewaking
was, zou hij dat heel verdacht vinden en het hele zaakje laten
schieten. Mijn inschatting is echter dat hij, wanneer hij die
gewapende politiemensen ziet, zal concluderen dat jij denkt dat je
veilig bent.’
‘Die gewapende politiemensen zullen hem niet afschrikken?’
Alex glimlachte en schudde zijn hoofd.
‘Maar waarom wacht hij niet gewoon tot het avond is om dan die
verhuiswagen te volgen naar mijn zogenaamde nieuwe huis of
appartement?’
‘Omdat die wagen nergens naartoe gaat. Het laden zal om ongeveer
zes uur klaar zijn en dan wordt de wagen een paar honderd meter
verderop gereden en tot de volgende ochtend op een parkeerstrook
neergezet. Verhuisbedrijven daar in de omgeving doen dat wel vaker
om hun personeel geen overuren te hoeven uitbetalen.’
‘Waarom wacht hij niet de volgende dag af om dan de wagen te
volgen?’
‘Omdat die overal naartoe kan gaan, een opslagloods bijvoorbeeld,
en dan moet hij weer helemaal van voren af aan beginnen om je
nieuwe onderkomen te vinden. Bovendien zal hij beseffen dat je
nieuwe onderkomen ultraveilig zal zijn in vergelijking met je
huidige woning. Hij zal beseffen dat het huis in Hampshire veruit
de beste kans is die hij zal krijgen.’
‘En jij wacht hem op?’ zei Widdowes vol twijfels.
‘Daar komt het wel op neer, ja. Ik verstop me bij de rivier en
wanneer hij dan komt, schiet ik hem van dichtbij overhoop met een
geweer met demper.’
‘Hoe krijg je het voor elkaar dat hij niet weet dat jij hem daar
opwacht?’
‘Dat zal hij niet weten,’ zei Alex kalm. ‘Daar kun je van uitgaan.
Ik heb al vaker mensen te grazen genomen vanuit een
hinderlaag.’
Iets meer dan vierentwintig uur later propte Alex zich in de
parkeergarage onder Thames House in de kofferbak van de auto die
zogenaamd van Widdowes was. De BMW sedan was uitgerust met
een in de kofferbak bevestigde observatielens en kogelvrije
ruiten.
‘Gaat het lukken daar in die kofferbak?’ vroeg Widdowes. ‘Ja, ik
red me wel. Geef me mijn tas aan, wil je, en leg je eigen spullen
op de achterbank.’
De rit duurde in totaal anderhalf uur en aan het eind voelde Alex
zich licht in het hoofd en misselijk van de uitlaatgassen.
Toen Widdowes eindelijk de kofferbak opendeed, bevond hij zich in
de vrijwel volledig donkere garage van Longwater Lodge. Alex drukte
op het lichtknopje van zijn horloge en zag dat het een paar minuten
over vijf was. ‘Oké,’ zei hij toen hij zijn benen had gestrekt.
‘Deze deur leidt rechtstreeks het huis in?’
‘Ja.’
‘En is er een vertrek zonder ramen?’
‘Er is een kelder, ja.’
‘Perfect. Dan breng ik daar mijn spullen heen. Kun je me daar
krijgen zonder me langs al te veel ramen te leiden?’
Widdowes knikte en opende de deur naar het huis. Alex, die zich een
beetje belachelijk voelde, volgde de lange figuur in de Barbour-jas
op zijn handen en knieën. Ze kwamen bij een deur en Widdowes deed
hem open. Alex liet zich op de naar beneden lopende trap zakken en
nam zijn tas over van de oudere man, die daarna aan een
lichtschakelaar draaide en achter hem aan afdaalde in de
kelder.
Het was er redelijk ruim en niet al te vochtig. Voor hem hing een
Potterton-boiler die niet aanstond. Tegen de andere muren stonden
een wijnrek, een timmermans werkbank, verscheidene stapels
tijdschriften die met paktouw bijeengebonden waren, een doos met
geweerpatronen van het merk Eley en een gehavende hutkoffer.
‘Ik heb een kampeerbed,’ zei Widdowes. ‘Ik zal het even voor je
halen.’
Terwijl hij boven was, pakte Alex zijn tas uit. Hij liet de kleren
erin zitten en stalde het wapentuig en de uitrustingsspullen uit op
de timmermanswerkbank. Hij haalde als eerste de Glock 34
tevoorschijn en daarna de bijbehorende demper, de laserkijker
meidotmarker op een daarvoor aangepaste slede, een extra
lithiumbatterij voor de laserkijker, twee dozen met vijfentwintig
holpunts-9mm-kogels en het Recon-mes. Daarnaast had hij een
slaapzak en een blikje zwarte waterbestendige camouflagecrème uit
een survivalwinkel in Euston bij zich, een paar visserslaarzen met
viltzolen van Farlow’s in Pall Mali en een zwart Rip
Curl-duikerpak, een loodgordel en zwemvliezen uit een
duiksportwinkel in Fulham. De wetenschap dat dit allemaal was
gekocht met geld van MI5 had Alex, die normaal geen enthousiaste
winkelaar was, een aangename ochtend bezorgd.
Toen hij terugkwam met het kampeerbed, leek Widdowes te schrikken
van de uitgestalde spullen. Hij leek zelfs doodsbang.
