14
Ze stormden het busje uit waarmee ze van het station waren gekomen, alsof ze van een rijkelijk met drank overgoten feest kwamen, zodat Hamish op berispende toon zei: 'Wilt u alstublieft een beetje zachtjes doen. Het kind ligt boven en is nog heel zwak.' Hij wees met zijn duim naar de bovenste ramen van het huis en Ken zei: 'Sorry, Mac. Maar we zitten in gedachten nog steeds bij gisteravond. Het was echt geweldig. Waar is mevrouw Riley?'
'Als u uw hoofd omdraait, meneer, zult u haar bij de voordeur op u zien staan wachten,' zei Hamish scherp.
Als zacht zoemende bijen zwermden ze naar Nyrene.
'O, liefje, hoe gaat het met jou?'
'We hebben je zo gemist.'
'Het is geweldig geweest! Echt geweldig! Je was vast heel trots op hem geweest, op iedereen.'
'Die stad heeft vast nog nooit zoiets meegemaakt. De ochtendkranten stonden er bol van. We hebben er een meegenomen.'
Ze waren in de zitkamer beland en Nyrene constateerde dat niemand naar Charles had geïnformeerd. Mick Brown vertelde: 'Ik heb nog nooit van mijn leven zo gelachen, Nyrene. Nog nooit. Die eerste scène was echt geweldig. Ik begrijp niet hoe ze het voor elkaar kregen.'
Angus Clarke zei: 'En de opening was echt uitstekend. Hij is een goed spreker, die lord Very. En ze hebben jou ook genoemd, Nyrene. De eigenaar zei dat er één persoon was die die avond ontbrak maar die er eigenlijk bij had horen te zijn. Hij zei dat jij jarenlang de steunpilaar van The Little Palace was geweest en dat iedereen in de stad je kende. Je heette toen juffrouw Mason, maar nu mevrouw Riley, en toen kwam er een groot applaus. Echt waar, hè?' Hij knikte naar de anderen.
'Nyrene gaf op dit alles geen antwoord, ze hielp mevrouw Atkins de thee te serveren.
Claire Brown merkte op: 'Er was een geweldig feest na afloop. Het was er bomvol, je kon geen vin verroeren, en ze moeten vaten vol champagne gehad hebben, als je zag hoe die vloeide. En dan waren er de fotografen.'
Hierop riep Ivy: 'En Ken en ik zijn meegegaan met jullie vrienden, je weet wel, Fred en Louise. We waren met een groep, Freds zuster was er ook, met haar dochter. Dat is me er toch eentje! Alle mannen zaten haar aan te gapen. Haar jurk was een dun floddertje, je kon zo ongeveer alles zien zitten.'
'Nou ja, wie zou er niet staan gapen?' zei Ken. 'Haar billen kwamen bijna onder d'r jurk uit, zo kort was die!' Wat luid gelach teweegbracht, maar Ivy stak snel een waarschuwende vinger op en zei tegen Nyrene: 'Hoe is het met hem?'
'Het gaat nu weer wat beter, dank je, Ivy.' Nyrenes antwoord klonk vlak.
Het zwijgzame lid van de groep, Arthur Maine, merkte op: 'Je hebt daar een mooie flat, Nyrene.' Maar hij werd overschreeuwd door Ken die zei: 'Ik begrijp niet hoe je dat kon zien, Arthur. Het was er zo vol. Maar tegen die tijd zag je waarschijnlijk alles dubbel. We zagen allemaal alles dubbel.' Hij keek naar Nyrene. 'Ik begrijp niet hoe we daar allemaal in konden. Peters familie was er, en dan had je zijn vrienden en David, de baas, en zijn partner, juffrouw Connie. Dat is me een bijdehandje! En altijd voor een geintje te porren. En toen wij 's nachts om twee uur vertrokken, zaten zij er nog steeds allemaal. Het was me het avondje wel! Het enige punt' - hij liet zijn stem dalen en de uitdrukking op zijn gezicht veranderde toen hij het gezelschap aankeek - 'het enige wat we allemaal zeiden, Nyrene, is dat we jou hebben gemist. Echt, we hebben je gemist, en ik kan je wel verzekeren dat Peter jou het meeste miste. Hij bleef maar naar jou en naar de jongen vragen en de laatste woorden die hij tegen Ivy zei waren: 'Zeg tegen haar dat ik gauw naar huis kom.'
