44
Hij wilde met Owen praten, maar Owen was niet thuis. Soms leek het alsof zijn leven maar twee momenten kende waarop hij vrijelijk kon praten: op de diamond en hier, in het donker, op zijn bed tegenover dat van Owen. Als je hier lag, een oor op je kussen, kon je goed bepalen hoe je je voelde en er hardop over vertellen. Je woorden begonnen je niet als een boomerang te achtervolgen, maar landden zachtjes in Owens oren en bleven daar. Dat was het mooie van een kamergenoot hebben, een kamergenoot als Owen, maar Owen was niet thuis.
Hij pakte de telefoon en belde naar Sophies mobieltje.
‘Henry,’ fluisterde zijn zus. ‘Wacht effe.’ Een seconde of twintig hoorde hij alleen gestommel. ‘Sorry,’ zei ze. ‘Ik ben de gang op gelopen.’
‘Waar hangen jullie uit?’
‘Pap z’n rug doet pijn, dus mama reed, en mama werd moe. We zijn gestopt bij een motel een kilometer of tachtig verderop. Het is nogal afschuwelijk, maar ik heb wel m’n eigen bed. Waarom ben jij nog wakker?’
‘Kon niet slapen.’
‘Niet zenuwachtig zijn, Henry, grote broer van me. Je zult het fantastisch doen.’
‘Ik weet het.’ Praten met Sophie luchtte hem op – ze was geïnteresseerd in zijn geluk en totaal niet in honkbal – maar hij vreesde altijd dat ze te veel aan hun ouders zou verklappen, die hij bijna niets over zijn problemen had verteld. Gelukkig had hij hun ook bijna niets verteld over de scouts, de agenten en de enorme geldbedragen die zich aftekenden, die zich tot voor kort aftekenden, aan de horizon die juni heette. Voorzover zij wisten was hij gewoon Henry, hun studerende zoon die Aparicio’s record had geëvenaard en het dit seizoen best goed deed.
‘Aparicio Rodriguez,’ zei Sophie. Het was de enige honkballer wiens naam ze kende. ‘Ben je opgewonden?’
‘Tuurlijk.’
‘Niet zenuwachtig zijn,’ adviseerde ze. ‘Ontspan je gewoon en geniet. Zuig het in je op. Je zult het fantastisch doen.’
‘Ik weet het,’ zei Henry. ‘Ik doe het.’
‘En morgenavond gaan we uit, toch? Je had beloofd dat we dat zouden doen als ik in m’n laatste jaar zat.’
‘Soph, het wordt een vreselijk druk weekend. We hebben zondag nog twee wedstrijden.’
‘Hénry. Je hebt het me beloofd. Je kunt het niet maken dat ik wéér een heel weekend met pap en mam zit opgescheept.’
‘Over een paar maanden ben je aan het studeren. Dan kun je uitgaan zoveel je wilt.’
‘Uhuh, op South Dakota State University. Maar Westish is zo cool. Ik heb er speciaal een jurk voor gekocht. Niet aan mama vertellen.’
Zijns ondanks moest Henry glimlachen. ‘Oké, oké. We gaan uit.’
Nadat hij had opgehangen was hij nog steeds niet slaperig. Als Owen hem een of andere pil aanbood zou hij die meteen van hem aannemen, maar Owen was er niet. Henry glipte zijn bed uit, schoot zijn trainingsbroek en windstopper van de Harpooners aan, trok zijn Cardinals-pet over zijn hoofd en liep naar Westish Field.
Hij ging op de klamme, zanderige grond tussen het tweede en het derde honk zitten, de plek waar hij al die honderden uren had doorgebracht, en haalde De kunst uit de zak van zijn windstopper. Het stukgelezen boek viel open op een van zijn favoriete bladzijden.
99. Een bal vangen die hij nog nooit heeft gevangen, zich uitstrekken tot de verste grenzen van zijn bereik en dan nog iets verder: het is de droom van de korte stop.
Hij bladerde door.