Hij kreeg een rood hoofd en zijn ogen flitsten onrustig heen en
weer. Niet echt vreemd, dacht Alex. Wie zou niet de schrik om het
hart slaan wanneer je wist dat je de volgende was op de lijst van
een psychopaat als Meehan?
`Is alles goed met je?’ vroeg Alex.
Widdowes knikte. ‘Ja, alles goed.’ Hij lachte nerveus. ‘Je hebt een
complete wapenfabriek meegenomen.’
‘ïk neem geen risico’s met deze klootzak,’ zei Alex. ‘Hij gaat
linea recta het graf in. Heb je je eigen wapen bij je?’
Widdowes stak zijn hand in zijn jas, haalde een Colt .38-revolver
te voorschijn, liet de kamer een keer ronddraaien en stak hem toen
weer terug in de schouderholster.
Alex knikte. Hij vermoedde dat de MI5-man geen schijn van kans zou
hebben als hij ooit in zijn eentje tegenover Meehan kwam te staan,
maar de zware Colt was natuurlijk wel goed voor het zelfvertrouwen.
Hij wendde zich tot Widdowes. ‘Kijk, ik weet dat je een ervaren
iemand bent en het is niet mijn bedoeling je te irriteren, maar
kunnen we een paar regels afspreken voor zolang dit duurt?’
Widdowes knikte.
‘Vermijd ramen. Ik betwijfel of hij je zal proberen neer te
schieten, maar je kunt maar beter het zekere voor het onzekere
nemen, dus als je langs een raam moet, loop er dan snel voorbij. Of
je nu hier binnen bent of buiten het huis, blijf nooit ergens staan
zodat je een statisch doelwit vormt en wat er ook gebeurt, spreek
of schreeuw nooit naar me. Je hoeft me niet te waarschuwen - als
hij zich hier ergens in de buurt waagt, heb ik hem eerder gezien
dan jij. Dan heb ik hem allang voor mijn vizier. Gedraag je te
allentijde alsof je alleen in huis bent. Heb je die twee kerels van
de politie al gesproken?’
‘Ja. Het zijn trouwens mensen van MI5, in politie-uniformen.’
‘Prima. Ze hoeven eigenlijk niet veel meer te doen dan wat
rondlummelen aan de voorkant van het huis. Gewoon wat rondlopen
tussen de voordeur en de weg en af en toe een kijkje nemen in de
tuin aan de achterkant. Het beste zou zijn dat ze zowat de hele
tijd bij elkaar blijven, zo nu en dan een sjekkie opsteken, dat
soort dingen. Ze moeten eruitzien als luie en incompetente
dienstkloppers die naar het platteland zijn gestuurd en geen
bedreiging vormen. Kun je ze dat aan het verstand peuteren?’
Widdowes knikte opnieuw.
‘Blijf verder gewoon de dingen doen die je altijd doet. Misschien
helpt het om elke avond een paar lege flessen buiten te zetten om
zo de indruk te wekken dat je flink aan de wijn bent. Dan zal hij
gaan denken...’
‘Ja, ik begrijp wat je bedoelt. Een zenuwinzinking nabij,
makkelijke prooi...’
Alex keek naar Widdowes. Zijn rondschietende ogen, hoge kleur en
droge lippen bevestigden dat hij het bestierf van angst.
Hij legde een hand op de schouder van de oudere man. ‘George, maat,
we zitten in hetzelfde schuitje en ik ben me er volledig van bewust
dat jouw deel het moeilijkst is. Eerlijk. En als je een betere
manier kunt bedenken om die smeerlap te pakken, ben ik daarvoor,
geloof me.’
Widdowes tuitte zijn lippen en knikte.
‘En het spijt me dat ik je met die zogenaamde verhuizing een hoop
drukte bezorg, maar...’
‘Geeft niet,’ zei Widdowes terwijl hij een halfslachtige glimlach
forceerde. ‘Ik was toch al van plan de boel hier uit te mesten.
Mijn leven weer een beetje op orde te brengen. Wat wil je doen met
eten?’
‘Nou kijk, het wordt om ongeveer acht uur donker en ik wil rond dat
tijdstip mijn positie innemen. Dus als we rond zevenen een hapje
naar binnen steken?’
‘Ik draai wel iets in elkaar. Je gaat hem opwachten in de rivier,
niet?’
‘Dat is de bedoeling.’
‘Heb je erover nagedacht hoe je daar komt zonder dat hij je ziet?
Ik bedoel, we moeten ervan uitgaan dat hij het terrein om het huis
in de gaten houdt. Hoogstwaarschijnlijk van dichtbij.’
‘Je rijdt me naar een plek stroomafwaarts waar ik me in de rivier
kan laten zakken om me van daaraf een weg terug te banen.
Een plek waar hij me niet kan zien wanneer ik uit de auto
stap.’
‘Dat is geen probleem. Ik kan je naar de dichtstbijzijnde brug
brengen en jij kunt dan via het terrein van Longwater House
terugkeren. Er is niemand daar op dit moment. Het instituut is
gesloten.’ Widdowes fronste zijn voorhoofd. ‘Maar hoe weet je nu
dat Meehan daar niet zit? Hoe weet je dat je hem daar niet tegenhet
lijf zal lopen?’
