3

Thanksgiving van dat jaar was Henry’s eerste vakantie weg van huis. Hij bracht hem door in de mensa, waar hij zijn nieuwe baantje als bordenwasser uitoefende. Chef-kok Spirodocus, het hoofd van Dining Services, was een strenge baas die altijd in de buurt liep om je werk te inspecteren, maar het baantje betaalde beter dan wat Henry ooit bij de Piggly Wiggly in Lankton had verdiend. Hij draaide dienst tijdens de lunch en het avondeten, en na afloop gaf chef-kok Spirodocus hem een gesneden kalkoenborst die hij in Owens minikoelkast kon stoppen.

Henry kreeg een opwelling van vreugdevolle heimwee toen hij die avond via de telefoon de stem van zijn ouders hoorde, ma in de keuken, pa die op zijn rug in de woonkamer met het tv-geluid uit en een asbak naast hem een halfslachtige poging deed de rek- en strekoefeningen te doen die zijn rug moesten aansterken. In zijn gedachten zag Henry zijn vader zijn gebogen knieën traag heen en weer scharnieren. Zijn broek schoof omhoog over zijn schenen. Zijn sokken waren wit. Bij het beeld van het wit van die sokken – zo vreselijk helder als hij ze voor zich zag – drong zich een traan aan Henry’s ogen op.

‘Henry.’ Anders dan hij had verwacht klonk zijn moeders stem niet Thanksgiving-achtig vrolijk maar teleurgesteld, onheilspellend, vreemd. ‘Je zusje heeft ons verteld dat Owen...’

Hij veegde de traan weg. Hij had moeten weten dat Sophie haar mond voorbij zou praten. Sophie praatte altijd haar mond voorbij. Zo graag als zij erop was gebrand mensen op de kast te jagen, met name hun ouders, zo graag wilde Henry ze juist dichter bij elkaar brengen.

‘... hómo is.’

Zijn moeder liet het woord in de lucht hangen. Zijn vader nieste. Henry wachtte.

‘Je vader en ik vragen ons af waarom jíj ons dat niet hebt verteld.’

‘Owen is een goeie kamergenoot,’ zei Henry. ‘Hij is aardig.’

‘Ik zeg niet dat homoseksuele mensen niet aardig zijn. Ik zeg: is dit wel zo’n ideale omgeving voor jóu, lieverd. Ik bedoel, jullie delen een slaapkamer! Jullie delen een badkamer! Vind je dat niet vervelend?’

‘Ik hoop het van ganser harte,’ zei zijn vader.

Henry zonk de moed in de schoenen. Zouden ze hem dwingen naar huis te komen? Hij wilde niet naar huis. Omdat hem tot dusver niets was gelukt – vrienden maken, hoge cijfers halen of zelfs maar Mike Schwartz vinden – vond hij het nog afschuwelijker om naar huis te gaan dan als hij – wat voor iedereen om hem heen leek te gelden – de meest fantastische tijd van zijn leven had.

‘Zouden ze je met een méisje in één kamer stoppen?’ vroeg zijn moeder. ‘Op jouw leeftijd? Nooit. Nog in geen miljoen jaar. Dus waarom doen ze dit dan wel? Ik snap er niks van.’

Zo er al een fout in de redenering van zijn moeder zat, Henry ontdekte die niet. Zouden zijn ouders hem dwingen van kamer te veranderen? Dat zou afgrijselijk zijn, meer dan gênant, naar de afdeling Huisvesting te moeten gaan voor een verzoek om andere woonruimte. De mensen van Huisvesting zouden meteen begrijpen waarom hij het verzoek deed, want een betere kamergenoot dan Owen was er niet: netjes, aardig en überhaupt zelden thuis. De enige kamergenoot die Owen kwijt wilde was een kamergenoot die homo’s haatte. Dit was een echte universiteit, een verlicht oord – je kon hier in de problemen komen door mensen te haten, dat vermoedde Henry althans. Hij wilde niet in de problemen komen, en hij wilde geen nieuwe kamergenoot.

Zijn moeder schraapte haar keel als voorbereiding op een volgende onthulling. ‘We horen dat ie kleren voor je heeft gekocht.’

