.7.
Dan zat naar Barbara te kijken, die gesteund door kussens wat overeind in bed was gehesen. Ze had ingevallen wangen en zag vaalbleek. Zoals ze er nu uitzag, zou ze makkelijk een jaar of dertig kunnen zijn. Haar handen lagen levenloos gestrekt naast elkaar op de sprei. „Zou je vader even willen zien? Hij is nu beneden, bij Brigie. " Ze sloot haar ogen, waarmee ze een weigering aangaf, en toen ze haar mond opende en haar lippen zachtjes begonnen te trillen, zei hij vlug: „Goed, het hoeft niet. " Na een lange pauze liet hij erop volgen: „Wat was het een verschrikkelijke reis hierheen; ijzig koud! Maar ik was beter af dan pap, omdat ik tussen twee dikke dames werd gemangeld. " Hij gaf met een armbeweging de omvang van de dames aan. „Het was zo afschuwelijk koud, dat ik bijna in de armen ben gekropen van diegene die een stoof had meegenomen. " Er was op Barbara's gezicht geen spoor van een lachje te bespeuren, maar ze bleef hem wel aankijken, zodat hij vervolgde: „Maar ik zou via IJsland gaan, als dat de enige weg was om uit Manchester weg te komen, weg van de spinnerijen. " Met een wrang lachje liet hij erop volgen: „Van nummer zevenentwintig. Ik kan me nog goed herinneren dat de gezamenlijke maaltijden erg gezellig waren, maar nu niet meer, nu Katie het roer in handen heeft. Alsjeblieft, die Katie van ons! " Hij schudde zijn hoofd. ,,Je kunt je niet indenken hoe die veranderd is, echt niet, Barbara. " Hij knikte tegen haar. „Het enige positieve dat ik van haar kan zeggen is dat ik heel wat sociale lessen heb geleerd door alleen maar naar haar te luisteren. Wa t moet die een hoop hebben gelezen in het afgelopen jaar! En weet je, ze heeft mijer ook toe gebracht, om in staat te zijn met haar te discussiëren. Ik kreeg er zo genoeg van steeds maar de vakbonden te horen verheerlijken. En er zijn er zoveel: de gefusioneerde unie van technici, de overkoepelende unie van timmerlieden en schrijnwerkers, van metselaars, ijzergieters en ijzerbewerkers, spinners, wevers, en dan vergeet ik nog de bloedworstmakers, erwten- en bonenleggers. " Hij lachte tegen het starende gezichtje. Toen gleed de glimlach van zijn gezicht en zacht liet hij erop volgen: „Voel je je wat beter, Barbara?" Bewoog ze heel even haar hoofd of verbeeldde hij zich dat maar? Weer was er een stilte toen hij haar intens aankeek. Hij leunde achteruit en vervolgde op luchtige toon: „Als je onze Katie over de bonden hoort praten, ga je haast geloven dat hun leden in kloosters zijn opgevoed, want ze zijn allemaal even braaf, goed en eerlijk, allemaal bereid tot strijd tegen hun verdorven overheersers. Begrijp me goed: ik zal heus niet zeggen dat er geen bazen zijn die een dergelijke benaming verdienen, en die moeten ook worden bestreden, maar als je dat bij iedere maaltijd weer door Katie krijgt voorgeschoteld, dan gaat het je wel tegenstaan, zodat je" - hij knikte tegen haar - „zult begrijpen dat ik, toen ik toevallig hoorde van een buskruitverraad op kleine schaal, dat niets met Guy Fawkes had te maken, maar met een vakbond en zijn leden, daarvan smulde en de eerste de beste keer dat ze weer van leer trok, op mijn meest hinderlijke en hooghartige manier - die ken je toch?" - hij trok een bepaald gezicht - „tegen haar zei: ,Heb je weleens gehoord van een blikje buskruit dat in het huis van een niet- vakbonder uit Sheffield is gezet om hem in de lucht te laten vliegen?' O, je had haar moeten horen! Ja, daarover had ze horen spreken, maar dat was in 1866, en de mannen waren op een afschuwelijke manier uitgedaagd, zei ze. En toen vroeg ik weer of ze weleens van de leden van de vakvereniging in Sheffield en die van de Manchester metselaarsorganisatie had gehoord, die