DEEL II
Wanneer Grace terugkeek op haar eerste
huwelijksjaren moest ze altijd denken aan de eerste nacht die
Donald en zij samen hadden doorgebracht. Ze zag zichzelf weer
rechtop in bed op hem zitten wachten, haar hart bonsde zo hard dat
ze het achter haar ogen voelde kloppen. Ze brachten die nacht door
in een hotel in Dover en zouden de volgende dag oversteken om door
Frankrijk naar Rome te reizen, waar ze twee weken zouden
blijven. De lampjes in de slaapkamer
gaven een schemerig licht en ze staarde naar de deur van de
kleedkamer. Die kleedkamer was een aangename verrassing voor haar
geweest. Toen Donald over de reservering vertelde had hij over de
kamer gesproken, en niet over de kamers, maar het was zo typerend
voor hem zoveel begrip voor haar gevoelens in deze nacht te
hebben. Toen de tussendeur openging en
hij in zijn kamerjas binnenkwam aarzelde ze tussen twee manieren om
hem te begroeten. De ene manier was met gebogen hoofd en de andere
met gretig uitgestrekte armen. Ze koos de laatste en toen hij naast
haar op het bed ging zitten nam hij haar gezicht in zijn grote
handen, met zijn vingers op haar slapen en hij keek diep in haar
omfloerste ogen voordat hij haar teder kuste. Toen begon hij te
praten. Met een zachte, diepe en soms aarzelende stem vroeg hij
haar of ze wist dat liefde een geschenk van God was... Dat het Zijn
genade was... door Hem geschonken aan Zijn schepselen met als enig
doel het maken van nieuw leven? Wist ze dat? Wist ze, dat het iets
heel kostbaars was, iets om zuinig op te zijn, nooit te verkwisten,
even kostbaar als de kelk met heilige wijn, waarvan slechts met
kleine teugjes mocht worden gedronken en nooit gulzig... Wist ze
dat? Ze wist deze dingen eigenlijk niet zo precies, ze merkte
alleen hoe ze wegsoesde, bijna gehypnotiseerd door zijn stem. Ze
wist alleen dat hij geweldig was, zo vriendelijk, zo
begrijpend. Het duurde maanden voordat
ze besefte dat de essentie van zijn verhaal in hun huwelijksnacht
de basis van hun huwelijk zou zijn. Toen
hij eindelijk in zijn volle lengte naast haar kwam liggen merkte ze
een vreemde verandering in haar gevoelens op. Zijn tederheid bleek
voor haar voldoende te zijn. Toen ze de volgende morgen wakker werd
besefte ze met een schuldig gevoel dat ze nog maagd was. 'O,' dacht
ze, 'ik ben zeker in slaap gevallen.' Ze zag hoe hij haar lag aan
te kijken, alsof hij haar gezicht wilde indrinken en ze vroeg zich
af waarom uitgerekend zij, van alle mensen ter wereld, was
uitverkoren om zo'n groot geluk te verkrijgen. Hoe zou iemand blind
kunnen zijn voor het wonder en de goedheid van haar Donald. Deze
gedachte bracht haar op tante Aggie. Tante Aggie mocht Donald niet. Ze had hem nooit gemogen
vanaf de dag dat hij zijn deelneming kwam betuigen met het
tragische verlies van haar ouders bij een auto-ongeluk. Hij was te
glad, te vriendelijk, te uitsloverig, had tante Aggie openlijk
verklaard. Haar tante Susan en oom Ralph hadden Donald wel gemogen.
