.4.
Matilda zou trots zijn geweest op haar begrafenis, want twaalf volgrijtuigen reden achter de lijkwagen aan en alle paarden droegen wapperende zwarte pluimen. De koetsiers waren allemaal in het zwart met een hoge hoed en hadden strikken van zwarte linten aan hun lange zweep. In de eerste koets zaten Harry, John, Dan en Katie, in de volgende drie de naaste familieleden van Matilda, in de vijfde, zesde en zevende en achtste de naaste familie van Harry en in de negende zaten miss Brigmore, Barbara en Pat Ferrier. Drie families uit de buurt gaven ook acte de présence. De Eldens waren gekomen, vader en zoon, die allebei een dag vrij hadden genomen uit hun drukke textielwerkzaamheden in Newcastle en omgeving. De Fairbairns ook, in wezen belangrijker mensen dan de Eldens, want zij hadden een eigen spinnerij, althans samen met Jonathan Pearce, en de heer Pearce werd vertegenwoordigd door zijn zoon en zijn schoonzoon. Dat deze zes heren gedurende vele jaren regelmatige bezoekers van Burndale Manor waren geweest, als vrienden van Patrick Ferrier tot zijn dood toe, en er ook nadien op bezoek bleven komen, wanneer de jonge Pat maar thuis was, had misschien wel enige invloed op het feit dat ze de laatste eer bewezen aan een vrouw die ze alleen maar hadden bespot en die door hun vrouwen, na haar slechts eenmaal te hebben ontmoet, resoluut geschrapt was van hun lijst van gegadigden voor een uitnodiging. Na de laatste koets volgden de mannelijke bedienden in de huishouding en daarachter de tuinlieden. De boer en zijn knechten sloten de rij. Er waren geen vrouwelijke bedienden op de begrafenis. Het was zelfs nog een punt van bespreking geweest of vrouwelijke familieleden aanwezig zouden zijn, want dat hoorde eigenlijk niet, maar zoals Harry's nicht, Florrie Talbot, had gesteld: wie kon het nu in dit afgelegen hoekje van de bossen zien of erover kletsen? Als het zich in Manchester zou afspelen, ja, dan lag het natuurlijk anders. Je moest daar wel een zekere levensstijl hebben als je niet wilde dat er over je werd gepraat. En deze keer waren de vrouwelijke familieleden het met mevrouw Talbot eens. De zon stond stralend aan de hemel en de vogels kwinkeleerden. Het leek wel of ze zich uit de hele omgeving hadden verzameld in de bomen rondom het kleine kerkhof en hun zang scheen de doffe dreun van de eerste schep zand op de kist te overstemmen en deed het voorkomen alsof er niets in die glanzende, overdadig bewerkte kist lag. Maar er lag wel wat in, en Katie tussen haar vader en haar broer Dan jammerde: „O, mam, mam toch! " Haar moeder had het prettig gevonden als ze haar mam noemde en ze had haar dikwijls zo genoemd, althans wanneer Brigie niet in de buurt was. Ze vroeg zich verwonderd af waarom ze niet huilde. Dan deed het geluidloos; ze kon hem voelen schokken. Eigenlijk was het vreemd, dacht ze, dat hij nu juist stond te huilen. Natuurlijk had hij een speciaal soort liefde voor zijn moeder gevoeld, al had hij het niet zo doen blijken, maar ook zijzelf had een heel speciaal gevoel voor haar gehad. Waarom huilde ze dan toch niet? Ze had nog nauwelijks een traan gelaten sinds het ogenblik dat haar moeder was gestorven. Ze had de afgelopen dagen het gevoel gekregen dat ze, omdat ze niet kon huilen, ook nooit meer zou kunnen lachen, liefhebben. Die hele stralende vreugde die een deel van haar natuur was geweest, had als het ware een andere weg ingeslagen, ging een andere kant uit. Het was