6
In juni negentiennegenendertig schonk Grace
het leven aan een zoon; hij had blauwe ogen en hij vertoonde geen
gelijkenis met Andrew of Donald of haarzelf. Als hij in dit stadium
al op iemand leek, dan was het op haar vader. Na de geboorte was
Grace nog stiller dan vroeger. Haar gevoelens voor Andrew waren nog
intenser geworden en ze hield hartstochtelijk veel van haar kind.
Vreemd genoeg werd ze ook wat toleranter tegenover Donald. Ze
noemde het kind Stephen. Ze was thuis
bevallen, daar had ze zo haar redenen voor. Na de geboorte bleef ze
niet lang in bed, op de negende dag liep ze al in de tuin te
wandelen. Het was een donderdag en de verpleegster had de baby in
een kinderwagen onder het afdak gezet. Andrew Maclntyre was bezig
het grasveld te maaien en hij kwam naar het kind kijken. Hij keek
er lang naar en toen glimlachte hij naar de moeder... Op de derde
september brak de oorlog uit, maar Grace merkte het nauwelijks, ze
maakte zich alleen zorgen over de veiligheid van haar kind. Andrew
moest nu de hele week bij Tarrant werken, maar dat had gelukkig tot
gevolg dat hij voorlopig niet werd opgeroepen. Het leven van Grace
draaide nu helemaal om het kind, voor iets anders scheen geen
plaats meer. Dat de vrouw van de dominee niet deelnam aan alle
maatregelen in het dorp, in verband met de oorlog, viel niet op. De
vrouw van de dominee was nu eenmaal niet sterk en de geboorte van
de baby had haar erg uitgeput. En wat betreft de verplichtingen
jegens de gemeente, die werden door Kate Shawcross vervuld. En daar
kwam evenmin commentaar op. Kate Shawcross kon uitstekend
organiseren. Iedereen wist dat en was daar in deze tijd blij om.
Kate ging zelfs zover dat onder haar leiding de voorzieningen in de
kelder onder Wilgenweide werden aangebracht. Andrew Maclntyre had
een paar houten bedden in de kelder getimmerd en een kast voor
voorraden. Juffrouw Shawcross zorgde dat er een kleed op de vloer
kwam en dat er beddegoed was. De eerste-hulp voorraad was bij de
hand, kaarsen en lucifers... twee dozen lucifers, want de dominee
was toch zo ondeugend, hij nam altijd de lucifers mee... Ze weekte
zelfs grote stapels kranten en met die smerige prut stopte ze alle
kieren dicht tussen de planken die over de kelderramen waren
gespijkerd... 'In geval van gas, weet u.' Toen het eerste luchtalarm over het dorp klonk wist Grace
wat haar te doen stond. Ze wist niet of het een oefening of een
echte waarschuwing was, maar ze greep het kind en snelde naar de
kelder. In de eerste twee weken van de oorlog deed ze dit bijna
elke nacht maar er gebeurde niets. Na verloop van tijd snelde ze
niet meer naar beneden, maar ze pakte rustig haar bezittingen en
haar kind en liep kalm naar beneden. Donald was de spil van de dorpsadministratie en in die
eerste dagen van koortsachtige opwinding gedroeg hij zich meer als
een generaal dan als een dominee. Iedere avond zat hij op de post
van de Luchtbeschermingsdienst in het schoollokaal, waar hij na
Kolonel Farley als tweede het bevel voerde. Als de kolonel van zes
tot tien dienst had nam Donald dit van tien tot vier over. Af en
toe klonk luchtalarm en de opwinding was groot. Maar in de volgende weken kreeg alles, niet alleen in het
dorp, maar in het hele land een monotone routine en begon het in
het schoollokaal voor iedereen, behalve voor Kate Shawcross,
enigszins vervelend te worden. Het was
het eerste kerstfeest in oorlogstijd en tante Aggie zou komen
logeren. Aggie kwam zelden naar hun huis en Grace was dan ook zeer
verbaasd dat ze de uitnodiging, om met Kerstmis te komen logeren,
had aangenomen. Afgezien van het feit dat ze het fijn vond om Aggie
weer te zien en met haar te kunnen praten was er nog een reden
waarom ze dubbel welkom was. Ze wist dat tante Aggie wel voor haar
kind zou willen zorgen, zodat zij in staat zou zijn Andrew te
ontmoeten. Ze kon niemand in het dorp vragen op te passen -want
waar zou ze zeggen dat ze naar toe moest in een verduisterd dorp
bij avond? Het was nu weken - nee maanden geleden sinds zij en
Andrew elkaar zelfs maar een hand hadden kunnen geven. Ze hadden nu
en dan een glimp van elkaar opgevangen, ze hadden elkaar weieens
gesproken, maar het dorpswereldje keek altijd toe. Als ze geen kind
had gehad, zou het leven ondraaglijk zijn geweest. Die avond, toen
ze voor het eerst had gehoord dat Andrew in de tuin zou komen
werken, was ze flauwgevallen. Dokter Cooper liet haar twee dagen in
bed blijven en in die tijd werd ze gekweld door allerlei
tegenstrijdige gevoelens, zoals de constatering dat het toch wel
erg moeilijk zou worden als Andrew hier kwam werken. En steeds weer
kwam de vraag bij haar boven: waarom had hij het gedaan? Waarom had
hij hen beiden in zo'n positie gebracht? Ze kreeg het antwoord toen
ze een keer bij hem in de kas kwam kijken. Het was heel normaal dat
de vrouw van de dominee eens een kijkje in de kas kwam nemen, en
het was heel normaal dat ze een praatje met de tuinman maakte, en
niemand kon horen wat ze in de kas tegen hem zei. Afgezien daarvan
konden ze naar alle kanten zien, of er iemand aankwam. Ze moest
alleen voorzichtig zijn met haar blikken, ze moest haar verlangen
verbergen. Ze had geleerd dit te doen, wanneer ze met Andrew sprak,
maar op die dag had ze hem heel intens aangekeken terwijl ze vroeg: 'Waarom heb je dit gedaan,
Andrew -het zal ondraaglijk worden.' 'Alleen maar om jou een paar dagen achter elkaar te kunnen
zien... misschien later wel een paar weken achter elkaar.' 'Maar,
Andrew, we zullen onszelf verraden.' 'Ik
niet.' Hij keek omlaag naar de kist met potaarde en zijn handen
gleden er langzaam over. 'Ik heb gezegd dat ik van je kon houden
zonder je te zien of je aan te raken en dat is waar, maar toen hij
me vroeg dit werk te doen leek het wel een geschenk. Het was te
mooi om het af te slaan.' 'Maar ik ben bang...'
