34

Later die avond lagen Schwartz en Pella bij Schwartz thuis in bed. Zelfs met een paar post-wedstrijd-pijnstillers in zijn lijf, zelfs met het dode gevoel dat na een wedstrijd in zijn benen trok had hij er nog nooit moeite mee gehad. Terwijl ze kusten probeerde Pella hem op te porren. Haar vingertoppen gingen zachtjes kietelend over de opening van zijn boxershort, maar het hielp niet. ‘Het is niet erg,’ zei ze. ‘Waarom vertel je me er niet iets over?’

‘Waarover?’

‘Je weet wel. Henry.’

‘’t Is foute boel,’ zei Schwartz. ‘Ik begin te vrezen dat het foute boel is. De laatste paar wedstrijden leek hij eroverheen te groeien. Maar vandaag... vandaag was het foute boel.’

‘Weet je zeker dat hij geen blessure heeft? Misschien heeft hij z’n arm bezeerd en durft ie het aan niemand te vertellen.’

‘Z’n arm mankeert niets. Je zou de aangooien moeten zien die hij tijdens trainingen doet. Of zelfs tijdens wedstrijden, bij een bang-bang play. Als hij geen tijd heeft om erover na te denken. Zijn arm is een triomf van de natuur.’

Pella zei niets. Het gesnurk van Meat klonk zachtjes, bijna troostrijk, door de muur. ‘Het zijn altijd de makkelijke ballen,’ zei Schwartz. ‘De ballen die recht op hem af worden geslagen. Je ziet de radertjes rondtollen: ga ik deze verknallen? Best kans dat ik deze ga verknallen. Dan zou ik hem het liefst bij zijn schouders grijpen en het uit hem rammelen. Hij creëert het probleem helemaal zelf, vanuit het niets. Het niets.’

Pella drukte zich dichter tegen hem aan en ging opnieuw met haar hand over de voorkant van zijn boxershort. In de driekwart duisternis van de slaapkamer zag hij de extra donkere uitstulping van haar dichtstbijzijnde tepel onder het laken. Er was geen centimeter van haar lichaam waarnaar hij niet verlangde. Ze hield niet van haar benen, vond ze kort en plomp, haar enkels te dik om vrouwelijk te zijn – je reinste onzin, als je het Schwartz vroeg. Als hij iets wilde, dan was het wel meer van haar, almaar meer Pella om hem te verankeren in de wereld.

Na hun eerste keer seks hadden ze nooit geen seks gehad. Maar die nacht kwam het er niet van. Hij was te moe, te gespannen, had op de veerboot net even te veel pillen geslikt. Uiteindelijk zou die overgang van passie naar huiselijkheid plaatsvinden; een normale, natuurlijke en mogelijk zelfs rustgevende ontwikkeling, maar Schwartz wist zeker dat dit er niet het moment voor was. Pella zou denken dat ze geen seks hadden omdat hij zich zorgen maakte om Henry. Dat was wel het laatste wat hij wilde dat ze dacht, hoe waar het ook was.

Ze mocht dan hebben gezegd dat het niet erg was, ze bleef het proberen, zie maar. Ze schoof haar vingers door de opening van zijn boxershort en kietelde de plooi waar zijn bekken overging in zijn dij. Schwartz probeerde er iets van te voelen. Raketten, sequioa’s, het Washington-monument. Kom op, dacht hij. Eén keer.

In de onderste la van zijn gehavende dressoir, onder zijn spijkerbroek, had hij een paar verdwaalde Viagra’s liggen. Niets om je voor te schamen, toch? Soms – oké, meestal – was je dronken wanneer je iemand mee naar huis nam. Soms was het meisje te klunzig, te onstuimig, of domweg gewoon niet sexy genoeg. Soms had je wat extra’s nodig. Een deel van zijn blijdschap dat hij Pella had ontmoet school in het feit dat hij zo volmaakt, zo diepgaand op haar reageerde. Hij was zelfs vergeten dat hij die pillen had. Maar hij wou dat hij er vanavond een had geslikt.