Ze hadden allebei gezegd dat hij precies het soort man was, dat
haar moeder graag voor haar had gewild. Want waren haar ouders niet
naar het beste deel van Newcastle verhuisd om haar naar de beste
scholen te kunnen sturen die er maar waren? Dat was allemaal nodig
geweest om haar voor te bereiden op een huwelijk met iemand als
Donald. Ja, ze hadden gezegd dat de arme Linda opgetogen zou zijn
geweest over de keuze van haar dochter, want Donald Rouse sprak en
gedroeg zich als een heer en hij was de neef van een bisschop. Maar
de goedkeuring van tante Susan en oom Ralph woog toch niet op tegen
de openlijke vijandigheid van tante Aggie, want ze was dol op tante
Aggie. Ze voelde zich wel eens wat schuldig over haar genegenheid
voor tante Aggie want ze wist dat ze meer van haar hield dan ze
ooit van haar ouders had gehouden. Maar tante Aggie was nu verleden
tijd. Dat moest wel, na alles wat ze over Donald had gezegd, tot op
de avond voor hun huwelijk aan toe. 'Die jongen is op je geld uit,
dat is het enige dat hij wil,' had ze durven zeggen over Donald,
die dominee was. Die laatste avond had Aggie zo hard geschreeuwd
dat ze snel de kamerdeur had dichtgedaan en had gesmeekt:
'O, weest u alstublieft stil, tante Aggie.
Donald kan elk moment hier zijn. O, hoe kunt u toch zo iets
zeggen?' 'Dat kan ik en dat moet ik!
Iemand moet het toch zeggen; de anderen kunnen het niet, omdat ze
verblind zijn, net als jij! Kijk, Grace,' Aggie begon zachter en
dringend, bijna smekend te spreken. 'Luis-ter nu eens goed. Hij
ziet er best aardig uit, ook al is hij oud genoeg om je vader te
kunnen zijn, maar uit ervaring weet ik dat hij niet het soort man
is dat op een knap gezicht uit is, niet op jouw type, in ieder
geval.' Ze sprak nog zachter terwijl ze verderging: 'Besef je niet,
Grace, dat je niet zo maar knap bent, maar datje werkelijk
bijzonder mooi bent? Je had iedere man kunnen krijgen die je maar
had willen hebben. Ik zou zo een heel stel jongemannen hier in de
stad kunnen opnoemen die staan te popelen. De enige reden, dat ze
zich nu op een afstand houden, is dat je nog zo jong bent en dat je
ouders nog geen half jaar geleden zijn overleden. Maar dat schijnt
je vriend de dominee niet te storen. En nog iets, als die man op
iets anders uit was geweest dan op geld, was hij al veel eerder
getrouwd dan nu, met z'n achtendertig jaar!' Grace was gaan huilen en had geprotesteerd: 'O, tante
Aggie, hoe kunt u dat zeggen?' 'Dat kan
ik en dat moet ik,' had ze herhaald, 'en ik zal je dit zeggen,
Grace. Je kunt geen grotere misstap in je leven begaan dan morgen
met die man te trouwen. Ik verzeker je dat ik dat soort ken.
Prachtig aan de buitenkant maar van binnen zo rot als wat. Het is
allemaal één pot nat met die mooie jongens en je zult merken dat er
voor een gelukkig huwelijk meer nodig is dan een knap gezicht op je
kussen. Je zult het nog wel merken. En wat komt er van je muziek
terecht? Wat doe je daar nu mee? Dacht je dat hij je daar mee door
zou laten gaan...? Wacht maar eens af.' Toen Grace in het knappe gezicht lag te kijken wist ze dat
tante Aggie het helemaal bij het verkeerde eind had gehad. En ze
had medelijden met tante Aggie, want jarenlang was ze als het
orakel van de familie beschouwd. Haar vader had altijd gezegd dat
niemand tante Aggie te grazen kon nemen. Ze had ze allemaal op een
rijtje, die Aggie. Hoeveel vrouwen wilden of konden, na het
overlijden van hun man, zijn werk overnemen en dan nog wel zo iets
gecompliceerds als het kopen en verkopen van huizen en grond? Maar
Aggie had het gepresteerd. Ja, Aggie was een vrouw uit één stuk.
