18

Er was geen duidelijk waarneembare dageraad.

Het donker veranderde slechts geleidelijk in grijstinten en een mistige motregen was net dicht genoeg om de ruitewissers aan het werk te houden, en om de scherpe geur van olie en teer van de asfaltweg te doen opstijgen.

Mulder was niet in een beste stemming.

Op bevel van Scully had Webber hem laten uitslapen, en het was bijna tien uur toen hij eindelijk zijn ogen opende en op het kussen een briefje vond, waarin stond dat de anderen in de Queen's Inn op hem zouden wachten.

Hij was ook niet op wonderbaarlijke wijze genezen. Ofschoon zijn hoofd in orde leek, op een kleine bult onder zijn haren na, voelde zijn zij aan alsof ze in beton was gegoten. Telkens als hij zich bewoog, dacht hij dat zijn huid zou openscheuren.

Hij veronderstelde dat hij dankbaar moest zijn voor de extra tijd die Scully hem had gegeven om te genezen, en om de zorg die ze voor hem aan den dag legde, maar die wetenschap werkte bij hem niet zo. Hij douchte zich en kleedde zich zo snel moge­lijk aan, bedacht dat hij vlug zou eten en bij commandant Hawks zou informeren of er de vorige avond nog iets nieuws was gebeurd, en dan ... hij glimlachte grimmig terwijl hij zijn borstel met moeite door zijn haren haalde ... dan zou hij eens even gaan praten met majoor Tonero.

Zijn maag knorde toen hij zijn das strikte en hij snauwde dat ze zich rustig moest houden. Hij greep zijn jasje, liep de deur uit en hij was blij toen hij zag dat het weer precies bij zijn stem­ming paste.

Voor zulke dagen lééf ik, dacht hij somber, terwijl hij de trap afliep.

Scully zag direct in welke stemming hij verkeerde en nadat ze snel had gecontroleerd of alles goed was met hem, spoorde ze hem aan haastig te ontbijten en naar buiten te gaan; ze her­innerde hem eraan dat er, terwijl zij op weg gingen naar de ka­zerne, ook nog iemand anders was, de schutter, die ze maar beter niet konden vergeten.

Andrews dacht nog steeds dat de zogenaamde kobolds en de schietpartij met elkaar in verband stonden; toen niemand toe­hapte, ging ze ineengedoken in haar hoek zitten en keek kwaad naar het voorbijschietende landschap.

Het enige geluid was het ritmisch klappen van de ruitewis­sers en het zoeven van de banden.

Pas toen ze de stad al door waren, dacht Mulder eraan dat hij Hawks nog had willen spreken. Hij sloeg zacht op zijn been, keek chagrijnig en hield zichzelf voor zijn kop erbij te houden, anders zou hij alles verpesten omdat hij niet helder had nage­dacht.

Als we dit achter de rug hebben, beloofde hij zichzelf; ik ga met hem praten als we hier klaar zijn.

Een kwartier later reden ze tussen twee eenvoudige bak­stenen zuilen door die de ingang van de kazerne markeerden. Geen wachten, geen wachthuis; een strook bos die snel afhelde naar het hoofdcomplex van de kazerne - barakken, administra­tiegebouwen en woonhuizen op het kazerneterrein. Een trans­porttoestel van McGuire vloog traag brullend over hen heen. Een sectie soldaten stak hardlopend een kruispunt over, hun donkergroene poncho's glimmend van het vocht. Twee keer reden ze voorbij een bouwplaats voor een nieuwe federale ge­vangenis, voordat Scully het eindelijk opgaf en Hank de weg liet vragen. Een mp gaf hun aanwijzingen en binnen enkele minuten bevonden ze zich op New Jersey Avenue; het duurde niet lang of ze vonden wat ze zochten.

'Moet je dat zien,' mompelde Webber toen hij stopte voor het luchtmachthospitaal Walson.

Het was een gebouw van zes verdiepingen in geelbruine bak­steen, maar op de een of andere manier leek het veel kleiner.

Dat kwam, realiseerde Mulder zich, omdat het grotendeels leeg stond. Veel lege kamers en kantoren, veel ruimte waar veel kon gebeuren zonder dat iemand er wijzer van werd.

