6

Slaperig en met gesloten ogen strekte Alex zich naar haar uit. Hij liet zijn vingers langzaam en onderzoekend over haar lichaam glijden, voelde opnieuw het verlangen naar haar in zich opkomen.
Maar Sophie leek veranderd. Haar borsten waren veel groter en zwaarder dan hij zich herinnerde en zaten nu opgeborgen in een ruime nylon beha en rustten tegen een stel warme vetrollen. En in zijn neus drong niet de geur van parfum van Guerlain en een duur kapsel door, maar van zweet, vliegtuigeten en gerecyclede lucht.
Behoedzaam opende hij een oog. Het gezicht dat zich een paar centimeter van hem vandaan bevond en de borst die hij streelde, behoorden toe aan Maureen, zijn medepassagier uit Banjul. En de hand die stevig zijn kruis beethad, was ook van Maureen.
‘Jij houdt inderdaad van stevige vrouwen, zo te zien,’ fluisterde ze hunkerend. Ze verstevigde haar greep op zijn kruis. ‘En je bent zelf ook een behoorlijk stevige jongen!’
Alex staarde haar aan. Het wit van haar ogen was lichtgeel verkleurd en datzelfde gold voor haar tanden. Onder bij de wortels van haar met henna geverfde kapsel was een centimeter grijs haar te zien. Aan de andere kant van het gangpad richtte een van de weinige mannelijke passagiers aan boord zijn blik op hem en gaf hem een knipoog.
‘Een klein vogeltje zegt tegen me dat jij en ik op het punt staan in hogere sferen te geraken,’ fluisterde ze.
Alex worstelde zich overeind. ‘Dat kleine vogeltje heeft het dan bij het verkeerde eind,’ zei hij terwijl hij zich probeerde te herinneren hoe de vrouw ook alweer heette. ‘Het spijt me. Ik lag... Ik lag te slapen.’
Ze keek hem niet-begrijpend aan. ‘Je leek zo...’
‘Ik was aan het dromen,’ zei hij resoluut. ‘Over mijn vriendin.’
‘O,’ zei ze, waarna ze recht ging zitten en een tijdschrift uit de rug van de zitting voor haar pakte. ‘Zit dat zo.’
Haar gezicht en houding verraadden pijn en teleurstelling emoties die haar niet vreemd waren, vermoedde Alex. Hij keek op zijn horloge: 14.45 uur Londense tijd. Nog drie uur te gaan. Hij voelde zich smerig en doodmoe. Wat hem na de landing in Londen wachtte, was altijd beter dan dit. Dat kon bijna niet anders.

Hij werd opgewacht door drie mannen.
Ze stonden bij een van de douanemensen bij de aankomstbalie voor burgers uit de Europese Unie. Een van hen was gekleed in een blits sportjack met bijpassende broek en zag eruit als een bodybuilder die zijn beste tijd had gehad. Iemand die betaald wordt voor zijn spieren, dacht Alex. Ex-soldaat, achttien ruggen plus kledingtoelage. De tweede man, iemand met een hoogrood gezicht in een Barbour-jas, had de vermoeide, toegeeflijke blik in zijn ogen van een ambtenaar die er al flink wat jaartjes op heeft zitten. De derde, een jongere en meer militair ogende figuur in een jas met een fluwelen kraag en daaronder een Brigade of Guards-stropdas, kwam Alex vaag bekend voor. Box, vermoedde hij. MI5.
‘Kapitein Temple,’ vroeg de jongere man. ‘Wilt u zo vriendelijk zijn deze kant op te komen?’
Ze gingen hem gehaast voor door het douanegedeelte, een stenen trap af en vandaar naar buiten naar een parkeerterrein, waar ze bleven staan bij een bijna nieuwe Ford Mondeo.
‘De naam is Alex, niet?’ zei de man in de jas met de fluwelen kraag. ‘Gerald Farmilow. We zijn elkaar al eens tegengekomen in Thames House. Ik ben de verbindingsofficier van MI5 bij het Regiment.’
Hij herinnerde het zich nu weer. Ze hadden hem voorgesteld aan een stel figuren van de veiligheidsdienst toen hij pas leider was van het Rww-team. Farmilow was een van hen.
‘Ik weet het weer, Gerald,’ zei hij. ‘Het spijt me. Ik heb een lange nacht achter de rug.’
