Majoor Joseph Tonero hield van zijn zus, ook al had ze een afschuwelijke smaak wat mannen betrof. Nu hun vader dood was en hun moeder invalide, had hij automatisch de rol van gezinshoofd op zich genomen. Hij vond dat prima. Het leek wel wat op zijn militaire functie, hij moest tussenbeide komen bij volwassen mensen, die beter zouden moeten weten, bevelen geven, zorgvuldig geformuleerd als krachtige aanbevelingen, en plannen maken om zijn uniform te verwisselen voor een goedzittend pak dat op Capitol Hill niet zou misstaan.
Hij was dan ook niet erg onder de indruk toen Rosemary Elkhart het op zijn kantoor in Walson Hospital op haar heupen kreeg. Hij bleef rustig zitten, vouwde zijn handen in zijn schoot en liet haar uitrazen terwijl ze door de kamer met de eikehouten lambrisering ijsbeerde en ten slotte in een leunstoel plofte. Haar laboratoriumjas viel open toen ze haar benen over elkaar sloeg en hij staarde ongegeneerd.
Hij had tenslotte die dijen al eerder gezien.
'Wat je dus eigenlijk wilt zeggen,' zei hij vriendelijk tegen haar, 'is dat je je kapot ergert.'
Ze keek hem woedend aan, maar hield dat niet vol, ze lachte ten slotte en schudde haar hoofd. 'Ik sta van jou te kijken, Joseph. Ik sta echt van jou te kijken.'
'Waarom?'
Ze sputterde, knipperde met haar ogen en streek gefrustreerd door haar pony. 'Met alles wat er op het spel staat moet jij nu juist de FBI erbij halen. Leonard denkt erover naar Brazilië te vluchten.'
Hij glimlachte charmant. Komedie was hier niet nodig; zij kende het klappen van de zweep en had hem zelfs nog wat trucjes geleerd. 'Ik heb hen er nu niet direct persoonlijk bijgehaald.'
Maar het scheelt niet veel, las hij in haar ogen.
Hij wuifde haar bezwaren weg. 'Ik maak me over de FBI geen zorgen, Rosie, en dat moet jij ook niet doen. Ze komen hier, lezen de rapporten, bekijken de plaats van de misdaad die een week oud is ...'
'En Kuyser dan? Zij kan getuigen.'
'0 ja?'
Rosemary gaf toe met een licht schouderophalen. 'Oké, geen beste getuige, daar heb je gelijk in.' Ze speelde met de zoom van haar jas, vlak boven haar knie. 'Maar wat denk je van Leonard?'
Hij keek grimmig. 'Hem hebben we nodig. We zijn daar beiden niet gelukkig mee, maar hij is nodig voor het project.' Hij stond op, liep om het bureau heen, ging achter haar staan en staarde nietsziend naar de muur terwijl hij haar schouders masseerde. 'Als dit probleempje ...'
Ze lachte schamper.
'... is opgelost, als jij eenmaal je draai weer hebt gevonden, zullen we weieens zien wat we met doctor Tymons doen. Ze draaide haar hoofd en kuste zijn hand. 'Ik kan het, dat weet je, Joseph. Het is niet hopeloos.'
'Ik heb alle vertrouwen in jou, Rosie.'
'Een kleine aanpassing, meer niet.'
'Dat wist ik wel.'
Ze draaide zich om en keek hem aan. 'Een week, misschien twee.'
Zijn blik gleed over haar gezicht, en hij streelde haar kin met de rug van zijn linkerhand. 'En ... toch nog een beperking?'
Ze vlijde zich tegen de hand met haar ogen half gesloten. Als ze een kat was geweest, dacht hij, zou ze nu spinnen.
'Helemaal niet.'
De hand bewoog niet meer.
'Dat kunnen we niet maken, Joseph,' zei ze en ze stond op uit haar stoel. 'Hierin moeten we op Leonards inzicht vertrouwen.'
'Dat hebben we al gedaan. Twee keer.'
'Als we ons beperken, verliezen we.'
Hij zuchtte onhoorbaar. Dat wist hij, het was alleen zo slordig, hij stond zo machteloos. Maar wilde het project slagen, wilden ze het ministerie van Defensie overtuigen, dan zou dat niet gaan met een geschifte proefpersoon. Hij had weinig keus. Tymons moest de controlepersoon blijven totdat ze het volmaakte hadden bereikt.
