13

Grace bleef even staan voordat ze de sleutel in het slot van Aggies voordeur stak. Ondanks de sneeuw en de felle kou transpireerde ze en ze beefde van opwinding. Ze had de hele nacht van de opwinding niet kunnen slapen en nu het zo ver was voelde ze een mengeling van verlegenheid, blijdschap en angst - die angst betrof Andrews reactie op haar veranderde uiterlijk, want ze wist dat ze niet mooi meer was. Het was onmogelijk om zulke innerlijke gevoelens te hebben als zij de laatste tijd had gehad en dan toch nog mooi te blijven. Ze was mager, op het armoedige af, haar gezicht was ingevallen, haar ogen straalden niet langer, haar blonde haar zag er vaal uit en het hing slap neer. Zou Andrew haar net zo zien als zij zichzelf zag? Ze draaide de sleutel om en de deur zwaaide open. Halverwege de trap stond Andrew, groot en zonverbrand. 'Grace!' Hij sprong niet op haar af, maar liep langzaam tree voor tree naar haar toe, met zijn ogen strak op haar gezicht. Toen hij beneden was stond ze nog steeds bij de open deur. Pas toen hij zijn armen uitstak en haar naam opnieuw zei, op zo'n diepe toon dat het wel een kreun leek, wierp ze zich in zijn armen. 'Liefste, liefste! O, Andrew!' Zijn mond gleed over haar haar, haar voorhoofd en over haar gezicht en steeds bleef ze zijn naam herhalen: 'Andrew, Andrew.' Toen haar mond bedekt werd door zijn mond scheen alle spanning uit haar weg te vloeien en ze had het gevoel dat ze helemaal in hem viel, dwars door al zijn botten heen, in het binnenste van zijn wezen. Ineengestrengeld liepen ze naar de zitkamer en gingen daar op de bank zitten. Ze leunden achterover en kusten elkaar. Na enige tijd fluisterde Grace: 'Tante Aggie, waar is ze eigenlijk?' 'Die moest nog wat dringende boodschappen doen.' Andrew glimlachte veelbetekenend. 'Ze is heel tactvol, die tante Aggie.' Ze lachten allebei zachtjes... Een halfuur later lag Grace Andrew aan te kijken. Hij zag er gezond en knap uit. Hij werd nog aantrekkelijker door de vreemde witte lok in zijn haar bij zijn slaap. Haar vingers gleden er liefkozend overheen en ze zei: 'Je had wel dood kunnen zijn.' 'Dat had gekund, maar dat was niet zo... ik kreeg er nog niet eens een week ziekenhuis voor... ik heb ook altijd pech.' 'O Andrew!' 'Maar jou heb ik wel gevonden... en dat was het grootste geluk van de wereld.' Hij hield haar gezicht in zijn bruine handen. 'Vind je dat nog steeds?' Haar vraag klonk smekend en hij trok haar stevig tegen zich aan en zei: 'Dat zal ik tot mijn dood blijven vinden.' Het bleef even stil en toen vroeg hij: 'Hoe gaat het met de kinderen?' Weer bleef het even stil en toen zei ze moeizaam: 'Goed, heel goed.' Ze zag opeens weer het beeld voor zich, zoals ze daar gisteravond op de overloop had gestaan, toen ze gehoord had dat hij terug was en toen ze de kinderkamer in had willen hollen om te roepen: 'Kinderen, jullie pappa is thuis.' Een vreemde treurigheid overviel haar; het drong binnen in de vreugde van dat moment en het scheen alle glans van haar geluk weg te nemen, alleen maar omdat ze niet had kunnen zeggen: 'Hier is jullie vader', en omdat ze niet de vadertrots op Andrews gezicht had kunnen zien toen hij na een lange scheiding van zijn kinderen weer terugkeerde. Ze had zo verschrikkelijk lang naar dit moment verlangd en er naar toegeleefd en ze zei tegen zichzelf dat dit de hemel was en dat ze niets meer verlangde. Ze duwde die treurigheid weg en probeerde het feit te