‘Proficiat trouwens,’ zei Farmilow. ‘Een uitstekend resultaat.’
Alex knikte. Hij had een droge keel en verlangde naar een frisse douche. En een stel kleren die er enigszins toonbaar uitzagen.
Farmilow keek op zijn horloge, een flinterdun ding van goud en email, en knikte naar de man in de Barbour-jas.
‘Alex, George zal je vertellen waar het om gaat.’ Hij stak zijn hand uit. ‘Ik moet er weer vandoor, terug naar Millbank.’
Een snelle handdruk en hij was weg. Identificatie uitgevoerd. Missie voltooid.
‘Ik ben George Widdowes,’ zei de man in de Barbour-jas terwijl hij een van de achterste portieren van de Mondeo opende, ‘en dit Is Tom Ritchie.’
De chauffeur stak zwijgend zijn hand op.
‘Ik wil je net als Gerald graag feliciteren,’ vervolgde Widdowes. ‘Ik begrijp dat je afgelopen nacht een zeer succesvolle actie hebt uitgevoerd.’
Alex keek hem nietszeggend aan en klom in de auto. Hij was niet van plan om met deze mensen zaken van het Regiment te bespreken.
Widdowes knikte goedkeurend. ‘Lippen op elkaar. Zo hoort dat. Kijk, kapitein Temple, we hebben een rit van ruim een uur voor de boeg. We gaan naar Goring in Berkshire. Ik zal je onderweg bijpraten. Rook je?’
Alex schudde zijn hoofd.
De jongere man reed, Widdowes zat met Alex op de achterbank. Alex’ logeertas belandde op een laptopcomputer die op de voorbank lag. Niemand zei iets totdat ze met de rest van het avondspitsverkeer via een afslag naar de M4 hobbelden, maar ten slotte draaide Widdowes zich half naar hem toe. ‘Ik weet dat ik dit eigenlijk niet hoef te zeggen, maar je mag absoluut geen woord van wat ik je ga vertellen tegenover iemand anders herhalen. Of het nu een collega is of een hogere officier of iemand van de veiligheidsdienst.’
Alex nam niet de moeite om te reageren. Hij zat met halfgesloten ogen tegen de rug van de achterbank van de Mondeo geleund en voelde de spanning in zijn schouders een beetje wegtrekken.
‘Goed. Oké dan. Moest ik gewoon even zeggen. Je weet hoe het met dit soort dingen is.’
Alex knikte.
‘Oké... Nou, daar gaan we dan. Twee weken geleden is er iemand vermoord in Chertsey, net een klein eindje de M25 op in Surrey. Bekend bij jou?’
‘Is daar niet een verkoopplaats van legerdump?’
‘Dat klopt. En daarom was het slachtoffer, Barry Fenn, een van onze redelijk hoge mensen, daar in de buurt.’
Alex knikte. Hij was zich plotseling zeer bewust van zijn uiterlijk. Hij voelde zich belachelijk in zijn gebloemde hemd en slippers. Typisch iets van Box om je zo halsoverkop ergens mee naartoe te nemen. ‘Ga verder,’ zei hij op vlakke toon.
‘Je was natuurlijk niet hier, maar zelfs als je wel hier was geweest, had je er niets over gehoord of gezien. We hebben hem nadat we hem vonden opgeknapt en het lichaam toen spoorloos laten verdwijnen. Officieel stierf Barry Fenn aan een hartaanval in een ambulance op weg naar het St Peter’s Hospital in Chertsey. In werkelijkheid werd hij vroeg in de ochtend vermoord in een slaapkamer op de derde verdieping in de White Rose Lodge door een of meer onbekende personen. De moordenaar - ik ga ervan uit dat het één iemand was - stelde aan de buitenkant het schijnwerperalarmsysteem buiten werking, klom aan de achterkant van het gebouw omhoog, verschafte zich toegang via een raam, elimineerde onze man, keerde terug zoals hij was gekomen en verdween.’
‘Hoe is hij vermoord?’ vroeg Alex.
‘Op een afschuwelijke manier,’ zei Widdowes en hij sloot zijn ogen. ‘Barry Fenn was een goede vriend van mij. Ongeveer twintig jaar al.’
Alex wachtte. Widdowes plaatste zijn vingertoppen weer tegen elkaar.