nog maar vijf dagen geleden dat ze met Pat naar Hexham was geweest. Hij had gezegd dat ze hem maar Pat moest noemen en voordat de koets bij de Hall was gekomen, had hij haar hand in de zijne genomen en haar verteld dat hij het prettig zou vinden als ze eens bij hem thuis zou willen komen. Of ze zou willen komen dineren? Tot aan dat ogenblik had ze het allemaal als een spelletje gezien. Haar moeder zou gezegd hebben dat ze apetrots was dat een man als meneer Ferrier juist haar had uitverkoren, maar zelf sloot ze tegelijkertijd haar ogen voor de consequenties. Maar toen ze die avond de blik in zijn ogen had gezien, was ze niet langer in staat zich niet te realiseren dat hij haar vroeg of laat een vraag zou stellen en ze was menselijk ijdel genoeg om te denken: Hij zal eens een titel erven. . . Sir Patric en lady Ferrier! Bijna had ze gegiecheld, alleen al bij de gedachte! En dat had ze even later ook werkelijk gedaan, toen ze zich over haar moeder boog en fluisterend vroeg: „Wat zou je ervan vinden als je dochter een adellijke titel zou krijgen?" Haar moeder had geglimlacht, haar een speels tikje op haar wang gegeven en nadrukkelijk gezegd, en pas nu herinnerde ze zich hoe nadrukkelijk: „Het enige dat ik je toewens, meiske, is dat je met iemand trouwt die je voor altijd gelukkig kan maken. . . voor altijd. " Waarom was ze toen niet bij haar gebleven, in plaats van de kamer uit te huppelen? Waarom had ze niet begrepen dat ze voor haar ogen wegkwijnde? En nu lag ze daar aan haar voeten en de zon scheen en de vogels zongen en Dan schokte van het snikken en vader huilde; de hele familie huilde nu, iedereen behalve zijzelf. Toen ze zich van het graf afwendde, greep ze Dans arm. Het leek alsof hij haar ondersteunde en niet omgekeerd. Er stond een geweldige maaltijd klaar in de eetkamer, maar enkel familieleden zaten aan. De zeven heren, onder wie de heer Ferrier, hadden een glas wijn in de ontbijtkamer gedronken. Ze hadden er Harry gecondoleerd en waren weer in hun koetsen vertrokken. Katie ging niet aan tafel zitten, maar glipte stilletjes de kamer uit en verdween naar boven, naar de kinderkamer. Ze hoopte er Dan te vinden, want die had ze sinds hun terugkeer niet meer gezien. In plaats van hem vond ze er Barbara. Barbara stond uit het raam te kijken. Ze moest haar arm grijpen om haar aandacht te trekken. Toen ze elkaar aankeken, zag Katie dat ook Barbara huilde. Barbara stak haar handen uit een greep die van Katie met de woorden: „O, Katie, ik vind het zo erg, zo heel erg. . . ik was erg dol op haar. " Even keek Katie naar het knappe, regelmatige gezichtje tegenover haar, dat haar soms afgunstig had gemaakt, waarop ze zo dikwijls jaloers was geweest, een jaloezie die ze had weten te sublimeren tot medelijden naar aanleiding van het gebrek dat erachter schuilging, en ze verbaasde zich over zichzelf toen ze antwoordde: „Was je dat?" Het was geen loze kreet, maar een echte vraag, een losjes gestelde vraag die een beschuldiging inhield. „Ja, ja. " Barbara had de klank van Katies stem afgelezen uit het gezichtje voor haar en ze voegde eraan toe: „Dat weet je toch wel?" „Je vondt haar ordinair. " „O, Katie, hoe kun je. . . zo iets zeggen! En dat nog wel vandaag! " „Omdat het de waarheid is. Dat vond je toch? Je vond haar ordinair, zo helemaal geen Brigie. Je lachte haar soms uit. " „Dat heb ik nooit gedaan. " „Nee, niet waar ik bij was, maar samen met Brigie, toen jullie hier