uit naam van hun vakbond moorden hadden gepleegd - ze hadden inderdaad een werkgever vermoord die ze oneerlijk vonden. Natuurlijk hadden ze iemand gehuurd om het vuile werk voor hen op te knappen en die kerel hadden ze twintig pond voor dat zaakje betaald. " Hij lachte weer toen hij besloot: „Je kunt me geloven of niet, Barbara, maar ik haalde me bijna een moordaanslag op mijn hals, zo boos werd ze. Ze werd vuurrood en begon te schreeuwen dat het een op zichzelf staand geval was. De vakbondsmensen vochten voor hun leven, dat wil zeggen: het leven van hun vrouwen en kinderen. . . Weet je, het is maar goed dat vrouwen niet tot het parlement worden toegelaten, anders zou zij daar morgen al zitten. Als de mannen in de stad niet in 1867 stemrecht hadden gekregen, dan had ze dat dit jaar voor hen voor elkaar gebokst. Ze spreekt over een junta, over de theorie van Comte, over positivisme. Weet jij daar iets van? Ik in ieder geval niet. Die Comte was de een of andere Franse wijsgeer die een jaar of twintig geleden is gestorven. Hij begon met een soort menselijkheidsreligie, zoals hij dat noemde, en daarover heeft onze Katie het maar steeds, afgezien dan van alle andere onderwerpen. Je zou haar niet meer herkennen, Barbara, echt, je zou niet weten wie ze was. Ze haalt maa r steeds de een of andere Harney aan, eigenaar van het dagblad ,De rode republikein'. Iedere proletariër die niet inziet en voelt dat hij tot een tot slavernijen vernedering gedwongen klasse behoort, is een idioot, naar zijn zeggen, en dat gelooft ze. Ze praat over de dood van het charitisme alsof het over een verlies in de familie gaat. Er was een vooraanstaand lid daarvan, O'Connor geheten, wiens leven ze ons gisteren tijdens het eten van a tot z vertelde. Ik wou haar juist de les lezen, toen pap begon te lachen. Vijftigduizend mensen volgden zijn baar, volgens haar. Ik denk dat die arme stakker in een krankzinnigengesticht is gestorven en ik heb haar gezegd dat zij daar ook nog eens zal eindigen, als ze niet ophoudt met al dat bombastisch geschreeuw. " Hij hield opeens op en met een zachte stem, maar duidelijk articulerend, zei hij: ,,Je bent moe; je wilt al die onzin niet aanhoren. " Toen haar oogleden op en neer bewogen, zei hij vlug:, ,Nou, goed dan. Katie doet tenslotte toch wel wat goeds met haar leven. " Voor zijn gevoel kon hij geen grapjes blijven maken over Katie en haar socialistische ideeën, want hij kreeg opeens de pijnlijke, verschrikkelijke, brandende behoefte zijn hoofd op haar schouder te leggen, op haar borst, zijn armen om haar heen te slaan, zijn lippen op de hare te drukken, op die sprakeloze mond, eerst zachtjes en geleidelijk aan krachtiger, om het leven in haar op te wekken. Hij nam haar hand in de zijne en streelde de magere, smalle vingers. Toen keek hij haar weer aan en zei: „Het is weer gaan sneeuwen. Weet je nog dat we vroeger de slee meenamen naar de heuvels? Herinner je je dat ik eens als eerste hals over kop in een berg opgewaaide sneeuw belandde en dat toen alleen nog mijn benen eruit staken, en dat geen sterveling de moeite nam me direct overeind te trekken, omdat jullie zowat stikten van het lachen? Ik had wel dood kunnen zijn. " Hij schudde langzaam zijn hoofd. „Het had best kunnen gebeuren en jij zou zijn blijven lachen. Weet je het nog?" Haar oogleden bewogen zelfs niet. Hij boog zich naar haar toe en zei zacht, maar duidelijk gearticuleerd: „Barbara! "Omdat de deur werd opengeduwd, richtte hij zich op en zag Mary met he t theeblad binnenkomen. Toen hij zich naar haar toe keerde, mopperde z e tegen hem: „Zit u daar nu weer op het bed, meneer Dan? Ik heb u al zo vaak gezegd dat de matras er zo aangaat, heus! "„Ik zal