vergeten dat zelfs op dit moment een deel van haarzelf in de kinderkamer van Wilgenweide verkeerde. Toen Andrew verlangend vroeg: 'Hoe ziet Stephen er uit?' weerhield ze zich ervan te zeggen: 'Net als jij' maar zei ze: 'Lang en mager,' en ze voegde er aan toe: 'Het is soms een zuurpruim.' Ze lachten hier samen om en hij kneep haar speels in de wang voordat hij vroeg: 'En Beatrice?' Ze gleed met haar vinger over zijn neus en zei: 'Dit overheerst en ik geloof niet dat het haar knapper maakt.' Hij raakte zijn neus aan en zei met een twinkeling in zijn ogen: 'Het is een keurige neus hoor... dat heeft m'n moeder tenminste altijd gezegd.' 'Moeders zijn bevooroordeeld.' 'Ben jij bevooroordeeld?' Hij duwde haar hoofd in zijn nek en ze knikte terwijl ze fluisterde: 'Ja, heel erg.' Ze voegde er zachtjes aan toe: 'Wacht maar eens tot je Jane gezien hebt. Ze is net als haar naam: rond en gewoon, maar het is een schatje.' 'Ja?' Hij aaide haar over haar haar en hield haar gezicht tegen zijn nek, zodat ze niet de uitdrukking op zijn gezicht kon zien. Het werd weer stil en ze wisten dat ze allebei het moment probeerden uit te stellen, waarop Donalds naam zou vallen. Ze hoorden een sleutel in het slot omdraaien en toen de deur van de zitkamer openging kwamen ze allebei glimlachend naar tante Aggie toe. 'Wil je er wat sodawater bij, Andrew?' 'Nee, ik drink het graag puur, dank u.' Aggie gaf het glas aan Andrew, die bij de open haard zat en ze ging tegenover hem zitten. Kalm vroeg ze: 'Wat is er, Andrew?' Andrew liet de whisky in het glas ronddraaien en keek er een poosje naar. Toen leunde hij achterover in zijn stoel, keek naar het plafond en zei: 'De oorlog was eigenlijk nog gemakkelijker dan dit - in ieder geval wist ik wat ik moest doen.' 'Zijn er problemen tussen Grace en jou?' Aggies stem klonk ongerust en Andrew schoot overeind en zei nadrukkelijk: 'Nee, nee, niet tussen haar en mij.' 'Wat is er dan?' 'Het gaat om de kinderen.' 'O.' Aggie knikte langzaam. Hij dronk zijn whisky op, zette het glas op de tafel naast zich en leunde voorover waarbij hij zijn onderarmen op zijn knieën legde. Hij keek Aggie aan en zei: 'Weet u, ik had allerlei visioenen. Haar mee te nemen zodra ik weer terug was, haar en de kinderen en ook mijn moeder en dan ergens heen te gaan. Ik was zelfs bereid een poosje van haar geld te leven totdat ik werk zou vinden... Ik wist dat het niet moeilijk zou zijn om snel werk te vinden. Ik heb zelfs met de gedachte gespeeld uw aanbod aan te nemen.' Hij glimlachte even voordat hij er aan toe voegde: 'Zelfs terwijl ik wist dat het de slechtste dienst was, die ik u kon bewijzen. Ik ben niet geschikt om iets te verkopen. Maar in ieder geval wist ik dat ik niet lang zonder werk zou zitten. Overal waar land en vee zijn, zou ik een baan kunnen vinden. Het leek allemaal zo gemakkelijk, op zoveel kilometer afstand. Het leek zelfs een week geleden nog gemakkelijk, toen ik Grace hier in deze kamer weer voor het eerst zag. Maar het is toch allemaal lang niet zo eenvoudig.' 'Ben je bij ze thuis geweest?' 'Ja, daar ben ik ook geweest.' Andrew keek naar het vuur. 