‘Omdat hij er niet blindelings in zal vliegen. Hij zal uit de
richting komen vanwaar hij het huis en de bewakers in het oog kan
houden. Stroomopwaarts dus. Vanwaar ik kom, zie je alleen maar
bomen.
Widdowes knikte langzaam. ‘Juist. Ik snap het.’
‘Is er een pub in stroomafwaartse richting? Een reden waarom je die
kant op gaat?’
‘Er is een slijterij in Martyr Worthy. Als ik nou eens tien minuten
later terugkom met een tas van Thresher’s...’
‘Dat is goed genoeg. Ik zou nu willen voorstellen dat jij naar
boven gaat. Misschien een kop thee naar die twee politiemensen
brengt. Dat is dan meteen een mooi excuus om ze te vertellen dat ze
zich moeten gedragen als een stelletje lapzwansen.’
‘Wat ga jij doen?’
‘Ik zie wel. Maak je geen zorgen. Tot zeven uur.’
Widdowes knikte en liet toen een spottend lachje horen. ‘Ik kan je
één ding vertellen,’ zei hij. ‘Als die Meehan erin slaagt mij te
elimineren, zullen er in Thames House een paar lange gezichten te
bewonderen zijn.’
Alex keek hem aan.
‘Angela Fenwick om te beginnen,’ vervolgde Widdowes. ‘Ze maakt een
goede kans om directeur te worden en dat is de reden waarom ze zo
verschrikkelijk over de rooie is van de dood van Fenn en Gidley.
Als ze nog meer medewerkers verliest, gaat dat wel heel erg lijken
op nalatig gedrag. Haar ster en die van haar boezemvriendin zouden
dan weleens heel snel kunnen dalen.’
‘Haar boezemvriendin?’ vroeg Alex, die zich verbaasde over de
bitterheid en de felheid waarmee hij sprak.
‘Dawn Harding. Zulu Dawn. Dawn van de levende doden. Op dag één dat
ze bij ons werkte, haakte ze haar karretje aan dat van Angela, en
dat is de reden waarom ze als een komeet is opgeklommen binnen de
dienst. Want zolang het top gaat met Angela, gaat het ook top met
Dawn. Maar als Angela struikelt, gaat Dawn mee in haar val. Weet
wel dat dit alles dus ook een politieke kant heeft, vriend. Jij
bent ingehuurd om de carrière van een Intrigante veilig te
stellen.’
‘Ik ben hier om jou te beschermen, George. De rest interesseert me
niet.’
Widdowes knikte en haalde filosofisch zijn schouders op. ‘Sorry. Je
hebt gelijk. Dat is niet jouw zorg. Ben gewoon wat cynisch aan het
worden op mijn ouwe dag. Dat is alles.’
Toen hij weg was, rolde Alex zijn slaapzak uit op het kampeerbed,
ging liggen en staarde naar het gipsplatenplafond van de kelder.
Ten slotte sloot hij zijn ogen. Het zou een lange nacht worden en
hij deed er goed aan wat te rusten. In zijn zak trilde zijn mobiele
telefoon.
‘Ja?’
‘Dawn Harding hier.’
‘Zulu Dawn!’
Het was even stil. ‘Waar heb je die naam vandaan?’ vroeg ze op
beschuldigende toon. ‘Heb je...’
‘Dat is een van mijn favoriete films,’ zei Alex olijk. ‘Hoe gaat
het met je?’
‘Prima,’ zei ze kortaf. ‘Is alles goed daarginds?’
‘Tot dusver wel, ja.’
‘Hoe houdt George zich?’
‘Hij is wel wat gespannen, maar houdt zich verder taai.’
‘Denk je dat Meehan vannacht komt?’
‘Zou kunnen. Heeft zijn prooi voor het grijpen.’
Er viel een stilte.
‘Voel je je... goed?’ informeerde ze.
‘Hoor ik daar enige bezorgdheid doorklinken?’ vroeg Alex, die niet
in staat was zijn vrolijkheid te verbergen.
‘Nee!’ bitste ze. ‘Ik wil gewoon weten of je goed in vorm bent. Ik
wil geen lijken meer op de snijtafel van de patholoog-anatoom
hebben.’
‘Maak je geen zorgen,’ zei Alex terwijl hem in een flits het beeld
voor ogen kwam van het moment waarop Dawn in haar scharlakenrode
ondergoed hoog boven de grond hing. ‘Ik zal er speciaal voor jou
voor zorgen dat ik in topvorm blijf.’ Ze verbrak de verbinding.
Alex richtte zijn blik weer op het plafond en zijn glimlach
vervaagde. Hij had anderhalf uur om wat te slapen. Hij sloot zijn
ogen.
Widdowes maakte hem kort na zevenen wakker. De MI5-medewerker had
een bord met sandwiches met ham en kaas bij zich, een Granny
Smith-appel, een Mars-reep en een fles koolzuurvrij mineraalwater
van twee liter. ‘Sorry,’ zei hij. ‘Het is niet echt haute cuisine.
Ik dacht dat je wel mosterd op je ham zou willen hebben.’
‘Ja, lekker.’
‘Ik wilde vragen, wat wil je doen met wassen?’