een nieuwe voor je kopen, Mary. " „Dat zal tegen die tijd dan ook wel hard nodig zijn! "„Ik dacht dat je niet thuis was. " „Dan dacht u verkeerd. Ik ben een kwartiertje geleden thuisgekomen. Tjonge, jonge, wat is het koud. Daar zou een ijspegel het koud van krijgen. Dat heb ik ook tegen Ben gezegd, toen ik daar op zijn wagen zat. Je zou hier beschutting moeten hebben, heb ik gezegd, en extra plaids. Toen we hier aankwamen, kon ik met geen mogelijkheid zeggen of mijn voeten aan mijn knieën zaten of niet. En in de stad kun je geen voet verzetten. " Ze bleef maar doorratelen terwijl ze thee inschonk. Toen nam ze een kopje mee naar het bed en zette het aan Barbara's lippen met de woorden:, ,Hier, kindje, kom maar, een bakje thee zoals jij dat zo lekker vindt," en toe n Barbara aan de thee nipte, voegde ze eraan toe: „Goed zo, kindje, braaf zo! " alsof ze tegen een klein kind sprak. Ze richtte zich vervolgens tot Dan en zei: „Als u naar beneden wilt gaan, meneer Dan, dan blijf ik hier wel even oppassen. " „Nee, dank je, Mary, ik kan ook wel oppassen. Je hebt ook een kop voor mij meegebracht, zie ik. " „Ja zeker, ik weet wel dat u geen kopje afslaat, zodoende! " Nadat ze nog twee koppen had ingeschonken, nam ze het hare op en ging in een rieten stoel aan het hoofdeinde van het bed zitten, op gelijke hoogte met Barbara, en Dan nam zijn oorspronkelijke positie op de rand van het bed weer in. Met een knipoogje naar Barbara zei hij: „Wat Mary dan ook allemaal niet kan, een lekkere kop thee weet ze wel te zetten, dat moet ik haar nageven. " Tussen kleine slokjes van haar thee door reageerde Mary: „Zeg dat wel: een lekkere kop thee! Ik herhaal wat ik daarnet al zei, meneer Dan, u hoort niet op het bed te zitten, dat is gewoon onbehoorlijk! Maar ja, wat doet het er aan de andere kant toe" - ze nam weer een slokje - „wat doet het er allemaal toe? Dat zei ik daareven nog tegen mezelf: wat is uiteindelijk nog belangrijk? O, wat voelde ik me ongelukkig in de stad, meneer Dan. Ik heb er niets van gezegd tegen miss Brigmore, maar jeetje, wat was ik ongelukkig! "Dan wierp een blik in Mary's richting en hij begreep uit de klank van haar stem dat wat ze ging zeggen, niet voor Barbara's ogen bestemd was en alsof er gevaar was dat Barbara er iets van zou horen, liet ze haar stem tot een fluistertoon dalen toen ze vervolgde: „Ik heb Sarah gezien. Ja, heus, ik liep haar zowat ondersteboven. En daar stond ze dan met haar kruk. O, dat was een schok, haar zo weer te zien. Ik wist dat ze haar been kwijt was, maar het is toch wat anders, heel wat anders, als je haar ziet met één been en een kruk, en hij was er ook bij, Michael, en ze zagen er heel gelukkig uit. Maar. . . maar ik voelde me door de grond zakken; weet u waarom, meneer Dan? Ze liepen langs me heen alsof ze me nog nooit hadden gezien. Ik had ze kunnen aanraken, zou alleen mijn hand maar hoeven uit te steken, maar ze liepen langs me heen alsof ze me nog nooit hadden gezien. Nou, dat was een klap voor me. Ik heb wel wat zitten huilen toen ik weer op de wagen zat. Ben Taggert zei dat ze afgelopen zaterdag zijn getrouwd. . . " Het was alsof hij door een ontploffing van het bed werd gegooid. Zijn theekop vloog uit zijn hand en de thee liep over zijn gezicht en hals. De gil die ze uitstootte, bracht zijn handen van de pijnlijke plekken, waar de hete vloeistof hem had getroffen, naar zijn oren om dat geluid af te dempen. Het volgende ogenblik vocht hij met haar in een poging haar in bed te houden, terwijl haar gegil vermengd met Mary's angstkreten de muren van de kamer als het ware verbrijzelden. Na wat slechts enkele seconden leek, waren ook miss Brigmores handen verstrengeld met de zijne, alsmede