Pella verplaatste haar hand naar zijn buik, legde hem op zijn t-shirt. Schwartz spitste zijn oren of hij een zuchtje hoorde dat op ergernis wees – hij ving wel iets op, maar als je zijn paranoia meetelde kon het net zo gemakkelijk een geeuw zijn geweest.

‘Het is een blokkade,’ zei ze. ‘Zoals een writer’s block. Of podiumangst.’

‘Precies.’

‘Misschien moet hij eens met iemand gaan praten.’

‘Hij praat al met iemand,’ zei Mike. ‘Met mij.’

‘Je weet wel wat ik bedoel. Een expert.’

Schwartz reageerde gepikeerd: ‘Daar zou Henry nooit voor kiezen.’

‘Dat zou hij wel doen als jij het hem vroeg.’

‘Hij zou bang worden. Hij zou denken dat er iets mis met hem was.’

‘Nou, is dat dan niet zo?’

‘Het komt goed met hem. Hij moet zich alleen wat zien te ontspannen.’

Pella’s vingers beroerden weer zijn boxershort. ‘Misschien moet jij je een beetje ontspannen.’

Er trok een siddering door Schwartz. ‘Wat wil je daarmee zeggen?’

‘Wat wil ik waarmee zeggen?’

‘Dat van dat ik me zou moeten ontspannen.’

‘Niets. Je lijkt me vanavond gewoon een beetje gespannen.’

Dat ‘vanavond’ zette kwaad bloed bij Schwartz. Hij was al de hele maand gespannen. Godsamme, hij was al zijn hele leven gespannen. Wat was er verdomme zo bijzonder aan ‘vanavond’?

‘Ik ben niet gespannen.’

‘Ook goed,’ zei Pella. ‘Wat je wilt.’

Het smalle bed dwong de gebruikers tot een niet altijd even gewenste intimiteit. Schwartz lag ingeklemd tussen Pella en de muur. Voor het raam hing geen rolgordijn maar een grauw-grijs laken dat amper het licht uit de garage van de buren tegenhield.

Sinds zijn vertrek van de campus had hij maar zelden een meisje mee naar huis genomen – hij kon beter meegaan naar het huis van het meisje, met haar kussens, fotoalbums en mysterieuze geurtjes, de schone lakens op het bed en het rijtje zorgvuldig gelabelde multomappen op de plank. De kamer van een meisje in een oord als Westish ademde bijna altijd de geest van haar familie, niet alleen door de ingelijste foto’s maar ook door de zorgvuldige imitatie van een kinderkamer, bijgeschaafd voor de postpuberteit; de overgebleven knuffels, het doosje condooms of het pastelkleurige ronde doosje met de pil erin dat pal in het zicht lag als eerbetoon aan de ouder die er niet was en dus ook geen bezwaren kon maken. De geest van zo’n familie had een troostende werking op Schwartz; een paar uur lang beeldde hij zich in erbij te horen.

‘Hij zou eens moeten aankloppen bij een psycholoog,’ zei Pella. ‘Een gedragstherapeut. Iemand die ervaring heeft met sporters. Wat niet betekent dat hij vrijelijk moet associëren over z’n moeder, of zo.’

‘Misschien heeft ie daar nou net behoefte aan. Vrijelijk associëren over zijn moeder.’

‘Ik meen het serieus,’ zei Pella.

‘Ik ook,’ reageerde Schwartz, maar dat was niet zo. Om de een of andere reden irriteerde Pella’s positief bedoelde bemoeienis hem danig. Hij probeerde een mildere, oprechtere vorm van communicatie. ‘Oké, een therapeut. Maar wie gaat dat betalen?’

‘Kan Henry z’n familie daar niet mee helpen? Ik bedoel, hij staat op het punt om veel geld te gaan verdienen, toch? Het zou een goeie investering zijn.’

‘De Skrimshanders hebben geen geld om te “investeren”,’ zei Schwartz. ‘Z’n vader is geen rector van een universiteit.’