Twee weken daarvoor, op zaterdagochtend, zat Henry Tetris te spelen toen Owen en Jason binnen kwamen lopen, Owen rustig en opgewekt als altijd, Jason met slaapogen en een grote kartonnen beker in zijn hand. Henry sloot het venster van Tetris en opende de site voor zijn natuurkundecolleges. ‘Hé, jongens,’ zei hij. ‘Hoe is ’t?’

‘We gaan shoppen,’ zei Owen.

‘O, cool. Veel plezier.’

‘“We” is inclusief jou. Trek alsjeblieft je schoenen aan.’

‘O, ha ha, laat maar,’ zei Henry. ‘Ik ben niet zo’n shopper.’

‘Maar je bent niet níet een expert op het vlak van de litotes,’ zei Jason. Lie-too-tus. Henry prentte het in zijn geheugen, zodat hij het later kon opzoeken. ‘Als we terugkomen steek ik die spijkerbroek in brand.’

‘Wat is er mis met deze spijkerbroek?’ Henry wierp een blik op zijn benen. Het was geen retorische vraag: er was duidelijk iets mis met zijn spijkerbroek. Hij had dat meteen al na zijn aankomst op Westish begrepen, net zoals hij had begrepen dat er iets mis was met zijn schoenen, zijn haar, zijn rugzak en wat dan ook. Maar hij wist niet precies wat. Terwijl Eskimo’s wel honderd woorden hadden voor ‘sneeuw’, had hij er maar één voor ‘spijkerbroek’.

Ze reden met Jasons auto naar een winkelcentrum in Door County. Henry ging een pashokje in en kwam steeds opnieuw naar buiten voor een inspectie.

‘Zo,’ zei Owen. ‘Helemaal goed.’

‘Deze?’ Henry trok aan de zakken, trok aan het kruis. ‘Volgens mij zit deze nogal strak.’

‘Hij wordt wel losser,’ zei Jason. ‘En zo niet, des te beter.’

Op het moment dat ze er een punt achter zetten had Owen ‘Zo, helemaal goed’ gezegd tegen twee spijkerbroeken, twee shirts en twee truien. Een bescheiden collectie, maar Henry telde in gedachten de prijskaartjes bij elkaar op, en het bleek zijn banktegoed te overschrijden. ‘Heb ik er echt twéé nodig?’ vroeg hij. ‘Eén is een mooi begin.’

‘Twee,’ zei Jason.

‘Aha.’ Henry tuurde fronsend naar de kleren. ‘Mmm...’

‘O!’ Owen gaf een tik tegen zijn voorhoofd. ‘Heb ik dat niet gezegd? Ik heb een cadeaukaart van deze zaak. En ik moet hem meteen gebruiken. Anders verloopt ie.’ Hij greep naar de kleren in Henry’s hand. ‘Hier daarmee.’

‘Maar hij is van jou,’ protesteerde Henry. ‘Je moet er iets voor jezelf voor kopen.’

‘Absoluut niet,’ zei Owen. ‘In deze zaak zou ik nooit iets kopen.’ Hij ontfutselde Henry het stapeltje in diens handen en keek naar Jason. ‘Gaan jullie maar alvast naar buiten, jongens.’

Nu had Henry dus twee spijkerbroeken, die iets losser waren gaan zitten maar nog steeds veel te strak naar zijn zin waren. Toen hij in zijn eentje in de eetzaal zat en zijn studiegenoten langs zag lopen, viel het hem op dat zijn spijkerbroeken best veel leken op die van anderen. Vooruitgang, peinsde hij. Ik boek vooruitgang.

‘Is dat waar?’ zei zijn vader nu. ‘Heb je die vent kleren voor je laten kopen?’

‘Eh...’ Henry broedde op een antwoord dat de waarheid geen geweld aandeed. ‘We zijn naar het winkelcentrum geweest.’

‘Waarom koopt hij kleren voor je?’ Zijn moeders toon werd weer feller.

‘Ik heb zo’n vermoeden dat ie geen kleren voor Mike Schwartz koopt,’ zei Henry’s vader. ‘Een donkerbruin vermoeden.’