Toen Donald uit bed kwam en langzaam zijn hand uit de hare trok,
vergat ze tante Aggie, want wie kon er nu nog aan een bazige, dikke
vrouw van middelbare leeftijd denken wanneer iemand tegen je zei:
'O, liefste, liefste, wat houd ik toch veel van je!' Maar ergens in
haar achterhoofd bezwoor ze: ik zal ervoor zorgen dat tante Aggie
berouw krijgt over haar woorden. Daar zal ik voor zorgen. Niemand,
niemand ter wereld mag een hekel hebben aan Donald...' Dat kon toch
ook niet?
Maar tegen het eind van hun huwelijksreis had
ze een beetje genoeg van alle byzantijnse, gotische en andere
architectuur. Ze begon heimelijk te verlangen naar haar leven in de
pastorie en naar alles wat ze daar ging doen. Ze wist precies wat
voor veranderingen ze wilde aanbrengen in dat grote, tochtige huis,
maar ze begreep dat ze dit voorzichtig moest doen, want Donald had
met nadruk verklaard dat ze bereid moest zijn van zijn salaris te
leven. En dan te denken dat tante Aggie... Donald stond pas drie maanden in het dorpje Deckford. Hij
zei dat hij zich nog steeds wat onwennig voelde. Ze wist dat het
hem nog steeds dwars zat dat hij uit St. Bernards was weggestuurd.
Hij had geprobeerd vrolijk te doen toen hij haar vertelde: 'Als je
wilt weten waarom ik daar weg moest, dan zul je me de komende dagen
uitvoerig moeten aanhoren om een stuk kerkgeschiedenis te vernemen.
Ik moet dan bij de Hervorming beginnen.' Zijn stem was treurig
geworden toen hij besloot: 'Ik ben, zoals je weet, van origine High
Church en St. Bernards zou je Low Church kunnen noemen. Toen ik
hierheen werd gestuurd had ik de opdracht die twee tot elkaar te
brengen, maar ik ben bang dat ik mijn doel voorbij ben geschoten.
Een aantal mensen wilde daarin niet mee gaan. Daarom word ik
verbannen naar een dorpje waar ze, vreemd genoeg,' hij lachte even,
'nogal dol zijn op wat liturgisch vertoon.' Op de dag dat hij haar dit had verteld wist ze dat ze van
hem hield en zonder hem niet kon leven. Op de dag dat hij naar
Deckford verhuisde vroeg hij haar ten huwelijk en viel ze in zijn
armen... Maar Grace was niet voorbestemd om in de pastorie van
Deckford te wonen. Het weer nam haar lot in handen, want tijdens
een storm, drie dagen voor hun terugkeer uit Italië, stortte één
van de twee grote schoorstenen in en veroorzaakte een hoop schade
aan het dak en aan de rest van het huis. Oom Ralph handelde snel en
zorgde ervoor dat ze bij hun terugkeer een tijdelijk onderdak
hadden. Dat onderdak was het huis van de overleden juffrouw Tupping
en het heette Wilgenweide. Het huis stond compleet met inboedel te
koop en was in handen van Bertrand Farley junior, die altijd de
zaken van juffrouw Tupping had behartigd. Bertrand Farley zag niet
in waarom hij het huis niet een poosje zou verhuren, want hij had
bedacht dat het niet zo eenvoudig zou zijn het te verkopen. Er
heerste malaise in het land en het was onwaarschijnlijk dat hij
zo'n huis als Wilgenweide snel zou kunnen verkopen...
Zo kwam Grace terecht in een huis vol stijl en
ruimte. Ze besloot dadelijk alles in het werk te stellen om Donald
over te halen daar te blijven, want ze zag dadelijk dat haar Donald
ook dol was op het huis. Maar hij zei er niets over, totdat ze een
maand later op het punt stonden eruit te gaan. Grace had op dat
moment gewacht en ze bracht onder woorden wat in haar geest was
opgekomen zodra ze een voet in het huis had gezet. Waarom konden ze
hier niet blijven wonen? Waarom zouden ze het niet kopen?