‘Dat beeld had ik ook niet van hem.’

‘Ik betwijfel of jij andersoortige beelden kunt hebben.’

‘Zoek nou geen ruzie! Waarom zoek je ruzie?’

‘Sorry.’

Ze lagen enige tijd zwijgend naast elkaar. Ten slotte zei Pella: ‘Ik was van plan m’n trouwring te verkopen. Henry zou een deel van dat geld kunnen gebruiken. Als lening.’

Zodra de woorden Pella’s lippen verlieten wist ze dat ze verkeerd zouden uitpakken. Het was een oprecht aanbod, oprecht bedoeld – maar het kwam op precies het verkeerde moment, en aan Mikes gezicht kon ze al wel zien hoe het zou worden geïnterpreteerd: als een poging zich in zijn relatie met Henry te mengen. Ze insinueerde dat zij, of een therapeut, Henry kon helpen daar waar hij dat niet kon. Ze wees hem nadrukkelijk op haar superieure financiële situatie. Ze herinnerde hem eraan dat ze, hoewel ze bij wijze van avondeten samen crackers aten en thee dronken, zich meer kon permitteren dan dat.

‘Henry heeft al genoeg leningen lopen,’ zei hij.

‘Ik kan het geld ook gewoon aan hem geven. Of ik geef het aan jou, en jij handelt het verder af met de therapeut. Henry zou niet hoeven te weten wat het kost.’

‘Ik weet zeker dat het erg prijzig zal zijn.’

‘Tja,’ zei Pella, ‘het is een vrij kostbare ring.’

Schwartz voelde een steek in zijn bovenlijf. Hij had Pella’s man gegoogeld, had de foto gezien op de website van zijn bedrijf: de Architect die achteroverleunend met een vulpotlood in zijn hand aan zijn tekentafel zit, terwijl hij met een brede, minzame glimlach in de camera blikt. In zijn kasjmier trui en met zijn keurig getrimde baard zag hij eruit als een gladjanus, maar hij had geld, las Grieks en was getróuwd, allejezusnogantoe, met Pella. Hoe geringschattend ze ook over hem deed, David behoorde tot een wereld van vanzelfsprekende privileges waarnaar ze elk moment kon terugkeren. ‘Dat weet ik wel zeker,’ zei hij. ‘Ik weet zeker dat ie peperduur was.’

‘Wil je weten hoe duur hij was?’ Pella wist een even scherpe toon aan te slaan als hij en gooide er nog een schepje bovenop. ‘Hij kostte veertienduizend dollar. Voel je je nou beter?’

‘Ik voel me fantastisch,’ zei Schwartz. ‘Ik voel me net veertienduizend pegulanten.’

‘Aha.’

Verderop, op straat, liep iemand te dribbelen met een basketbal. Elke stuit klonk door via de geribbelde afvoerpijpen die onder de opritten door liepen en de ontwatering van de ene tuin met die van de andere verbonden. ‘Vergeet het maar,’ zei Schwartz. ‘We hebben je geld niet nodig.’

‘Ik bood het jóu ook niet aan,’ zei Pella. ‘En trouwens, ik begrijp niet waarom je zo recalcitrant doet. Als Henry z’n elleboog bezeert gaat hij naar de dokter, niet? En je zou ervoor zorgen dat ie de beste arts kreeg die er voor geld te koop is.’

‘We hebben het hier niet over Henry’s elleboog. We hebben het over z’n hoofd.’

‘Het is een analogie,’ zei Pella. Ze klonk alsof ze rekening hield met de mogelijkheid dat hij het woord nooit eerder had gehoord. ‘Een zuivere. Maar jij doet niet je best om het zuiver te houden, hè?’

Godverdomme, dacht Schwartz. Als ze hadden kunnen vrijen zou er helemaal niets zijn gebeurd. De Viagra lag daar gewoon, in de spijkerbroekenla: zo dichtbij en toch zo ver weg.