pas waren. Ik heb het gehoord. " Dergelijke herinneringen verdwijnen nooit en er kroop een kleur in Barbara's bleke wangen. Ter verdediging van zichzelf zei ze kalm: „Je zult moeten toegeven dat je haar zelf nog geen week geleden nadeed. " „Dat heb ik toen al uitgelegd. Dat zijn rechten van familieleden. Je mag diegenen van wie je houdt best nadoen. " „Ik hield van haar. Dat kun jij je niet voorstellen. Ik kan het zelf niet verklaren, maar helemaal van binnen hield ik van je moeder omdat. . . niet alleen omdat ze vriendelijk voor me was, ja, meer dan dat, ze bewoog je vader ertoe me het paard te geven en de rijkleren en al die andere dingen, maar. . . " Ze bracht haar hand naar haar hoofd en kneep haar ogen half dicht. „Hoe kan ik je dat uitleggen? Ik. . . ik ben niet aardig, dat weet ik zelf heel goed, ik zeg afschuwelijke dingen en ik doe vreselijke dingen en ik wijt het aan mijn doofheid, maar het komt toch uit iets anders voort. Maar ik wil dat je van me aanneemt dat ik dol op je moeder was, omdat ik. . . omdat ik jaloers op je was dat ze van jou was. Als ze zoals gewoonlijk haar armen om je heen sloeg en je ,liefje' of ,meidje' noemde, dan miste ik iets, ja, dan voelde ik mijn gemis. O, ik kan het je niet uitleggen, je alleen maar zeggen dat ik heel, heel dikwijls wenste dat zij mijn moeder was. " „En Brigie dan?" Katies stem klonk nu vriendelijk en de strakheid was uit haar gezicht geweken. Ze ging op de houten stoel aan de tafel zitten en haar lichaam ontspande, maar ze keek nog steeds naar Barbara op in afwachting van een antwoord. Pas toen Barbara tegenover haar was gaan zitten, haar handen onder haar kin en de ellebogen op de tafel, zei ze: „Dat is heel anders. Brigie is mijn moeder niet, ze is. . . zelfs geen familie. Ik houd van haar, maar op een andere manier. Het is. . . dankbaarheid, denk ik, ja, dankbaarheid. " Ze keken elkaar strak aan; toen zei Katie rustig: „Dit lijkt wel het ogenblik van de waarheid, hè?" „Ja, zo zou je het kunnen noemen. " „Het leven zal nooit meer zijn zoals het tot nu toe is geweest. " „Nee. " „Wat ga jij doen?" „Met Michael trouwen. " „En als dat niet lukt?" „Het lukt, en als dat niet zo zou zijn, heeft niets meer enige waarde, he t hele leven niet meer. " „Brigie is er tegen, hè?" „Ja, dat weet ik. " „Zij wil dat je met John trouwt. " „John denkt er niet over. " „Daar zou ik niet te zeker van zijn. Dat heb ik ook altijd gedacht en toch geloof ik dat je nooit weet wat John werkelijk denkt. " „Hoe dan ook, ik zou het niet willen. Voor mij bestaat alleen maar Michael. En jij? Wat ben jij van plan?" „Dat weet ik niet; ik kan nu niet denken. Het is allemaal zo vreemd, net of ik veranderd ben in deze laatste paar dagen in een heel ander meisje. " „Denk je dat meneer Ferrier je ten huwelijk zal vragen?" „Misschien wel, of misschien ook wel niet. Misschien amuseert hij zich alleen maar, zoals ik ook deed. " „Vind je hem aardig?" „Ja, ik vind hem wel aardig, maar of ik van hem houd? De laatste keer dat ik er met moeder over sprak, zei ik tegen haar: ,Wat zou je ervan vinden als ik door mijn huwelijk van adel werd?' en daarop antwoordde zij: ,Het enige dat ik graag voor je zou willen, meidje, is de zekerheid dat je met iemand trouwt die je voor altijd gelukkig maakt. . . voor altijd. ' Ik geloof nu zelf ook dat je dat moet proberen te ontdekken. Maar kom je erachter of een man altijd van je zal houden? Ik denk dat het het beste is als je