'Je moet niet bang zijn.' Hij tilde de kist op
en zette die op een stapel andere kisten. 'Ik houd het vol, zolang
jij dat ook kunt. Wanneer je weg wilt gaan, moet je het
zeggen.' Andrew kende haar gevoelens met
betrekking tot de naam die het kind droeg. Hij wist, net zo goed
als zij, dat Donald nooit zou willen scheiden. Hij had er veel voor
over om haar uit dit huis weg te krijgen. Niet dat hij jaloers was
op Donald, er was gewoon niets om jaloers op te zijn - voor hem was
Donald een leeg vat met een erwt er in, hij verachtte hem. Het was
Grace zelf, voor wie hij bezorgd was en zijn geweten kwelde hem des
te meer omdat hij wist dat hij de ware reden was, dat ze hier vast
zat. Ze hadden een eenvoudig
communicatiesysteem ontworpen voor wanneer ze elkaar in de
steengroeve zouden willen ontmoeten. Als de band, waarmee de palen
aan de eik bij het hek waren vastgemaakt, los was, betekende dit
dat hij op haar zou wachten. In de eerste weken van haar
zwangerschap was die band vaak los, maar kon ze niet uit huis
weggaan. Donald was dan thuis of er was bezoek en dus kon de
domineesvrouw niet haar wandelingetje maken, door het achterhek, en
dan rustig het veld over en het bos in. Eens, op een maanver-Iichte
nacht, was ze juist op weg naar de steengroeve toen ze, in de
schaduw van een boom, tegen iemand op botste. Ze viel nog net niet
van schrik flauw toen ze een bekende stem hoorde. Het was Ben
Fairfoot; met uitgestrekte armen herhaalde hij: 'O mevrouw toch.
Het spijt me, het spijt me verschrikkelijk. Ik had u echt niet
willen laten schrikken. Het spijt me echt, mevrouw.'
Ze was zo geschrokken door deze ontmoeting dat
ze niet in staat was verder te gaan. 'Ik maakte juist een
wandelingetje, Ben.' Arme Ben. Hij had zich onder geen enkele
voorwaarde laten over- halen het huisje
bij Culberts Cut te betrekken. Er was voor hem maar één tuin en hij liep er nu... omheen. Hij had haar
niet gevraagd waar ze heenging, zoals
ieder ander gedaan zou hebben. Dan was
er de avond waarop ze dacht veilig weg te kunnen glippen
omdat Donald een vergadering op het
gemeentehuis had, en toen ze bij haar
terugkomst David Cooper in huis trof. 'Ik ben me lam geschrokken,' zei hij. 'Waar ben je al die
tijd in het donker geweest?' En hij had
naar haar schoenen gekeken, waar modder
op de randen zat. Hij was verbaasd geweest, omdat het in
dagen niet geregend had. Wanneer je een dergelijk spelletje speelde moest je
voorzichtig zijn; er waren zoveel dingen waarmee je voorzichtig
moest zijn. Domineesvrouw of niet, de mensen hadden zo de gewoonte
om van alles het naadje van de kous te willen weten. Maar toch was
het een feit dat de titel 'domineesvrouw' een banier was van goede
moraal. Ze zou het niet hebben geloofd, als ze het niet zelf
gemerkt had. Ze kon blijven staan om met allerlei mannen te praten,
en niemand zou er iets verkeerds in zien, maar als iemand anders
zich zo had gedragen zouden weldra de hoofden bij elkaar gestoken
worden en de tongen in beweging komen. Maar als domineesvrouw hielp
ze slechts haar man de mensen tot God te brengen. Het was eigenlijk
belachelijk, maar ze kon er zelf niet om lachen.
Nu Andrew al zijn tijd nodig had bij Tarrant,
kwam hij niet meer de tuin bijhouden of klusjes doen. De
steengroeve was hun enige middel tot contact en ze spraken hun
ontmoetingen af wanneer ze elkaar in het dorp of in de omgeving
tegenkwamen. Ze hadden een keer een ontmoeting afgesproken voor de
avond na tweede kerstdag en Grace hoopte dat het niet zou sneeuwen,
want afgezien van het feit dat die tocht bijna onmogelijk was in de
sneeuw, zouden ook haar voetsporen te zien zijn.
Maar op de avond na tweede kerstdag bleef
Donald onverwachts thuis. Hij was wat verkouden en gebruikte dit
als excuus om niet naar de vergadering van de mannenvereniging in
het schoolgebouw te hoeven gaan, en omdat hij die avond niet op
wacht hoefde te staan voor de Luchtbeschermingsdienst, kon hij zijn
geweten geruststellen. Grace wist, in een mengeling van
teleurstelling en geagiteerdheid, dat die kou maar een smoes was om
thuis te blijven en zo nog eens de kans te hebben zijn vaderschap
bij tante Aggie te demonstreren. Gedurende het hele bezoek van
Aggie had hij onophoudelijk met het kind rondgesjouwd, er mee
gespeeld en gepraat. Hij stond er zelfs op het kind in bad te doen,
maar tante Aggie bedankte voor het genoegen dat schouwspel gade te
mogen slaan. Het was alsof hij haar toeriep: 'Nou en, is dit geen
bewijs? Wat ze je ook verteld mag hebben, hier kun je niet omheen.'