met die van zijn vader. Even snel als haar gegil was begonnen, hield het nu op. Ze hingen alle vier over het midden van het bed en staarden vanuit hun diverse verdraaide posities ontzet naar het slappe figuurtje, in de gedachte dat ze nu werkelijk was gestorven. Het was Harry die op dat ogenblik de leiding nam en zei: „Vooruit, schiet eens op! Leg haar in de kussens. Alles is in orde; ze is alleen maar flauwgevallen. Haar hart klopt gewoon door. Wat is er eigenlijk gebeurd?" Hij wierp een beschuldigende blik op Dan, die van de andere kant van het bed hijgend antwoordde: „U weet evenveel. . . als wij weten. " Toen miss Brigmore Barbara wat gemakkelijker in de kussens had gelegd en haar netjes had toegedekt, keek ze van Dan naar Mary en vroeg fluisterend: „Wat. . . wat heeft haar zo van streek gemaakt?" Weer antwoordde Dan: „Ik heb geen flauw idee, geen flauw idee. " „Je. . . zei niet. . . iets bijzonders. . . tegen haar?" „Nee, ik zat op de rand van het bed" - hij nam dat plaatsje weer in - „zodat ik haar kon zien en. . . Mary, Mary zat daar. Ze vertelde me. . . " Hij hield abrupt op en Mary en hij keken elkaar ontzet aan. Toen bewoog hij zijn hoofd en zei: „Maar dat kan ze niet. . . ze kan je niet hebben verstaan. " „Wat verstaan?" In miss Brigmores stem was de oude klank teruggekeerd toen ze Mary rechtstreeks ondervroeg. Deze reageerde prompt met een opstandige hoofdbeweging en de woorden: „Ze kan het onmogelijk hebben verstaan. Ik zat op dezelfde hoogte als zij, of misschien iets achter haar, hier! " Ze toonde hoe ze had gezeten toen ze haar verhaal vertelde. Miss Brigmore hield haar ogen dwingend op Mary gericht en langzaam vroeg ze: „Waar had je het dan over?" Mary wendde haar hoofd af. Er was iets uitdagends in haar manier van kijken en ze gaf niet eerder antwoord dan nadat miss Brigmore streng had gezegd: „Nou, zeg het dan! "„Ik. . . ik zei dat ik ze had gezien, Sarah en Michael, in de stad en dat zij. . . haar kruk gebruikte en. . . " - haar stem daalde tot een fluistering - „ik vertelde dat Ben Taggert me had gezegd dat ze een week daarvoor waren getrouwd. " Ze keek miss Brigmore recht aan. „Ze kan het onmogelijk van mijn lippen hebben gelezen, want ze kon me niet zien en ik sprak zacht, heel zacht. Ik. . . ik moest het aan iemand kwijt. U kon ik er niet mee lastig vallen, vandaar dat ik meneer Dan alles vertelde, want ik was nogal ondersteboven omdat ze me volkomen negeerden, alsof ze me nog nooit hadden gezien, en dat had me van streek gemaakt. " Miss Brigmore stond doodstil te luisteren en Mary aan te staren. Na een tijdje draaide ze zich langzaam om en keek naar het witte, maskerachtige gezichtje in de kussens. Toen richtte ze haar blikken op Dan en vroeg rustig: „Denk jij dat ze bij Mary heeft kunnen liplezen?" „Nee, heel beslist niet, niet zoals ze daar lag en. . . bovendien lag ze naar mij te kijken. De enige manier waarop ze kan hebben gehoord wat er werd gezegd, was rechtstreeks met haar oren als ze niet. . . " Miss Brigmore keek nu naar Harry, die zich naar haar had gekeerd, en ze vroeg hem: „Wat denkt u ervan?" Hij wreef met zijn vlakke hand stevig over zijn mond voordat hij zei: „Als ik het zo beluister, kreeg ze die aanval door wat ze Mary hoorde vertelle n en ze kan dat alleen maar hebben gehoord als ze haar gehoor heeft teruggekregen. Het ziet ernaar uit dat ze door het verlies van het ene zintuig het andere heeft teruggekregen. Het lijkt nogal vreemd, maar zo zie ik het op dit ogenblik. We moeten maar eens afwachten hoe ze reageert als ze weer bijkomt. Kijk, ze beweegt. . . " Barbara bewoog inderdaad. Ze vocht door de vele lagen duisternis terug naar het licht. Al dat zwart om haar heen