Hij ging rechtop zitten en keek naar de ingang, zijn hart begon sneller te kloppen toen hij merkte dat er nauwelijks ie­mand in- of uitging.

'Waarom denken jullie dat hij hier zal zijn?' vroeg Andrews en ze zette haar chagrijnige bui van zich af.

'Als hij aan een project werkt, zal hij er zijn,' zei Scully. 'Zoiets kan niet altijd rekening houden met weekends.'

Zoiets, dacht Mulder.

'Maar zijn wij bevoegd?'

Mulder opende het portier, gleed naar buiten en stak zijn hoofd weer in de wagen. 'We zijn gevraagd door een Ameri­kaanse senator, Licia. De senator die de majoor zelf heeft ge­beld. Als hij dus wil tegenstribbelen, kan hij naar zijn congres­lid schrijven.'

Een burgerreceptioniste zat vlak naast de ingang, een tele­foon met een aantal lijnen en een logboek waren de enige voor­werpen op haar bureau. Mulder wenste haar goedemorgen, liet haar zijn legitimatie zien en vroeg de weg naar het kantoor van majoor Tonero. Ze wist niet zeker of de majoor er was, en van­wege haar standaardinstructies aarzelde ze hem de weg te wij­zen, totdat hij aandrong; daarna wees ze op een groep liften links van hen.

Toen ze daar naartoe liepen, hoorde hij een geluid en keek om.

Webber had zijn vinger op de telefoonhaak. 'Liever niet,' zei hij beleefd met een knipoog. 'Overheidszaken, oké?'

Mulder was verbaasd toen de vrouw ineens grijnsde. 'Natuurlijk. Waarom niet?'

Flensjes en vrouwen, dacht hij; die vent heeft het voor el­kaar.

De majoor was aanwezig.

Maar Mulder dacht niet dat hij daar heel lang zou blijven.

Het kantoor bestond uit twee vertrekken op de eerste verdie­ping. Toen Mulder de anderen liet voorgaan, zag hij een stapel­tje ingepakte dozen tegen een muur, en een lege boekenkast achter wat volgens hem het bureau was van Tonero's secretares­se. De deur naar het achterste vertrek stond open en hij gebaar­de de anderen dat ze stil moesten zijn terwijl hij eropaf liep. Hij zag dat de majoor midden in het kantoor stond, met zijn rug naar de deur, terwijl hij zacht, maar kwaad sprak tegen iemand die aan zijn bureau zat.

'Verdomme, Rosie, het kan me geen barst verrotten wie ...' Hij draaide zich om, zag Mulder en dwong zich te glimlachen. 'Lieve hemel, agent Mulder, wat is dit, een overval?' Hij schud­de Mulder lachend de hand en knikte tegen de anderen.

De persoon achter het bureau was doctor Elkhart.

Indachtig de etiquette en de ego's, liet Mulder Tonero het gesprek leiden, hij beantwoordde beleefd de vragen over zijn gezondheid en merkte dat doctor Elkhart, in een laboratorium- jas, niet zo zelfverzekerd was als ze hem wilde doen geloven. Ofschoon ze op haar gemak in de stoel van de majoor zat, met gekruiste benen en haar handen op de armleuningen, bloosde ze licht en haar poging een vriendelijk gezicht te trekken was een bijna complete mislukking.

Ze was, dacht hij, pis- en pisnijdig.

Wat, vroeg hij zich vervolgens af, klopte er niet met dit beeld?

'Het is echt tragisch van Carl,' zei Tonero; hij deed een stap achteruit en ging op de rand van zijn bureau zitten, Elkhart compleet negerend. 'U moet goed begrijpen dat ik pas rust zal hebben als die zaak is opgelost.'

'Dat waardeer ik, majoor,' zei Mulder, die meer aanvoelde dan zag dat Scully links vlak achter hem op een stoel ging zit ten, terwijl Webber en Andrews aan weerszijden van de deur gingen staan. Het was een groot vertrek, maar hun plaatsen en houding deden het nu veel kleiner lijken. 'Ik kan u verzekeren dat wij de zaak ook niet met rust zullen laten.'

Hij glimlachte heel even.

Doctor Elkhart zette haar benen weer naast elkaar.

'Zo, prima!' Tonero glimlachte resoluut naar ieder van hen om de beurt, en wreef toen krachtig in zijn handen. 'En wat kan ik doen om jullie te helpen?'