‘De moordenaar heeft zijn polsen bij elkaar gebonden en een spijker van vijftien centimeter door de zijkant van zijn hoofd geslagen. En toen hij daarmee klaar was, heeft hij zijn tong afgesneden.’
Alex zei niets. Widdowes’ woorden hadden bij hem een aantal alarmbellen doen rinkelen, maar hij liet daar niets van merken. De SAS stond zeer argwanend tegenover de andere veiligheidsdiensten, omdat ze er, naar hun mening, qua personeelsbeleid een potje van maakten. David Shayler had MI5 behoorlijk voor schut gezet door een stuk te publiceren over hun rol in een moordcomplot tegen Muammar Kadhafi, en Richard Tomlinson had MI6 ongeveer eenzelfde dienst bewezen toen hij bekendmaakte dat er plannen waren om Slobodan Milosevic te grazen te nemen met hulp van de RWW. Het was geen goed moment om in nauw contact te staan met een van die militaire inlichtingendiensten.
‘Het spijt me,’ zei Alex neutraal. ‘Hij was vast een prima kerel.’
‘Dat was ie,’ zei Widdowes.
Alex wierp een blik op zijn plastic sandalen en zonverbrande tenen en moest denken aan Afrika en Don Hammond en het geschreeuw van de gewonde RUF-rebellen. Hoewel de sporen die de bloedzuigers op zijn armen en benen en onderbuik hadden achtergelaten nog vers waren, leken de bloedige gebeurtenissen van de afgelopen nacht al ver weg. ‘Laten we terzake komen, Widdowes,’ zei hij. ‘Wat willen jullie van mij?’
De MI5-man draaide zich naar hem toe. ‘We gaan naar de plaats van een tweede moord. Op Craig Gidley, eveneens een officier van onze organisatie. Precies dezelfde modus operandi, behalve dat de moordenaar deze keer zijn ogen heeft uitgestoken.’
Een moment stilte.
‘Ga verder,’ zei Alex.
‘En we hebben reden om te denken dat een van onze jongens de moordenaar is. Of beter gezegd, een van jullie jongens. Een door de SAS getrainde undercoveragent.’
Alex staarde uit het raam. Ze passeerden een volgelopen grindkuil, een stuk bos, velden.
‘Wij willen dat deze man gevonden wordt, kapitein Temple. Zo snel mogelijk.’

Het huis van de dode man stond een klein eindje buiten de aan de Theems gelegen plaats Goring. Het was een verbouwde Georgiaanse boerderij met aan de voorkant een goed onderhouden gazon, taxusbomen en een lindeboom en daaromheen een hoge muur van natuursteen. Op de oprit naar de hoofdingang stonden een paar auto’s geparkeerd.
Ritchie vond een plekje voor de Mondeo, opende het portier voor Widdowes, ging weer achter het stuur zitten en tikte een sigaret uit zijn pakje. Widdowes ging Alex voor naar de achterkant van het huis, waar twee mannen en twee vrouwen aan een gietijzeren tuintafel zaten. Zo te zien waren ze er al een tijdje.
Widdowes leidde Alex de tafel rond, eerst naar de oudste en kennelijk hoogstgeplaatste vrouw, die hij voorstelde als ‘onze onderdirecteur’, vervolgens naar de twee mannen, respectievelijk een patholoog van de eigen dienst en een rechercheur. Als laatste werd hij voorgesteld aan een onopvallende jonge vrouw die Dawn Harding heette.
Nadat deze formaliteiten waren afgehandeld, excuseerden de patholoog en de rechercheur zich en verdwenen in het huis. Alex en Widdowes namen na een gebaar van de onderdirecteur plaats in de leeggekomen stoelen.
‘Dank u dat u zo snel hier bent, kapitein Temple,’ zei de onderdirecteur. Ze was een knappe vrouw zonder opsmuk, in de vijftig, grijs haar.
Alex knikte voorzichtig.
‘Ik geloof dat George u al op de hoogte heeft gebracht van de gebeurtenissen.’
‘In grote lijnen.’
‘En ook van wat wij willen dat u doet.’
‘Hij heeft me een redelijk idee gegeven.’
‘En?’
‘En mijn antwoord aan u is hetzelfde als het antwoord dat ik aan hem heb gegeven: dat ik een soldaat ben, geen politieman. Ik kan iemand opsporen in een jungle of een berggebied, maar niet in een database met dossiers van criminelen of de computerbestanden van een veiligheidsdienst. U hebt de verkeerde persoon uitgezocht.’
