Hij kon geen adem krijgen.
'Mulder!'
Met tranen in de ogen probeerde hij zich op zijn handen overeind te drukken, maar hij kon geen adem krijgen.
'Mulder!'
Laat maar, zei hij bij zichzelf, liet zich omrollen, knipperde fel met zijn ogen om beter te kunnen zien, en spuugde een stukje blad uit dat op zijn lippen zat geplakt.
Maar hij had het nog steeds benauwd.
Stemmen, normale, verontrust zoekende stemmen, tot zijn naam weer werd geroepen en hij zag, of dacht te zien, dat Scully links naast hem neerknielde, rechts iemand anders.
'Ik zie geen bloed,' zei Webber.
'Mulder?'
Hij probeerde geruststellend te glimlachen, maar het kostte hem te veel moeite, daarom liet hij zich wegglijden in het donker, om daar wat bij te komen.
Toen hij weer volledig bij bewustzijn was, klonken er sirenes en geroep, het geknetter van een radio in de verte. De wind was gaan liggen, maar de middag was nog even donker als de nacht. Scully was weg; Webber wachtte wat onzeker in de buurt en Mulder kreunde ten teken dat hij moest komen.
'Omhoog,' zei hij en toen de jongeman zich bukte, stak hij
een arm uit.
'Ik weet het niet. Scully zei...'
'Omhoog,' drong hij aan en Webber hielp hem overeind.
Dat was een vergissing.
Zijn hele hoofd leek in brand te staan, hij wankelde en spul terde niet tegen toen Webber hem voorzichtig liet gaan zitten tegen een boomstronk aan de noordkant van de open plek. Gal schroeide achter in zijn keel; hij kokhalsde zonder over te geven. Hij spuugde, spuugde opnieuw, zette een elleboog op zijn been en liet zijn voorhoofd op zijn hand rusten.
'Jezus,' fluisterde hij.
Webber hurkte naast hem neer, en door zijn ongerustheid zag hij er jaren ouder uit. Mulder keek hem even glimlachend aan.
'Ik ga niet dood.'
Aan Webber te zien geloofde hij dat niet. Maar hij zei dat de schoten een MP-patrouille hadden gealarmeerd, die direct na hel schieten was gearriveerd. Binnen enkele minuten waren er nog meer patrouilles, en Scully had hen en hun kapitein aangeraden de bossen te doorzoeken. Mulder keek op, hij zag de zilveren lichtbundels door de bomen flitsen. Stemmen riepen zacht naar elkaar. Tussen de bomen zag hij een half dozijn MP-jeeps en sur veillancewagens op de weg geparkeerd, en een enkele personenwagen van de politie met het zwaailicht nog aan.
'Commandant Hawks,' bevestigde Webber.
Mulder knikte en had er meteen spijt van - de hitte laaide weer op en verflauwde, en hij streek met zijn vinger voorzichtig over wat vanavond een fikse buil zou zijn. Bloed was er niet. Toen duwde hij zijn jasje opzij, trok zijn overhemd open en probeerde naar zijn ribben te kijken.
'Verrek,' zei Webber. 'Waar heeft hij dat mee gedaan, een baksteen?'
'Daar leek het wel op.' Hij trok een grimas terwijl hij de plek aftastte. Maar hij wist dat er niets was gebroken. Je vergat nooit hoe een gebroken rib aanvoelde.
'Doe je jasje dicht, Mulder, je krijgt nog longontsteking.'
Hij glimlachte tegen Scully die haastig kwam aanlopen. Ze leek zich meer te ergeren over de wind die haar haren in haar ogen zwiepte dan over hem.
'Ga je me soms onderzoeken?'
'Toe nou,' zei ze. 'Mijn dag is al rot genoeg geweest.'
'Wat is er gebeurd?' Hij knikte naar de zoekende mensen.
'De schutter is verdwenen. Verbaast me niks. Ze hebben een platgetrapte plek gevonden om de bocht, waar hij waarschijnlijk zijn wagen heeft verstopt. Geen bandensporen, helemaal niets, behalve dit.' Ze zocht haar zak af en haalde een patroonhuls te voorschijn. 'M-16.'
'Leger?'