‘Niet,’ zei Alex. ‘Je kunt tandpasta en zeep in de buitenlucht zo
ruiken. Ik ga dat pas weer gebruiken wanneer Meehan dood is. En
hopelijk hoef ik tot dan ook niet te schijten. En wat pissen
betreft, wel, zo nu en dan zul je deze Evian-fles aantreffen op de
trap.’ Tk snap het, zei Widdowes zonder geestdrift.
Alex at en dronk vijf minuten in stilte, deed toen negentien kogels
in het magazijn van de Glock en klikte het in de kolf. Daarna
richtte hij het pistool op de muur en activeerde hij de laserkijker
met een druk op de daarvoor bestemde knop. Er verscheen een klein
rood puntje op de muur dat dunne lichtstreepjes vormde terwijl Alex
het wapen heen en weer bewoog. Tevreden schakelde hij de kijker
weer uit. Vervolgens kleedde hij zich uit, trok het duikerpak aan
en gespte de schede met het Recon-mes om zijn scheenbeen. De Glock
verdween in een aan een koord bevestigde plastic dijholster. Na
zijn gezicht en handen te hebben zwart gemaakt met camouflagecrème
trok hij de kap van synthetisch rubber over zijn hoofd. De kleren
die hij aan had gehad, gingen in de waterdichte zak waarin het
duikerpak had gezeten. De laarzen en zwemvliezen deed hij in een
draagtas. ‘Oké,’ zei Alex. ‘Aan de slag.
Hoe staat het met het licht buiten?’
‘Het is snel donker aan het worden,’ zei Widdowes. Ze begaven zich
naar de garage, Alex klom in de kofferbak en Widdowes reed weg. Bij
de poort stopte hij even om een praatje te maken met de mannen in
politie-uniform. De daaropvolgende rit duurde niet meer dan drie
minuten, maar voerde hen ver uit het zicht van iemand die eventueel
het huis observeerde. Na gekeken te hebben of er geen auto’s
aankwamen, liet Widdowes Alex snel uit de kofferbak, overhandigde
hem de waterdichte zak en reed verder. De hele operatie had nog
geen tien seconden geduurd. Alex hurkte neer in het fluitenkruid op
de rivieroever en spiedde om zich heen in het snel vervagende
avondlicht. Boven hem bevond zich de weg, die smal was en waarover
tussen nu en morgenvroeg waarschijnlijk niet al te veel verkeer zou
passeren. Links van hem lag de brug. Hij kon daaronder nog net een
smal wandelpad onderscheiden, maar door de brandnetels,
vlierstruiken en andere vegetatie kon hij niet zien hoe je daar
kwam. Alex liet zich naar beneden glijden, strompelde door de
begroeiing naar de donkere plek onder de brug en verstopte daar de
waterdichte zak waarin hij zijn kleren had opgeborgen. Na de
loodgordel om zijn middel te hebben gedaan trok hij de laarzen van
Farlow’s uit en bond die met de veters vast aan de gordel, waarna
hij de zwemvliezen aantrok en zich in het water liet zakken.
De rivier was aan de rand ongeveer twee meter diep en nog dieper,
vermoedde hij, in het midden. Ondanks het gladde wateroppervlak
stond er een stevige stroming. Behoedzaam begon hij zich voorwaarts
te bewegen. De laarzen aan de gordel trokken een beetje, maar de
kracht die hij kon zetten met de zwemvliezen woog daar ruimschoots
tegen op, en de opwaartse druk van het duikerpak werd opgeheven
door de loodgordel. Aldus was hij in staat om zich, met alleen zijn
hoofd boven het water, geruisloos voort te bewegen. Zonder die
spullen had hij op het oppervlak liggen ploeteren en net als een
speedboot een spoor van schuim in het water getrokken.
Hij zwom dicht onder de beschutting van de oever, hield zijn armen
stil langs zijn zij en concentreerde zich erop zich in absolute
stilte en met een minimum aan waterverplaatsing voort te bewegen.
Na vijftig meter passeerde hij een hoog hek, dat, vermoedde hij, de
grens markeerde van landgoed Longwater. Enkele honderden meters,
had Widdowes gezegd. Hij zwom geruisloos verder. Op een bepaald
moment werd de rivier minder diep en stroomde over een ruwe bodem
die zich zestig centimeter onder hem bevond. Alex zag zich
gedwongen met hupjes van vijftien centimeter per keer op te boksen
tegen het gewicht van het woelende water. Maar tot zijn opluchting
voelde hij de rivierbedding al snel weer onder zich wegvallen.
Na honderd meter greep hij een overhangende boomwortel, trok hij
zich naar de oever en peilde de situatie. Weldra zou hij in het
gedeelte arriveren dat in de gaten werd gehouden met een
nachtkijker. Daar diende hij althans wel van uit te gaan. Meehan
bevond zich misschien enkele honderden meters verderop, op een
verborgen plek vanwaar hij het huis en de omliggende grond
observeerde, maar misschien was hij veel dichterbij. Voor hetzelfde
geld lag hij vijftig meter stroomopwaarts op de loer in de rivier.
Vanaf nu zou Alex zich uiterst behoedzaam moeten voortbewegen.
Een paar meter verderop was een lichte plons te horen. Het was een
zacht geluid, maar hard genoeg om Alex’ hart wild tekeer te doen
gaan. Er was iets in het water gegooid of gevallen. Stond Meehan
boven hem op de oever te wachten? Had hij hem gezien?