Wat? Donald protesteerde direct. Hij weigerde
volledig. Nee, ze kende de overeenkomst die ze hadden gesloten; ze
moesten van zijn salaris leven. Natuurlijk vond hij dit een fijn
huis, maar dat betekende nog niet enz. enz. Grace liet zich niet
van haar stuk brengen. Ze liet oom Ralph en tante Susie komen en er
werd een lange bespreking in de zitkamer gehouden. Beetje bij
beetje liet Donald zich ompraten. Toen dat eenmaal was gebeurd, was
de rest een formaliteit. Wilgenweide
werd gekocht met alles erop en eraan, compleet met meubilering,
voor het spotprijsje van vierduizend pond. Er was slechts één
vervelend probleem. Dat was een codicil betreffende Benjamin
Fairfoot, de tuinman. Benjamin was als
jongen bij de familie van juffrouw Tupping in dienst gekomen en
toen juffrouw Tupping een nieuw huis had laten bouwen had ze samen
met Benjamin Fairfoot de tuin ontworpen en aangelegd en het codicil
bepaalde dat Benjamin niet mocht worden ontslagen. Wie ooit het
huis zou kopen moest ondertekenen dat hij als tuinman zou worden
aangehouden, zolang hij dat zelf wilde. Grace zag hier geen
probleem in. Natuurlijk zou ze Benjamin aanhouden, hij was een deel
van de tuin. Ze mocht Ben graag, hij deed haar denken aan de oude
Jack Cummings, met als enig verschil dat ze hem nog nooit had horen
vloeken. Jack Cummings was een knecht van haar vader geweest, toen
ze nog bij het steenkooldepot woonden. Ze wist dat het feit dat ze
graag bij Jack speelde en wat van zijn vocabulaire had overgenomen,
voor haar moeder de belangrijkste reden was geweest erop aan te
dringen haar naar school te sturen. Oom
Ralph dacht net zo over die bepaling als Grace. 'O, dat stelt niets voor,' zei hij. 'Ik vind dat je boft
dat je er zo'n hulp bij krijgt. Je bent een geluksvogel,
meisje.' Alleen Donald maakte bezwaar
tegen Bens verplichte aanstelling. Als reden gaf hij op dat ze zich
geen tuinman konden veroorloven. Grace lachte zijn bezwaar weg. 'We
kunnen ons wel die tuinman veroorloven,' had ze gezegd, 'en een
complete staf personeel in huis. En dat gaan we doen ook.' Dat was
een beetje dom gezegd. Dit ging te snel en ze kreeg weer een
preek. 'Nee, Grace, dat gaat beslist
niet. Die tuinman... vooruit dan maar... En misschien een beetje
hulp in huis. Maar vergeet niet, Grace, dat ik slechts een
eenvoudige dominee ben en alleen door dat te blijven kan ik mijn
gemeente bij elkaar houden. Elk vertoon van ongepaste overdaad zou
een deel van die gemeente van mij vervreemden.' Ze wist dat hij het gewone volk bedoelde, tegenover de
anderen, en ze zuchtte. Ze wist dat hij gelijk had. Haar Donald had
altijd gelijk, hij was zo verstandig. Hij had haar dit alles al
eerder uitgelegd, het verschil tussen het gewone volk, zoals hij de
dorpsbewoners betitelde, en de anderen, zoals de Farleys, de
Tooles, de dokter, en de schoolmeester. In die volgorde. O ja,
Donald had gelijk.