'Misschien niet,' zei Webber. 'Je kunt er tegenwoordig vrij gemakkelijk aankomen buiten het leger om. Agenten, misdadigers, verzamelaars.' Hij haalde de schouders op. 'Er zijn zelfs lui die afgezwaaid zijn en die ze mee naar huis hebben gesmokkeld.'
Mulder mompelde dat het tijd werd dat ze eens een gemakkelijke klus kregen. 'Nou ja, misschien moeten we het natrekken. Hoeveel kunnen er...'
Webber kreunde bij voorbaat. 'Mulder, geen geintjes, het is weekend. Dat betekent dat er overal zowat acht-, negenduizend dienstplichtigen rondzwerven. En jij wilt één geweer vinden dat pas is afgevuurd?'
'Hank, ik sta paf. Hoe wist je dat?'
Webber haalde opnieuw de schouders op. 'We hebben de mensen ondervraagd, weet je wel? Ik durf te wedden dat ze hier in de stad evengoed op de hoogte zijn van wat er in de kazerne gebeurt als de lui die daar werken.'
'Niet helemaal,' mompelde hij. Hij kwam langzaam overeind en siste toen de pijn veel te langzaam wegtrok.
'Wat ik niet snap,' zei Scully, 'is hoe de schutter jou eerder kon bereiken dan wij.' Ze keek schaapachtig. 'Ik zag je jas op de grond. Ik dacht dat jij het was.'
'Dat was ik niet.'
'Dat zie ik. Ik weet niet waarmee hij je heeft geslagen, maar hij wist wat hij deed. Hij had je je hersens kunnen inslaan.' Ze keek bezorgd. 'Wat ik niet begrijp is hoe hij zo snel van positie kon veranderen. Je was zowat...'
'Nee. Ik bedoel, het was de schutter niet.'
Ze schrok. 'Wat?'
'Het was niet de schutter, Scully. Die heb ik gezien, vlak voordat ik werd geraakt.' Hij vertrok zijn gezicht en raakte zijn hoofd weer aan. 'Van opzij, Scully. Ik werd van opzij geraakt, hier op deze plek. De schutter was nog voor mij.'
Aan haar gezicht was te zien dat ze twijfelde, terwijl ze de huls weer in haar zak stak. 'De kobold, nietwaar?'
'Precies. Ik heb er een glimp van opgevangen, maar ik zeg je dat het genoeg was.'
Webber schoot bijna in de lach, maar hield zich in toen ze geïrriteerd haar hoofd schudde. 'Mulder, je hebt net een dreun voor je kanis gehad, weet je nog wel? Alles wat je zag, of dacht dat je zag, is verdacht, dat weet je heel goed.'
Webber hielp hem aarzelend opstaan en hij keek naar de ronddwalende lichtbundels van de MP's. 'Het was een hand en een deel van een onderarm. De huid leek op boomschors.'
Scully opende haar mond om iets te zeggen, bedacht zich en wachtte.
'Ik heb hem ook gehoord.'
Met een opgetrokken wenkbrauw boog ze achterover. 'Heeft hij je een boodschap gegeven?'
'Ik heb nog nooit zo'n stem gehoord.' Hij sloot opnieuw zijn ogen om het zich scherper voor de geest te halen en voelde de zachte druk van Webbers vingers op zijn arm om hem in even wicht te houden. 'Ik weet het niet. Het was een hees gefluister, alsof het moeite had de woorden uit te brengen.' Hij zag haar nors kijken, met haar armen over elkaar gevouwen. 'Echt waar.'
'Ik twijfel er niet aan of je hebt iets gehoord. Maar ik ...'
'Dit is toch zeker gekheid?' vroeg Webber nerveus. Hij keek hen beurtelings aan. 'Zo'n grapje tussen jullie beiden, nietwaar?'
Mulder schudde zijn hoofd. 'Sorry, Hank, nee.'
'Godnogantoe,' zei Webber, bijna kreunend. 'Wacht maar tot Licia dit hoort.'
Carl Barelli was ziedend toen hij door de bossen snel terugreed naar Marville.
