6
Slaperig en met gesloten ogen strekte Alex zich naar haar uit.
Hij liet zijn vingers langzaam en onderzoekend over haar lichaam
glijden, voelde opnieuw het verlangen naar haar in zich
opkomen.
Maar Sophie leek veranderd. Haar borsten waren veel groter en
zwaarder dan hij zich herinnerde en zaten nu opgeborgen in een
ruime nylon beha en rustten tegen een stel warme vetrollen. En in
zijn neus drong niet de geur van parfum van Guerlain en een duur
kapsel door, maar van zweet, vliegtuigeten en gerecyclede
lucht.
Behoedzaam opende hij een oog. Het gezicht dat zich een paar
centimeter van hem vandaan bevond en de borst die hij streelde,
behoorden toe aan Maureen, zijn medepassagier uit Banjul. En de
hand die stevig zijn kruis beethad, was ook van Maureen.
‘Jij houdt inderdaad van stevige vrouwen, zo te zien,’ fluisterde
ze hunkerend. Ze verstevigde haar greep op zijn kruis. ‘En je bent
zelf ook een behoorlijk stevige jongen!’
Alex staarde haar aan. Het wit van haar ogen was lichtgeel
verkleurd en datzelfde gold voor haar tanden. Onder bij de wortels
van haar met henna geverfde kapsel was een centimeter grijs haar te
zien. Aan de andere kant van het gangpad richtte een van de weinige
mannelijke passagiers aan boord zijn blik op hem en gaf hem een
knipoog.
‘Een klein vogeltje zegt tegen me dat jij en ik op het punt staan
in hogere sferen te geraken,’ fluisterde ze.
Alex worstelde zich overeind. ‘Dat kleine vogeltje heeft het dan
bij het verkeerde eind,’ zei hij terwijl hij zich probeerde te
herinneren hoe de vrouw ook alweer heette. ‘Het spijt me. Ik lag...
Ik lag te slapen.’
Ze keek hem niet-begrijpend aan. ‘Je leek zo...’
‘Ik was aan het dromen,’ zei hij resoluut. ‘Over mijn
vriendin.’
‘O,’ zei ze, waarna ze recht ging zitten en een tijdschrift uit de
rug van de zitting voor haar pakte. ‘Zit dat zo.’
Haar gezicht en houding verraadden pijn en teleurstelling emoties
die haar niet vreemd waren, vermoedde Alex. Hij keek op zijn
horloge: 14.45 uur Londense tijd. Nog drie uur te gaan. Hij voelde
zich smerig en doodmoe. Wat hem na de landing in Londen wachtte,
was altijd beter dan dit. Dat kon bijna niet anders.
Hij werd opgewacht door drie mannen.
Ze stonden bij een van de douanemensen bij de aankomstbalie voor
burgers uit de Europese Unie. Een van hen was gekleed in een blits
sportjack met bijpassende broek en zag eruit als een bodybuilder
die zijn beste tijd had gehad. Iemand die betaald wordt voor zijn
spieren, dacht Alex. Ex-soldaat, achttien ruggen plus
kledingtoelage. De tweede man, iemand met een hoogrood gezicht in
een Barbour-jas, had de vermoeide, toegeeflijke blik in zijn ogen
van een ambtenaar die er al flink wat jaartjes op heeft zitten. De
derde, een jongere en meer militair ogende figuur in een jas met
een fluwelen kraag en daaronder een Brigade of Guards-stropdas,
kwam Alex vaag bekend voor. Box, vermoedde hij. MI5.
‘Kapitein Temple,’ vroeg de jongere man. ‘Wilt u zo vriendelijk
zijn deze kant op te komen?’
Ze gingen hem gehaast voor door het douanegedeelte, een stenen trap
af en vandaar naar buiten naar een parkeerterrein, waar ze bleven
staan bij een bijna nieuwe Ford Mondeo.
‘De naam is Alex, niet?’ zei de man in de jas met de fluwelen
kraag. ‘Gerald Farmilow. We zijn elkaar al eens tegengekomen in
Thames House. Ik ben de verbindingsofficier van MI5 bij het
Regiment.’
Hij herinnerde het zich nu weer. Ze hadden hem voorgesteld aan een
stel figuren van de veiligheidsdienst toen hij pas leider was van
het Rww-team. Farmilow was een van hen.
‘Ik weet het weer, Gerald,’ zei hij. ‘Het spijt me. Ik heb een
lange nacht achter de rug.’