jezelf afvraagt of je het met hem uithoudt als hij niet op zijn best is, als hij niet charmant is en grapjes maakt en aandacht aan je besteedt. Pappa schreeuwde altijd tegen mamma" - er kwam een cynisch lachje om Katies mond - „je ziet hoe snel je terugvalt, niet vader en moeder, zoals Brigie het van me eiste, maar pappa en mamma. Soms vochten ze als kat en hond. Hij schold haar uit voor alles wat mooi en lelijk was. Toen ik nog klein was, dacht ik dat ze echt ,uilskuiken' heette. " Ze glimlachte weer, maar nu lag er een innige trek op haar gezichtje. „Maar desondanks hield ze van hem en ze wist dat hij ook van haar hield. Misschien was ze wel een uilskuiken — in menig opzicht was ze dat ook, ze was beslist niet intelligent - maar ze was zo wijs en zo vol medegevoel. Ik zou haar voor geen ander hebben willen ruilen. Hoor je dat goed, Barbara? Ik zou haar voor geen mens in de wereld hebben willen ruilen, niet voor alle Brigies bij elkaar of tante Constance of die deftige dames op wie je zo trots bent dat je van hen afstamt, want in feite waren ze geen van allen het waard haar schoenen te poetsen! Hoor je me?" Ze schreeuwde nu. De blokkade in haarzelf was doorbroken. De tranen drongen uit haar borst naar boven en versperden haar keel. Met een explosief geluid stroomden ze nu uit haar ogen, langs haar neus en haar mond. Ze vloog op van tafel en rende de kamer uit. Barbara deed geen enkele poging om haar te volgen, maar ze stond wel op en probeerde het beven van haar lichaam te bedwingen door naar het raam te gaan en de hoge vensterbank beet te grijpen. Ze staarde naar d e tuin en vervolgens in de verte, waar het moerasland aansloot bij de heuvels, en ze bedacht dat ze inderdaad een uur van de waarheid hadden beleefd, een ogenblik van waarachtigheid, waarin ze zich had gerealiseerd wat ze altijd diep verscholen in zich had geweten: dat je maar van één ander mens werkelijk kon houden, echt houden dan, en dat je maar een klein aantal mensen aardig kon vinden. Ze vond Katie aardig, maar ze begreep dat Katie haar nooit meer werkelijk aardig zou vinden, en dat kwam niet alleen doordat ze zich verbeeldde dat zij, Barbara, op haar moeder had neergekeken, maar door iets dat veel dieper ging, een verandering die in Katie zelf had plaatsgevonden. En dan had je John. Ze vond John aardig omdat hij altijd aardig tegen haar was geweest. En Dan? Nee, Dan vond ze in haar hart niet aardig. Dan irriteerde haar. Dan was nooit hartelijk en aardig. Hij had haar altijd behandeld alsof ze lucht was. . . En Brigie? Ze had gezegd dat ze soms wel had gewild dat mevrouw Bensham haar moeder was geweest, en toch had vanaf haar geboorte Brigie de moederrol op zich genomen en daarvoor alleen al behoorde ze dankbaar te zijn. Dat was ze ook wel, maar wanneer was haar hart ten opzichte van haar verkild? Vermoedelijk toen ze zich bewust werd dat Brigie niet wilde dat ze Michael kreeg en ook toen ze zich realiseerde dat deze iets achterhield, iets dat ze moest weten, dat ze het recht had te weten, dat zelfs Mary niet wist, die altijd wanneer ze maar probeerde met haar over de familie Mallen te praten, het te druk kreeg of plotseling kiespijn had of pijn in haar been, altijd iets waardoor zij buitenspel werd gezet. Door haar doofheid had ze een extra zintuig ontwikkeld, waarmee ze de houding van anderen kon testen als ze niet kon liplezen, maar het hief de handicap niet op dat ze niet in staat was flarden van