Mulder trok zijn wenkbrauwen op - Tjeetje, meneer, dat weet ik eigenlijk niet - en keek even naar Scully, als zocht hij advies voordat hij de majoor weer aankeek. 'Nou ja, ik geloof dat u mij zou kunnen vertellen wat uw project te maken heeft met ko­bolds.'

Tonero begon sputterend te lachen en bewees daarmee dat hij een goeie mop kon waarderen als hij die hoorde; maar de lach veranderde in een norse blik toen Mulder, noch de anderen met hem meelachten. Hij rechtte zijn rug; zijn uitdrukking werd somber.

'Het spijt me, agent Mulder, maar wat wij hier doen is ge­heim. Dat zult u zeker begrijpen.'

'Inderdaad, dat kunt u van mij aannemen,' antwoordde hij vriendelijk. 'Het ministerie van Defensie kan soms behoorlijk lastig zijn.'

'Absoluut. Nu ...' Met een handgebaar gaf hij aan dat hij nog veel zaken moest afwerken en inpakken. 'Zoals u ziet, worden we overgeplaatst - de orders kwamen vanmorgen binnen - en we zitten midden in de rotzooi.' Een blik over zijn schouder die doctor Elkhart negeerde. 'Doctor Tymons - u herinnert zich misschien dat u die gisteren hebt ontmoet - schijnt al begon­nen te zijn zonder het ons te zeggen, daarom hebben we het op dit moment hier tamelijk druk.'

Hij deed een stap naar voren met de bedoeling de agenten weer zonder dwang naar het andere vertrek te laten gaan.

Mulder ging voor hem opzij, zijn rechterhand streek langs de bureaurand voordat hij erop ging leunen, en hij keek om. 'Doctor Elkhart, waar was u gisteravond? Ik bedoel zo rond negenen?'

Elkhart schrok op en knipperde met haar ogen. 'Wat?'

'Gisteravond,' herhaalde hij.

'Luister nu eens, agent Mulder,' snauwde Tonero. 'Doctor Elkhart is een van onze meest...'

'Thuis,' antwoordde de vrouw en ze kruiste opnieuw haar benen. 'Ik was thuis. Ik keek tv.' Ze glimlachte scheef. 'Waarom, agent Mulder. Word ik ergens van verdacht?'

Mulder glimlachte ook en beantwoordde haar vraag niet ter­wijl hij haar de rug toekeerde. 'En u, majoor?'

'Hoe ...' Tonero liep helemaal rood aan. 'Waar bent u eigen­lijk mee bezig? Weet u wie ...'

'Kameleons,' zei Scully vriendelijk vanaf haar stoel.

'Hagedissen,' antwoordde Elkhart direct, minder vriendelijk. 'Geen familie van de kobolds, vrees ik.'

'Kobolds?' De majoor ging harder praten. 'Kobolds? Waar hebt u het over? Wat heeft het geklets van een oude vrouw te maken met de moord op mijn neef?'

Mulder haalde de schouders op. 'Dat weet ik niet, majoor. Maar net zoals u binnen het kader van uw projecten alle moge­lijkheden moet onderzoeken, zo moeten wij dat ook bij moord­zaken.' Hij wendde zich tot Scully. 'Vind je dat we later moeten terugkomen? Volgens mij hebben ze haast.'

Scully was het ermee eens en liep met de anderen naar de deur.

Maar Mulder bewoog zich niet. 'Majoor, mag ik aannemen dat u later vanmiddag in de buurt zult zijn? Gewoon voor geval?' Hij keek de kamer rond. 'Het ziet ernaar uit dat u hier nog heel wat te doen hebt. En ook op het kantoor van uw pro ject, veronderstel ik.'

'Absoluut, absoluut.' Tonero deed weer een stap vooruit en dit keer gaf Mulder toe. 'Maar belt u tevoren even, als u het niet erg vindt. Ik heb ...' Even keek hij Mulder gekweld aan. 'Meerderen, als u weet wat ik bedoel. Deze overplaatsing maakt hen nerveus.'

'Dat geloof ik best,' zei Mulder. 'Leuk om weer even met u gebabbeld te hebben, doctor Elkhart,' en hij was verdwenen voordat de vrouw kon antwoorden.