Wanneer was ze ermee begonnen zichzelf te
vertellen dat ze gelukkig was? Voordat ze drie maanden getrouwd
waren? Ja, vlak daarvoor. De eerste dagen hadden haar weinig tijd
gegeven voor overdenkingen. Het onderhouden van een huis met acht
kamers, met slechts de tijdelijke hulp van mevrouw Blenkinsop en
alle verplichtingen als domineesvrouw zoals, afgezien nog van alle
bezoekjes, het lidmaatschap van de vrouwenbond, de naaikrans en de
literaire avond (dit laatste was een vondst van de dominee) maakten
dat ze 's avonds uitgeput was. Soms zat ze op het kleed voor de
haard, met haar hoofd tegen Donalds knieën en haar hand boven op de
zijne die op haar haar rustte; en dan viel ze bijna in slaap bij
het aanhoren van zijn lieve woordjes. 'Mijn actieve kleine meisje
overdrijft.' 'Nee... nee, dat is niet
zo.' Haar stem klonk ver weg alsof ze al sliep. ' Ik breng je naar boven en stop je in bed.'
Als hij zo begon te spreken raakte ze
geprikkeld en zei op een kinderachtige toon: 'O, kom jij dan niet,
Donnie?' 'Nee, ik kom nog niet. Vooruit,
sta eens op.' Hij nam haar in zijn armen
en zei op quasi strenge toon: 'Hoe kan ik nu morgen iets van je
gedaan krijgen als je niet voldoende slaap hebt gehad?' 'Maar,
Donald...' 'Niks maar Donald, naar bed
met jou!' 'Ja, ook met jou naar bed.' Ze
gleed met haar vinger langs zijn mond. 'Als ik klaar ben met m'n
preek.' 'Maar die heb je gisteravond toch al gemaakt?' 'Nee, daar
ben ik niet meer aan toe gekomen. Ik moest ook nog een toespraak
maken voor zaterdag in Newcastle.' 'O, Donald.' Haar hoofd viel
vermoeid tegen hem aan en hij droeg haar naar boven, naar hun kamer
en liet haar op het bed ploffen. Hij bleef er nooit bij wanneer ze
zich uitkleedde. Hij kwam later kijken, wanneer ze al in bed lag en
hij aaide haar over haar haren, kuste haar lippen en haar ogen en
stopte haar in, voordat hij het licht uitdeed. Soms zuchtte ze dan
gelukkig en viel ze in slaap, maar andere keren, en steeds vaker
naarmate de weken verstreken, trapte ze met haar benen of draaide
ze zich op haar buik en begroef ze haar gezicht in het kussen. Ze
had nog steeds niet gehuild. Toen werden haar gedachten afgeleid
door het verbazingwekkende feit dat tante Aggie op bezoek zou
komen. Donald had dit wonder weten te bewerkstelligen. Een poosje
na hun terugkeer had hij verklaard dat het vreselijk jammer was dat
tante Aggie zo van hen was vervreemd en dat Grace een verzoening
teweeg moest zien te brengen. Ze had bij deze gelegenheid een
kleine privé-preek moeten aanhoren over het gif van de boosheid en
de louterende werking van de vergeving en terwijl ze naar hem
luisterde dacht ze: O als tante Aggie hem eens kon zien zoals hij
werkelijk is. Als Grace zelf hem had kunnen zien zoals hij
werkelijk was, zou ze niet kunnen geloven dat Donald er niet tegen
kon dat iemand hem niet mocht. Dus ging
Grace naar tante Aggie. En ze ging nog eens en nog eens. Tenslotte
zei tante Aggie ja. Ja, ze zou dat mooie grote huis eens komen
bekijken, maar alleen omdat ze geïnteresseerd was in huizen. Ze
moesten goed beseffen dat dat de enige reden was. Op de morgen van
de dag waarop tante Aggie zou komen gleed Grace al om zes uur haar
bed uit, voorzichtig om Donald niet wakker te maken. Ze begon van
alles te regelen en te organiseren voor het bezoek. Toen mevrouw
Blenkinsop om acht uur arriveerde keek ze beledigd over alle
activiteiten en toen Donald voor het ontbijt naar beneden kwam riep
hij uit: 'Lieve help! En dat allemaal voor die oude feeks! Voor mij
sloof je je nooit zo uit!' 'O, Donald, wel waar! Dat weet je best.