‘Proficiat trouwens,’ zei Farmilow. ‘Een uitstekend resultaat.’
Alex knikte. Hij had een droge keel en verlangde naar een frisse
douche. En een stel kleren die er enigszins toonbaar uitzagen.
Farmilow keek op zijn horloge, een flinterdun ding van goud en
email, en knikte naar de man in de Barbour-jas.
‘Alex, George zal je vertellen waar het om gaat.’ Hij stak zijn
hand uit. ‘Ik moet er weer vandoor, terug naar Millbank.’
Een snelle handdruk en hij was weg. Identificatie uitgevoerd.
Missie voltooid.
‘Ik ben George Widdowes,’ zei de man in de Barbour-jas terwijl hij
een van de achterste portieren van de Mondeo opende, ‘en dit Is Tom
Ritchie.’
De chauffeur stak zwijgend zijn hand op.
‘Ik wil je net als Gerald graag feliciteren,’ vervolgde Widdowes.
‘Ik begrijp dat je afgelopen nacht een zeer succesvolle actie hebt
uitgevoerd.’
Alex keek hem nietszeggend aan en klom in de auto. Hij was niet van
plan om met deze mensen zaken van het Regiment te bespreken.
Widdowes knikte goedkeurend. ‘Lippen op elkaar. Zo hoort dat. Kijk,
kapitein Temple, we hebben een rit van ruim een uur voor de boeg.
We gaan naar Goring in Berkshire. Ik zal je onderweg bijpraten.
Rook je?’
Alex schudde zijn hoofd.
De jongere man reed, Widdowes zat met Alex op de achterbank. Alex’
logeertas belandde op een laptopcomputer die op de voorbank lag.
Niemand zei iets totdat ze met de rest van het avondspitsverkeer
via een afslag naar de M4 hobbelden, maar ten slotte draaide
Widdowes zich half naar hem toe. ‘Ik weet dat ik dit eigenlijk niet
hoef te zeggen, maar je mag absoluut geen woord van wat ik je ga
vertellen tegenover iemand anders herhalen. Of het nu een collega
is of een hogere officier of iemand van de veiligheidsdienst.’
Alex nam niet de moeite om te reageren. Hij zat met halfgesloten
ogen tegen de rug van de achterbank van de Mondeo geleund en voelde
de spanning in zijn schouders een beetje wegtrekken.
‘Goed. Oké dan. Moest ik gewoon even zeggen. Je weet hoe het met
dit soort dingen is.’
Alex knikte.
‘Oké... Nou, daar gaan we dan. Twee weken geleden is er iemand
vermoord in Chertsey, net een klein eindje de M25 op in Surrey.
Bekend bij jou?’
‘Is daar niet een verkoopplaats van legerdump?’
‘Dat klopt. En daarom was het slachtoffer, Barry Fenn, een van onze
redelijk hoge mensen, daar in de buurt.’
Alex knikte. Hij was zich plotseling zeer bewust van zijn
uiterlijk. Hij voelde zich belachelijk in zijn gebloemde hemd en
slippers. Typisch iets van Box om je zo halsoverkop ergens mee
naartoe te nemen. ‘Ga verder,’ zei hij op vlakke toon.
‘Je was natuurlijk niet hier, maar zelfs als je wel hier was
geweest, had je er niets over gehoord of gezien. We hebben hem
nadat we hem vonden opgeknapt en het lichaam toen spoorloos laten
verdwijnen. Officieel stierf Barry Fenn aan een hartaanval in een
ambulance op weg naar het St Peter’s Hospital in Chertsey. In
werkelijkheid werd hij vroeg in de ochtend vermoord in een
slaapkamer op de derde verdieping in de White Rose Lodge door een
of meer onbekende personen. De moordenaar - ik ga ervan uit dat het
één iemand was - stelde aan de buitenkant het
schijnwerperalarmsysteem buiten werking, klom aan de achterkant van
het gebouw omhoog, verschafte zich toegang via een raam,
elimineerde onze man, keerde terug zoals hij was gekomen en
verdween.’
‘Hoe is hij vermoord?’ vroeg Alex.
‘Op een afschuwelijke manier,’ zei Widdowes en hij sloot zijn ogen.
‘Barry Fenn was een goede vriend van mij. Ongeveer twintig jaar
al.’
Alex wachtte. Widdowes plaatste zijn vingertoppen weer tegen
elkaar.
‘De moordenaar heeft zijn polsen bij elkaar gebonden en een spijker
van vijftien centimeter door de zijkant van zijn hoofd geslagen. En
toen hij daarmee klaar was, heeft hij zijn tong afgesneden.’