had geen substantie. Wanneer ze haar vingers ernaar uitstak, gleden ze erdoorheen als door mist, en als ze het inademde, werd haar keel als het ware afgesnoerd, alsof ze wol probeerde door te slikken, en het drukte haar neer alsof er stapels dekens over haar heen waren gelegd. Net toen ze dacht dat ze de strijd maar moest opgeven, ontdekte ze een lichtstraal. Die werd breder en sterker, zoals de ochtendschemering door een kier van de gordijnen, en hoe dichter ze in de buurt kwam, hoe helderder dat licht bleek te zijn, maar ook hoe angstiger zij werd, want opeens voelde ze een heftig verlangen terug te kruipen in die duisternis, waaruit ze zich zo wanhopig omhoog worstelde, want er schreeuwde een stem in haar hoofd: „We moeten maar eens afwachten hoe ze reageert als ze weer bijkomt. We moeten maar eens afwachten hoe ze reageert als ze weer bijkomt. We moeten maar eens afwachten hoe ze reageert als ze weer bijkomt. " Ze had ieder woord gehoord dat in haar kamer was gesproken sinds ze lang, heel lang geleden bij kennis was gekomen. Toen ze in het begin had geprobeerd hun te vertellen dat ze kon horen en dat de noodzaak voor duidelijke articulatie was opgeheven, evenals dat gewriemel met hun vingers, was ze tot de ontdekking gekomen dat ze er niet toe in staat was. Maar wat kon het haar eigenlijk schelen? Ze was toch dood. Nadat ze van het karretje was gesprongen, was ze als een gek door het duister de dood tegemoet gerend. Bij de rivier gekomen, had ze besloten daarin te gaan liggen en zo snel te sterven. Maar toen ze zich voorover liet vallen, bleef ze op een rotsblok liggen en het water spoelde zachtjes over haar benen. Ze was weer overeind gekomen en was verder gewaad, naar het midden van de rivier, waar ze voelde dat de modder haar neer probeerde te halen, en hoewel haar geest haar voorschreef zich over te geven, worstelde haar lichaam zich als het ware automatisch los van wat haar vasthield. Nadien holde ze niet meer; ze strompelde, wankelde en struikelde om toch weer overeind te krabbelen, en zo steeds maar door terwijl ze de heuvel beklom. De schemering was zo goed als voorbij toen ze bij de mijn kwam, waarin ze zich liet neervallen om te sterven. Wat duurde het lang, net zoals wanneer je niet in slaap kunt komen, en zo lag ze tot diep in de nacht te trillen. Toen ze wakker werd, stroomde helder daglicht door de opening en ze voelde zich warm en had vreselijke dorst, alleen maar afschuwelijke dorst. Bij vlagen sliep ze de hele dag en de laatste maal dat ze haar ogen opende, was het angstaanjagend donker om haar heen en een stem riep haar naam. De klanken kwamen van ver, heel ver: „Bar. . . bara! Bar. . . bara! " hoord e ze, en ze antwoordde: ,,Ik kom! " Toen ze weer haar ogen sloot, wist ze dat het voor het laatst was. Van wat er nadien gebeurde, herinnerde ze zich alleen nog vaag het een en ander. Een man hield haar als een minnaar in zijn armen, maar het was Michael niet. Daarna leek het of ze eeuwen had geslapen en toen ze tenslotte wakker werd, wist ze dat ze in zekere zin had gekregen wat ze wilde, dat ze was gestorven, want ze voelde geen behoefte meer te bewegen of te spreken. Vandaar dat ze niet bewoog en niet sprak, maar eeuwenlang lag te luisteren, en terwijl ze luisterde, drong het tot haar door dat iedereen was veranderd. Geen van hen was meer zoals hij of zij vroeger was geweest, Brigie niet en Mary niet en Dan niet; vooral Dan niet. Dan was totaal veranderd. Dan was een minnaar geworden. Als ze niet was gestorven, zou ze gelachen hebben om het belachelijke hiervan, maar ze was niet vrolijk, want de doden lachen niet. Bij het verstrijken van de eeuwen merkte ze dat ze naar Dan kon luisteren zonder