Alex dook weg tussen het netwerk van wortels onder de leem en kalk
van de rivieroever en bleef daar muisstil en met een bonzend hart
in het water liggen. Langzaam, een paar centimeter per keer,
ging Alex met zijn hand naar zijn mes, trok het uit de schede en
hield het een centimeter of vijf onder het oppervlak gereed. Maar
toen zag hij op een flauw verlichte plek plotseling de
rondspeurende kop van een otter opduiken die als een pijlpunt door
het water kliefde. Op jacht, schatte hij tot zijn niet geringe
opluchting.
Toen hij weer rustig kon ademhalen, ging hij verder, dicht bij de
kant blijvend en zich krachtig maar beheerst voortstuwend met de
zwemvliezen. Door de bomen aan de linkerkant zag hij nu de vage
contouren van Longwater House opdoemen en voor hem de lichten van
het huis. Hoe verging het Widdowes op dit moment? vroeg hij zich
af. In de korte tijd die ze in elkaars nabijheid hadden
doorgebracht, had hij sympathie opgevat voor de man.
Het was nu nauwelijks meer aan hem af te zien, maar Widdowes was in
zijn jonge jaren waarschijnlijk een bekwaam vakman geweest. De
mensen van Box die agenten in Belfast begeleidden waren geen
idioten (hoewel je er natuurlijk altijd een of twee bij had, en
Michael Bettany was zelfs een verrader gebleken en gevangengezet
wegens spionage voor de Sovjets) en evenmin waren ze lafaards.
Iemand die had gezien wat er met Fenn en Gidley was gebeurd, kon
echter niet anders dan bang zijn.
Alex was plotseling vervuld van walging voor Meehan. Het was een
smerig wereldje waarin ze zich bewogen, zo was het nu eenmaal, maar
wat hij had gedaan, tja, dat ging alle perken te buiten.
Delen van het gezicht van mensen afsnijden, spijkers in hun hoofden
slaan... De laatste uren van die twee arme jongens van de
FRU moesten verschrikkelijk zijn geweest.
Alex zwom geruisloos verder in de aardedonkere schaduwplekken onder
de oever. Hij was nu onzichtbaar, een nachtdier.
Hij hield halt onder de gebogen stam van een ranke wilg, een plek
die hij had opgemerkt toen hij met Dawn het huis had bekeken.
Boven hem brandden de lichten van het huis, vijf of zes meter voor
hem tekende zich het silhouet van de rietkraag en de planten af
waar Meehan volgens zijn inschatting uit het water zou komen.
Alex tastte rond onder het wateroppervlak, vond een stevige wortel,
deed snel zijn zwemvliezen uit om die te verruilen voor de laarzen
van Farlow’s en maakte de zwemvliezen met de riempjes vast aan de
wortel zodat ze dertig centimeter onder het oppervlak in het
stromende water hingen. Zou hij ze terug kunnen vinden?
Ja, ze hingen recht onder de wilg in het water. Was het verstandig
om zijn loodgordel af te doen? Hij probeerde het, voelde zijn
lichaam omhoogkomen in het water en deed hem snel weer om. Waar nu
heen? Een paar decimeter verderop vonden zijn voeten een richel
waarop hij zijn gewicht kon laten rusten. Tot zijn blijdschap
merkte hij dat de dikke vilten zolen van de visserslaarzen grip
kregen op de glibberige kalk. Als hij had gekozen voor laarzen met
zolen voor ruw terrein, zoals hij oorspronkelijk van plan was
geweest, had hij een moeilijke nacht in het verschiet gehad. Zijn
rechterhand vond daarbij ook nog een lus in een wortel waarin hij
zijn arm kon haken. Hij had nu uitzicht op het stuk rivier en de
richting vanwaar Meehan zou naderen. Tussen hem en het punt waar
Meehan waarschijnlijk uit het water zou klimmen, bevonden zich een
bos zegge en de rand van het gebladerte van de wilg. Zolang hij
zich stil hield, zou hij onzichtbaar zijn, zelfs als Meehan een
nachtkijker gebruikte.
Van zijn kant had Alex besloten geen nachtkijker mee te nemen.
Deels omdat het een lomp en onpraktisch ding was om bij je te
hebben in het water, deels omdat hij waarschijnlijk weinig zou
opschieten met de versterkte groene beelden. Hij wist wat hij zocht
en waar hij moest kijken. Zelfs wanneer de lichten in het huis
uitgingen, was het nog altijd bijna volle maan. En dat was het
moment waarop Meehan zou komen: wanneer de lichten uitgingen.
Een uur lang bleef Alex op zijn plaats, speurend naar bewegingen op
het stuk rivier voor zich. Bij weinig licht, wist hij, zag je beter
met je perifere dan met je directe gezichtsvermogen. Heel langzaam,
één arm of been per keer, hield hij zichzelf onder water in
beweging, waarbij hij lichtjes zijn spieren samentrok en weer
ontspande, deels om te voorkomen dat hij het koud kreeg of
verkrampte, wat ondanks het duikerpak een niet denkbeeldig gevaar
was, en deels om alert te blijven.