‘Volgens mij wil hij graag dat ik er wat meer bij hoor.’

‘Wáár zou je bij moeten horen, is dan een voor de hand liggende vraag. Lieverd, alleen het feit dat bepaalde mensen meer geld hebben dan jij, betekent nog niet dat je je moet schikken naar hun ideeën over “erbij horen”. Je moet jezelf blijven. Is dat duidelijk?’

‘Ik geloof van wel.’

‘Mooi. Ik wil dat je Owen laat weten dat het heel aardig van hem is, maar dat je onder geen beding zijn cadeaus kunt aannemen. Je bent niet arm, je hebt geen liefdadigheid van onbekenden nodig.’

‘Hij is geen onbekende. En ik heb ze al gedragen. Hij kan ze niet terugnemen.’

‘Dan doet hij ze zelf maar aan.’

‘Hij is langer dan ik.’

‘Dan geeft hij ze maar aan iemand die een extraatje kan gebruiken. Ik wil hier geen woorden meer aan vuil maken, Henry. Begrepen?’

Hij wilde er ook geen woorden meer aan vuil maken. Het begon hem te dagen – wat niet eerder was gebeurd; hij was onnozel, hij was traag – dat zijn ouders achthonderd kilometer verderop zaten. Ze konden hem terughalen, ze konden weigeren het door hen toegezegde deel van het collegegeld te betalen, maar ze konden niet zijn spijkerbroek zien. ‘Begrepen,’ zei hij.

De kunst van het veldspel
x97890234763441.xhtml
x97890234763442.xhtml
x97890234763443.xhtml
x97890234763444.xhtml
x97890234763445.xhtml
x97890234763446.xhtml
x97890234763447.xhtml
x97890234763448.xhtml
x97890234763449.xhtml
x978902347634410.xhtml
x978902347634411.xhtml
x978902347634412.xhtml
x978902347634413.xhtml
x978902347634414.xhtml
x978902347634415.xhtml
x978902347634416.xhtml
x978902347634417.xhtml
x978902347634418.xhtml
x978902347634419.xhtml
x978902347634420.xhtml
x978902347634421.xhtml
x978902347634422.xhtml
x978902347634423.xhtml
x978902347634424.xhtml
x978902347634425.xhtml
x978902347634426.xhtml
x978902347634427.xhtml
x978902347634428.xhtml
x978902347634429.xhtml
x978902347634430.xhtml
x978902347634431.xhtml
x978902347634432.xhtml
x978902347634433.xhtml
x978902347634434.xhtml
x978902347634435.xhtml
x978902347634436.xhtml
x978902347634437.xhtml
x978902347634438.xhtml
x978902347634439.xhtml
x978902347634440.xhtml
x978902347634441.xhtml
x978902347634442.xhtml
x978902347634443.xhtml
x978902347634444.xhtml
x978902347634445.xhtml
x978902347634446.xhtml
x978902347634447.xhtml
x978902347634448.xhtml
x978902347634449.xhtml
x978902347634450.xhtml
x978902347634451.xhtml
x978902347634452.xhtml
x978902347634453.xhtml
x978902347634454.xhtml
x978902347634455.xhtml
x978902347634456.xhtml
x978902347634457.xhtml
x978902347634458.xhtml
x978902347634459.xhtml
x978902347634460.xhtml
x978902347634461.xhtml
x978902347634462.xhtml
x978902347634463.xhtml
x978902347634464.xhtml
x978902347634465.xhtml
x978902347634466.xhtml
x978902347634467.xhtml
x978902347634468.xhtml
x978902347634469.xhtml
x978902347634470.xhtml
x978902347634471.xhtml
x978902347634472.xhtml
x978902347634473.xhtml
x978902347634474.xhtml
x978902347634475.xhtml
x978902347634476.xhtml
x978902347634477.xhtml
x978902347634478.xhtml
x978902347634479.xhtml
x978902347634480.xhtml
x978902347634481.xhtml
x978902347634482.xhtml
x978902347634483.xhtml
x978902347634484.xhtml
x978902347634485.xhtml
x978902347634486.xhtml
x978902347634487.xhtml
x978902347634488.xhtml