Hij speelde zo overdreven de gelukkige vader dat het Aggie op haar
zenuwen werkte. Zijn stem klonk door het trappenhuis en toen Grace,
op weg naar de keuken om de fles voor de baby te halen,
voorbijkwam, sloeg Aggie haar blik omhoog en riep uit: 'Ik begrijp
niet hoe je dit uit kunt houden. Doet 'ie altijd zo?'
Grace glimlachte. 'Niet op zo'n overdreven
manier. Hij slooft zich nu uit omdat u er bent.' 'Dat dacht ik
al.' De bel bij de keukendeur ging en
Grace liep er, met de fles in haar handen, naar toe. Ze zag Andrews
gestalte in het donker en ze sloeg onwillekeurig haar hand, met
fles en al, voor haar mond. Ze keek snel om zich heen en zei toen:
'Kom binnen.' 'Ik heb een boodschap voor... voor hem.'
Ze deed even haar ogen dicht en zei toen: 'O,
o, ja ik snap het.' Ze liep om de tafel heen, ze voelde zich
veiliger op deze afstand. Hij keek haar nog steeds aan terwijl hij
zei: 'De vrouw van Rolland, de schaapherder, ligt op sterven. Hij
stond me op te wachten toen ik daar langs kwam. Hij vroeg of ik een
boodschap voor de dominee en de dokter wou meenemen. Het gaat
slechter met zijn vrouw.' 'De arme ziel. Ze is geloof ik al een
poos ziek geweest, hè? Ja, ja, ik zal 't tegen hem zeggen.' Ze
praatte over de zieke vrouw maar ze dacht niet aan haar en terwijl
ze bij de tafel wegliep keek ze over haar schouder naar hem en ze
fluisterde: 'Wacht.' Andrew wachtte. Hij bleef stokstijf staan, met
zijn pet in zijn handen, en toen Donald een paar minuten later de
keuken binnenstapte met een 'O, hallo Andrew,' zei hij eenvoudig:
'Goedenavond.' Hij sprak hem nooit met 'meneer 'of' dominee'
aan. 'Je had een boodschap van Rolland.
Denk je dat z'n vrouw op sterven ligt?' 'Hij schijnt het te denken.' 'Ach, ach toch. Nou, ja... dan moest ik er maar meteen
heengaan.' Hij draaide zich om, alsof hij zijn spullen wilde
pakken, en toen Grace de keuken binnenkwam zei Andrew: 'Ik heb de
boodschap ook aan dokter Cooper doorgegeven. Ik heb hem verteld dat
ik hier- heen ging en toen zei hij dat
hij op u zou wachten, dan kon u meerijden.' 'Goed, goed. Ik heb vanavond weinig zin in een fietstochtje
over de hei. Goed... goed. Wil je hem even opbellen Grace, om te
zeggen dat ik er aan kom? O, en zeg,' - hij keek Andrew aan - 'jij
hebt vast nog geen thee gehad.' 'Nee, maar dat geeft niet.'
'O, maar je moet beslist even iets warms te
drinken hebben na zo'n tocht. Wacht maar eens even.'
Donald verdween door de tochtdeur en Andrew
deed wat hem opnieuw gevraagd werd - hij wachtte.
Even later verscheen Donald weer, hij stopte
zijn wollen das onder zijn jas. 'Ze komt er direct aan, ze moet
alleen dat ventje nog even z'n fles geven... of ze laat haar tante
dit doen.' Hij gebaarde met z'n hoofd en lachte. Hij behandelde
zijn tuinman op een quasi-joviale manier, die hijzelf heel
bruikbaar vond; hij dacht daarmee het gewone volk op zijn gemak te
stellen maar tegelijkertijd gebruikte hij een toon waarmee hij hun
duidelijk maakte dat hij zich mijlenver boven hen verheven
achtte. Andrew zei niets, zelfs niet
toen Donald hem nog een jolig 'tot ziens dan maar weer' toeriep,
voordat hij in de hal verdween. Hij knikte alleen maar met zijn
hoofd. Toen hij Donald naar boven hoorde roepen sloot hij even zijn
ogen. De voordeur sloeg dicht en even
later ging de keukendeur open. Het was Aggie. 'Kijk eens aan. Hallo,' zei ze. 'Hallo.'
Aggie had Andrew niet meer gezien sinds die
ochtend in haar kantoor, vijftien maanden geleden. Ze was verbaasd
te zien hoe hij veranderd was. Hoewel hij nog even mager was, leek
hij nu groter, en bepaald een stuk ouder. Hij leek wel vijf jaar
ouder sinds die morgen. 'Ga maar eens
naar boven naar het kind kijken.' 'Maar...' hij aarzelde, zijn ogen
werden groter. 'Ze wil het graag... ze wacht op je. Weet je de
weg?' 'Nee.' 'De trap op, de tweede deur
rechts.' Toen hij langs haar liep bleef
hij staan en glimlachte naar haar, en toen ze zag wat voor
verandering die glimlach op zijn gezicht teweegbracht, begreep ze
een beetje hoe deze stijve Schot het hart van haar nichtje had
kunnen veroveren. Grace had haar die
morgen verteld dat hij de baby nog nooit in zijn armen had gehad en
Aggie had zich al voorgenomen om aan deze onnatuurlijke situatie
een eind te maken door het zo te regelen dat hij een keer naar haar
huis zou komen wanneer Grace en het kind er ook zouden zijn. Maar
nu was dat allemaal niet meer nodig. Toch zei ze voor alle
zekerheid: 'Als je eens in Newcastle bent, kom dan eens langs, als
je zin hebt. Na vijf uur ben ik meestal wel thuis. Het nummer is
Temple 3567... het is gemakkelijk te onthouden, 3567.' Hij keek
haar aan en overwoog deze onverwachte, nonchalante
invitatie. 'Graag, dank u.'
Hij verroerde zich niet en ze zei ongeduldig:
'Toe dan, ga naar boven en schiet een beetje op.'