Alex zei niets. Widdowes’ woorden hadden bij hem een aantal
alarmbellen doen rinkelen, maar hij liet daar niets van merken. De
SAS stond zeer argwanend tegenover de andere
veiligheidsdiensten, omdat ze er, naar hun mening, qua
personeelsbeleid een potje van maakten. David Shayler had MI5
behoorlijk voor schut gezet door een stuk te publiceren over hun
rol in een moordcomplot tegen Muammar Kadhafi, en Richard Tomlinson
had MI6 ongeveer eenzelfde dienst bewezen toen hij bekendmaakte dat
er plannen waren om Slobodan Milosevic te grazen te nemen met hulp
van de RWW. Het was geen goed moment om in nauw contact te
staan met een van die militaire inlichtingendiensten.
‘Het spijt me,’ zei Alex neutraal. ‘Hij was vast een prima
kerel.’
‘Dat was ie,’ zei Widdowes.
Alex wierp een blik op zijn plastic sandalen en zonverbrande tenen
en moest denken aan Afrika en Don Hammond en het geschreeuw van de
gewonde RUF-rebellen. Hoewel de sporen die de bloedzuigers
op zijn armen en benen en onderbuik hadden achtergelaten nog vers
waren, leken de bloedige gebeurtenissen van de afgelopen nacht al
ver weg. ‘Laten we terzake komen, Widdowes,’ zei hij. ‘Wat willen
jullie van mij?’
De MI5-man draaide zich naar hem toe. ‘We gaan naar de plaats van
een tweede moord. Op Craig Gidley, eveneens een officier van onze
organisatie. Precies dezelfde modus operandi, behalve dat de
moordenaar deze keer zijn ogen heeft uitgestoken.’
Een moment stilte.
‘Ga verder,’ zei Alex.
‘En we hebben reden om te denken dat een van onze jongens de
moordenaar is. Of beter gezegd, een van jullie jongens. Een door de
SAS getrainde undercoveragent.’
Alex staarde uit het raam. Ze passeerden een volgelopen grindkuil,
een stuk bos, velden.
‘Wij willen dat deze man gevonden wordt, kapitein Temple. Zo snel
mogelijk.’
Het huis van de dode man stond een klein eindje buiten de aan de
Theems gelegen plaats Goring. Het was een verbouwde Georgiaanse
boerderij met aan de voorkant een goed onderhouden gazon,
taxusbomen en een lindeboom en daaromheen een hoge muur van
natuursteen. Op de oprit naar de hoofdingang stonden een paar
auto’s geparkeerd.
Ritchie vond een plekje voor de Mondeo, opende het portier voor
Widdowes, ging weer achter het stuur zitten en tikte een sigaret
uit zijn pakje. Widdowes ging Alex voor naar de achterkant van het
huis, waar twee mannen en twee vrouwen aan een gietijzeren
tuintafel zaten. Zo te zien waren ze er al een tijdje.
Widdowes leidde Alex de tafel rond, eerst naar de oudste en
kennelijk hoogstgeplaatste vrouw, die hij voorstelde als ‘onze
onderdirecteur’, vervolgens naar de twee mannen, respectievelijk
een patholoog van de eigen dienst en een rechercheur. Als laatste
werd hij voorgesteld aan een onopvallende jonge vrouw die Dawn
Harding heette.
Nadat deze formaliteiten waren afgehandeld, excuseerden de
patholoog en de rechercheur zich en verdwenen in het huis. Alex en
Widdowes namen na een gebaar van de onderdirecteur plaats in de
leeggekomen stoelen.
‘Dank u dat u zo snel hier bent, kapitein Temple,’ zei de
onderdirecteur. Ze was een knappe vrouw zonder opsmuk, in de
vijftig, grijs haar.
Alex knikte voorzichtig.
‘Ik geloof dat George u al op de hoogte heeft gebracht van de
gebeurtenissen.’
‘In grote lijnen.’
‘En ook van wat wij willen dat u doet.’
‘Hij heeft me een redelijk idee gegeven.’
‘En?’
‘En mijn antwoord aan u is hetzelfde als het antwoord dat ik aan
hem heb gegeven: dat ik een soldaat ben, geen politieman. Ik kan
iemand opsporen in een jungle of een berggebied, maar niet in een
database met dossiers van criminelen of de computerbestanden van
een veiligheidsdienst. U hebt de verkeerde persoon uitgezocht.’