En afgezien daarvan is tante Aggie geen oude feeks. Ze is echt
reuze aardig als je haar een beetje beter kent.'
'Ze maakt me zenuwachtig.' Donald had een
vrolijke bui. 'O, wat komisch.' Ze lachte hem toe. 'ik kan me niet
voorstellen dat iemand jou zenuwachtig maakt.' Ze holde naar hem
toe, sloeg haar armen om zijn nek en kuste hem. 'Jij maakt anderen juist zenuwachtig. Weet je dat wel? Ze
doen het in hun broek voor jou!' Ze
giechelde. 'Waar heb je die uitdrukking
nu weer vandaan?' 'Van Ben.'
'Ben. Oh... Wanneer zei hij dat?'
'Gisteren, toen je hem niet kon overhalen die
hydrangeas te verplaatsen.' 'Nou en?' 'Ik liep op de oprit en hoorde een gedeelte van jullie
gesprek. Daarna hoorde ik hem in z'n eentje lopen mopperen.' Ze
imiteerde Bens stem. "Ze doen 't allemaal in hun broek als 'ie d'r
aankomt" -hij bedoelde het dorp - "maar dan is-ie bij mij aan het
verkeerde adres. Verdomme, nee zeg!" ' 'Tut! Tut! Je moet zulke woorden niet herhalen. Maar zei hij
dat echt?' Donald maakte zich los en ze keek hem wat verbaasd aan
toen hij eraan toevoegde: 'Nou, we zullen eens zien.' Als hij die
laatste opmerking niet had gemaakt, zou ze gedacht hebben dat hij
het grappig vond, maar nu merkte ze dat hij geïrriteerd was. Wat
dat bang maken van zijn gemeenteleden betreft, dat was, nu ze er zo
over nadacht, belachelijk, want ze vond zijn houding tegenover hen
altijd zeer behoedzaam, behalve wanneer hij op de kansel stond. Dan
was er niets behoedzaams bij. Als ze zijn preken had durven te
bekritiseren zou ze, om met haar vader te spreken, gezegd hebben:
'Dat was weer eens loodzwaar vanmorgen.' Maar ze zou voor geen goud
kritiek durven leveren op zijn werk. Het was zijn werk de mensen
tot God te brengen. Al zijn energie richtte hij daarop.
Onwillekeurig kwam opeens bij haar het beeld
boven van haarzelf, zoals ze in bed lag te trappelen voordat ze
zich op haar buik draaide. Het beeld was niet nieuw. Ze probeerde
het weg te duwen, omdat het met Donald te maken had. Ze was de
vrouw van een dominee, dat moest ze niet vergeten, en dominees
waren anders. Er waren een aantal dingen die ze zichzelf als
domineesvrouw niet alleen moest aanleren, maar die ze zich ook tot
gewoonte moest maken. Zoals het 's avonds samen bidden voor het
naar bed gaan. Tegen de tijd dat tante Aggie zou komen begon ze met
enige angst naar de avonden uit te zien, vanwege dit conflict. En
ze kon de schuld alleen maar bij zichzelf zoeken. Niet bij Donald,
Donald was geweldig. Het was haar schuld. De waarheid was dat er
bij haar iets fout zat. Iets wezenlijks dat aan haar knaagde en in
haar brandde. O, ze wist dat ze deze onwaardige gevoelens moest
proberen te overwinnen. Ze wenste
weleens, dat ze met iemand kon praten... met haar moeder of zo.
Tante Aggie viel niet in die categorie, tenminste niet wanneer het
haar huwelijk betrof. Tante Aggie moest inzien dat ze heel gelukkig
was met Donald en ze moest hem aardig gaan vinden. Maar toch wilde
ze, dat er iemand was... Maar als er zo iemand was, zou ze dan
onder woorden kunnen brengen wat haar zo bezighield? Nee.