geïrriteerd te worden. Zijn stem was niet zo afgemeten als die van Brigie en niet zo ratelend als die van Mary; ook was het niet de stem van die irritante jongeman, maar van een man, laag, vol warmte en vriendelijkheid. Het was een zware stem, veel zwaarder dan zijn lichaam, maar toch deden haar trommelvliezen er geen pijn van. Ze had ernaar liggen luisteren toen die stem vertelde wat Katie allemaal in het sociale vlak deed. . . en toen. . . toen ratelde Mary dat Sarah maar één been had en met een kruk liep. Binnen in haar hoofd hoorde ze al stemmen toen ze de zin opving: „Ben Taggert zei dat ze afgelopen zaterdag zijn getrouwd. " Op dat ogenblik leek het feit dat Michael met Sarah was getrouwd niet zo belangrijk, want ze wist dat hij daar in zekere zin toe gedwongen was om wat zij had gedaan goed te maken, haar gemene streek waardoor Sarah een been moest missen. En door al die stemmen in haar hoofd hoorde ze Jim Waite weer tegen haar schreeuwen: „Je bent een duivelin! Een bastaard! Je hebt haar je hele leven al gehaat. " Ze wist dat ze een duivelin was en een bastaard, en ze had inderdaad Sarah haar hele leven gehaat. Toch was er op dit ogenblik geen haat meer in haar, zelfs niet voor tante Constance. De leegte die de doofheid in haar had doen ontstaan, was nu opgegaan in een nog grotere leegte, want nu had ze ook ieder gevoel verloren. Ze haatte niet en ze had niet lief en in haar tegenwoordige leven, dit stille leven in bed, voelde ze dat ze was wedergeboren. Ze kwam te voorschijn uit een duistere wereld. Ook haar gedachten waren nieuw, anders, maar ze hielpen haar niet haar levenswil terug te krijgen, want ze legden voortdurend nadruk op het feit dat ze slecht was, dat ze slecht was omdat ze een Mallen was en dat ze minder kwaad zou kunnen veroorzaken als ze maar altijd in deze sluimertoestand bleef. Gezichten kwamen in haar gezichtsveld en verdwenen weer, handen grepen de hare, maar ze duwde die weg. Ze vond het niet prettig als ze werd aangeraakt. Haar lichaam brandde, ze was uitgedroogd, ze lag weer in de grot op de heuvel. Ze hijgde: „Water, water! " „Ja, liefje, kom maar, hier is water! " Miss Brigmore steunde haar hoofd toen ze gulzig dronk. „Voel je je nu wat beter?" „Ja. " Miss Brigmore hield haar hoofd afgewend toen ze vroeg: „Wil je nog wa t drinken?" „Nee. " „Barbara, lieveling, je kunt horen! "Barbara keek in miss Brigmores van emotie vertrokken gezicht, maar ze reageerde niet. „Je hebt me gehoord. Je hoorde wat ik zei. Zeg me dat je kunt horen! Toe, Barbara, vertel me dat je kunt horen. " „Ik kan horen. " De woorden klonken vlak, ongeëmotioneerd. Miss Brigmore draaide zich om op zoek naar een stoel. Dan schoof er vlug een naar haar toe, en dat was maar net op tijd, want miss Brigmore was duidelijk volledig van haar stuk gebracht. Het stevig dichtgeknoopte lijfje van haar japon rees en daalde en de knoopjes werden zowat uit de knoopsgaten getrokken. Haar hele gezicht straalde van liefde en verbazing als ze naar haar geliefde kind keek. Toen ze haar blikken over Harry het glijden, glimlachte deze tegen haar en knikte geruststellend. Harry wendde zich tot Dan en zei: „Kom mee, jongen! " Dan bleef nog even naar het bed kijken, draaide zich toen om en volgde zijn vader. De tranen stroomden Mary over de wangen. Ze hield haar schort voor haar gezicht toen ze de mannen volgde. Miss Brigmore was nu alleen met haar kind, haar dochter, haar geliefde Barbara. Ze leunde voorover en streelde met haar vingertoppen de nu vast ineengestrengelde handen op de sprei, maar toen die terugdeinsden voor de aanraking, deinsde ze eveneens terug, alsof ze was gestoken, en de vreugde gleed uit haar gezicht weg toen ze de blik