Andrew was nog nooit verder geweest dan de
keuken en van buitenaf had hij ook nooit veel van het interieur van
het huis gezien. Hij had er altijd zorg voor gedragen nooit naar de
ramen te kijken, wanneer hij in de tuin werkte en nu maakten de
luxueuze hal en de zitkamer, die hij door een open deur zag, hem
onzeker. Zij was hier aan gewend - toch had ze hem uitverkoren, en
ze had van hem gehouden... hield ze van hem. Na een aarzeling liep
hij met grote stappen de trap op. Wat hadden trappenhuizen en
tapijten nu eigenlijk te betekenen? Ze hadden haar geen geluk
gebracht, alleen hij had dat kunnen doen. De tweede deur rechts stond open en Grace stond in het
midden van de kamer met het kind in haar armen. Ze liep langzaam
naar hem toe en stak het kind naar hem uit. Hij keek naar het
sneeuwwitte pakketje, aarzelde en wees op zijn ruwe jas. 'Pak
aan.' Hij pakte hem aan. Dit was zijn
zoon... zijn zoon. Hij bekeek het kind en probeerde iets van
zichzelf terug te vinden in de lachende ogen en het murmelende
mondje. Zijn bovenbenen begonnen te beven, toen zijn knieën en ten
slotte zijn armen. Grace keek hem aan en lachte zachtjes voordat ze
zei: 'Hij is lief, hè?' 'Hij... hij lijkt op zijn moeder... Pak
hem... ik-ik ben-' Grace lachte weer, nam het kind uit zijn armen
en legde het in de wieg. Ze bleven naast
elkaar naar de baby staan kijken totdat Grace hem een wollen eendje
in de hand gaf, over de wang aaide en zachtjes fluisterde:
'Welterusten lieverd, welterusten.' Andrew zei niets, zijn ogen werden steeds weer naar het
kind in de wieg getrokken en toen Grace het licht uitdeed en
'Andrew' zei, scheen hij zich met moeite om te draaien.
Ze keken elkaar in het schemerige licht van de
kamer aan. De deur was dicht. Het was nu een gelegenheid om elkaar
in de armen te vallen, maar ze maakten geen van beiden een beweging
in die richting. Hoewel Grace de bijna overweldigende behoefte
voelde zich in zijn armen te nestelen, kon ze zich daar toch niet
toe brengen binnen de muren van dit huis, en vreemd genoeg voelde
ze dezelfde schroom bij hem. Ze glimlachte teder naar hem en ze
aaide zijn wang, zoals ze dat ook bij het kind gedaan had. Hij
greep haar hand en drukte die tegen zijn mond. Ze hijgde alsof de
kus op haar lippen was geweest en haar de adem benomen had. Ze
durfde niet langer op haar eigen goede voornemens te vertrouwen en
ze liep naar de deur. Hij volgde haar langzaam. Beneden was tante Aggie nergens te zien en toen ze weer in
de keuken waren zei Grace: 'Ik zal wat thee zetten.'
'Nee, nee, doe geen moeite; mijn moeder zit er
al mee te wachten.' 'Hoe gaat 't met haar?' 'O, goed - ze zit m'n kilt te repareren.' Hij glimlachte
zuur en veegde met zijn hand over zijn gezicht. 'Wist je dat ik op
oudejaarsavond doedelzak moet spelen?' 'Nee, o, Andrew, waar?'
'Hier, op het feest in de school.' 'Nee!... Sinds wanneer?'
'O, ze hebben het al een hele tijd over dat
feest, en eerst zei ik dat ik het een andere keer wel zou doen.
Maar ik dacht omdat het voor een goed doel was en omdat het
oudejaarsavond was... dat jij... dat jij er misschien wel zou
zijn.' 'O, daar zou ik dolgraag heen
willen; o, Andrew, echt... en dan zou ik jou in je kilt zien.' Ze
lachte. 'Kom je het nieuwe jaar inblazen?' 'Dat schijnt de
bedoeling te zijn.' 'Ik moet er heen.
Tante Aggie wil vast nog wel wat langer blijven, als ik dat vraag.
En, Andrew -' Ze zweeg even en fluisterde toen: 'Ik zal m'n best
doen om morgenavond te komen, vanavond lukt 't niet.'
Hij greep haar hand. 'Ik zal zorgen dat ik er
ben.' Hij keek even omlaag en nam haar hand tussen zijn handen.
'Voor het geval dat het je morgenavond niet lukt en ik je op
oudejaarsavond niet kan spreken, kan ik het je beter nu al
vertellen... ik ben ook opgeroepen.' 'Andrew!' Het klonk
verbijsterd. 'Maar ik dacht dat je vrijgesteld was, omdat je
onmisbaar bent op de boerderij.' 'Ja, dat was ook zo. Maar ze
zetten nu vrouwen in, en dus kunnen de mannen worden
opgeroepen.' 'O, Andrew, Andrew.' Ze
wist niets anders te zeggen, want ze werd dodelijk ongerust.
Ongerust over zijn veiligheid, ongerust hij het vooruitzicht van
haar eenzaamheid wanneer hij niet langer in de heuvels zou zijn,
weliswaar anderhalve kilometer ver, maar toch dichtbij. 'Weet je
moeder het?' 'Nee, ik heb het haar nog niet verteld.' 'Wil je
gaan?' 'Of ik wil... naar de oorlog?'
Zijn gezicht vertrok. 'Nee, zeker niet. Of ik een bajonet in andere
kerels wil steken en hun hoofd er af schieten? Of ik naar het
slagveld wil?' Zijn stem klonk heftig en hij schudde zijn hoofd.
'De doedelzak roept in mij geen clangeest op. Ik ben geen Schotse
vechtersbaas, al ben ik er trots op dat ik daar vandaan kom. Maar
oorlog...' Opnieuw schudde hij zijn hoofd. 'O, Andrew.'
