6

Dana Scully stond midden in de troep van Mulders kantoor en zwaaide wanhopig met haar armen. Soms had ze wel bewonde­ring voor de manier waarop hij een speld in een hooiberg kon vinden, maar af en toe was de verleiding groot de boel in de fik te steken en hem te dwingen opnieuw te beginnen. Daarmee zou ze echter niets oplossen, wist ze. Twee dagen later zou het er net zo uitzien.

Ze pakte met één hand haar aktentas op, draaide zich met een gelaten zucht naar de vrouw in de deuropening en zei: 'Sorry, Bette, maar volgens mij is het hier niet.'

'Zeker wel,' zei de secretaresse opgewekt. Ze liep het vertrek door naar een laag schap aan de muur, schoof een stapel pape­rassen opzij en hield een dossier met een blauwe tab omhoog. 'Ik kan ze van een kilometer afstand ruiken.'

Een vrolijke glimlach en ze was verdwenen, en liet een geër­gerde Scully achter die met open mond stond te kijken. Het maakte haar niet veel uit dat zaken aan andere teams werden toegewezen; dat hoorde erbij, zo werkte dat nu eenmaal. En die speciale zaak was, naar FBI-normen, zo alledaags, het verbaasde haar dat Mulder ze niet zelf had doorgeschoven. Wat haar irri­teerde was de bijna hooghartige weigering van de nieuwe af­delingschef een verklaring te geven. Als hij het niet eens was met een bepaalde werkwijze, verwisselde hij gewoon de teams.

Zijn enige commentaar was dat hij een frisse kijk wilde hebben en nieuwe mensen. 'Hé.'

Mulder kwam binnen en liet zijn jas op de leuning van zijn stoel vallen. 'Luister, ik heb eens nagedacht over die zaak in Louisiana.'

Dana schudde haar hoofd. 'Mulder ...'

Hij plofte in zijn stoel, draaide zich naar haar toe en maakte met zijn vingers een dakje onder zijn kin. 'Niet dat ik denk dat het echt zo bizar zal worden als de almachtige Douglas wel denkt, maar ik heb die map eens doorgekeken, moet je zien ...' Zonder te kijken stak hij zijn hand uit naar het schap. 'Wat ze hier hebben, is volgens mij ...'

'Mulder...'

Hij fronste zijn wenkbrauwen, trapte de stoel in het rond en begon paperassen opzij te slaan. 'Verdomme, ik durf te zweren dat ik het hier gisteravond heb neergelegd. Misschien heeft Webber het meegenomen. Dat is zo'n enthousiasteling, daar word ik niet goed van.'

Dana telde tot tien om geduld te verzamelen en klopte hem op de schouder. Hard. 'Mulder, luister eens.'

'Wat? Wat?' Hij keek niet om. 'Misschien heb ik het afge­legd.' Hij huiverde. 'Mijn God, wat een idee.'

'Het is niet belangrijk.'

'Natuurlijk is het belangrijk. Denk jij dat ik echt ...' Hij weeg, draaide zich langzaam om en keek haar aan. 'Jij weet

meer.'

Ze keek naar het plafond, dankte de hemel, en streek ver- strooid met een hand door haar haren. 'Op de eerste plaats vind ik het maar niks dat je me alleen laat met die menselijke octo­pus. Ik durf te zweren dat hij handen heeft die uit zijn oren

groeien.'

Hij bracht het tenminste op berouwvol te kijken. 'Sorry. Douglas had die afspraak al gemaakt. Ik kon niet anders.'

Toen ze hoorde wat de afdelingschef te zeggen had, vertelde ze hem dat ze al op de hoogte was. De man was haar in de gang tegengekomen toen ze op weg was naar Mulders kantoor.

'Maar dat doet er op dit ogenblik niet toe.'

Hij schrok. 'Wat bedoel je?'

'Zet dat maar even in de ijskast. Ik wil nu alleen dat je be­looft me nooit van je leven nog eens alleen te laten met die journalist.' Ze huiverde om haar standpunt kracht bij te zetten. 'Ik ben dokter, Mulder. Ik ken de artsengeheimpjes. Als ik echt moet, als hij nog één keer met zijn poten aan mijn lijf komt, dan zweer ik dat ik ervoor zal zorgen dat hij nooit meer een vrouw ook maar aanraakt.'

Mulder stak een hand op. 'Oké. Oké. Ik verwachtte niet dat hij zo erg zou zijn. Echt waar.' Hij fronste zijn voorhoofd. 'Volgens mij heeft die zaak over het vriendje van zijn nicht hem harder aangepakt dan ik dacht.'