gesprekken te horen die haar misschien in staat zouden hebben gesteld een en ander met elkaar in verband te brengen. Er was geen andere manier om erachter te komen wat ze eigenlijk moest weten dan door een tweede uur van de waarheid en ze was er zich van bewust dat dat uur alleen maar zou slaan als zij de omstandigheden forceerde. Ze wist heel goed dat ze daarvoor terugdeinsde, want de waarheid was wreed, die veranderde het patroon van je leven. Maar was dat nu niet net wat ze wilde, haar levenspatroon wijzigen? Ze wilde toch het huisje ontvluchten naar de boerderij aan de andere kant van de heuvels en haar leven bij Michael doorbrengen? In zijn armen? In zijn bed? Ze boog haar hoofdje en beet haar tanden hard in haar onderlip. Jazeker, in zijn bed. De nachten waren nachtmerries geworden, omdat ze aan niets anders kon denken dan aan het naast Michael in bed liggen. Ze dacht wel dat haar gedachten hierover Brigie tot in het merg zouden schokken, want in het niemandsland voor het slapen gaan zag ze zichzelf naakt voor Michael staan, en dat niet alleen, maar ook Michael naakt tegenover haar. Bij daglicht wist ze hoe slecht ze was, niet zozeer door haar fantasieën over haar en Michael, maar door de gedachten die ermee samenhingen, en die, als ze tot werkelijkheid werden, het mogelijk maakten dat haar nachtelijk e verlangens werkelijkheid werden en zoals vandaag die gedachten in haar waren opgekomen toen ze zag hoe de doodkist naar de lijkwagen werd gebracht, voelde ze zich letterlijk onpasselijk worden door de hartstocht waarmee ze wenste dat hierin haar tante Constance naar haar graf werd gedragen en niet mevrouw Bensham. Harry Bensham liet miss Brigmore zelden bij zich ontbieden. Als hij haar wenste te spreken, ging hij naar de kinderverdieping, waar ze gewoonlijk was te vinden. Deze morgen het hij haar echter roepen. Brooks stelde Armstrong ervan in kennis dat zijn meester miss Brigmore wenste te spreken. Armstrong gaf de boodschap door aan de tweede lakei, Emerson, die op zijn beurt het verzoek op de eerste etage doorgaf aan Jenny Dring, de eerste meid. Miss Brigmore was in haar zitkamer, waar ze zojuist haar jas had uitgetrokken en haar hoed afgezet en was gaan zitten om zo rustig mogelijk de situatie te overzien. De begrafenis had een week geleden plaatsgevonden en in al de jaren die ze in dit huis had doorgebracht, had ze zich niet zo geërgerd. Matilda's voorstelling was inderdaad uitgekomen: Florrie Talbot klemde zich aan meneer Bensham vast als een bloeddorstige luis. Het was een onmogelijke figuur, ordinair - in die mate dat miss Brigmore het betreurde die kwalificatie ooit met betrekking tot Matilda te hebben geuit - terwijl ze tegelijkertijd een quasi-beschavingsvernisje ten toon spreidde. Haar accent en haar opvattingen over de juiste manier van doen en spreken zouden lachwekkend zijn geweest als ze niet een diepe minachting in miss Brigmore hadden opgewekt. Om met Matilda Bensham te spreken: mevrouw Talbot was „straatvuil" en wat nog erger was: meneer Bensham scheen zich er niet aan te storen; integendeel, af en toe maakte hij de indruk dankbaar te zijn voor haar zorgen. Eén ding stond vast: zijzelf kon in geen enkele functie in dit huis blijven als die vrouw hier meesteres zou worden. Hoewel ze Matilda had beloofd te trachten invloed op haar echtgenoot uit te oefenen geen nauwe relatie met zijn nicht aan te gaan, wist ze dat het een onmogelijke opgaaf