'Ik had bepaald weinig zin om hem weer te ontmoeten. Ik... ik vond mezelf op de een of andere manier toch een beetje gemeen. Dat vond ik totdat ik hem zag, en toen verdween dat gevoel compleet. Ik weet niet goed hoe ik het zeggen moet, maar toen ik hem weer zag, verdween alle berouw over mijn stiekeme gedoe. Hij leek wel helemaal geen man. Ik had niet het gevoel dat ik een man had bedrogen. Toen hij daar zo stond, met Jane in zijn armen en tegen me zei: 'Jij hebt Jane zeker nog niet gezien?' kon ik dat op verschillende manieren opvat-ten dat hij me uitdaagde, bijvoorbeeld, en wilde zeggen dat hij alles wist. Maar toch denk ik, dat als dat het geval was geweest, hij zich onmogelijk had kunnen gedragen zoals hij op dat moment deed, want hij was vrolijk en opgewekt. Ik kan me niet voorstellen dat iemand zo doortrapt is dat hij zo'n nummer zou kunnen opvoeren.' 'Wat deed Grace toen?' vroeg Aggie. 'Ze liep naar binnen. Ik denk dat ze er niet tegen kon.' 'Dat denk ik ook.' 'Weet u, tante Aggie, ik was de eerste dagen een beetje verbaasd dat Grace zo weinig over de kinderen praatte, maar toen ik op de oprit stond en hem daar met de drie kinderen zag, begreep ik het. Want als ik ooit drie kinderen gezien heb, die dol waren op een man, dan waren het wel die drie... die drie van mij.' Hij keek nu helemaal opzij en Aggie zag zijn profiel verstrakken. Nadat ze hem een poosje had aangekeken zei ze: 'Ik was al bang dat er zo iets zou gebeuren, maar het is iets wat je onder ogen zult moeten zien. Ik moest het ook onder ogen zien, Andrew... Grace kan haar kinderen niet bij die man weghalen. Jane misschien nog wel, maar niet de andere twee, en zeker Stephen niet, en ze zal hen niet achter willen laten om zonder hen met jou mee te gaan.' 'Dat zou ik ook niet willen.' Zijn stem klonk kortaf. 'Nou, dan zul je de hele zaak nuchter moeten bekijken. Óf je geeft haar op en je gaat weg, of je blijft doorgaan op de oude voet.' Hij had zich bij die eerste woorden omgedraaid en antwoordde daarop: 'O, tante Aggie, doe niet zo dwaas,' en terwijl hij hevig zijn hoofd schudde voegde hij er haastig aan toe: 'Het spijt me, maar u begrijpt wel wat ik bedoel. Er is niets dat Grace en mij ooit zal kunnen scheiden, wat er ook gebeurt - het is iets duurzaams voor het hele leven.' 'Juist ja. Dan zul je de consequenties onder ogen moeten zien en vergeet niet dat jij ook nog altijd je moeder hebt - zij zal niet uit haar huis willen gaan. Jij bent al net zo gebonden als Grace.' 'Dat besef ik maar al te goed. Maar weet u, het akelige is dat ik steeds meer naar de kinderen verlang, om wat er gisteren gebeurd is.' 'Gisteren? Wat bedoel je?' Aggie keek toe hoe Andrew opstond en heen en weer naar het raam liep tot hij zei: 'Stephen zei dat hij me niet mocht.' 'Wat? Zei Stephen dat?' 'Ja.' 'Hoe kwam hij daar bij?' 'Het gebeurde toen ik op het punt stond om weg te gaan. Grace kwam weer naar buiten, ze ging naast het joch staan en zei: "Zeg eens gedag en geef Andrew een handje"... Ik ging op mijn hurken zitten en stak m'n hand uit, en toen... toen deed hij een stap naar achteren, deed zijn handen op zijn rug en zei: "Dat doe ik niet. Dat wil ik niet." Grace werd boos, dat kon ik zien, dus ik zei maar gedag en ik had me net omgedraaid toen Stephen hardop zei: "Ik vind hem niet aardig, ik vind die man niet aardig..." Ik schrok me rot.' Andrew keek Aggie aan en ze las het verdriet in zijn ogen. Ze greep zijn hand en zei: 'Trek het je niet aan. Weet je wel dat ik vroeger tegen mijn vader heb gezegd dat ik wou dat hij dood was en dat ik hem kon begraven? En toen was ik pas acht jaar.' Ze schoot in de lach. Andrew negeerde het grapje en zei: 'Ja, ja. Daar heb ik ook aan gedacht, aan alle rare dingen die kinderen weleens zeggen, maar het vreemde