Tenzij ...
Hij pakte haar bij de hand en bracht haar naar de deur. 'Rosie, als het nog een keer mislukt, denk ik niet dat ik hem kan blijven beschermen.'
Haar glimlach was ook echt en hij onderdrukte een huivering toen hij die zag. 'Dat zal niet nodig zijn, Joseph.'
Ze kuste hem snel en vertrok, en haar geur bleef nog een tijdje hangen in het kantoor. Hij genoot even na en liep weer naar zijn bureau. Over Tymons en het project maakte hij zich op dit moment de minste zorgen. Het kon hem niet veel schelen als de proefpersoon de halve bevolking om zeep bracht; als je er de juiste draai aan gaf, het weloverwogen vertelde, zou dat alleen maar de uiteindelijke waarde van het project bewijzen. En hij had niet gelogen tegen Rosie ... ook over de FBI maakte hij zich zo goed als geen zorgen.
Het echte probleem was die klootzak van een Carl Barelli. De idioot had hem vanmorgen al twee keer gebeld, eiste een gesprek met hem, en de majoor wist heel goed dat zo'n man, als hij geen afspraak kon maken, toch in de kazerne zou opduiken en de hele boel op stelten zou zetten.
Nog afgezien van het feit dat hij mensen wakker zou schudden die, hoe je de voorschriften ook toepaste of hoe je er ook over dacht, absoluut niet op de hoogte mochten raken van het Tymons-project.
Als je in het donker wilt werken, steek je geen schijnwerper aan.
Dat was het probleem met die klerejournalisten tegenwoordig - ze dachten dat heel die verdomde grondwet van hen was. Barelli moest gesust worden. Met de FBI in de buurt was dat niet moeilijk. Het was ook van belang dat hij persoonlijk de situatie in de gaten hield, voortdurend in contact bleef met de afdeling Moordzaken en de burgerautoriteiten. Dat zou hij toch doen; hij was niet gek. Het feit dat Uiman in zijn ogen een eersteklas lul was, mocht hem er niet van weerhouden zijn zus zo goed mogelijk te troosten.
Maar als Angie het weer zou aanleggen met een militair, zou hij er persoonlijk voor zorgen dat de zak werd overgeplaatst naar Zuid-Korea.
Hij ging zitten, pakte de telefoon, en trommelde met zijn vrije hand nadenkend op het bureau. Hij zou contact opnemen met Carl, laat met hem gaan lunchen, hem een waardeloze rondleiding geven en een schouderklopje, een traantje met hem plengen over het verlies van Angies vriendje en de klootzak de kazerne uit sodemieteren. Laat hem maar weer gaan schrijven over hockey of basketball of over welk ander klereonderwerp dan ook.
Verrek, hij was toch maar een neef.
Eigenlijk geen rechtstreekse familie.
Kobolds, dacht Elly nerveus; de kobolds zijn terug.
Ze stond in haar keukentje en keek bijziend naar een kalender aan de deur van de koelkast. Ze wist dat die lui van de overheid haar niet hadden geloofd, dat deed niemand, maar morgen was het weer zaterdag, en de kobolds zouden terugkomen.
Ze had er genoeg van dat zij de enige was die ze zag.
Die jongeman, dacht ze, zou ze het misschien wel kunnen bijbrengen. Hij had die bepaalde blik. Zo'n blik alsof hij erin ge loofde. In wilde geloven. Ze hoefde er alleen maar een te mar keren en hem die te laten zien.
Dat zou genoeg zijn.
Als hij eenmaal overtuigd was, zou de rest wel anders gaan denken.
Ze likte haar lippen en draaide zich om naar het kastje onder een roestige gootsteen. Ze haalde er een splinternieuwe spuit bus uit, schudde, draaide de ronde dop eraf en probeerde haar uit onder de kraan.
Ze werkte.
Ze hikte van het lachen.
Haar kleurloze ogen verhardden zich tot staalgrijs.
'Toen hij dus de benen nam naar Californië,' zei Babs Radnor, met een duidelijk Texas-accent, 'nam ik een advocaat, haalde de bankrekening leeg, nam het motel over en zo ben ik, zoals je ziet, een dame in goeden doen geworden.'