Eerst probeerde die schijnheilige kwal van een Tonero hem wijs te maken dat de troep in de officiersmess zeer speciaal eten was, in plaats van hem mee te nemen naar een fatsoenlijk res- taurant; vervolgens verkondigde hij wat hypocriet gelul over familiebanden en dat Angies gemoedsrust belangrijker was dan je bemoeien met officiële onderzoeken; en daarna had hij het lef Carl naar buiten naar zijn auto te brengen en hem glimlachend gezegd dat hij naar huis moest gaan en over baseball of zoiets moest gaan schrijven.
Hij had achter het stuur zitten koken van woede en overwogen hoe groot de kans was dat hij in de bak zou belanden als hij naar binnen terugging, en die kwal een dreun op zijn slappe kin verkocht.
Toen was er een MP komen aanrennen, die had Tonero aangeklampt en de twee stapten snel in een auto. Vervolgens hoorde Carl sirenes en hij zag mannen met geweren het kantoor van de militaire politie uitrennen; na een gepaste wachttijd reed hij ze
na.
Naar die verdomde bossen.
Waar weer zo'n klotevent van een MP, met getrokken revolver, voorstelde dat de verslaggever beter een ander item kon zoeken, want dit gebied was afgesloten voor burgers.
'Rotzakken,' mompelde hij een paar keer achter elkaar, maar ineens grijnsde hij.
Hij had ter plaatse een surveillancewagen gezien, en dat betekende dat de plaatselijke politie erbij was betrokken, en dat betekende ...
Hij lachte hardop en tegen de tijd dat hij parkeerde voor het politiebureau, was zijn stemming er heel wat beter op gewor den. Even in het spiegeltje kijken hoe zijn haren zaten, zijn das en zijn jasje rechttrekken en hij stond binnen en glimlachte tegen de twee mannen aan de bureaus achterin het vertrek, en tegen de brigadier aan de balie, die er als lijk niet verveelder kon hebben uitgezien.
'Ik zou graag de commandant spreken,' zei Carl, zo beheerst mogelijk.
Brigadier Nilssen zei hem nors dat de commandant er niet was en dat het geen zin had te blijven rondhangen. Hij had het druk en de helft van zijn mensen had de een of andere rottige griep, en degenen die op het bureau waren, waren met politie zaken bezig.
Een radio stond zacht voor zich heen te pruttelen, terwijl een slungelige jonge agent in een logboek zat te bladeren.
Carl bleef glimlachen. 'Dan kunt u me misschien helpen, bri gadier. Ik werk voor de Jersey Chronicle. Mijn naam is Carl Barelli en ik ben ...'
Nilssen was ineens geïnteresseerd. 'Barelli? Die sportverslag^ gever van de krant?'
Verbazingwekkend, dacht Barelli; dit is absoluut het toppunt.
'Dat klopt, brigadier. Maar vandaag stel ik een onderzoek in naar de dood van een vriend van me. Korporaal Frank Uiman.'
'Jezus, ja,' zei de brigadier grijnzend. 'U wilt dus alles horen over de kobolds, hè?'
De glimlach was er nog steeds. 'Precies. Kunt u me helpen?'
De politieman leunde achterover in zijn stoel en haakte zijn duimen achter zijn riem. 'Alles wat u maar wilt weten, meneer Barelli. Kom maar op met uw vragen.'
Tonero bleef op de achterbank van zijn stafauto zitten en zag de MP's langzaam en systematisch teruglopen naar de weg. Zijn chauffeur was weg, die had opdracht gekregen de laatste geruchten op te vangen. Dat was beter dan een gesprek met de kapitein die de leiding had. Tonero kende die MP goed en wist dat hij zijn mond niet voorbij zou praten.
Een rukwind deed de auto schommelen.
Hij keek bezorgd naar het stukje hemel dat hij kon zien en hoopte dat hij hier weg kon komen voordat de storm losbarstte.
Hij kende betere dagen dan vandaag. Tymons was nerveus en Rosemary werd doordrijverig; en hij wist heel zeker dat Barelli niet weg zou gaan voordat hij een kruimeltje had gevonden voor zijn schrale journalistenbordje.
Hij zuchtte over zoveel onrecht dat hem was aangedaan sinds hij uit bed was vanmorgen, en hij zuchtte opnieuw toen Tymons links voorin naar binnen glipte, op hetzelfde moment dat Rosemary naast hem op de achterbank gleed.