De onderdirecteur keek naar haar twee collega’s en toen weer naar
Alex. ‘U hoeft ook niet aan de slag met bestanden of dossiers,’ zei
ze kalm. ‘We weten wie Fenn en Gidley heeft vermoord.’
Alex keek strak voor zich uit. ‘Jullie weten wie...’
‘Ja. We hebben althans een vrij zeker vermoeden. En hem pakken doen
we zelf. De klus die we voor u hebben, gaat meer in de richting van
opruimingswerkzaamheden. Maar voor we daar verder op ingaan, had ik
graag dat u een blik werpt op het lichaam om te kijken of u er iets
uit kunt opmaken. George?’
Widdowes stond op en leidde Alex door de achterdeur het huis in.
Binnen gaf een met flagstones belegde gang toegang tot een hal, en
de hal tot een klein studeervertrek vol kasten met boeken. De
inrichting van het huis zag er in Alex’ ogen duur uit. Het
meubilair was oud en donker en de portretten die in vergulde
lijsten aan de muren hingen leken origineel.
Opruimingswerkzaamheden. Typisch gelul van Box. Ze bedoelden
natuurlijk executie.
De eigenaar van het huis lag met zijn gezicht naar beneden op het
tapijt van het studeervertrek. Hoewel hij niet groot was, was het
een forse man en zijn smoking leek een maat te klein. Zijn donker
aangelopen en gezwollen handen waren met een gelig koord op zijn
rug bijeengebonden en aan de ernstig geschaafde polsen was te zien
dat hij flink had gevochten om los te komen. Onder zijn gezicht lag
een plas gestold bloed die het versleten Perzische tapijt zwart
kleurde. In de lucht hing de koperachtige geur van bloed.
Widdowes gaf vanuit de deuropening aan Alex te kennen dat hij
binnen kon komen om het lijk van dichtbij te bekijken.
‘We zijn klaar met foto’s maken en het technische onderzoek. |e
kunt hem omrollen als je wilt.’
Alex had daar absoluut geen zin in, maar hij zette zijn handen
tegen het lichaam en duwde en het lijk rolde zwaar op zijn rug. In
deze positie werd duidelijk hoe gruwelijk de man vermoord was. Zijn
gezicht vormde een onherkenbaar masker van aangekoekt bloed. Waar
de ogen hadden gezeten, bevonden zich nu dichtgeklonterde zwarte
gaten. Bij de rechterslaap van het slachtoffer stak de kop van een
dikke spijker naar buiten, zij het niet meer clan een paar
millimeter. Bij nadere inspectie bleek de kop van de spijker
bevlekt met roest. Een minuut lang staarde Alex naar het lijk. Dat
leek van hem verwacht te worden.
‘Oké?’ vroeg Widdowes.
Alex haalde zijn schouders op. ‘Laten we nog een keer nagaan wat er
is gebeurd. De Gidleys hadden een feestje, is het niet?’
‘Een etentje,’ zei Widdowes. ‘Een etentje voor vier collega’s van
de dienst en hun partners. Waarschijnlijk zijn ze gearriveerd rond
het tijdstip waarop jij Freetown verliet voor jouw afspraak met het
RUF.’
‘En jij was er niet bij?’ vroeg Alex.
‘Nee,’ zei Widdowes, waarbij in zijn stem een licht geërgerde toon
doorklonk. ‘Ik was er toevallig niet bij.’
‘En de onderdirecteur?’
‘De OD was er wel bij, ja. Alles bij elkaar, Craig en
Letitia Gidley meegerekend, zaten ze met z’n tienen aan tafel. Om
half een ’s nachts waren de gasten weer weg en deed Craig Gidley de
toegangspoort op slot en liet de honden los.’
‘Het waren dobermanns, niet? Agressieve honden?’
‘Dat klopt. Ze zaten opgesloten in hun kennel toen de gasten hier
waren. Normaal liepen ze altijd vrij rond op het erf, alles bij
elkaar ongeveer een hectare groot. Beter dan een alarminstallatie,
zoals je je wel kunt voorstellen.’
‘Maar deze keer niet,’ zei Alex met een ernstig gezicht.
‘Euh, nee. Deze keer niet.’ Widdowes wreef in zijn ogen. Bij Alex
rees het vermoeden dat de MI5-man waarschijnlijk net zo’n klotedag
achter de rug had als hijzelf.