Toen hij weer in de stille gang stond en de deur stevig achter zich had dichtgetrokken, stak hij een hand op om te beletten dat de anderen zouden gaan praten, keek naar links, naar de groep liften, voordat hij de andere kant opkeek, waar hij nog één enkele lift zag. Met een knipje van zijn vingers stuurde hij Webber geluidloos lopend erheen, en die gebaarde dat er geen knop was die kon worden ingedrukt.

'En?' vroeg Andrews toen ze in de hal kwamen.

'Och,' zei Mulder, 'die majoors van tegenwoordig zijn ook niet meer wat ze vroeger waren.' Hij haalde zijn linkerhand uit zijn zak en stak zijn palm uit, waarop de sleutelring lag die hij van het bureau van de majoor had gepakt.

'Mond houden, Scully,' zei hij luchthartig toen ze begon tegen te sputteren. Hij gaf Webber en Andrews opdracht dat ze moesten teruggaan naar de stad, Aaron Noel, de barkeeper van Barney's, moesten opsporen en zien uit te vinden of de man wist hoe goed Pierce en Uiman elkaar hadden gekend, en of Barelli nog vragen had gesteld.

'En zoek uit waar de centralist...'

'Vincent/ zei Webber.

'Precies. Zoek uit waar zij gisteravond was, hoe laat ze thuis­kwam. Je kent de procedure.'

'En jullie dan?'

Mulder haalde de schouders op. 'Als we nu weggaan, zullen we, wanneer we terugkomen, de plek leeg vinden waar je met

deze sleutel kunt komen. We gaan een beetje rondsnuffelen.'

'Maar is dat niet tegen de ...?'

Mulder legde hem met een blik het zwijgen op en haastte zich met hen naar buiten.

De kazerne lag er verlaten bij.

Niets bewoog zich, op een zachte regen na die nu en dan door een lichte wind tot vlagen werd geblazen.

Hij opende het portier voor Andrews, stapte achteruit en vroeg zich af wat de machtige Douglas zou zeggen als hij erach­ter kwam dat hun andere auto was gereduceerd tot Zwitserse gatenkaas. Hij zag dat Webber en Licia in de auto heftig ruzie maakten met elkaar, maar omdat de raampjes dicht waren kon hij geen woord verstaan.

Bijna kwam hij tussenbeide, rolde met zijn ogen en veran­derde van gedachten. Die vrouw zal mijn dood nog eens zijn, dacht hij, en hij wilde dat ze vertrokken. Meteen. Hij wilde er zeker van zijn; hij wilde niet dat ze ineens weer opdoken.

De wagen zette zich met een ruk een meter in beweging en de motor sloeg af.

Hij glimlachte dapper en besloot naar binnen te gaan voor­dat hij naast zijn kwaaltjes ook nog eens een longontsteking opliep. Hij deed alsof hij de auto een duw gaf, zwaaide toen Webber hem zag in de spiegel, en toen hij terugdraafde naar de hal, sloeg de motor aan en bleef lopen. De receptioniste was duidelijk verbaasd, maar hij verzekerde haar dat ze alleen maar iets vergeten waren in het kantoor van majoor Tonero en dat ze meteen daarna vertrokken zouden zijn.

De vrouw scheen dat te betwijfelen.

'Mulder,' zei Scully terwijl ze resoluut naar de liften liepen, 'als we gesnapt worden ...'

Hij gaf geen antwoord.

Hij keek even om, pakte haar elleboog en dook de hoek om.

De gang was leeg en slechts de helft van de lichten, die in de akoestische tegels van het plafond zaten, brandden.

Vanuit de hal weerklonk gefluister.

Na twee keer proberen vond hij de juiste sleutel en hij hield zijn adem in, totdat de deur van een lege liftkooi openging. Eenmaal binnen stak hij de sleutel opnieuw in een slot zodat ze naar beneden gingen.

Scully zei niets; ze had dit maar al te vaak eerder met hem meegemaakt. De verplichte waarschuwing was gegeven - als we gesnapt worden; nu kon ze zich concentreren.

Die stemming wilde hij niet verstoren; ze was te waardevol.

Hij hoopte alleen dat de majoor nog zo kwaad was dat hij niet helder kon denken en dat hij niet besefte wat zij aan het doen waren.