Door zijn uitbarsting begreep ze dat hij een
grote hekel had aan deze oorlog. Tot nu toe hadden ze nog nooit
over iets anders dan over zichzelf kunnen praten, omdat hun
momenten samen zo kort en kostbaar waren maar ze begreep nu dat hij
veel over de oorlog had nagedacht omdat hij net als alle andere
jongemannen opgeroepen kon worden om te vechten en niet zoals
Donald en kolonel Farley om een beetje soldaatje spelen in het
dorp. O, ze schudde haar hoofd om zichzelf - ze was waarschijnlijk
toch niet eerlijk, want wanneer er zo iets als een invasie zou
komen, zouden ze vast wel vechten. Maar een invasie was een ver
verwijderde mogelijkheid en ze wist dat ze dit oorlogsspelletje
best leuk vonden. Het was net een stuk speelgoed waarmee ze bezig
konden zijn zonder zichzelf belachelijk te maken.
'Ik moet eens met je praten.' Zijn stem klonk
ernstig. 'Wanneer? Ik bedoel, wanneer
moet je je aanmelden?' 'De derde
januari, maar het kan nog wel weken duren voordat ik
word opgeroepen.' En
ze zei weer: 'O, Andrew,' en het volgende moment lag ze in zijn
armen en ze kusten elkaar - kort, intens en hongerig. Het was
voorbij voordat ze het wist en hij snel de deur was uitgeglipt. Ze
bleef met haar hoofd op haar armen tegen de deur leunen. Stel dat
hij omkwam en ze bleef alleen achter? Zonder Andrew zou ze alleen
zijn. Zelfs het kind zou op de een of andere manier niet meer van
belang zijn zonder Andrew.
Aggie bleef en Grace ging naar het
oudejaarsavondfeest. De scheidingswanden tussen de drie
schoollokalen waren opzij geschoven en alle plaatsen langs de
wanden waren bezet, zelfs toen het midden van de ruimte in beslag
werd genomen door mensen die de Lancers dansten, de folkloristische
dansen uit die streek. Toen het gelach en gedans op een hoogtepunt
waren, voelde Grace even haar geweten knagen bij de gedachte dat
tante Aggie hier geweldig van genoten zou hebben. Ze had het wat
moeilijk gevonden om haar te vragen te blijven en vooral om op
oudejaarsavond op te passen, maar tante Aggie had haar verzekerd
dat het enige waar ze zo'n avond zin in had, haar bed was, met een
goed boek en misschien een glas warme whisky met suiker.
Hoewel Grace zag dat Donald lachte en schertste
had ze zo'n idee dat hij geen plezier had; het was hem
waarschijnlijk wat te rumoerig. Bovendien had tot nog toe geen
enkel feest dat door de kerk was georganiseerd, met dansen of wat
dan ook, zoveel mensen getrokken als dit feest. Misschien kwam het
door alle opwinding over de oorlog, de uniformen en de onzekerheid
over het komende jaar, dat het hele dorp was uitgelopen. Ze had
Andrew nog niet gezien. Om vijf minuten voor twaalf gaf het hele
gezelschap elkaar de hand en de muren stonden bol toen het 'Auld
Lang Syne' weerklonk. Toen, op slag van twaalven, hief Blenkinsop
zijn viool in de ene hand en zijn strijkstok in de andere en hij
riep: 'Stil! Stil toch! Hoor je 't? Daar komt 'ie!' En daar, alsof
het ver uit de heideheuvels kwam, weerklonk het geluid van de
doedelzak. Andrew ging door de hoofdstraat. Grace voelde haar hart
bonzen van een vreemde opwinding. Dichter- en dichterbij kwam het
gedreun. De gezichten om haar heen glommen verwachtingsvol en
wachtten op het moment dat ze in gejuich konden uitbarsten, zodra
de doedelzakspeler om de hoek van het verduisteringsgordijn kwam.
Allen keken naar de deur aan het eind van de ruimte. Haar hart
bonsde. Het was een moment vol sentimentaliteit, patriottisme,
gewoonte en traditie, zelfs al kwamen die uit een ander land. Maar
voor haar kwam daar nog bij de wetenschap dat de speler bij haar
hoorde en dat hij voor haar alleen speelde, om voor haar alleen het
nieuwe jaar in te blazen. Er barstte een groot gejuich los toen een
hand het gordijn opzij schoof en Andrew Maclntyre met zwaaiende
kilt en hooggeheven doedelzak de zaal in marcheerde.
Haar hart zwol van trots; hij zag er zo fier
uit, hij leek in zijn kilt nog langer, hij zag er knap, vurig,
bijna oorlogszuchtig uit. Maar hij was niet oorlogszuchtig, hij
haatte de oorlog. De doedelzakspeler
maakte een ronde door de zaal en bleef toen in het midden staan,
recht tegenover haar. Maar dit viel niet op, want zij was een van
de tientallen die daar voor hem stonden. Toen hij de laatste klank
uitblies werd hij aan haar gezicht onttrokken. Iedereen joelde door
elkaar: 'Gelukkig Nieuwjaar! Gelukkig Nieuwjaar! Weg met Hitler! We
hangen ons wasgoed op aan de Siegfried Linie!' Na tien minuten zag ze Andrew weer. Hij kwam terloops haar
richting uit. Ze zag dat hij lachte en dat zijn ogen helder stonden
en ze vroeg zich af of hij gedronken had. Gek was dat, ze wist
eigenlijk niet eens of hij wel eens sterke drank dronk.
'Heb je echt een clan, Andrew?' Dit kwam van de
jonge Barker, de zoon van de herbergier. 'Een clan! Dat zou ik zo zeggen, ja!' riep Andrew vol
overtuiging. 'De clan Maclntyre!' Er
klonk gelach. Andrew Maclntyre was een prima speler en hij
was die avond goed op dreef. Niemand had hem
ooit zo gezien. 'Hebben jullie ook een
strijdkreet?' wilde de jongen weten. 'Jazeker... Cruachan! Cruachan!' 'Wat betekent dat?' 'Dat is de
naam van een berg.' 'En roepen jullie
dat wel eens?' 'Jawel, zodra we een
Campbell zien.' 'Een Campbell?