De onderdirecteur keek naar haar twee collega’s en toen weer naar Alex. ‘U hoeft ook niet aan de slag met bestanden of dossiers,’ zei ze kalm. ‘We weten wie Fenn en Gidley heeft vermoord.’
Alex keek strak voor zich uit. ‘Jullie weten wie...’
‘Ja. We hebben althans een vrij zeker vermoeden. En hem pakken doen we zelf. De klus die we voor u hebben, gaat meer in de richting van opruimingswerkzaamheden. Maar voor we daar verder op ingaan, had ik graag dat u een blik werpt op het lichaam om te kijken of u er iets uit kunt opmaken. George?’
Widdowes stond op en leidde Alex door de achterdeur het huis in. Binnen gaf een met flagstones belegde gang toegang tot een hal, en de hal tot een klein studeervertrek vol kasten met boeken. De inrichting van het huis zag er in Alex’ ogen duur uit. Het meubilair was oud en donker en de portretten die in vergulde lijsten aan de muren hingen leken origineel.
Opruimingswerkzaamheden. Typisch gelul van Box. Ze bedoelden natuurlijk executie.
De eigenaar van het huis lag met zijn gezicht naar beneden op het tapijt van het studeervertrek. Hoewel hij niet groot was, was het een forse man en zijn smoking leek een maat te klein. Zijn donker aangelopen en gezwollen handen waren met een gelig koord op zijn rug bijeengebonden en aan de ernstig geschaafde polsen was te zien dat hij flink had gevochten om los te komen. Onder zijn gezicht lag een plas gestold bloed die het versleten Perzische tapijt zwart kleurde. In de lucht hing de koperachtige geur van bloed.
Widdowes gaf vanuit de deuropening aan Alex te kennen dat hij binnen kon komen om het lijk van dichtbij te bekijken.
‘We zijn klaar met foto’s maken en het technische onderzoek. |e kunt hem omrollen als je wilt.’
Alex had daar absoluut geen zin in, maar hij zette zijn handen tegen het lichaam en duwde en het lijk rolde zwaar op zijn rug. In deze positie werd duidelijk hoe gruwelijk de man vermoord was. Zijn gezicht vormde een onherkenbaar masker van aangekoekt bloed. Waar de ogen hadden gezeten, bevonden zich nu dichtgeklonterde zwarte gaten. Bij de rechterslaap van het slachtoffer stak de kop van een dikke spijker naar buiten, zij het niet meer clan een paar millimeter. Bij nadere inspectie bleek de kop van de spijker bevlekt met roest. Een minuut lang staarde Alex naar het lijk. Dat leek van hem verwacht te worden.
‘Oké?’ vroeg Widdowes.
Alex haalde zijn schouders op. ‘Laten we nog een keer nagaan wat er is gebeurd. De Gidleys hadden een feestje, is het niet?’
‘Een etentje,’ zei Widdowes. ‘Een etentje voor vier collega’s van de dienst en hun partners. Waarschijnlijk zijn ze gearriveerd rond het tijdstip waarop jij Freetown verliet voor jouw afspraak met het RUF.’
‘En jij was er niet bij?’ vroeg Alex.
‘Nee,’ zei Widdowes, waarbij in zijn stem een licht geërgerde toon doorklonk. ‘Ik was er toevallig niet bij.’
‘En de onderdirecteur?’
‘De OD was er wel bij, ja. Alles bij elkaar, Craig en Letitia Gidley meegerekend, zaten ze met z’n tienen aan tafel. Om half een ’s nachts waren de gasten weer weg en deed Craig Gidley de toegangspoort op slot en liet de honden los.’
‘Het waren dobermanns, niet? Agressieve honden?’
‘Dat klopt. Ze zaten opgesloten in hun kennel toen de gasten hier waren. Normaal liepen ze altijd vrij rond op het erf, alles bij elkaar ongeveer een hectare groot. Beter dan een alarminstallatie, zoals je je wel kunt voorstellen.’
‘Maar deze keer niet,’ zei Alex met een ernstig gezicht.
‘Euh, nee. Deze keer niet.’ Widdowes wreef in zijn ogen. Bij Alex rees het vermoeden dat de MI5-man waarschijnlijk net zo’n klotedag achter de rug had als hijzelf.