was. Harry Bensham was een koppige, verwaande kerel, en hoewel hij nu wat milder gestemd was door het verlies dat hij had geleden, was hij in haar ogen toch niet zo ver dat hij in verband met zijn persoonlijk gedrag welke raad dan ook van haar zou accepteren. Ze gehoorzaamde echter de opdracht die haar bereikte. De uitdrukking van haar gezicht was volledig in overeenstemming met haar rechte, ongenaakbare rug, toen ze de hoofdtrap afliep, de hal door naar de bibliotheek. Ze deed de deur open en Florrie Talbots schrille stem begroette haar. ,,Hè, hè, daar bent u dan! Ik dacht al dat u nooit zou komen. Ik zei net tegen Harry hier dat hij dit maar moet sluiten gedurende de winter, zoals ze allemaal doen, en hij heeft toch zijn huis in de stad, nietwaar, Harry?" Ze draaide haar grove, rozige gezicht naar Harry, die voor de open haard stond, zijn elleboog op de schoorsteenmantel. Hij gaf geen antwoord en ze ging door: ,,Ik zei net tegen hem, hoe voortreffelijk u het ook doet, da t het te veel voor u is alles alleen te beheren. Dat is niet eerlijk, echt niet eerlijk, vindt u wel? U bent ook zo jong niet meer en zo dartel, en bovendien. . . " „Florrie! " zei Harry rustig, en al bleek uit de klank van zijn stem dat het een bevel was, er klonk geen irritatie in door. Zo kon hij ook tegen Matilda praten als hij in een goede bui was. . . „Nou, ik zei alleen maar, Harry, dat ik het zo eens bekeken heb en dat je mijns inziens genoeg om handen hebt met de spinnerijen al die andere toestanden, dat je je niet ook nog zo druk moet maken over een huis, of het nu groot, klein of ertussenin is. " Weer zei Harry: „Florrie! " en deze keer voegde hij eraan toe: „Ga eens kijken of Katie al klaar is! "Toen mevrouw Talbot echter geen enkel teken vertoonde van haar stoel te zullen opstaan en de onechte lach van haar opgeblazen gezicht gleed en plaats maakte voor een staalharde glans in de ronde blauwe ogen, veranderde Harry van toon. Er klonk weer dat tikkeltje ouderwetse ruwheid in, toen hij zonder omwegen zei : „Ik wil Brigie onder vier ogen spreken. Maak dat je wegkomt, Florrie. Nu is het genoeg. " Mevrouw Talbot hees haar logge lichaam uit de stoel en bepaald niet overhaast, alsof ze daardoor haar verontwaardiging nog duidelijker liet blijken. Ze wachtte even om de zwartzijden strikken op hun plaats te brengen op de met ijzerdraad versterkte vijftien centimeter brede ceintuur die haar toch al royale taille omgaf, en haar vertrek uit de kamer was in overeenstemming met haar japon, die met iedere beweging meedeinde. Toen de deur niet al te zachtzinnig achter haar in het slot viel, keek Harry naar miss Brigmore en hoofdschuddend zei hij: „Ze bedoelt het goed en ik heb de afgelopen dagen lopen denken dat ze misschien zelfs wel gelijk heeft. Waarvoor heb ik eigenlijk twee huizen nodig? Maar als ik er dan een moet opgeven, dan vraag ik me vervolgens af welke van de twee ik het makkelijkst kan opgeven. En dan moet ik toegeven dat het mijn huis in Manchester is. " Zijn lippen weken uiteen van zijn tanden, maar hetwerd geen glimlach, meer een ironisch spottend gebaar. Hij stond nu met zijn rug naar de gapende ruimte die de lege haard vormde en hij wreef zijn handen over zijn zitvlak, zoals hij zo vaak deed als het vuur brandde. Hij liet zijn hoofd even zakken voordat hij langzaam de kamer in zich opnam en zei: „Gek, hoe een huis als dit één met je wordt. Je hoort er niet; eigenlijk ben je er een indringer, een