‘Kort daarna zag Letitia Gidley haar man de toegangspoort op slot
doen. Ze ging naar boven om te gaan slapen - ze sliepen gescheiden
- en hij ging naar de studeerkamer met de mededeling dat hij nog
een halfuur achter de computer ging zitten met een bodempje whisky.
Dat was de laatste keer dat ze hem in leven zag. Ze vond hem hier
om half tien vanochtend en belde daarna de OD.’
‘Waar is, hoe heet ze ook alweer, Letitia Gidley nu?’
‘Bij een collega in Londen. Is er slecht aan toe, zoals je je wel
kunt voorstellen. Laten we naar buiten gaan.’
Alex volgde hem dankbaar naar de hal en vandaar naar de voordeur.
De deur was van zwaar eiken en verstevigd met staal. ‘Is hij hier
naar binnen gegaan?’ vroeg Alex.
‘Ja. Heeft gewoon het slot opengeprikt. Heel vakkundig. Kom
mee.’
Widdowes leidde hem langs de geparkeerde auto’s naar de
toegangspoort, ongeveer vijftig meter verderop, waar hij wees naar
een telegraafpaal.
‘Zie je daar dat kleine doosje aan de draad die naar het huis
loopt?’
Alex zag meteen wat het was. ‘Dat is een akoestische deacti
veerder. Stuurt een vals veiligheidssignaal naar de
alarminstallatie.’
‘Dat klopt. Heb je ooit zo’n ding gebruikt?’
Alex had geen zin om de vraag te beantwoorden. ‘En alleen het huis
was voorzien van een alarm?’
Widdowes keek hem even nadenkend aan alvorens te knikken. ‘Alleen
het huis. Die twee lieverdjes hielden de tuin in de gaten.’
Hij ging Alex voor over het gazon. Tussen de lupines en ridderspoor
in de border lagen de verstijfde lichamen van twee
dobermannpinchers.
Alex floot van bewondering. ‘Hij is goed, die gast. En de vrouw
heeft niks gehoord?’
‘Niks.’
Alex knikte. Bij de voordeur waren de twee mannen die hij eerder
had ontmoet bezig een lijkzak in de kofferbak van een van de auto’s
te laden. Ritchie hielp hen een handje met een sigaret in zijn
mond.
‘Hoe zou jij Gidley hebben uitgeschakeld?’ vroeg Widdowes.
‘Ik zou het ongeveer op dezelfde manier hebben gedaan als die
gast,’ antwoordde Alex. ‘Wachten tot iedereen binnen is en ze met
z’n allen aan tafel zitten, dan in die telegraafpaal klimmen en het
alarm buiten werking stellen. Hij zal zich op dat moment nog niet
op het erf hebben gewaagd vanwege de honden.’
‘Hoe wist hij dat er honden waren?’ vroeg Widdowes. ‘Hij zal ze
waarschijnlijk gezien hebben,’ zei Alex. ‘Waarschijnlijk heeft hij
het huis dagenlang en misschien zelfs wel wekenlang geobserveerd.
Hij zal waarschijnlijk geweten hebben hoe de honden heetten,
wanneer ze voer kregen, alles.’
‘En daarna?’
‘Daarna zal hij zich waarschijnlijk hebben teruggetrokken en ergens
een plaatsje hebben gezocht vanwaar hij aan het eind van de avond
kon tellen hoeveel auto’s er weer vertrokken. Ergens in de velden
misschien of in een boom. Waarschijnlijk had hij een verrekijker
bij zich. Zo gauw hij er zeker van was dat de Gidleys alleen waren,
is hij teruggekeerd en over de muur geklommen.’
‘En de honden dan?’
‘Zie je hoe ze erbij liggen?’ vroeg Alex terwijl hij met een vinger
naar de verwrongen lichamen wees. ‘Ik durf te wedden dat hij vergif
heeft gebruikt. Vlees met daarin strychnine. Je lokt de honden naar
je toe door een keer te fluiten, gooit het vlees neer en gaat dan
in een onderdanige houding liggen, met je gezicht plat op de grond.
De honden zullen je dan niet naar de keel vliegen en alleen even
over je heen zeiken. Wanneer ze namelijk op die manier .symbolisch
tot uiting hebben gebracht dat ze de baas zijn, vorm Je geen
bedreiging meer en verleggen ze hun aandacht naar het vlees.’
‘Grote fout,’ mompelde Widdowes droogjes.