'We hebben wat gehoord,' zei Tymons, met een schelle stem van opwinding.
'Wat is er aan de hand?' vroeg Rosemary wat rustiger.
'Ik weet het niet zeker. Voorzover ik kan nagaan heeft iemand geprobeerd de FBI uit de weg te ruimen.'
Tymons kreunde.
'Wij zijn het niet geweest,' snauwde Rosemary tegen hem. 'Verrek, Leonard, gebruik je verstand.'
'We moeten ermee ophouden,' luidde het antwoord. 'De zaak is uit de hand gelopen. We staan voor het blok, we moeten stoppen.' Hij draaide zich om en keek de majoor aan. 'Joseph, de FBI gaat nu niet meer weg, dat weet je. Ze zullen zich niet beperken tot rondkijken en daarna teruggaan naar Washington. Ze gaan spitten. En ze zullen iets vinden.'
Tonero pakte even Rosemary's been vast om te voorkomen dat ze iets zei. 'Leonard, ik wil dat je even goed naar me luistert.'
'Joseph, we ...'
'Deze lui,' en hij wees naar de MP's, 'zijn op zoek naar een schutter, oké? Wij zijn het niet en ook niemand van ons. Er is geen verband en er kan geen verband worden gelegd. Gebruik je verstand, dokter, gebruik je verstand.'
Tymons schokte even, alsof hij een klap had gekregen. 'Ik weet het niet. Ze zullen vragen stellen.'
'Nou ja, dat is geen probleem,' antwoordde Rosemary. 'We zorgen er gewoon voor dat er niemand is om antwoord te geven.'
Tonero keek haar stomverbaasd aan.
Ze haalde de schouders op. 'De zaak is misschien wel wat uit de hand gelopen, maar een beetje controle hebben we nog wel.' Ze glimlachte kil. 'Met een paar eenvoudige suggesties moet hel lukken.'
'Jezus!' Tymons duwde zijn portier open. 'Je bent gek, Rosemary. En als projectdirecteur verbied ik het.' Hij smakte hel portier dicht en liep kwaad weg.
Tonero keek hem niet na, het maakte hem niet uit waar hij heenging. Wat hem wel interesseerde was die nieuwe vrouw naast hem. De laatste paar uur was er iets veranderd. Iets dras tisch. Hij was er nog niet helemaal uit, maar hij dacht dat hel hem wel beviel.
'Je kunt maar beter weggaan,' zei hij zacht.
'En het probleem?'
Hij glimlachte stralend tegen haar. 'Wie a zegt, Rosie. Wie zegt.' Hij klopte haar op de knie. 'Doe maar wat je het beste lijkt. Zorg alleen dat het lukt, oké? Wat je ook doet, zorg dat hel lukt.' Daarop gromde hij en pakte haar arm vast om haar tegen te houden. Voor zich uit zag hij een man en een vrouw een iet wat gehavende man het bos uit helpen. Shit, dacht hij.
'Rosie, ik geloof dat je maar beter even hier kunt blijven.'
'Je bent niet dood, Mulder,' klaagde Scully. 'Je hoeft niet zo zwaar te leunen.'
Maar ze moest wel glimlachen over zijn melodramatische zucht. Hij was misschien anders, maar hij was toch een man, hij stelde zich gewoon aan alsof hij doodziek en zwaargewond was.
Iemand riep hen en ze bleven op de weg staan.
'Zo,' fluisterde Mulder. 'Zo, zo.'
Een man in uniform kwam zowat in marstempo op hen af en toen hij zich verstaanbaar kon maken, vroeg hij rustig om een verslag over Mulders toestand. Toen Scully tegensputterde, hoog hij verontschuldigend zijn hoofd. 'Neem me niet kwalijk. Majoor Joseph Tonero, agent Scully. Speciale Projecten, luchtmacht.' Hij glimlachte tegen Mulder. 'Dit incident is tijdens mijn piketdienst voorgevallen en ik bied mijn excuses aan dat ik zo laat hier ben. Een late lunch met een oude vriend. Maar ik hoef u niet te zeggen hoe bezorgd ik ben. Is iedereen oké?' Voordat ze kon antwoorden, wreef hij in zijn handen. 'Goed, prima. Ik mag er niet aan denken wat er zou gebeuren als we iemand van de FBI hadden verloren.'