buitenstaander, en toch ben je er de baas, omdat je het geld hebt, en je denkt dat je jezelf erin kunt kopen. . . maar dat kan niet, want in zo'n huis gaat het niet om geld. " Hij staarde miss Brigmore nu aan en zei: „Het was om mij dat we hier zijn gebleven. Matilda had al jaren geleden terug naar de stad gewild als ik het had voorgesteld. Maar ik heb altijd gezegd dat het de beste plek is om de kinders groot te brengen. En dat is zo, tenminste dat denk ik. Wat vindt u?" „Ja, ik geloof dat u gelijk hebt. " „Natuurlijk, het zat erin dat u zo zou antwoorden en ik geloof het nog altijd. Maar aan de andere kant is er misschien het bewijs dat we allebei ongelijk hebben, want daar hebben we in de allereerste plaats Danny. Hij kan de aanblik van vuil en armoede niet verdragen; die maakt hem van streek. Hij heeft de mentaliteit van een hervormer of, wat nog erger is, van een agitator. Misschien is het verdomd goed dat hij niet als kind in de spinnerij is opgegroeid. Toch heeft hij beloofd een jaar lang zijn best te doen, samen met John, en John is evenwichtig. Die is tenminste een steunpilaar voor me. " Hij kwam van de haardplaat af en wees op een stoel. ,,Ik zou het me maar makkelijk maken. " Toen ze zat, liep hij van haar weg naar zijn bureau aan het uiteinde van de kamer. Hij bleef ernaast staan en schoof doelloos hier en daar een papier op zijn plaats, tot ze vroeg: „Gaat Katie met u naar Manchester?" ,,Ja. " Hij keek in haar richting. ,,Ze heeft op het allerlaatste ogenblik haar beslissing genomen. Dat is de reden waarom ik u wilde spreken. " Hij kwam weer langzaam op haar toelopen en bleef op armslengte van haar af staan. Toen vroeg hij: „Heeft ze tegen u iets positiefs gezegd over die jongen Ferrier?" Ze wachtte even voor ze antwoordde:, ,Nee, ze heeft me niet in vertrouwen genomen. " „U weet dus niet of er wat tussen die twee is voorgevallen?" „Nee. " „Hij kwam hier gisteren laat aan en ze wilde hem niet ontvangen, zei dat ze hoofdpijn had; dat is iets dat ze heeft opgestoken, het excuus van een dame: hoofdpijn. Daar bedoel ik niets onaardigs tegenover u mee, hoor. " Hij knikte heftig in haar richting. „Nou, hij kwam dan hier binnen en uit zijn woorden, al was het dan niet rechtstreeks, kon ik opmaken dat hij wat ze noemen zeer eerbare bedoelingen had, en dat vertelde ik haar toen ik bij haar ging kijken. Nadien besloot ze met me mee weg te gaan. Het overlijden van haar moeder heeft haar erg aangepakt, heel anders dan de rest; ik heb haar helemaal niet zien huilen. Maar wat die jongen Ferrier betreft, dat kan ik niet begrijpen. Ze leek tot een week geleden geweldig met hem ingenomen en ik wil u wel zeggen dat het naar mijn mening een verdomd goede partij voor haar zou zijn. Maar belangrijker misschien is het feit dat ik het een geschikte kerel vind. Goed, ik geef toe dat hij wel twee keer zo oud is als zij, maar dat kan geen kwaad. Wat vindt u ervan?" „Nee, dat kan geen kwaad. " „Ik bedoel niet alleen die leeftijd. Wat vindt u van de man als zodanig en van een huwelijk?" „Het zou voor beiden heel goed zijn. Zij zou een uitstekende vrouw voor hem zijn. " „Ja, maar nu denkt u in termen als: ze is in staat zichzelf te overtreffen, en u alleen komt de eer toe haar klaar te hebben gemaakt voor een dergelijk soort leven. Goed dan. . . " Hij haalde een zwaar gouden horloge uit zijn vestzak en zei: „De tijd staat niet stil; we willen vóór donker in de stad zijn, zodat