Ze zat in het enorme hemelbed, met twee opgeschudde kussens in haar rug. Ze was brood- en broodmager, met kort, achter haar oren geborsteld zwart haar, harde zwarte ogen, en een hese stem door te veel drank, te veel sigaretten. Met haar rechterhand hield ze zedig een gebloemd laken over haar borsten, terwijl ze in haar linkerhand een glas bourbon met ijs hield.
'Maar ik ben geen zuiplap,' hield ze vol, en ze zwaaide haar glas heen en weer. 'Net als de Fransen drink ik altijd een borreltje bij het eten. Ze zeggen dat het goed is voor het hart en de bloedsomloop.'
Carl stond bij de lage commode met twaalf laden en keek in de spiegel terwijl hij zijn das probeerde recht te trekken. 'Zij drinken wijn, Babs. Wijn.'
Ze haalde de schouders op. 'Wie kan dat wat verrotten? Het werkt, nietwaar? Wie kan dat wat schelen?'
Hij sprak haar niet tegen. Hij kende haar nog geen vieren-
twintig uur, maar hij wist al dat je haar niet moest tegenspreken of corrigeren. En ze had ook niets te veel gezegd toen ze zonder omwegen voorstelde dat hij met haar een veel plezieriger avond zou hebben dan voor de tv, ook al kostten seksprogramma's
niks.
Het was een heel stuk beter dan voor een kamer te betalen.
Zo kon hij ook Mulder en zijn team in de gaten houden. Babs had al bewezen dat ze alles wist over letterlijk iedereen die in haar motel logeerde. En als ze het niet wist, kwam ze er wel achter. Ze had hier toch niets anders te doen, had ze hem toevertrouwd.
'Hoe dan ook, ik denk nog een jaartje, misschien twee, dan verkoop ik de tent en verhuis ik mijn reet naar een stad als Phoenix, Tucson, of zoiets. Ben jij ooit in Arizona geweest,
schat?'
Hij schudde zijn hoofd, vervloekte zijn das en rukte die af. Hij dacht dat de majoor trouwens toch niet deftig met hem zou gaan eten. Ze konden elkaar niet luchten of zien, zoals dat heet, en dat liet hem koud. Tonero was een ambitieuze kwal en Carl kreeg de kriebels, iedere keer als hij hem ontmoette, Gewoon niet te begrijpen dat Angie van dezelfde moeder was. Maar de man had oprecht geklonken toen hij hem eindelijk aan de telefoon kreeg, en door die lunch met hem kreeg hij de kans om te zien waar Frankie was gestorven.
Als hij dat eenmaal had gezien, de stand van zaken kende, kon hij de volgende stap zetten.
Wat dat dan ook was.
'Van de andere kant zeggen ze dat het in San Diego fantas- tisch weer is, weet je dat?' Ze lachte schor. 'De moeilijkheid is dat het in Californië ligt. Daar hebben ze er de pest aan als je drinkt, rookt en een fatsoenlijke maaltijd gebruikt, met biefstuk en zo. Ik geloof niet dat ik dat uithoud. Ik ben ook niet zo dol op die aardbevingen.'
Hij draaide zich om en spreidde zijn armen. 'En? Zie ik er goed genoeg uit om met een majoor op stap te gaan?'
Ze trok een paar keer haar zware wenkbrauwen op. 'Goed ge noeg om uit eten te gaan, als je het mij vraagt.'
Hij lachte, ging op de rand van het bed zitten en pakte de hand die het laken vasthad in zijn beide handen. Het begon ai te zakken. 'Wat dacht je ervan als ik je eens mee uit eten nam wanneer ik klaar ben?'
'Ja, fijn.'
'Echt Babs, dat zou ik leuk vinden. Is er hier in de buurt een aardig restaurant?'
Ze keek hem onderzoekend aan.
Het laken zakte tot haar middel.
'Als je het niet erg vind een stukje te rijden ...'
Hij sperde komisch zijn ogen open alsof hij moeite deed niet naar haar borsten te kijken. 'Een stukje?'
'Een uur?'
'Waar zijn we in een uur?'
'Atlantic City. Er zijn een paar geweldige restaurants in Resorts en de Taj.' Toen stak ze lachend haar tong uit, trok zijn handen naar haar borsten en stak haar tong weer uit. 'Vergeet het niet.'
Hij kuste haar, lang en zacht. 'Alsof ik dat zou vergeten,' fluisterde hij.
'Leugenaar.'