‘Zou je het vervelend vinden,’ zei Pella, ‘als Henry bij een psych langsging en het zou blijken te helpen?’

‘Wat is dát nou voor vraag?’

‘Je kunt niet bang zijn dat het níet zal helpen – dat zou absurd zijn, want tot dusver helpt helemaal niets. Je bent bang dat het wél zal helpen. Waar jij bang van wordt is de kans dat hij door de selectie komt, beroeps wordt en het naar z’n zin heeft. Het ontzettend naar z’n zin heeft. Hij is dan helemaal in de wolken en heeft jou niet meer nodig. Maar zolang hij op Westish rondloopt, zolang hij in de kreukels ligt, heb jij nog de touwtjes in handen.’

Schwartz staarde naar het grauw-grijze laken dat door een bries vlak voor zijn neus opbolde en danste. ‘Wat een bullshit.’ Het wás bullshit, hij wist dat het bullshit was, maar het was geloofwaardige bullshit, en nu hij het hardop gezegd kreeg lag hij te snakken naar adem.

Pella was nog niet helemaal klaar. ‘Wat jullie twee nodig hebben is relatieadvies. Jullie vertonen een klassiek geval van medeafhankelijkheid. De neurosen en stille wensen van de ene partner die zich manifesteren in de symptomen van de an–’

‘Ach, hou je bek.’

‘Dat zal ik doen, wees niet bang. Eerst moet ik je nog iets vertellen.’ Haar blik werd milder, op een manier die hem verraste. ‘David komt langs.’

‘Dé David?’

‘Dat is ’m.’

Het plaatste de hele avond – de spaak gelopen seks, de ruzie erna – in een nieuw perspectief. Schwartz was bereid geweest de schuld op zich te nemen, onder aanvoering van Henry, vermoeidheid en Vicodin als excuus. Maar Pella zat blijkbaar met haar eigen kwestie. Moest je zien hoe ze hier naar binnen danste, hem kuste, op hem kroop en vervolgens ‘geeft niet, lieverd, ’t geeft niet, maak je geen zorgen’ zei, terwijl hij in werkelijkheid háár aarzelingen had bespeurd, de waarschuwingssignalen van háár lijf had opgevangen. In werkelijkheid maakte ze zich zorgen om de komst van David. Of, erger: was ze er blij om.

‘Wanneer?’

‘Gauw.’

‘Hoe gauw?’

‘Ik weet niet... Morgen, misschien?’

‘Misschien,’ herhaalde Schwartz. Hij had dat sarcastisch bedoeld, maar zoals het eruit kwam klonk het ongelovig en sneu. ‘Misschíen?’

‘Morgen,’ gaf Pella toe. ‘Hij komt hier morgen aan.’

‘Waar slaapt ie?’

‘In een hotel.’

‘Waar slaap jij?’

Ze verkocht hem een klap op zijn schouder die speels had moeten aanvoelen maar waar echt kracht achter zat. ‘Waar denk je? Bij m’n pa.’

‘Niet hier.’

‘Dat kan ik niet. Morgen niet.’

‘Vanwege je man.’

‘Hij is alleen m’n man omdat we nog niet gescheiden zijn.’

‘Waarom komt hij dan langs?’

‘Hij moet in Chicago zijn voor zaken. Of dat beweert ie althans. Hoe dan ook was het stom van me om te denken dat ik stilletjes de benen kon nemen en het daarmee klaar zou zijn. We moeten bij elkaar gaan zitten om dingen uit te praten. Af te ronden, enzovoort. Hij heeft wel tien keer per dag naar m’n vaders huis gebeld.’

‘Ik praat wel met ’m.’

‘O ja, fantastisch,’ zei Pella. ‘Dat is precies wat ie nodig heeft om af te koelen. Horen dat wij samen aan het rotzooien zijn.’

‘Is dat wat wij doen? “Rotzooien”?’

‘Je begrijpt wel wat ik bedoel.’