‘Een heel grote fout,’ beaamde Alex. ‘Ze zijn in een paar seconden
dood. Daarna loopt onze man naar de voordeur, forceert het slot
en...’ Hij trok zijn schouders op. ‘Zo heeft ie het gedaan. Maar
waarom hij het heeft gedaan...? Dat mag jij mij vertellen.’
‘Laten we teruggaan naar de OD,’ zei Widdowes.
Ze liepen terug naar de achterkant van het huis, waar de
onderdirecteur zat te schrijven in een kleine ringmap. De twee
mannen gingen zitten. Het duurde enkele seconden voordat ze opkeek.
‘Wel, kapitein Temple, geef ons uw oordeel over de dader.’
Alex aarzelde. ‘Waarom ik?’ vroeg hij haar. ‘Waarom halen jullie me
halsoverkop uit de jungle in Sierra Leone terwijl je vanmorgen
vroeg vanuit Hereford een kerel had kunnen laten invliegen met een
chopper? Waarom een groot deel van de dag ongebruikt voorbij laten
gaan?’
De onderdirecteur toonde een heel klein glimlachje. ‘Omdat ik per
se u wilde hebben, kapitein Temple, niet zomaar een of andere
kerel. Ik heb begrepen dat er geen betere is dan u.’
Alex wendde zijn blik af. ‘Wie heeft u dat verteld?’ vroeg hij met
een sardonische grijns.
‘Na een voorbeeldig dienstverband van tien jaar in de onderste
gelederen bevorderd tot officier. Teamleider van de RWW en
nog steeds kapitein... De feiten spreken voor zich.’
Alex haalde zijn schouders op. Hij had het idee dat hij er op de
een of andere manier in was geslaagd om in de loop van de jaren
geen brokken te maken. En dat hij daarin was geslaagd zonder zich
in te likken bij de hoge pieten, wat hij persoonlijk pas echt een
prestatie vond. ‘Laat me dit even helder krijgen,’ zei hij. ‘Jullie
zijn druk bezig om te proberen de man op te sporen die Fenn en
Gidley heeft vermoord. Stel dat jullie hem vinden, dan willen
jullie dat ik het zaakje overneem en hem elimineer.’
‘Daar komt het zo ongeveer op neer, ja.’
Alex knikte. ‘Als ik besluit dat te gaan doen, moet ik alles weten
wat jullie aan informatie over hem hebben.’
‘Dat is geen probleem.’
‘En ik zal jullie dan ook een paar behoorlijk gevoelige vragen
moeten stellen.’
‘En ik zal dan mijn best doen die te beantwoorden, kapitein Temple.
Tussen ons zullen er geen geheimen zijn. Wij willen deze man van de
straat, en wel zo snel mogelijk. Om redenen waarop ik vast niet
hoef in te gaan, wil ik dat de zaak aan kant is voordat de politie
er lucht van krijgt. Of, God sta ons bij, de pers. Dat betekent
binnen een paar dagen, kapitein Temple. Niet weken. Het is
urgent.’
Alex knikte instemmend en richtte zijn blik op de tuin in het
stille avondlicht. In de geurige lucht dansten muggen rond.
Verbeeldde hij het zich of had ze, als om te suggereren dat hij bij
succes zou worden bevorderd, het woord ‘kapitein’ met nadruk
uitgesproken? Of misschien wel dat hij bij weigering zou worden
gedegradeerd... Niet dat hij veel hoop had dat hij nee kon
zeggen.
‘Oké.’ Hij knikte.
De onderdirecteur veegde haar papieren bij elkaar. ‘Mooi,’ zei ze
ferm. ‘Dan zie ik u morgen om negen uur op mijn bureau. Dan hebben
we foto’s en het gros van de forensische informatie en kan ik u
inlichten over de achtergronden van dit alles. In de tussentijd zal
Dawn u begeleiden. Zij brengt u terug naar Londen. Als u iets nodig
hebt, vraagt u het dan gewoon aan haar.’ Na deze woorden stond ze
op, stak haar hand uit naar Alex - hij drukte die misschien iets
enthousiaster dan eigenlijk hoorde - en verdween met gezwinde pas
in het huis.
‘Ik ruim het hier wel op, Dawn,’ zei George Widdowes. ‘Jij en de
kapitein kunnen wat mij betreft vertrekken. Tenzij er natuurlijk’-
hij wendde zich tot Alex - ‘nog iets is wat je wilt zien?’
‘Ik denk het niet,’ zei Alex en hij richtte zijn aandacht voor het
eerst op de vrouw die al die tijd zwijgend aan de andere kant van
de tafel had gezeten.