'Misschien.' Hij gleed weg en kwam overeind. 'Maar ik ben verdomd aardig, nietwaar?'
Ze lachte niet, niet eens een glimlach.
Hij boog zich voorover en kuste haar opnieuw, snel maar even serieus. 'Ik zie je ...'
'Je vindt me hier wel. Ik kan nergens anders heen.'
Hij gaf haar een kushand vanaf de deur, trok die achter zich dicht en haastte zich door de lange gang van goud en konings- blauw. Haar appartement lag boven het kantoor, achter de gevel met de kroon, en hij nam de buitentrap achter om bij zijn wagen te komen, die hij lukraak had geparkeerd toen hij die roodharige agent had zien stoppen, vlak nadat hij zelf was ge arriveerd. Hij dacht dat hij Mulder vroeg of laat wel tegen het lijf zou lopen, maar op dit moment gaf hij de voorkeur aan laat. Hij dacht niet dat de agenten hier veel langer dan een paar dagen zouden blijven, niet voor een zaak waarvan het spoor zo koud was, en ze zouden waarschijnlijk minstens één maaltijd in de Queen's Inn gebruiken.
Onder het eten zouden ze praten.
Wat ze ook zeiden, hij zou het binnen een uur weten nadat
klaar waren.
Het was zo volmaakt, hij kruiste zijn vingers om zich te be- schermen tegen het gevoel dat het misschien tè volmaakt was.
Maar hij was ook niet van plan zijn biezen te pakken. Verrek, hij had een gratis kamer, een gratis vrouw en een kans om Dana weer te besluipen. Wat wilde hij nog meer?
De moordenaar, antwoordde hij, toen hij langzaam om de zij- kant van het gebouw reed; ik wil de moordenaar, die wil ik.
Hij kreeg weer zo'n gevoel, boog zich voorover en zag haar aan het slaapkamerraam staan. Hij glimlachte en wuifde tegen haar, en toen ze terugwuifde, gaf hij haar een kushandje, voordat hij snel de weg opreed.
Dit zou een geweldige dag worden. Lunch met een kwal in uniform die denkt dat zijn neef een lul is, wat rondsnuffelen in de stad, diner in Atlantic City en een potje neuken in een bed zo groot dat je er een huis op kon bouwen.
Het leven wordt er steeds beter op, concludeerde hij.
Leonard stond aan het eind van de gang in het souterrain te
luisteren.
Hij wist niet wat hij verwachtte te horen. Het was er altijd stil, op het zachte zoemen na van de machines die de stroom leverden voor het gebouw.
Toch luisterde hij en hij wilde dat er wat meer licht was.
Een enkele peer boven de ingang en een aan het uiteinde. Meer niet. Meer waren er ook niet nodig. Hij en Rosemary waren de enigen die hier geregeld kwamen; majoor Tonero was de enige die weieens op bezoek kwam.
Toch had hij sterk het gevoel iets meer te horen dan het go luid van zijn hijgende ademhaling.
Je naait jezelf op, berispte hij zich, toen hij naar het project kantoor liep. Hij mocht gerust nerveus zijn. Er was zoveel goed gegaan en zoveel verkeerd dat hij de halve tijd niet wist of hij moest juichen of huilen. Rosemary hielp hem ook al niet met haar voortdurende gevit, en zoals ze hem opjoeg en hem er on nodig aan herinnerde dat het nu goed moest gaan, anders zou alle subsidie op zijn alsof ze nooit bestaan had.
En hij zou mee de laan uitvliegen, vreesde hij.
Na tien meter stond hij bij de eerste deur van de drie aan de rechterkant - links waren er helemaal geen.
De eerste was van zijn privé-kantoor. Geen naamplaatje, al leen dof metaal. De tweede deur zag er net zo uit, daarachter lag het projectcentrum. Hij keek door het raampje van draad glas en zag niemand. Rosemary was zeker nog aan het lunchen.
De derde deur was dicht.
Hij keek er nerveus naar, keek nog even naar de ingang en besloot dat hij moest weten of hij op slot zat.
Met één hand in zijn zak om het rammelen van zijn sleutels te voorkomen, liep hij er haastig heen en keek door het raampje van pantserglas.
Er zat niemand in de leunstoel, ook niet aan het bureau waarop alleen de pen en de blocnote lagen. Het bed kon hij niet zien.