‘Dat weet ik nog niet zo zeker.’

‘Wat wil je dat ik nou zeg? We zijn fijn samen aan het rotzooien? Of moet ik zeggen: we waren aan het rotzooien, tot vanavond?’

Schwartz wist niet zeker of het een reactie was op hun mislukte vrijpartij of een mededeling dat ze het uitmaakte. Zijn telefoon, die op de kartonnen doos lag die moest doorgaan voor nachtkastje, begon te jengelen en te stuiteren. Pella verstijfde van top tot teen. Geen sprake van dat hij Henry te woord zou staan, niet nu – maar ja, het venijn school in de oproep zelf, en niet opnemen maakte het er niet beter op. De telefoon trilde nog een laatste keer en viel stil.

‘Ik begrijp niet waarom ik ooit heb besloten hierheen te komen,’ zei ze.

‘Ga dan. Wat houdt je tegen?’

‘Wees maar niet bang, ik ga al.’ Pella stond naast het bed haar sweatshirt dicht te ritsen over haar verder naakte bovenlijf. Schwartz voelde een scheut van spijt nu al die mooie naaktheid verdween. In de deuropening draaide ze zich om, met vuurspuwende ogen. ‘Je vindt het zalig, hè, om het leven ingewikkeld te maken. Mike Schwartz, Nietzsches kameel. Het gewicht van de wereld op zijn grote, brede schouders. Maar weet je? Niet iedereen wil z’n leed steeds verder vergroten. Sommige mensen vinden het al lastig genoeg om van de ene naar de andere dag te leven. Het spijt me dat ik op een dure prep school heb gezeten, oké? Het spijt me dat ik nooit in een fabriek heb gewerkt. Goed, de high school heb ik voortijdig verlaten. Ik was borden in een mensa. Maar dat is maar een beetje stoerdoenerij, nietwaar, Mike? Het is niet echt, het is geen echt líjden, het is godverdomme niet de South Side. Waarvoor ik m’n excuses aanbied. Het spijt me oprecht en fucking vreselijk dat m’n vader is gaan promoveren in plaats zich kapot te zui–’

‘Ik dacht dat je zou vertrekken.’

‘Ik ben al weg.’

De slaapkamerdeur knalde dicht, net zoals de voordeur. Toen volgde de nijdige tamboerijnrinkel van het tuinhek dat openvloog en weer dichtviel. Schwartz deed een lamp aan en probeerde te lezen maar kon zich niet concentreren, dus gooide hij twee Vikes naar binnen die geoormerkt waren voor de volgende dag en slenterde de gang op.

Vanonder de dichte badkamerdeur kwam een dunne streep licht. De wc werd doorgespoeld en Arsch’ brede, roze lijf, nog breder dan dat van Schwartz, vulde de deuropening. Hij krabde aan de ballen onder zijn boxershort. ‘Gaat het?’ vroeg hij met samengeknepen ogen omdat hij zijn lenzen niet in had.

Schwartz haalde zijn schouders op. Hij moest de woorden uit het diepst van zijn innerlijk sleuren: ‘Kan erger.’

‘Het kan altijd erger.’ Arsch verdween in zijn slaapkamer en kwam terug met een voorraad van zijn moeders chocoladekoekjes met walnoot en gember. ‘Je moet ze een paar seconden in de magnetron gooien,’ zei hij. ‘Er staat melk in de koelkast.’

‘Bedankt.’

Arsch krabde nog wat aan zijn ballen, kneep zijn ogen samen. Troostrijk in zeker opzicht was niet alleen zijn aardige gebaar maar ook zijn lichamelijke omvang, die op het bestaan wees van krachten groter dan die van Schwartz – krachten die Schwartz dan misschien niet echt konden beschermen, maar in elk geval zijn bescherming niet nodig hadden. ‘I ain’t tripping ’bout no bitches,’ zei Meat, de raphit van dat moment aanhalend. ‘I just worry ’bout the game.