Van alle keren dat Alex in een hinderlaag had gelegen, was deze
veruit de minst bevredigende, in zoverre dat hij alleen en zonder
ondersteuning opereerde. Hij zou gaan voor een schot door het hart
op het moment dat Meehan zich uit het water omhoogtrok, besloot
hij, wanneer hij allebei zijn handen vol had. De gedempte dubbele
klik zou alle leven uit het lijf van de voormalige agent slaan nog
voor zijn hersens de kans hadden gehad te registreren wat er gaande
was. Hij zou dood zijn nog voor hij door zijn knieën zakte, en het
zou dan eindelijk afgelopen zijn met de terreur van de
Verkenner.
De eerste keer dat Alex iemand had gedood, was tijdens de
Golfoorlog in 1991.
Hij had toen deel uitgemaakt van een Sabre-team van vier man die
opdracht hadden gekregen een tijdelijke opslagplaats van
Scud-raketten te vernietigen in Al-Anbar ten westen van Bagdad.
Onder bevel van een onderofficier die Neil Slater heette waren ze
in het donker per helikopter afgezet in de woestijn en daar aan hun
lot overgelaten. Het was extreem koud geweest - ze hadden niet veel
meer aangehad dan een licht gevechtstenue met ‘chocoladevlokken’ -
en er was nergens een plek geweest waar ze konden schuilen. Binnen
het uur waren ze tot op het bot bevroren. Ze hadden met zijn vieren
- Alex, Neil Slater, Don Hammond en Andreas van Rijn - snel even de
omgeving verkend en Slater had daarna de beslissing genomen dat ze
zich voor de rest van de nacht zouden schuilhouden bij een niet
meer gebruikte zandschans een paar honderd meter van de tijdelijke
opslagplaats. Ze hadden geen van allen een oog dichtgedaan en waren
tegen elkaar aan gekropen om zich te beschutten tegen de kou en de
sneeuw die de wind genadeloos op hen neerzwiepte. De volgende
ochtend hadden ze, half bevroren, een konvooi van Iraakse
T-55-tanks zien naderen - het meest angstaanjagende beeld dat Alex
ooit voor ogen had gehad. Wanhopig hadden ze zichzelf verborgen in
het afval onder bij de ophoging - Iraakse rantsoenblikken,
munitiekisten, puin, oude banden, weggegooide camouflagenetten en
het rottende lichaam van een geit - en gebeden. De Iraakse
tankbemanning, die popelde om de blaas te legen na urenlang in hun
T-55’s te hebben gezeten, was aan alle kanten om de ophoging komen
staan. De vier mannen van het Sabre-team kregen een complete lading
pis en zelfs stront over zich heen en Alex liep een pijnlijke
brandwond aan zijn dij op door toedoen van een weggegooide
sigarettenpeuk, maar ze werden niet ontdekt. En uiteindelijk, na
vier uur van verschrikkelijke spanning, waren de tanks weer ronkend
de woestijn in gereden. Meteen toen het SAS-team het veilig
genoeg achtte om weer in beweging te komen, had Slater via de radio
de positie en rijrichting van de tanks doorgegeven en meegedeeld
dat de luchtaanval op Al-Anbar van start kon. Het doel daarvan was
tweeledig: de raketten vernietigen die daar voor transport naar
mobiele lanceerinstallaties waren samengebracht en een man
liquideren die bekendstond onder de naam ‘Marwan’.
Voor de in Saoedi-Arabië gelegerde soldaten van de geallieerde
inlichtingendienst was Marwan wekenlang niet veel meer geweest dan
een af en toe opduikende codenaam in de warboel van vijandelijk
radioverkeer. Uit de context waarin hij werd genoemd werd opgemaakt
dat hij misschien een hooggeplaatste technisch specialist was.
Vervolgens had een onderschept bericht tussen de Al-Anbar-basis en
het bevel in Bagdad de gedachte doen postvatten dat Marwan wellicht
de man was die de geallieerden kenden als ‘Guppy’ - een Iraanse
wetenschapper die tijdens de oorlog tussen Iran en Irak was
overgelopen naar de vijand en nu hoofd was van het
raketresearchcentrum in Sa’d 16 in Noord-Irak. Het was het team van
Sa’d 16 dat de Al-Husayn had ontwikkeld - de langeafstandsversie
van de Russische Scud die kon worden uitgerust met chemische en
biologische wapens. Volgens het bericht zou Marwan die avond op de
Al-Anbar-basis arriveren, wat het vermoeden wekte dat de raketten
door hem zouden worden gecontroleerd om daarna te worden
verspreid.
Als Marwan inderdaad Guppy was, diende hij zo snel mogelijk te
worden gedood en dienden ook de raketten, nu ze nog op één plaats
bijeen waren, zo snel mogelijk te worden vernietigd. Neil Slater
had instructies gekregen het startsein te geven voor de
luchtaanval, de schade te taxeren en ervoor te zorgen dat er geen
overlevenden onder de Iraki’s waren.
De luchtaanval was zowel de meest dramatische als de meest
afschuwelijke gebeurtenis die Alex ooit had meegemaakt. De
Tornado’s waren aan komen gieren, hadden hun raketten afgeschoten,
die een bedrieglijk vaag diagonaal spoor door de lucht trokken, en
de voortstuwingsbrandstof van de Scuds was in een alles
verschroeiende vuurbal van licht en hitte de lucht in gegaan,
waarbij overal voertuigen, machines, wapens en lichaamsdelen van
mensen in de rondte hadden gevlogen. De explosies waren
gevolgd door een verschrikkelijk gekrijs en ze hadden overal
verminkte figuren op de verkoolde grond zien liggen kronkelen. En
ze hadden een doordringende geur geroken - de stank van brandend
mensenvlees.