122. De korte stop heeft zo lang zo hard gewerkt dat hij niet meer nadenkt. Hij handelt evenmin. Waarmee ik bedoel dat hij zelf geen actie genereert. Hij reageert slechts, zoals een spiegel reageert wanneer je je hand ervoor heen en weer beweegt.
Hij bevond zich niet in een parket waaruit hij zich weg kon denken. Noch bevond hij zich in een parket waaruit hij zich weg kon ontspannen, hoe vaak coach Cox, Schwartzy, Owen, Rick, Starblind, Izzy of Sophie hem ook adviseerden zich te ontspannen, te stoppen met denken, zichzelf te zijn, de bal te zijn, niet te erg zijn best te doen. Je kon alleen zo erg je best doen om niet je best te doen dat je op een gegeven moment weer te erg je best bleek te doen. En je best doen was fout, zoals iedereen hem vertelde, helemaal fout.
Toen hij nog op de basisschool zat, in Lankton, renden zijn zusje en Scott Hinterberg ’s winters altijd voor hem uit. Dan rukten ze de brievenbussen langs de straat open, waarna Henry in hun kielzog sneeuwballen in de gapende brievenbusmonden joeg; nooit ofte nimmer miste hij, tenzij er post in lag die moest worden verstuurd, want dan tikte hij met zijn sneeuwbal het rode vlaggetje omlaag, rende er keurig naartoe en zette het vlaggetje weer omhoog. Hoe kon hij toen zo goed gooien? Het stelde hem nu voor een raadsel. Een joch in een dikke jas die hem in zijn bewegingen hinderde, schrale, gevoelloze vingers van al het sneeuw rapen, telkens feilloos.
De korte stop heeft zo lang zo hard gewerkt dat hij niet meer nadenkt – dat verwoordde het prachtig. Je kon er niet voor kiezen om al dan niet na te denken. Je kon alleen kiezen voor werken of niet werken. En had hij niet voor werken gekozen? En was dat niet wat hem nu zou redden? Wanneer hij morgen dit veld op liep zou hij een complete voorraad werk met zich meenemen, het werk van de laatste drie jaar met Schwartzy, een heel leven van werk daarvóór, van onophoudelijke focus op enkel en alleen het honkbal, en op hoe beter te worden. Dat levenswerk van hem, dat was niet niks. Hij kon erop vertrouwen.
Als hij erop zou vertrouwen, kon hem niets overkomen. April was afschuwelijk geweest, maar morgen vond de echte test plaats, als een college waarvan alleen het tentamen telde. Dwight had hem verteld dat zijn marktwaarde dan wel was gedaald, maar bij lange na niet zo ver als Henry dacht. ‘Teams kijken naar je potentieel,’ zei Dwight, ‘nog meer dan naar je prestaties. Je bent jong, je bent snel, je ragt de bal aan gort. Zaterdag zitten hier twintig teams te kijken, dat beloof ik. Trakteer ze op een show.’ En wat de Harpooners betrof, die stonden maar één treffen achter op Coshwale; ze zouden voor het eerst in hun geschiedenis een competitie op hun naam schrijven, regionaal gaan spelen, als ze dit weekend drie van de vier wedstrijden wonnen. De verlossing lag hier voor het oprapen. Het deed er niet toe dat Aparicio zich tussen het publiek zou bevinden, dat zijn ouders en Sophie er ook zouden zijn, dat het Henry Skrimshander Day was. Hij hoefde alleen maar te honkballen, ervan te genieten zoals hij dat altijd had gedaan, zijn teamgenoten te helpen Coshwale te verslaan. Al het andere zou dan op zijn pootjes terechtkomen.
Reageer, zoals een spiegel reageert.
Hij krabbelde overeind, veegde de klamme zandgrond van zijn achterwerk. Hij bladerde naar de voorlaatste alinea van het boek. Wolken omstuwden de laaghangende maan, zodat hij de tekst amper kon lezen, maar dat hinderde niet.
212. Het veld verlaten stemt me altijd treurig. Zelfs als veldspeler de laatste man uitgooien en zo de World Series winnen voelde, diep in mijn waarachtigste ik, als de dood.
Ah, Aparicio!