‘Bedankt,’ zei Schwartz weer. De deur van Meat ging dicht met een klik en de spiraalveren van zijn bed jankten soeverein door de muur.

Het huis was weer verlaten. Onderweg naar de keuken liep Schwartz op de tast langs de bierpongtafel. What you missed about these bitches/ Is they all can feel my fame./ My sick hits make ’em ticklish/ Till they screamin’ out my name. Mijn god, de troep waarmee je hoofd zich vulde, er viel niets tegen te doen. Het was niet bepaald Milton; het was zelfs geen Chuck D. Hij moest er toch echt eens voor zorgen dat ze bij Bartleby de hiphop in de jukebox vervingen door poëzie. Wanneer je er je dollar in stopte en op 10-08 drukte hoorde je ‘When I have fears that I may cease to be’ en kon je zwelgen in Keats onder het genot van een biertje.

Vergeleken met de rest van het huis was de keuken griezelig onbezoedeld, nu de gootsteen glom in de aanrechtverlichting en hij bijna weer zijn originele limaboonkleur te zien gaf. Pella had de gewoonte ontwikkeld hem bij elk bezoek te poetsen, waarna Schwartz ertoe was overgegaan hem te poetsen zodat zij het niet hoefde te doen, en de laatste tijd leek zelfs Meat er een tik van te hebben meegekregen, want hij krabde vuil van het linoleum – oude kauwgom van eerdere huurders, recentere fluimen pruimtabak – en spoelde de vuilnisbak schoon. Schwartz liet de koekjes een halve minuut in de magnetron opwarmen, propte er een in zijn mond, goot een liter melk in een souvenirglas van de Chicago Bears, dronk het leeg en werkte de resterende koekjes weg in het licht van de openstaande koelkast. Arsch, die toffe peer, had een twelvepack Schlitz gekocht; Schwartz griste er twee mee, liep de muffe woonkamer in en ging in het donker op de bank zitten. Het was een stom idee, jukeboxpoëzie, toch beviel het hem wel. Hij zou willen dat hij er Pella over kon vertellen, al was het maar om te horen hoe ze hem uitlachte en uitschold voor Chicago-conservatief.

Ze hadden nooit eerder ruziegemaakt; ze was er goed in, voorzover het doel van een ruzie was de ander te kwetsen. Achter zijn woede bespeurde hij vagelijk een tegenkracht: het bevredigende gevoel dat hij dat soort pijn kon voelen, dat een meisje, een vrouw, zo veel voor hem kon betekenen dat hij door haar kon worden gekwetst, waarmee de mogelijkheid zich aandiende dat Pella gelijk had, dat hij inderdaad zo veel mogelijk wilde lijden, het gelukkigst was wanneer hij leed. Maar dat strookte alleen met de waarheid als je er ‘om een bepaalde reden’ aan toevoegde. Om een bepaalde reden lijden vond hij fijn. Wie niet? Maar al zijn redenen gingen in rook op. In gedachten vinkte hij ze af: rechtenstudie, proefschrift, Henry, Pella.

Hij was geen achterbuurtjoch meer. Als hij zich net als zo veel andere Schwartzes vóór hem dooddronk of er op een andere manier in slaagde zijn leven te verkloten, kon hij dat alleen zichzelf verwijten. Hij had geen excuses. Wel had hij opties, Yale Law School ten spijt. Hij was alleen maar tot geen enkele rechtenstudie toegelaten omdat hij zich niet had aangemeld bij een van de honderden opleidingen die hem wél wilden hebben. Hij had een trits gereedschappen: retorische, analytische en kritische gereedschappen, gereedschappen voor zelfreflectie, hij had rijke vrienden, referenties, aanzien. Man, hij had zelfs duizend dollar in zijn jaszak. Hij liep terug naar de keuken om twee nieuwe biertjes te halen.

Pella kon per uur zeventig bladzijden James, Austen of Pynchon wegtikken en alles nog onthouden ook, alsof ze ervoor gemaakt was. Hij vond het geweldig het haar te zien doen, met haar leesbril op het puntje van haar neus en gedachten die losstonden van de zijne.