Zijn bedoeling was hartelijk te glimlachen, maar Scully trap- te daar niet in. De man was meer een politicus dan een beroepsmilitair, concludeerde ze, terwijl ze hem op de hoogte bracht; op medisch gebied komt hij niet veel verder dan een pleister plakken.
Toen ze dat had geconstateerd, doken er twee anderen ach- ter hem op - een lange, kalende burger, die volgens haar te nerveus was, en een opvallende, wat harde blondine, met een stramme houding, maar ook in burger. Geen van beiden zeiden ze wat, op wat meelevend gemompel na.
De majoor stelde hen voor als leden van zijn team en bood hun diensten aan als dat nodig zou zijn. Scully verzekerde hem dat ze de zaken goed in de hand hadden, maar bedankte de of- ficier voor de moeite.
'Eigenlijk,' voegde ze eraan toe, 'wilden we u vanmiddag opzoeken, als we hier de zaak bekeken hadden.'
Mulder wilde wat zeggen, maar hield zich in toen ze voor hem ging staan en met haar hak op zijn voet stapte om hem de mond te snoeren.
'Korporaal Uiman werkte voor u, klopt dat?'
De majoor werd ernstig. 'Ja, inderdaad, agent Scully. Een tragisch verlies. Hij was een goed militair. En ik heb nauw samengewerkt met de militaire politie ...'
'Hij zou met uw zuster gaan trouwen,' zei Mulder over Scully's schouder.
Tonero reageerde meteen. 'Daar werd over gesproken, ja Maar om u de waarheid te zeggen, denk ik niet dat dat gebeurd zou zijn.' Hij zuchtte. 'Maar ik ben het haar in elk geval ver schuldigd u zoveel mogelijk te helpen.'
Niemand had het over het telefoontje met senator Carmen.
'Wie heeft u aangevallen?' vroeg doctor Elkhart ineens scherp.
'Er waren er twee,' antwoordde Mulder voordat Scully hem kon tegenhouden.
'0 ja?' zei de majoor en hij hield zijn pet vast die dreigde af te waaien. 'Daar wist ik niets van.'
Scully was opgelucht toen Mulder er niet verder op inging, ze zag dat doctor Tymons iets tegen Elkhart fluisterde en haas tig terugliep, terwijl hij met één hand zijn nek masseerde.
'Majoor,' zei ze, 'ik weet het niet zeker, het is misschien voorbarig, maar als agent Mulder hier nog hulp nodig heeft kan ik...'
'Walson is zo goed als gesloten,' viel de majoor haar vastbe raden in de rede. 'We werken voornamelijk voor poliklinische patiënten, en er zijn nog maar een paar langdurig zieken. Bezuinigingen.' Hij schokschouderde u weet hoe dat gaat, zijn glimlach verscheen weer en hij klapte een keer in zijn handen. 'Maar het belangrijkste is dat u oké bent, agent Mulder.' Hij wendde zich tot Scully. 'Hij is toch oké, nietwaar?'
Ze knikte. 'Maar hij zou nu eigenlijk wat moeten rusten, ma joor, dus als u en doctor Elkhart er niets op tegen hebben, zou ik hem graag terugbrengen naar zijn kamer.'
De majoor knikte, gaf iedereen een hand en nam Elkhart met zich mee; slechts even bleef hij staan voor een kort, geanimeerd gesprek met de MP-kapitein die de leiding had over het onderzoek.
'Wat vind jij ervan?' vroeg Mulder toen ze alleen waren.
'Ik vind,' zei ze, zonder zich om te draaien, 'dat er een schietpartij heeft plaatsgevonden, en dat de majoor weten- schappers meebrengt in plaats van artsen.'
Ze onderzocht de auto waarin ze gekomen waren, het verbrijzelde glas en de gaten in de ene, kapotgeschoten, lekke
hand.
'Hank,' zei ze rustig, 'zorg dat we een wagen krijgen naar het motel.'
Vervolgens keek ze Mulder aan en wist meteen wat hij dacht: je bent niet beschermd, Mulder, je bent nog steeds niet beschermd.