zag in de op haar gevestigde ogen. Ze mompelde: „O, Barbara, lieveling, wat is er dan? Wat is er?" Wat was er? Ze moest de woordenstroom zien te stuiten die in haar hoofd rondmaalde zonder rekening te houden met de chronologische volgorde van wat er was gebeurd. „Het is üw schuld; u bent de schuld van alles wat er is gebeurd. U hebt al die jaren met die man in zonde geleefd, die dikke slampamper die mijn vader is. En. . . zo lang ik me kan herinneren, hebt u me wijsgemaakt dat ik anders was, iets bijzonders, unieks, terwijl u me de waarheid had moeten vertellen en me mijn leven had moeten laten beginnen met mijn voeten op de grond in plaats van met mijn hoofd in de wolken. Ik begrijp nu dat de enige reden waarom u op de Hall bent gaan lesgeven, uw wens was mij daar te installeren. U hebt mij als een pleister voor uw eigen gefrustreerde leven gebruikt, u hebt een dure pop van me gemaakt, die niet in staat was het gewone leven het hoofd te bieden. Als er nog een beetje haat in me was achtergebleven, zou ik u haten, Brigie. Dat wat ik u nu zou willen zeggen, is alleen maar: raak me niet aan. Kom me niet te na, want als ik moet leven, dan moet ik léren leven. " Ze haalde diep adem en slaagde erin al deze woorden binnen te houden. Langzaam zei ze alleen maar: „Ik ga opstaan. " „Ja, goed, kindje, kom maar. " Miss Brigmore kwam vlug overeind uit haar stoel en wilde de sprei terugslaan, toen Barbara die stevig vasthield en nog altijd langzaam zei: „Nee, ik wil niet meer geholpen worden. Ik. . . ik ben van plan op mijn eigen. . . " „Je kunt niet zonder hulp opstaan, liefje. " Miss Brigmores stem trilde nu. „Je bent te zwak, je hebt maanden in bed gelegen, je zult vallen. " „Ik zal zonder hulp opstaan, Brigie, en. . . dan ga ik even. . . in een stoel zitten. Zou u. . . zo goed willen zijn me met rust te laten?" De roestige zeis die Sarahs been verminkt had, kon niet half zoveel pijn hebben veroorzaakt als Barbara's woorden nu bij miss Brigmore. Als giftige pijlen doorboorden ze de stijve, uitgestreken buitenkant en drongen diep door in het wanhopige schepsel dat verborgen in haar leefde. Geen enkel voorval in haar leven tot nu toe had het vermogen gehad haar zo diep te grieven als Barbara's houding nu ten opzichte van haar. Noch de verwoesting van haar gezellige thuis als gevolg van haar vaders bankroet en gevangenisstraf, die ook de dood van haar moeder hadden veroorzaakt, geen vernederende beproevingen tijdens haar eerste jaren als gouvernante, noch het feit dat Thomas haar nooit zijn naam zou geven, ook al had ze hem alles geschonken wat ze maar te geven had, noch de schok dat hij Barbara's moeder had verkracht of de ontstellende ontdekking dat hij de hand aan zichzelf had geslagen, noch die laatste klap, dat ze voor altijd van Constance was afgesneden, geen van al deze gebeurtenissen had haar zo'n ellendig gevoel gegeven als Barbara's houding nu. Negentien jaar van haar leven had ze aan dit meisje opgeofferd, het kind dat ze in werkelijkheid niet had gekregen. Voor haar was ze moeder, kindermeisje en gouvernante geweest. Vroeger had ze het vuur uit haar sloffen gelopen om genezing voor haar doofheid te vinden. Ze had de taak de kinderen van de Hall op te voeden in hoofdzaak op zich genomen om Barbara meer mogelijkheden te geven dan het huisje haar kon bieden. Ze had haar alles toegestaan, behalve dan de liefde van Michael; die had ze haar bij iedere denkbare gelegenheid getracht te onthouden, zoals ook Constance had gedaan. Maar zij alleen moest nu de schuld daarvan dragen. Verblind door tranen draaide ze zich om en ging de kamer uit. In haar eigen kamer viel ze op haar knieën voor haar bed en vroeg God: „Waarom? Waarom?"