'Ja, dat wilde ik je zeggen, Nyrene, dat heeft hij tegen me gezegd: 'Zeg haar dat ik gauw naar huis kom.'
Ze voelde een enorme brok in haar keel. Ze had een aversie gevoeld tegen deze groep grappenmakers, ze had hen als ongevoelige individuen beschouwd, maar dat gevoel was nu verdwenen, het waren haar vrienden. Ze was het liefst naar Ivy toe gelopen om haar hoofd op haar schouder te leggen en eens goed uit te huilen. Maar dat zou de sfeer verpesten, en daarom dwong ze zich te zeggen: 'Toen ik gisteravond bij Charles waakte, heb ik vanaf zeven uur de hele opvoering meegemaakt.' Maar toen ging ze over in jolige zelfspot en voegde eraan toe: 'Maar ik ben daarna niet meegevraagd naar de flat om mee te doen met de ceilidh.'
Ze schoten allemaal weer in de lach, tot Mike Brown opstond en zei: 'Zal ik eens wat zeggen? Hier is iemand die naar huis en naar bed gaat. Volgens mij slaap ik al voordat ik mijn laarzen uit heb getrokken.'
De een na de ander kwam overeind en ze namen hartelijk en zorgzaam afscheid, maar het laatste paar was nog niet vertrokken of Hamish stond in de keuken en zei tegen zijn toekomstige vrouw: 'Vrienden, zeggen ze. Vrienden! Stelletje pummels! Boven ligt een ziek kind en zij zitten daar te brullen van het lachen terwijl zij er niet bij heeft kunnen zijn. Ze hadden hun vrolijkheid wel even kunnen bewaren tot ze thuis waren.'
'Ach,' zei mevrouw Atkins. 'Ze wilden haar laten weten hoe het is geweest.'
'Onzin! Heel onattent, en volgens mij waren sommigen nog steeds halfbezopen. Ik weet hoe mensen doen als ze naar feestjes gaan waar de drank gratis is. Ik heb mensen van wie ik het nooit had verwacht zien zuipen als varkens.'
'Maar ze zijn altijd vrolijk, Hamish. Dat moet je ze toch nageven.'
'Jawel, Mary, maar alles heeft zijn tijd en zijn plaats. En dat kind boven is nog steeds erg ziek.'
'Hij heeft er dwars doorheen geslapen. Ik ben net nog boven geweest. Ga jij nu maar een poosje bij hem zitten. Ik kom zo.'
Toen Hamish door de hal liep, zag hij Nyrene op de rand van de bank de krant zitten lezen. Ze keek niet op en daarom zei hij niets.
Nyrene had hem zelfs niet eens opgemerkt, want haar aandacht was gericht op een foto in de krant waarop haar man te zien was, met zijn armen om Lily heen geslagen, en zij haar armen om hem - allebei in visnetmaillot. De foto moest tijdens de eerste scène zijn gemaakt. Op de een of andere manier zag het er niet langer grappig uit, alleen maar grof. Er waren nog meer foto's, en het levendige verslag eindigde met: 'Toen Adam en Eva aan het eind bedankten, brak het publiek de zaal bijna af.'
Langzaam vouwde ze de krant weer op. Toen ging ze weer op de bank zitten en keek op de klok op de schoorsteenmantel. Het was bijna twintig uur geleden dat hij haar voor het laatst had gebeld. Dat was gisteravond rond zes uur. Ze had de hele morgen excuses voor hem bedacht: hij moest bekaf zijn na zo'n toneelstuk, gevolgd door alle feestelijkheden. Maar hoe laat het ook mocht zijn geworden, hij had haar kunnen bellen. Hij wist dat ze zou zitten wachten, al was het maar om te horen hoe alles was gegaan. Hij had op zijn minst kunnen opbellen om te vragen hoe het met Charles was.
Er was iets aan de hand. De dingen begonnen te veranderen. Ze wist niet wat het was, maar ze was zich bewust van een verandering binnen in haar. Waarom had ze anders die overeenkomst met God gesloten?