was, dat hij... de dominee... er niets van zei tegen de jongen. Grace voelde zich vreselijk opgelaten, maar hij niet; hij reageerde helemaal niet zoals een normale man in zo'n situatie gedaan zou hebben, de jongen met een pak voor zijn broek dreigen of weet ik veel. Hij stond daar maar te glimlachen. Ik vond het vreselijk, tante Aggie, ik geloof niet dat ik me ooit meer zo gekwetst zal voelen als toen dat kind zei: "Ik vind hem niet aardig." Ik kreeg het gevoel dat ik snel weg moest, want ik kon zo iets niet nog eens doorstaan. Ik voelde me doodongelukkig toen ik thuis kwam. Mijn moeder zat daar bij het vuur; ze had nog niet veel gezegd sinds ik terug was maar ik denk dat ze toen aanvoelde dat er iets verkeerd zat en ze begon te praten. Ze zei dat het met haar goed ging en dat ze zich best kon redden, ze had zich al die tijd dat ik weg was ook weten te redden. Ze zei dat ik mijn eigen leven moest gaan leiden. Ze zat daar maar in het niets te staren en ze keek dwars door me heen en zei dat ik mijn eigen leven moest gaan leiden. Toen ik daar zo naar haar zat te kijken besefte ik dat ik helemaal niets kon doen, niets wat Grace of de kinderen of haar betrof. Als ik nu weg zou gaan zou ik helemaal alleen komen te staan, want noch Grace, noch de kinderen, noch zij zouden meegaan. Er was helemaal niets veranderd; het was alsof ik nooit was weggeweest... nou ja, zo zit dat, tante Aggie.' Aggie zei niets, ze zocht naar woorden die hem zouden kunnen troosten. Ze besefte dat hij de hele situatie al onder ogen had gezien nog voor hij bij haar kwam en hij was niet erg gelukkig met die situatie. Ze stond op, pakte zijn glas en liep er mee naar de kast en schonk hem nog een glas whisky in. Toen zei ze iets vreemds. 'Denk je, dat Stephen van jou is, Andrew?' Hij pakte het glas niet aan, maar staarde met half dichtgeknepen ogen naar haar gezicht en zei ten slotte: 'Hoe komt u er bij om zo iets te zeggen, tante Aggie?' 'Hier, pak eens aan.' Ze duwde hem het glas in de handen en ging weer zitten. Langzaam ging ze verder: 'Nou, er is een aantal dingen. Het karakter van de jongen, bijvoorbeeld, want daarin lijkt hij noch op jou noch op haar. En dan zijn uiterlijk. Ik kan geen enkele gelijkenis met jou vinden, Andrew. Maar het meeste komt het nog door wat ik laatst gelezen heb. Dat was van een dokter en het ging over... nou ja... je weet wel... impotentie. Hij zei - hij schreef - die dokter - nou...' Ze aarzelde en voelde zich duidelijk opgelaten bij haar poging dit delicate onderwerp uit te leggen. 'Nou, hij zei dat een man bijna impotent kan zijn en toch in staat een kind te verwekken. Impotentie betekende nog niet dat hij... nou ja, niet vruchtbaar was... Die dingen hebben me de laatste tijd veel beziggehouden en ik wilde er liever niet met Grace over praten. En als het kind van hem was, zou je het je waarschijnlijk niet zo aangetrokken hebben, dacht je niet?' De whisky bleef onaangeroerd in Andrews hand. Hij scheen het glas te hebben vergeten; hij scheen zelfs Aggie even te hebben vergeten. Toen, met een plotselinge beweging, sloeg hij het glas in één teug achterover en zette het neer. 'Ik blijf toch maar liever denken dat het kind van mij is, zelfs al haat het me uit het diepst van zijn hart, tante Aggie.' 'Ja, dat dacht ik al... dat kan ik me best voorstellen. Maar ach, ik dacht dat het misschien daardoor wat gemakkelijker voor je zou zijn.' Hij pakte haar hand. 'Ik begrijp het.'