Kwaad zei ze dat dat geen excuus was. Het was misschien te begrijpen, maar het was geen excuus. Toen hij zich opnieuw verontschuldigde, zweeg ze even om tot rust te komen, pakte toen een andere stoel en trok haar aktentas op haar schoot.

'Wat is het andere nieuws?' wilde hij weten, en hij keek wan­trouwig naar de tas.

'Goed en slecht nieuws eigenlijk.'

Hij staarde haar zo lang aan dat ze dacht dat hij het niet had gehoord. Daarop liet hij zich gelaten in zijn stoel zakken en was er helemaal bij.

'Het goede nieuws is dat je niet naar Louisiana hoeft. Je kunt het dossier niet vinden omdat Bette het een paar minuten geleden heeft meegenomen.'

Hij reageerde nauwelijks, knipperde alleen even met zijn ogen.

'Het andere goede nieuws is dat je nog steeds aan mij vast­zit.'

Een scheve glimlach flitste op en verdween. 'Het slechte nieuws is,' zei hij droogjes, 'dat we naar North Dakota gaan, geen toiletten, en we moeten in een tent.'

'Niet echt.' Als het niet was om razend van te worden, zou deze hele zaak belachelijk zijn geweest. 'In feite is het New

Jersey.'

'Wat?'

Ze keek hem vanonder haar wenkbrauwen aan. 'New Jersey.'

Hij keek verbaasd. 'Waarom New Jersey? Wat ...' Hij sperde zijn ogen open van ontzetting. '0, mijn God, Scully, alsjeblieft, niet de onzichtbare man.'

Ze knipte haar aktentas open, trok er een dossier met een rode tab uit, zette de tas op de grond en legde de map op haar schoot. Ze klapte ze open en pakte het bovenste blad. Toen pas knikte ze en wachtte geduldig tot hij ophield met voor zich uit te mompelen en gromde dat ze verder moest gaan.

'De ...'

'Wacht 'ns even,' zei hij. Wacht 'ns heel even. Wat heeft de almachtige Douglas op andere gedachten gebracht? Gisteren waren het verdwijnende clowns, vandaag is het Claude Rains. Ik snap het niet. Denkt hij echt dat dit een x-dossier is?'

Scully glimlachte. 'Ik weet het niet. Maar het ziet ernaar uit dat jouw vriend een vriend heeft.'

'Carl? Carl, de sportverslaggever?' Hij geloofde het niet. 'Carl Barelli heeft een kruiwagen?' Langzaam schudde hij zijn hoofd; de wonderen waren de wereld nog niet uit.

'Niet echt,' gaf ze toe. 'Angie Tonero, zijn nicht, heeft een broer. Die broer die het toekomstige vriendje aan stukken wilde rijten, weet je nog wel? Die broer heet majoor Joseph Tonero. Tijdelijk geplaatst bij de medische troepen. Je raadt nooit waar hij momenteel ligt.'

Mulder deed geen moeite. Zijn uitdrukking zei genoeg; hij wist dat de luchtmachtbasis McGuire naast Fort Dix lag. 'En ma­joor Tonero is ...?'

'Kennelijk een hele goede, dierbare, intieme vriend van de jongste Amerikaanse senator van de Garden State, John darmen.'

Mulder wist niet goed of hij het leuk moest vinden of kwaad


'Hallo,' zei de rijzige blondine die het kantoor inliep terwijl Mulder overeind stommelde. 'Ik ben Licia Andrews. Hank heeft me zóveel over u verteld.'

'Hank?' echode Mulder stompzinnig terwijl hij haar een hand gaf.

Licia keek Dana even aan. 'Och, ja. Hank Webber. Heeft hij u dat niet verteld? Wij zijn partners. Daar komt het ongeveer op neer. Wij gaan met jullie naar New Jersey. Klopt dat, agent Scully?'

'0 ja,' zei Dana, ze genoot van de situatie, en ze schaamde zich er niet in het minst voor. 'Absoluut.'

Het uitzicht vanaf het hoogste punt van de Delaware Memorial Bridge was waarschijnlijk spectaculair - beneden de Delaware Bay, stroomopwaarts een beboste rivieroever, aan de rechter­kant de zee, de fabrieken en werkplaatsen langs de oevers aan weerszijden. Dat was waarschijnlijk zo, maar Barelli ontging het volkomen. Hij had de pest aan de hoogte, de pest aan de zee­meeuwen die hem door de voorruit aanloensten, en zijn knok­kels werden wit, elke keer als hij over de brug reed. Toch was het een heel stuk beter dan vliegen.