ik maar eens wat moet opschieten. Ik wilde nog één ding tegen u zeggen. Wilt u een oog op het huis houden terwijl ik weg ben? Ik zal niet eerder dan over veertien dagen of nog langer terug zijn. Ik heb al tegen Brooks gezegd dat hij alles met u moet bespreken. En misschien zou u een s een blik in de huishoudboekjes willen slaan. Ik heb de indruk dat die steeds oplopen. Als je ziet hoeveel thee ze in de keuken gebruiken, dan lijkt het wel of ze erin wassen. Het komt me voor dat er zo het een en ander langs die kant verdwijnt. Ze krijgen hun emolumenten, en daarin ben in niet kinderachtig, maar ik wil niet beduveld worden. Ik wil daar niet voor aap staan. Wilt u er eens naar kijken?" Ze was uit haar stoel opgestaan en antwoordde rustig: ,,Ik zal de boekjes nakijken, maar u moet goed begrijpen dat ik Brooks niet kan passeren en een onderzoek instellen tenzij ik daartoe opdracht van u ontvang. Misschien herinnert u zich nog dat ik u heb gewaarschuwd dat een dergelijke situatie zou kunnen ontstaan als u ertoe zou besluiten na mevrouw Fair- weather niet weer een huishoudster of huismeester aan te stellen. " ,,Ja, dat hebt u inderdaad, dat herinner ik me. " Hij liep nu van haar weg. ,,En dat hoeft u me niet nog eens onder de neus te wrijven. Ja, u krijgt opdracht van mij alles wat u nodig oordeelt te onderzoeken, en dat zal ik hem zeggen voordat ik vertrek. En als u denkt dat het beter is" - hij draaide zich half naar haar toe - „dan mag u ervoor zorgen dat er een huishoudster wordt aangenomen, want ik mag niet van u verwachten dat u deze taak op uw schouders neemt. Hoe lang ze hier zal kunnen blijven, God mag het weten, gezien de toestand waarin ik nu ben. " Hij keerde zich nu helemaal naar haar toe en eindigde kalm: „Wat ik nog graag zo maar tegen u wilde zeggen, is dit: bedankt voor alles wat u de afgelopen week hebt gedaan, uw zorgen voor alle gasten en dergelijke. U hebt diepe indruk op hen gemaakt, heus, al denk ik dat ze ook wel een beetje bang voor u waren. " Zijn lippen weken weer terug van zijn tanden. „Zal ik u eens wat zeggen?" Zijn stem daalde tot een soort hees gefluister. „Het is onze familie, maar ik was blij toen ik ze weer zag vertrekken. Gek, zoals je van mening verandert. Ik moet ze nu niet meer te lang om me heen hebben. En toch schaam ik me dat ik er zo over denk. Geld is een vloek, weet u? Wist udat? Het is" - hij knikte bedachtzaam tegen haar - „een vloek; tenslotte ben je geen vlees, geen vis en geen gevogelte meer. . . Dat is het dan voor vandaag. Tot ziens. " Geen vis, geen vlees en geen gevogelte. Ze draaide zich om en liep langzaam naar het bureau. Ze ging op een leren stoel zitten en trok de overal verspreid liggende rekeningen naar zich toe. Hij had haar achtergelaten met het weinig benijdbare baantje verspilling te beteugelen en een einde te maken aan kruimeldiefstallen. Voorts het benoemen van een geschikte huishoudster die Brooks onder de duim kon houden. En waarom had ze dat allemaal op zich genomen? Voornamelijk om alles op orde te brengen voor een nieuwe meesteres na de gepaste rouw- tijd. Hoogst waarschijnlijk zou het dat ellendige schepsel worden dat hem, zoals Matilda had voorspeld, dank zij hun gemeenschappelijke voorvaderen en haar ervaringen met mannen aan de haak zou slaan. Eén ding stond evenwel vast: de dag dat deze vrouw zich voorgoed op de Hall zou vestigen, zou de laatste zijn waarop zijzelf een voet over de drempel zou zetten.