Waarom?' 'Oef! Omdat ze ons land hebben
afgepikt, dat dieventuig!' Andrew sprak nu met een zwaar Schots
accent en iedereen om hem heen lachte. 'We hebben de fout begaan
hun geld te geven in plaats van een sneeuwbal en een wit kalf.' 'Hé
joh. Hij houdt je voor de gek hoor!' 'Nee, dat doe ik niet, dat doe ik niet. Ik vertel jullie
niets dan de waarheid. De Maclntyres moesten altijd één keer per
jaar voor hun land betalen met een sneeuwbal en een wit kalf en dat
is nog niet eens zo heel lang geleden. Maar toen ze eenmaal geld
gingen betalen werd de pacht steeds hoger.' 'Sjonge, wat kan die jongen vertellen, zeg! En dat doedelzak
spelen! Ik had 't nooit achter 'm gezocht!' Grace voelde de trots weer in zich opwellen. Hij was niet
zo maar een boerenknecht, hij was Andrew Maclntyre met een echte
clan. Hij had iets achter zich, wat niet elke gewone man had -
traditie en een clan. Maar wat was een clan eigenlijk? Alle
Schotten hadden hun eigen clan, ze waren feitelijk één grote clan.
Ze moest in zichzelf lachen. Ze hield van Andrew Maclntyre... met
of zonder clan. Om halféén, toen de domineesvrouw allerlei hapjes
ronddeelde, kwam Andrew Maclntyre naar haar toe en vroeg haar ten
dans voor de Lancers. Daar school niets achter - dominee of boer,
herbergier en notaris, ze waren allemaal gelijk op
nieuwjaarsmorgen. En zo danste Grace voor het eerst met Andrew. Ze
waren allebei lichtvoetig, hun passen voegden zich naar elkaar en
terwijl ze in de dans opgingen vergaten ze op een gevaarlijke
manier bijna waar ze waren, want na het wisselen van partners en
het weer samenkomen raakten hun blikken steeds meer verstrengeld.
Hun gezichten waren vol levensvreugde en liefde en ze vergaten
alles om zich heen. Maar toch scheen niemand hen op te merken - het
was tenslotte nieuwjaarsnacht - misschien met één uitzondering,
dokter Cooper. Hij was even binnengekomen om naar de feestvreugde
te kijken en zijn aandacht werd getrokken door Grace Rouse die met
Andrew Maclntyre, uitgedost met kilt, danste. Ze waren allebei
jong, op de een of andere manier pasten ze bij elkaar.
Het gevaar drong kennelijk ook tot Andrew door,
want toen de dans was afgelopen ging hij de zaal uit, nadat hij
tegen een aantal mensen, inclusief Grace, had gezegd: 'Ik moet weer
eens gaan; mijn moeder zit nog op me te wachten.'
Bijna op hetzelfde moment dat Andrew wegging,
kwam Bertrand Farley binnen. Hij was vergezeld door twee andere
officieren en als Grace zich al had afgevraagd of Andrew iets
gedronken had dan was er geen twijfel mogelijk over Bertrand
Farley, want hij was erg jolig. De
binnenkomst van de drie officieren legde even een domper op het
gezelschap en nam iets van de spontane sfeer weg. Maar dit duurde
maar even, tenslotte was het nieuwjaar en even later begonnen de
officieren ook te dansen. Toen Bertrand
Farley Grace ten dans vroeg had ze het liefste willen weigeren.
Andrew was weg en voor haar was het feest daarmee afgelopen. Ze
wilde naar huis gaan, maar Donald was nergens te bekennen. Ze zag
dat allerlei ogen nieuwsgierig toekeken hoe de domineesvrouw de
jonge Farley, die lichtelijk aangeschoten was, zou aanpakken. Ze
begreep dat het nog het eenvoudigste was om op zijn uitnodiging in
te gaan. Als ze zou weigeren zou hij haar vast op een sentimentele
manier proberen over te halen. Het was
een wals en toen ze een paar keer onzeker hadden rondgedraaid
slaakte hij een overdreven zucht, bracht zijn gezicht dicht bij het
hare en fluisterde: 'Zal ik je eens wat vertellen? Toen ik jou voor
de eerste keer zag heb ik mezelf beloofd dat ik nog eens met je zou
dansen. Ik dacht, die moet goed kunnen dansen. Zal ik je eens wat
zeggen?... Ik vind je de mooiste vrouw uit heel Northumber-land...
echt waar.' Hij bleef plotseling staan.
Ze gaf geen antwoord en daarom zei hij: 'Geloof je me niet?' Zijn
bolle ogen puilden uit, alsof ze uit zijn oogkassen zouden vallen.
'Zullen we verder dansen?' De dansvloer
was zo vol, dat het incident onopgemerkt bleef. 'Weetje...' Hij
trok haar nog dichter naar zich toe. 'Ik ken een heleboel
meisjes... vrouwen... van alle soorten en klassen. O ja, de kleine
Bertrand heeft heel wat van de wereld gezien.' Hij bleef weer staan
toen ze zei: 'We kunnen maar beter gaan zitten.'
'Nee, nee.' Hij draaide haar nog sneller in het
rond. 'Ik ben niet dronken, denk dat vooral niet. Ik heb wat op.
Het is oudjaar... nee... nieuwjaar. We zijn in oorlog, wist je dat?