Eenmaal aan de noordkant reed hij in zijn gehavende gele Taurus recht naar de tolweg en verspilde geen tijd. Ondanks het telefoontje dat hij had gepleegd nog voordat hij Mulder op­zocht, en ondanks de verzekeringen van de senator dat de fami­liezaak snel afgewerkt zou worden, geloofde hij het nog niet helemaal.

Vooral na wat Dana had gezegd.

Na haar zoveelste afwijzing van zijn charmes, had ze hem koeltjes naar de stille, enorme hal geleid en had hem, god­betert, een klopje op zijn verdomde arm gegeven alsof hij een kwajongen was.

'Hou je maar aan de sport, Carl,' had ze gezegd. 'Het spijt me van die korporaal, maar gebruik je hersens, oké?'

Hij was zo kwaad geweest, hij had haar nauwelijks een af- scheidskus en een omhelzing kunnen geven.

Hou je maar aan de sport.

Verrek, wie dacht ze wel dat ze was, Sherlock Holmes in een

tok?

Bovendien was hij geen sportverslaggever. Hij was een ver- slaggever die toevallig belangstelling had voor de sport. Dat was een groot verschil, en dat ging hij bewijzen.

Een kwartier later reed hij via de tolweg snel naar het noor- den, door een schemering die snel overging in halfdonker, en negeerde de dicht langs de weg staande bossen aan weers­zijden, evenals de nog laat jagende valken die geduldig zweef­den boven het dichte gebladerte van de dwergeiken waaruit de Pine Barrens bestond. Hij negeerde ook de snelheidslimiet, bleef met honderdtien op de linkerweghelft rijden. De Yankees op de radio. Wind door het open raampje aan de passagierskant, waardoor papiersnippers en verfrommelde papieren zakdoekjes opwaaiden op de achterbank en de vloer. Een sigaret in zijn lin­kerhand.

Verdomd takkewijf. Hij vroeg zich af waarom hij zijn tijd ver­spilde en glimlachte somber over het al te voor de hand liggen­de antwoord - ze wilde niet toegeven. Dat bewonderde hij. Verrek, hij bewonderde haar. En een dezer dagen zou zij leren hem te bewonderen.

Spoedig.

Het zou spoedig gebeuren.

Ofschoon hij nu niet precies een landelijke bekendheid ge­noot, had zijn naam onder een artikel in deze staat wel degelijk enige betekenis. Hij dacht dat hij daarvan kon profiteren zodra hij in Marville kwam, waar dat verdomme ook lag. Het klonk als, en dat was het heel waarschijnlijk ook, een gat dat parasiteerde op Fort Dix en McGuire. Een beroemdheid als hij kon gemakke­lijk praatjes opvangen. Een paar borrels, een paar vragen, een paar schouderklopjes en een paar veelbetekende knipoogjes, en die verdomde Fox Mulder kon de kont van deze verslaggever lik­ken.


Bovendien was Uiman praktisch familie geweest. De laatste keer dat hij Angie had ontmoet, had ze zulke gezwollen ogen van het huilen dat ze nauwelijks nog wat zag.

Niemand, maar dan ook niemand, mocht dat zijn familie aandoen.

Met een beetje geluk kon hij misschien zelfs die slijmerd al­leen aantreffen, die vent die Frankie had vermoord.

Hij glimlachte opnieuw toen hij zijn koplampen aandeed.

Het was geen blijvende glimlach.

Hij kon hem niet vasthouden.

Het enige wat hij kon vasthouden was het stuurwiel, en het idee dat Carl Barelli zich niet zou laten afschrikken door een of andere fanaat met een mes. Hij wist dat anderen hem als een slappeling beschouwden, iemand die te lang achter een bureau had gezeten. Maar al te vaak kwamen die anderen erachter dat dat niet zo lag.

Maak je geen zorgen:, Angie, beloofde hij het schemerdon­ker; blijf volhouden, meid, neef Carl komt eraan.

Dana had er altijd een hekel aan dat maanlicht en het schijnsel van de koplampen het landschap zijn kleur ontnamen. Er was nooit echt wit, alleen zwart en grijstinten, en de dingen die zich daartussenin bewogen.

Spooktijd.

Ze kneep in haar linkeroorlelletje, net hard genoeg om pijn te doen en haar wakker te houden. Ze had gedacht, had ge­hoopt, dat ze een tijdje geen lange afstanden meer zou hoeven te rijden, maar Mulder had aangedrongen dat het geen zin had tot morgen te wachten. Ze konden net zo goed orde op zaken stellen en vertrekken, zodat ze vrijdagmorgen direct aan het werk konden gaan.