‘Erop af!’ had Neil Slater geschreeuwd. ‘Erop af!’
En ze waren erop afgegaan. De lucht boven hun hoofden zag zwart van
de rook alsof er net op dat moment een zonsverduistering
plaatsvond. Aanvankelijk had Alex gedacht dat ze niet of nauwelijks
weerstand zouden ontmoeten, dat de complete Iraakse troepenmacht
bij de luchtaanval was gedood of uitgeschakeld.
Maar dat was, zoals al snel bleek, niet het geval. Toen het team
verspreid oprukte in het schemerlicht, kwamen ze vanuit een geul
onder vuur te liggen. Waarschijnlijk had een groep Iraki’s in een
bunker gezeten en was zo ontsnapt aan de vuurstorm die de Tornado’s
hadden ontketend.
De vier SAS-Soldaten doken weg achter een
Panhard-landcruiser die omver was geblazen bij de explosies. De
recht voor hen geposteerde Iraki’s lieten met hun kalasjnikovs
onmiddellijk een spervuur van 7.62-kogels op het voertuig
neerdalen. Tussen de twee groepen lagen de verkoolde, verwrongen en
rokende lichamen van het ondersteunend personeel van de raketbasis
en in de stinkende lucht klonk het kwijnende geschreeuw op van
mensen die nog niet dood waren. Dertig meter voor hen was een
luchtafweergeschutemplacement met daaromheen de lichamen van de
mannen die het hadden bemand. Voor de zesentwintigjarige korporaal
Alex Temple, die nog nooit had gevochten in een oorlogssituatie,
was het een tafereel dat hem direct aan de hel deed denken.
‘Wat is de afstand, denk je?’ vroeg Neil Slater hem kalm terwijl de
kalasjnikovkogels tegen de zijkant van de zwartgeblakerde en
verwrongen landcruiser ketsten.
‘Vijftig meter, zou ik zeggen,’ zei Alex, die moeite had om zijn
stem onder controle te houden.
Slater knikte en pakte een granaat van zijn patroongordel.
Alex zag aan de goudkleurige top van de granaat dat het een uiterst
explosief type was, niet een antipersoneel- of
wittefosforgranaat.
Van de andere kant van de landcruiser klonk de knal van een
Russische granaat. Met de hand gegooid, vermoedde Alex, maar niet
ver genoeg.
Slater wierp kalm een blik op het sextantvizier op de draaggreep
van zijn wapen en liet het uiterst explosieve projectiel in de buis
van de 203-granaatwerper onder de loop van zijn MI6 glijden.
‘Inderdaad vijftig meter,’ zei hij. ‘Dekking, jongens. Tijd om een
Gold Top te versturen.’
‘Maak gehakt van de klootzakken,’ fluisterde Andreas van Rijn,
Slaters onderbevelhebber.
Terwijl ze met z’n drieën met hun MI6’s gerichte schoten afvuurden
op de Iraakse stelling, leunde Slater ijzig kalm naar voren uit de
dekking, wierp nog even een blik op het sextantvizier en
schoot.
De eivormige granaat viel een meter achter de geul op de grond,
stuiterde één keer op en explodeerde toen met een hoop lawaai maar
zonder schade aan te richten op de woestijnbodem. Het enige wat aan
gort ging, was een doornstruik.
Slater herlaadde snel. Deze keer kwam de granaat te vroeg neer,
maar wel ver genoeg om vijfentwintig kilo zand en plantenmateriaal
in de geul te blazen.
Het vuur vanuit de geul met de Iraki’s werd heviger, en het was
toen dat bij het SAS-team het vermoeden rees dat ze elitetroepen
tegenover zich hadden en dat Marwan in de geul zat. Dit was de
enige mógelijke verklaring voor het feit dat de Iraki’s, ondanks
dat ze volledig weggevaagd dreigden te worden, weigerden zich over
te geven: ze hadden opdracht gekregen de raketspecialist desnoods
ten koste van hun eigen leven te verdedigen.
Met een flauw boogje kwam een tweede Russische handgranaat
aangevlogen in de richting van de landcruiser, die met een
oorverdovende knal explodeerde tegen het vehikel. Er volgde een
salvo van kalasjnikovuur.
‘Volgens mij zijn wij nu aan de beurt,’ zei Slater terwijl hij
afkeurend zijn hoofd schudde over de Iraakse poging om hen op te
blazen. Deze keer viel de 203-granaat recht in de vijandelijke geul
en Alex zag een verbrijzeld geweer de lucht in vliegen en daarbij
de afgerukte arm die een seconde ervoor het wapen nog had
vastgehad.
‘Dat is vet raak!’ mompelde Andreas van Rijn bewonderend. ‘Heel vet
raak!’
Maar het schieten hield niet op. Ten minste drie Iraakse soldaten
waren nog in staat een wapen te hanteren en bleven dapper door
vechten, waardoor het SAS-team zich gedwongen zag plat achter het
vernielde voertuig te blijven liggen. Zo nu en dan konden Alex en
de anderen een paar kogels afvuren, maar het effect daarvan was
nihil. Wat kleine wapens betreft was er sprake van een patstelling.