Hij knipte een schakelaar om bij de deurpost, klopte zacht op het raampje en sprong met een verstikte kreet achteruit toen een gezicht hem plotseling vanaf de andere kant toegrijnsde.
'Jezus,' zei hij en hij sloot even zijn ogen. 'Ik schrik me kapot.'
Boven de deur zat een microfoon ingemetseld in het beton, met het rooster van een luidspreker ernaast.
'Sorry.' De stem klonk vervormd, aseksueel. 'Ik heb pauze. Ik dacht ik ga even langs. Sorry.'
Er klonk helemaal geen spijt uit.
'Hoe voel je je?' Hij liep weer naar de deur, op zijn hoede, alsof het gezicht toebehoorde aan een bovennatuurlijk monster dat zich bij het minste of geringste door het metaal kon smakken. Het stomme was, de deur was niet op slot. Hij kon zo naar binnen lopen als hij wilde. Als hij durfde.
'Hoe denk je dat ik me voel?'
Tymons hapte niet op die uitnodiging om zich schuldig te voelen. Die emotie was hij kwijtgeraakt toen hij voor het eerst een proefaapje levend had gevild. Leuk vond hij dat natuurlijk niet, maar hij had geen andere keus gehad.
Je schuldig voelen over het project kon je je niet veroorloven.
'Wanneer krijg ik de resultaten te zien?' Het was geen verzoek, het was nauwelijks een vraag.
'Later,' beloofde hij. Onder de rand van het raampje kruiste hij zijn vingers. Je wist maar nooit.
'Ik voel me vrij goed.'
'Je ziet er goed uit.'
Hij glimlachte terug.
'Ik heb het ook bijna.'
Tymons knikte. Dat hoorde hij elke week, elke maand. 'Maar heter ook. Ze zijn ...' Hij moest wel grijnzen. 'Ze zijn een beetje
nijdig.'
'Dat was mijn schuld niet. Jij bent de dokter.'
Dat had hij ook al eerder gehoord. Elke week, elke maand.
'Maar ik zal ervoor zorgen.'
Tymons keek kwaad, met uitgestoken vinger. 'Dat zul je wel uit je hoofd laten, begrepen? Je laat alles aan mij over.'
Het gezicht bleef uitdrukkingsloos, maar Tymons wendde zijn ogen af voor de minachtende blik.
'Ik zou mijn boeken graag terug willen hebben, alsjeblieft.'
Hij schudde zijn hoofd. 'Dat heeft niet gewerkt, en dat weet je. De boeken, de muziek, de tv. Te veel afleiding. Je moet je concentreren op je concentratie.' Hij grinnikte. 'Zoiets tenminste.'
'Ik bèn geconcentreerd, verdomme. Ik concentreer me zo hard dat mijn hersens dienst weigeren.'
Tymons knikte meelevend. 'Ik weet het, ik weet het, en ik praat er later nog wel met je over. Nu moet ik weer aan het werk.'
Zelfs door de vervorming heen was het sarcasme hoorbaar. 'Weer een kleine aanpassing?'
Tymons gaf geen antwoord. Hij schakelde de intercom uit, wuifde vaag en haastte zich naar zijn kantoor. Eenmaal binnen deed hij de deur meteen achter zich op slot, liet zich achter zijn bureau vallen, schakelde zijn computer aan, leunde achterover en sloot zijn ogen.
Dit was niet goed.
Het werd er allemaal niet beter op en die verdomde aanpas singen zouden nooit werken.
Met een zucht keek hij op zijn horloge - hij had bijna twee uur voordat Rosemary terugkwam. Volop tijd om zijn bestanden te kopiëren. Volop tijd om de legerrevolver .45 te pakken, die Tonero hem had gegeven en hem een deur verder te gebruiken.
Volop tijd om te verdwijnen.
Op dat gebied was hij tenslotte deskundig, dacht hij met een holle lach.
Toen keek hij door 'The Blue Boy' en schrok.
De kamer was leeg.
'Verdomme.' Hij knipte een schakelaar om onder het schap en ontstak de lampen die in het plafond waren ingebouwd. Alle kleuren verdwenen, alle schaduwen.
Nog steeds leeg.
De rotzak was al weg.
Als een schim, dacht hij en hij keek nerveus naar de deur; dat verdomde ding bewoog zich als een schim.
Na al die tijd kon hij zichzelf er nog steeds niet toe brengen het als een mens te beschouwen.