Ze had een verkeerd beeld van zijn leven. Hij wílde niet dat alles moeilijk was, alles wás moeilijk. Geld deed er niet toe. Hij was niet slim zoals zij. Het enige wat hij goed kon was andere mensen motiveren. Wat uiteindelijk niets voorstelde. Manipulatie, met de poppen spelen. Wat zou hij er niet voor overhebben om zelf een talent te hebben, een talent zoals dat van Henry? Niets. Alles. Hij die het niet in zich heeft, coacht.

Traag reed een auto door Grant Street. Uit de subwoofer klonk de pompende, ronkende baslijn van het nietszeggende nummer dat Schwartz daarnet had gezongen. Hij dwong zich niet nog meer tekstflarden uit zijn geheugen op te diepen. Hij dronk de biertjes op en liep naar de keuken voor twee nieuwe. Hij legde zijn biljetten van honderd dollar naast elkaar op de salontafel. Er lag een aansteker. Hij dacht een hele poos na, nam een biljet en ging er met de vlam onderdoor, heen en weer. De zijkant van het biljet kreeg een iets donkerder kleur, maar hij was niet dronken genoeg, niet stom genoeg, of zo.

De kunst van het veldspel
x97890234763441.xhtml
x97890234763442.xhtml
x97890234763443.xhtml
x97890234763444.xhtml
x97890234763445.xhtml
x97890234763446.xhtml
x97890234763447.xhtml
x97890234763448.xhtml
x97890234763449.xhtml
x978902347634410.xhtml
x978902347634411.xhtml
x978902347634412.xhtml
x978902347634413.xhtml
x978902347634414.xhtml
x978902347634415.xhtml
x978902347634416.xhtml
x978902347634417.xhtml
x978902347634418.xhtml
x978902347634419.xhtml
x978902347634420.xhtml
x978902347634421.xhtml
x978902347634422.xhtml
x978902347634423.xhtml
x978902347634424.xhtml
x978902347634425.xhtml
x978902347634426.xhtml
x978902347634427.xhtml
x978902347634428.xhtml
x978902347634429.xhtml
x978902347634430.xhtml
x978902347634431.xhtml
x978902347634432.xhtml
x978902347634433.xhtml
x978902347634434.xhtml
x978902347634435.xhtml
x978902347634436.xhtml
x978902347634437.xhtml
x978902347634438.xhtml
x978902347634439.xhtml
x978902347634440.xhtml
x978902347634441.xhtml
x978902347634442.xhtml
x978902347634443.xhtml
x978902347634444.xhtml
x978902347634445.xhtml
x978902347634446.xhtml
x978902347634447.xhtml
x978902347634448.xhtml
x978902347634449.xhtml
x978902347634450.xhtml
x978902347634451.xhtml
x978902347634452.xhtml
x978902347634453.xhtml
x978902347634454.xhtml
x978902347634455.xhtml
x978902347634456.xhtml
x978902347634457.xhtml
x978902347634458.xhtml
x978902347634459.xhtml
x978902347634460.xhtml
x978902347634461.xhtml
x978902347634462.xhtml
x978902347634463.xhtml
x978902347634464.xhtml
x978902347634465.xhtml
x978902347634466.xhtml
x978902347634467.xhtml
x978902347634468.xhtml
x978902347634469.xhtml
x978902347634470.xhtml
x978902347634471.xhtml
x978902347634472.xhtml
x978902347634473.xhtml
x978902347634474.xhtml
x978902347634475.xhtml
x978902347634476.xhtml
x978902347634477.xhtml
x978902347634478.xhtml
x978902347634479.xhtml
x978902347634480.xhtml
x978902347634481.xhtml
x978902347634482.xhtml
x978902347634483.xhtml
x978902347634484.xhtml
x978902347634485.xhtml
x978902347634486.xhtml
x978902347634487.xhtml
x978902347634488.xhtml