En de arme Bertrand hier moet er ook heen en misschien wordt 'ie
wel doodgeschoten. Wie weet hoe gauw de kleine Bertrand wordt
doodgeschoten en dan heb jij berouw dat je niet aardiger tegen hem
bent geweest.' 'Wil je nu ophouden met dat zotte gedoe want anders
ga ik zitten.' Bij wijze van antwoord walste hij nog sneller in het
rond. Maar toen hij struikelde en ze daardoor bijna allebei vielen,
wist ze hem tot stilstand te brengen en ze zei ijskoud: 'En nu gaan
we ergens zitten.' 'Goed, goed, jij je zin. U beveelt, ik
gehoorzaam. En hoe! Zullen we op het balkon gaan zitten? In het
maanlicht op het balkon. Zo doet een
schurk dat. Als een schurk achter de domineesvrouw aanzit wil hij
haar in het maanlicht op het balkon.' Grace schoot in de lach om al dit gezwam. Ze moest boos
worden of lachen... ze besloot er om te lachen. 'Wat jij nodig hebt
is een kop sterke koffie.' 'Zoals je
zegt. Toe maar. Koffie moet het wezen, koffie zal het zijn. Iets
pittigers is in deze tent natuurlijk niet voorhanden. Barker had
ook al niks meer. We zijn nog bij hem binnen gerold; ook al geen
pest te beleven. Geen druppel. Dat is nou de oorlog... Je moet een
zoete brave jongen zijn en nergens vuurwater... Saaie boel.' Al
pratend liep hij onvast achter Grace aan naar de keuken. Alleen
mevrouw Twait en Kate Shawcross waren in de keuken. Grace keek
mevrouw Twait aan en vroeg: 'Is er nog koffie over, mevrouw
Twait?' 'Ja, er is nog genoeg.' Mevrouw
Twait pakte de kan van het fornuis. 'Gelukkig nieuwjaar, juffrouw
Shawcross.' Bertrand Farley maakte een diepe buiging, en met een
blik waarin niets viel te bespeuren van christelijke naastenliefde
of goede voornemens voor het nieuwe jaar stevende Kate langs hem
heen, de keuken uit. 'Nou hé, die denkt
da'k dronken ben. Ik ben - ben niet d-dronken, hè?' Hij richtte
zich nu tot mevrouw Twait. Het kleine, dikke lichaam van mevrouw
Twait begon te schudden van de lach en ze zei: 'Nou ik zou niet
durven zeggen dat u dronken bent, meneer Farley, maar ik zou ook
niet willen zeggen dat u er ver vanaf bent.' Lachend ging ook zij
de keuken uit. 'Drink dit maar eens op.'
Grace gaf hem een kop zwarte koffie. Ze had Bertrand Farley nooit
erg gemogen, maar op dit moment kon ze, vreemd genoeg, geen hekel
aan hem hebben. Hij was een dwaas, een leeghoofd, hij was dronken
en wie weet, zoals hij zelf al gezegd had was hij volgend jaar om
deze tijd dood. 'Bedankt. Bedankt edele vrouwe, godin van de
pastorie.' Hij nam een slok koffie en trok een vies gezicht. 'O!...
O God! Wat een bocht! Maar evengoed bedankt... Grace... Mooie naam,
Grace. Ik heb ooit nog eens een gedicht over jou gemaakt. Ja... dat
verbaast je zeker hè, dat ik kan dichten? O, maar ik heb toch zulke
diepe gronden. Je moest me eens wat beter leren kennen. Wat dacht
je daarvan, Grace - mij wat beter te leren kennen?' 'Doe niet zo
zot.' 'Ik doe niet zot, zo waar als ik
hier sta. Ik ben bloedserieus. Ik heb veel aan jou gedacht. Wat zeg je daar wel van, hè? Ik zal
nóg eens een gedicht over je schrijven... Grace... Grace. Prachtige
naam, Grace.' Ze had zich net omgedraaid
om de pot weer op het vuur te zetten toen hij zijn arm om haar schouders sloeg. 'Grace.'
Nu vond ze het toch echt niet grappig meer en
ze wilde hem juist van zich afschudden
toen uit de deuropening een stem klonk: 'Grace!'
Ze draaiden zich allebei om en zagen Donald
daar staan. 'Ben je klaar om naar huis
te gaan?' 'Ja, o ja!' Ze kwam haastig
naar voren. 'Ik... ik stond juist tegen
uw... uw vrouw... te zeggen d-dat...' Bertrand liep onvast op
Donald af. Toen schudde hij zijn hoofd en zei: 'Wat zei ik nou ook
al weer? O ja.' Hij wees met zijn vinger naar Donalds borst en zei:
'U hebt een erg knappe vrouw, meneer de dominee, wist u dat wel? U
bent een zeldzame b-bofkont, wist u dat? En ik wil u nog iets
anders vertellen ook. Dat heb ik u al steeds willen vertellen. Dat
meisje, die moo... mooie vrouw had met haar p-piano verder moeten
gaan; en dan wil ik ook nog z-zeggen...' 'Ik ben bang dat ik nu
geen tijd heb om dat allemaal aan te horen.' Donalds stem klonk
ijskoud. Hij staarde met bijna openlijke haat naar de lodderige
ogen van Bertrand voordat hij zich omdraaide en haastig achter
Grace aan door de gang liep... Tien
minuten later liepen ze de heuvel op naar huis en voor de derde
keer zei Donald: 'Je denkt toch niet dat ik gek ben. Ik heb gehoord
wat die jongen zei. Dronken of niet.' Grace had hem al de ware toedracht verteld. Ze had met
nadruk verklaard dat het niet haar schuld was en nu bleef ze
zwijgen tot ze thuis waren. Op de oprit zei Donald, die steeds
bleef praten: 'Vergeet niet in wat voor positie jij verkeert. Je
bent de vrouw van de dominee; dat vergeet je maar al te vaak,
en...' 'En ik wilde hem alleen maar wat
koffie geven om hem te ontnuchteren,' riep Grace. 'Hoe vaak moet ik
je dat nou nog vertellen?' Ze stonden nu in de zitkamer. Het vuur
knetterde vrolijk, de kerstboom stond in de hoek, de muren waren
versierd met hulst. Het leek een plaatje op een kerstkaart,
vriendelijk, warm en gezellig, en toch haatte ze alles... het huis
en de man. De man nog het meest, zoals hij daar stond, vastbesloten
om door te gaan met dit kruisverhoor totdat ze de waarheid bekende.