Maar de SAS-Soldaten hadden hun 203-granaatwerpers.
Onverbiddelijk laadde Slater opnieuw. Hij had de afstand nu en liet
een vierde granaat in de Iraakse geul zeilen. Deze keer werd de
explosie gevolgd door stilte en daarna een laag, kreunend
geluid.
Slater stak zijn hand op om aan te geven dat het absoluut stil
moest zijn. Het SAS-team verroerde zich niet. Niets, alleen dat
langgerekte gekreun. Alle vier waren ze zich ervan bewust dat er
vroeg of laat Iraakse troepen zouden verschijnen. De vernietiging
van Al-Anbar was zeker niet onopgemerkt gebleven.
Alex verwisselde snel van magazijn en terwijl hij daarmee bezig
was, zag hij achter het luchtafweergeschutemplacement links van hen
een vage beweging. Een fractie van een seconde later sprintte er
een lange, in kaki gehulde figuur in de richting van de landcruiser
die een kalasjnikov bij zich had en - Alex nam het als in
slowmotion waar - een lichtgroene Russische cilindergranaat.
Geknield drukte Alex de zware MI6-203 tegen zijn schouder. Het leek
een eindeloos lang moment. Hij zag de moed en de vlammende blik in
de ogen van de Iraki, hoorde zijn zwoegende adem en zijn wanhopig
roffelende voeten, richtte zijn vizier op de borst van de
aanstormende man, zag zijn bovenlichaam half wegdraaien ter
voorbereiding op het werpen van de granaat - nog maar vijfentwintig
meter te gaan nu mikte, ademde rustig uit en schoot zes
5.56mm-kogels door het borstbeen van de man.
Op het moment dat ruim een halve kilo bot, spieren en longweefsel
uit de rug van de Iraakse soldaat spatte, bleven zijn ogen heel
even rusten op die van Alex. Er was verrassing in te bespeuren en
misschien een klein beetje teleurstelling, maar niet veel meer.
Is dat alles? vroeg Alex zich verbaasd af. Is het zo simpel om ie
mand te doden?
De Iraki viel achterover op zijn eigen granaat, waaruit hij de pin
had verwijderd alvorens aan zijn ren te beginnen. Hoewel het
atypisch was voor het product in kwestie en voor geëxporteerde
Russische granaten in het algemeen, werkte het explosief perfect.
Na precies vier seconden spoot het hart van de soldaat door zijn
ribben.
Er ging een huivering door Alex’ lichaam terwijl hij zijn tenen
in de laarzen van Farlow’s kromde en zich weer ontspande. Hij hield
zich nu al bijna drie uur schuil in de rivier achter Widdowes’
huis, gespitst op het minste of geringste geluid of luchtje dat
hier niet thuishoorde. Eindeloos hadden zijn aan het donker gewende
ogen het voor hem liggende stuk rivier afgespeurd. Hij had het
koud, maar niet dusdanig dat hij zijn wake diende te beëindigen
tussen zijn huid en de voering van het duikerpak zat een laag water
op lichaamstemperatuur. Hij kreeg het zelfs warmer naarmate hij
minder bewoog.
De mannen van MI5 hadden hun rol perfect gespeeld. Ze hadden
voortdurend luidruchtig en met sigaretten en zaklampen aan
rondgelopen op het terrein rond het huis en zodoende kordaat hun
aanwezigheid kenbaar gemaakt aan mensen die het huis eventueel in
de gaten hielden. Je had zeker geen nachtkijker nodig om te zien
dat er volk was.
Maar van de Verkenner geen spoor. Even na negenen was een gracieus
wiekende reiger komen aanvliegen die zich dicht bij de plek waar de
Verkenner volgens Alex’ inschatting uit de rivier zou klimmen in
het riet had genesteld. Een perfect alarmsysteem, dacht Alex. Zelfs
Joseph Meehan was niet in staat een reiger voorbij te sluipen
zonder het dier op te jagen.
Hij had niets gevoeld bij de dood van de Iraki. En ook niets
daarna, toen ze degenen hadden gedood die nog leefden. De meesten
van hen hadden verschrikkelijke brandwonden opgelopen bij het
inslaan van de Tornado-brandbommen en door de exploderende
Scud-brandstof, en het dubbele schot dat ze toege diend hadden
gekregen, had voor hen het einde van hun lijden betekend.
Ze hadden in de geul een dode man gevonden met wonden aan het hoofd
van granaatscherven en letsel van de explosies. Misschien was dat
Marwan geweest. Hij was niet gewapend en droeg als enige een kaki
overall. In zijn zakken hadden ze een rekenma chine van Tandy, een
identiteitsbewijs en een portefeuille met foto’s van zijn gezin
gevonden. Ze hadden deze spullen, samen met een half gesmolten
laptopcomputer van Toshiba die ze in de buurt van het
luchtafweergeschutemplacement hadden gevonden, in een zak gedaan en
mee teruggenomen naar hun basis. De operatie was de boeken in
gegaan als een compleet succes waar niets op aan te merken was.
Alex had niets gevoeld en hij had gedacht dat hij er zonder
kleerscheuren van af was gekomen.