Eigenlijk was dat zo gek nog niet. Hij had aangeboden te rij­den, had koffie en wat broodjes meegenomen en op de een of andere manier Webber zover gekregen dat hij samen moest rij­den met Andrews, zodat ze elkaar wat beter konden leren ken- nen. Partners, zo had hij ernstig en naar waarheid gepreekt, moesten eikaars reacties kunnen voorspellen, zodat ze eikaars rug konden dekken en zo weinig mogelijk fouten maakten, wanneer het er heet aan toe ging. Wat hij hun niet had verteld was dat het er zelden heet aan toe ging, behalve in films.

Tenzij natuurlijk de partner Fox Mulder heette.

I.icia had het niet erg gevonden; tot Scully's verbazing had Webber zelfs nerveus geleken.

Nu schatte ze dat zij een kwartier voor hen uit reden, met als eerste opdracht kamers te reserveren in een motel dat de Royal Baron heette, een aanbeveling die Mulder had opgepikt van een agent die langskwam en in Philadelphia was gestationeerd.

Het zou ongetwijfeld even afschuwelijk zijn als het klonk. Mulder was een expert in het kiezen van zulke hotels. Hij noem- de het een handigheidje; zij wist dat het een vloek was.

'Alles oké met je?' Hij keek naar haar. 'Als je wilt kun je sla­pen.'

'Mulder, het is nog geen negen uur. Als ik nu slaap, ben ik morgen heel vroeg klaarwakker.' Ze keek hem even aan, stak haar hand uit en zette de verwarming af. De avond was kil, maar zo koud was het niet. 'Wat scheelt eraan?'

Hij schokschouderde. 'Niks.'

'Dit gescheiden rijden is jouw stijl niet.'

'Misschien niet, maar als vier agenten een gat als Marville binnenrijden zou dat op een parade lijken, denk je niet?'

'En bij twee auto's met agenten ligt dat anders?'

Hij reageerde niet.

Pas anderhalve, donkergrijze kilometer verder herhaalde ze haar eerdere vraag. 'En verkoop me geen kulkoek, Mulder, daar bon ik niet voor in de stemming.'

Hij lachte voor zich heen. 'Lieve hemel. Eerst "piezeltje", nu 'kulkoek". Verrek, wat heb jij gedaan op die vakantie?'

'Ik ben niet elke keer op een ander onderwerp overgestapt als me iets werd gevraagd.'

Hij reed verder en klopte zacht met zijn duim op het stuur.

'Ik heb gisteren bezoek gehad.'

Ze luisterde terwijl hij haar vertelde over de man bij het Jefferson Memorial, en zei geen woord. Op een gegeven moment trok ze haar jas wat strakker om haar hals; toen hij klaar was, had ze haar armen op haar maag gevouwen. Ze twijfelde er niet aan of de ontmoeting had plaatsgevonden, maar ze had nooit echt helemaal zijn vaste geloof in buitenaards leven kunnen aanvaarden, noch zijn idee dat er mensen waren bij de over­heid, en mensen die de overheid kennelijk niet kon bereiken, die er evenzeer van overtuigd waren en die voor hem even ge­vaarlijk waren als welke moordenaar ook die ze ooit hadden na­gejaagd.

Voeg daarbij het al even bizarre idee dat er bij die schaduw- mensen, zoals hij ze noemde, ook een handjevol was dat eigen­lijk aan zijn kant stond, en ze zou elk ander menselijk wezen hartstikke gek verklaren.

Bij Mulder leek dat echter bijna geloofwaardig.

Oké, gaf ze toe; misschien meer dan 'bijna'.

Van de andere kant was de tweedman waarschijnlijk toeval, niets meer, en toen ze dat zei, gromde hij alleen wat. Niet hele­maal overtuigd, maar zonder een goede reden om er anders over te denken.

'Wat betekent deze zaak dus voor ... wie dan ook?' vroeg ze, terwijl ze door het zijraampje in het donker staarde. 'En wat heeft het met Louisiana te maken?'

'Geen idee. Ik ben geen helderziende.'

Ze ging even verzitten. 'Mulder, gespook, weet je nog?'

Hij tikte tegen zijn voorhoofd. 'Het zit hier vastgeniet.'

Ze zag hem grijnzen en bleef zwijgen totdat ze slaperig werd. Vervolgens: 'Wat denk jij er dus van?'

'Ik weet het niet. Nou ja, ik weet het wel. Het wil zeggen dat we twee vermoorde mensen hebben en dat er waarschijnlijk meer zullen volgen.' Een blik, een snelle glimlach. 'Meer niet, Scully, meer niet.'

Ze knikte instemmend, ook al wist ze dat hij ongetwijfeld zat te liegen.