Wat voor waarheid? Ze had hem de waarheid verteld. Ze keerde hem
haar rug toe en sloot haar ogen toen hij zei: 'Nou, en stel dat ik
het nou eens niet goed heb gehoord, bedrogen mijn ogen mij dan ook
of zag ik hem met zijn arm om je heen staan?' Nu was het genoeg; ze kon die stem niet langer aanhoren, ze
moest iets doen. Ze draaide zich om en zei: 'Nee, dat heb je goed
gezien, net zoals ik het goed gezien heb hoe jij met Kate Shawcross
in je armen stond, die keer in de consistoriekamer.' Als ze een
geweer op zijn borst had gericht, had hij niet verbaasder kunnen
kijken, en ze riep: 'Ja, ja, nu ben ik de aanklager en mag jij je
verdedigen. Lieve, lieve Kate' - ze deed spottend zijn stem na -
'wat had ik toch zonder jou moeten beginnen? Lieve, lieve Kate.'
'Stil toch alsjeblieft!' Zijn gezicht liep rood aan als een
kalkoense haan. 'Dat was heel anders, dat heb je verkeerd
begrepen.' 'O ja, natuurlijk! Dat heb ik verkeerd begrepen!' Ze
gooide haar hoofd achterover en lachte schamper. 'Goed dan, ik heb
het verkeerd begrepen, maar evengoed stonden jullie daar heel innig
te doen, in de consistoriekamer, en stond ze je verheerlijkt aan te
staren.' 'Wees nou toch stil! Ik weet
best welke keer je bedoelt! Dat was helemaal niet zo. Ik bedankte
haar alleen maar voor al het werk dat ze verzet had.'
'Ja. ja, ik begrijp het, en je troostte haar
omdat ze teleurgesteld was dat er hier geen oorlog kwam zodat ze
niet in het dorp net zo de baas kon spelen als in de kerk.'
'Grace, ga niet verder!' Hij kwam bij haar
staan, zijn gestalte torende boven haar uit. 'Ja, wat doe je dan?' Ze wachtte even terwijl ze elkaar
woedend aankeken. En toen voegde ze er aan toe: 'Omdat een dronken
jongeman een hoop onzin uitkraamt beschuldig je mij ervan hem te
hebben aangemoedigd. Je zegt dat ik dat deed waar meer dan honderd
mensen bij waren, omdat ik met hem gedanst heb. Maar ik heb met
mijn eigen ogen gezien hoe jij Kate Shawcross stond te
knuffelen...' 'Dat mag je niet zeggen! Dat mag je niet zeggen!'
donderde zijn stem. 'Dat deed ik niet!' 'Nee, dat deed je niet, Donald, en ik geloof je, want je
bent niet eens in staat om iemand te knuffelen, om iemand lief te
hebben.' Ze dacht even dat hij haar ging slaan. Er lag een
vreselijke uitdrukking op zijn gezicht. Maar ze liet zich niet
weerhouden en raasde verder: 'Maar Kate Shawcross weet dat niet; ze
denkt dat je verliefd op haar bent, en
als ik er niet was geweest, zou zij hier de baas zijn, en in de
kerk... O, laten we vooral de kerk niet vergeten.' 'Je bent
helemaal buiten jezelf, je weet niet watje zegt.' 'Ik weet donders
goed wat ik zeg en het kan me geen steek schelen dat Kate Shawcross
verliefd op je is. Het spijt me voor haar, want ze wordt bedrogen.'
Ze sloeg op hol. Ze had er bijna aan toegevoegd: 'Zoals jij ook
bedrogen wordt,' en het volgende moment zou ze de naam Andrew
Maclntyre hebben genoemd. Maar opeens vloog de kamerdeur open en
daar stond Aggie in haar ochtendjas. Ze keek zwijgend van de een
naar de ander en zei toen: 'Als ik jullie was zou ik maar wat
zachter doen. Afgezien van het feit dat je de baby wakker maakt,
kunnen de mensen buiten op de weg jullie horen, en er zijn op dit
moment nogal wat mensen op pad.' 'Toevallig is dit...' Donald
maakte zich breed en zijn gezicht werd paars bij het zien van
Aggie. Aggie stak haar hand op. 'Goed,
goed, je hoeft me niets te vertellen. Dit is jouw huis en jij bent
er heer en meester en je kunt er net zoveel schreeuwen als je wilt.
Maar het leek me niet erg gepast voor een dominee en zijn vrouw om
op nieuwjaarsmorgen zo'n ordinaire ruzie te maken. Tenzij er
natuurlijk het excuus is, dat jullie dronken zijn... En dat is
natuurlijk ook niet zo fraai, wel?' Aggie sloeg ook al op hol en ze
wist dat ze met die laatste opmerking haar kansen verspeeld had nog
eens in de pastorie te worden uitgenodigd. Nou, dat zou haar een
zorg zijn, ze had haar buik vol van deze zelfvoldane kwast. Hoe dat
kind het nog bij hem uit hield was haar een raadsel. Ze
beantwoordde het woedende gezicht van Donald met een minachtende
blik en verdween. Grace keek nog één keer naar haar echtgenoot en
verdween toen ook. Pas op Aggies kamer,
toen Grace zich op het bed had laten vallen, spraken zij weer. 'Is hij het te
weten gekomen?' 'Nee, nee.' Grace
schudde hevig haar hoofd. 'U kunt het geloven of niet, maar hij
denkt dat ik een verhouding heb met Bertrand Farley!' 'Bertrand
Farley? Die bolle met die kikvorsogen?' 'Die bolle met die
kikvorsogen!' 'De hemel sta me bij!' 'Ja, tante Aggie, de hemel sta me bij,' en toen voegde ze er
aan toe: 'Dat was de tweede keer dat ik op het punt stond hem de
waarheid te vertellen en dat er iets gebeurde.' Spijt het
je?' 'Ik weet 't niet. Ik weet 't
werkelijk niet, tante Aggie.'