‘Kort daarna zag Letitia Gidley haar man de toegangspoort op slot doen. Ze ging naar boven om te gaan slapen - ze sliepen gescheiden - en hij ging naar de studeerkamer met de mededeling dat hij nog een halfuur achter de computer ging zitten met een bodempje whisky. Dat was de laatste keer dat ze hem in leven zag. Ze vond hem hier om half tien vanochtend en belde daarna de OD.’
‘Waar is, hoe heet ze ook alweer, Letitia Gidley nu?’
‘Bij een collega in Londen. Is er slecht aan toe, zoals je je wel kunt voorstellen. Laten we naar buiten gaan.’
Alex volgde hem dankbaar naar de hal en vandaar naar de voordeur. De deur was van zwaar eiken en verstevigd met staal. ‘Is hij hier naar binnen gegaan?’ vroeg Alex.
‘Ja. Heeft gewoon het slot opengeprikt. Heel vakkundig. Kom mee.’
Widdowes leidde hem langs de geparkeerde auto’s naar de toegangspoort, ongeveer vijftig meter verderop, waar hij wees naar een telegraafpaal.
‘Zie je daar dat kleine doosje aan de draad die naar het huis loopt?’
Alex zag meteen wat het was. ‘Dat is een akoestische deacti veerder. Stuurt een vals veiligheidssignaal naar de alarminstallatie.’
‘Dat klopt. Heb je ooit zo’n ding gebruikt?’
Alex had geen zin om de vraag te beantwoorden. ‘En alleen het huis was voorzien van een alarm?’
Widdowes keek hem even nadenkend aan alvorens te knikken. ‘Alleen het huis. Die twee lieverdjes hielden de tuin in de gaten.’
Hij ging Alex voor over het gazon. Tussen de lupines en ridderspoor in de border lagen de verstijfde lichamen van twee dobermannpinchers.
Alex floot van bewondering. ‘Hij is goed, die gast. En de vrouw heeft niks gehoord?’
‘Niks.’
Alex knikte. Bij de voordeur waren de twee mannen die hij eerder had ontmoet bezig een lijkzak in de kofferbak van een van de auto’s te laden. Ritchie hielp hen een handje met een sigaret in zijn mond.
‘Hoe zou jij Gidley hebben uitgeschakeld?’ vroeg Widdowes.
‘Ik zou het ongeveer op dezelfde manier hebben gedaan als die gast,’ antwoordde Alex. ‘Wachten tot iedereen binnen is en ze met z’n allen aan tafel zitten, dan in die telegraafpaal klimmen en het alarm buiten werking stellen. Hij zal zich op dat moment nog niet op het erf hebben gewaagd vanwege de honden.’
‘Hoe wist hij dat er honden waren?’ vroeg Widdowes. ‘Hij zal ze waarschijnlijk gezien hebben,’ zei Alex. ‘Waarschijnlijk heeft hij het huis dagenlang en misschien zelfs wel wekenlang geobserveerd. Hij zal waarschijnlijk geweten hebben hoe de honden heetten, wanneer ze voer kregen, alles.’
‘En daarna?’
‘Daarna zal hij zich waarschijnlijk hebben teruggetrokken en ergens een plaatsje hebben gezocht vanwaar hij aan het eind van de avond kon tellen hoeveel auto’s er weer vertrokken. Ergens in de velden misschien of in een boom. Waarschijnlijk had hij een verrekijker bij zich. Zo gauw hij er zeker van was dat de Gidleys alleen waren, is hij teruggekeerd en over de muur geklommen.’
‘En de honden dan?’
‘Zie je hoe ze erbij liggen?’ vroeg Alex terwijl hij met een vinger naar de verwrongen lichamen wees. ‘Ik durf te wedden dat hij vergif heeft gebruikt. Vlees met daarin strychnine. Je lokt de honden naar je toe door een keer te fluiten, gooit het vlees neer en gaat dan in een onderdanige houding liggen, met je gezicht plat op de grond. De honden zullen je dan niet naar de keel vliegen en alleen even over je heen zeiken. Wanneer ze namelijk op die manier .symbolisch tot uiting hebben gebracht dat ze de baas zijn, vorm Je geen bedreiging meer en verleggen ze hun aandacht naar het vlees.’
‘Grote fout,’ mompelde Widdowes droogjes.
‘Een heel grote fout,’ beaamde Alex. ‘Ze zijn in een paar seconden dood. Daarna loopt onze man naar de voordeur, forceert het slot en...’ Hij trok zijn schouders op. ‘Zo heeft ie het gedaan. Maar waarom hij het heeft gedaan...? Dat mag jij mij vertellen.’
‘Laten we teruggaan naar de OD,’ zei Widdowes.
Ze liepen terug naar de achterkant van het huis, waar de onderdirecteur zat te schrijven in een kleine ringmap. De twee mannen gingen zitten. Het duurde enkele seconden voordat ze opkeek. ‘Wel, kapitein Temple, geef ons uw oordeel over de dader.’
Alex aarzelde. ‘Waarom ik?’ vroeg hij haar. ‘Waarom halen jullie me halsoverkop uit de jungle in Sierra Leone terwijl je vanmorgen vroeg vanuit Hereford een kerel had kunnen laten invliegen met een chopper? Waarom een groot deel van de dag ongebruikt voorbij laten gaan?’
De onderdirecteur toonde een heel klein glimlachje. ‘Omdat ik per se u wilde hebben, kapitein Temple, niet zomaar een of andere kerel. Ik heb begrepen dat er geen betere is dan u.’
Alex wendde zijn blik af. ‘Wie heeft u dat verteld?’ vroeg hij met een sardonische grijns.
‘Na een voorbeeldig dienstverband van tien jaar in de onderste gelederen bevorderd tot officier. Teamleider van de RWW en nog steeds kapitein... De feiten spreken voor zich.’
Alex haalde zijn schouders op. Hij had het idee dat hij er op de een of andere manier in was geslaagd om in de loop van de jaren geen brokken te maken. En dat hij daarin was geslaagd zonder zich in te likken bij de hoge pieten, wat hij persoonlijk pas echt een prestatie vond. ‘Laat me dit even helder krijgen,’ zei hij. ‘Jullie zijn druk bezig om te proberen de man op te sporen die Fenn en Gidley heeft vermoord. Stel dat jullie hem vinden, dan willen jullie dat ik het zaakje overneem en hem elimineer.’
‘Daar komt het zo ongeveer op neer, ja.’
Alex knikte. ‘Als ik besluit dat te gaan doen, moet ik alles weten wat jullie aan informatie over hem hebben.’
‘Dat is geen probleem.’
‘En ik zal jullie dan ook een paar behoorlijk gevoelige vragen moeten stellen.’
‘En ik zal dan mijn best doen die te beantwoorden, kapitein Temple. Tussen ons zullen er geen geheimen zijn. Wij willen deze man van de straat, en wel zo snel mogelijk. Om redenen waarop ik vast niet hoef in te gaan, wil ik dat de zaak aan kant is voordat de politie er lucht van krijgt. Of, God sta ons bij, de pers. Dat betekent binnen een paar dagen, kapitein Temple. Niet weken. Het is urgent.’
Alex knikte instemmend en richtte zijn blik op de tuin in het stille avondlicht. In de geurige lucht dansten muggen rond. Verbeeldde hij het zich of had ze, als om te suggereren dat hij bij succes zou worden bevorderd, het woord ‘kapitein’ met nadruk uitgesproken? Of misschien wel dat hij bij weigering zou worden gedegradeerd... Niet dat hij veel hoop had dat hij nee kon zeggen.
‘Oké.’ Hij knikte.
De onderdirecteur veegde haar papieren bij elkaar. ‘Mooi,’ zei ze ferm. ‘Dan zie ik u morgen om negen uur op mijn bureau. Dan hebben we foto’s en het gros van de forensische informatie en kan ik u inlichten over de achtergronden van dit alles. In de tussentijd zal Dawn u begeleiden. Zij brengt u terug naar Londen. Als u iets nodig hebt, vraagt u het dan gewoon aan haar.’ Na deze woorden stond ze op, stak haar hand uit naar Alex - hij drukte die misschien iets enthousiaster dan eigenlijk hoorde - en verdween met gezwinde pas in het huis.
‘Ik ruim het hier wel op, Dawn,’ zei George Widdowes. ‘Jij en de kapitein kunnen wat mij betreft vertrekken. Tenzij er natuurlijk’- hij wendde zich tot Alex - ‘nog iets is wat je wilt zien?’
‘Ik denk het niet,’ zei Alex en hij richtte zijn aandacht voor het eerst op de vrouw die al die tijd zwijgend aan de andere kant van de tafel had gezeten.