Nooit. Alles was nu klaar, behalve de
bloemen voor de tafel. Ze wist dat ze die Ben moest afbedelen. Maar
dat zou niet moeilijk zijn, want ze kon het goed vinden met Ben. Ze
mocht hem graag en ze voelde zich, vreemd genoeg, bij hem meer op
haar gemak dan bij de andere dorpsbewoners. Ze was echter
verstandig genoeg dit voor zich te houden. Ze holde de hal door, de
tuin in en om het huis. Juist bijtijds dacht ze eraan rustig te
gaan lopen, voordat ze bij de kas kwam. Dat gehol van haar was iets
dat Donald haar probeerde af te leren. Maar ze scheen nooit op tijd
klaar te zijn, ze moest wel hollen. 'Hallo, Ben.' 'Morgen,
mevrouw.' 'Ben, ik ben op zoek naar iets
voor op de tafel.' Haar woordkeus zou Donald ongetwijfeld een
protest ontlokt hebben. Je moest zorgvuldig zijn in het spreken
tegen het gewone volk... en tegen de anderen. Grapjes waren
uitsluitend voor huiselijk gebruik, evenals populaire
uitdrukkingen... als dat al nodig was. Maar deze manier van spreken
verstond Ben. Ze had geluisterd naar wat hij over zijn vorige
meesteres had verteld en mevrouw Blenkinsop had haar ook veel
verteld. Ze begreep dat er tussen werkgeefster en werknemer een
hechte band was geweest, zonder standsverschil. Wanneer ze naar
deze prachtige tuin keek kon ze begrijpen dat dit alles nooit tot
stand zou zijn gekomen zonder een vriendschappelijke samenwerking.
Haar houding was misschien niet dezelfde als die van juffrouw
Tupping, maar Ben waardeerde haar manier van optreden, en dat was
ze zich bewust. 'Eens even kijken, wat
we nog hebben.' Hij dacht na. 'Een paar rozen, lijkt u dat wat?'
'Rozen? O, Ben, geweldig.' Er waren nog
maar een stuk of zes late rozen over en toen hij er liefdevol vier
afsneed, de doorns er afknipte en ze haar gaf, zei ze oprecht: 'O,
dank je wel, Ben.' Alsof het zijn tuin was, en hij haar een
geschenk gaf. 'Het is wel goed, mevrouw.' 'Dank je, Ben.' Ze draaide zich om, vergat niet te hollen,
en rende over het pad langs de groentetuin naar de achterdeur. Ze
holde de keuken in en riep uit: 'Kijk eens, mevrouw Blenkinsop, wat
ik versierd heb...' Haar stem stierf weg en de hand met de rozen
zakte langzaam omlaag toen ze de jongeman bij de ladenkast zag
staan. Hij had ruwe werkkleding aan en hij had zijn pet in zijn
handen. Hij keek haar even aan, voordat hij zei: 'Goede morgen.'
'Dit is Andrew Maclntyre, mevrouw. Hij heeft een boodschap voor de
dominee. Ik heb hem juist verteld dat de dominee niet thuis is.' Ze
legde de rozen op tafel en vroeg toen: 'Kan ik misschien iets voor
u doen?' 'Ik kom van Toole. Hij vroeg me
of ik tegen de dominee wóu zeggen dat hij een rijpaard voor hem
heeft, voor de rit op donderdag, als hij daar zin in heeft.'
'O.' Haar stem klonk verbaasd. 'Meestal belt
hij wel op.' 'Hij heeft het vanmorgen
twee keer geprobeerd, maar hij kreeg iedere keer in gesprek, en omdat ik toch deze kant
uitging...' Ze keek hem aan en wachtte
tot hij uitgesproken was. Maar toen hij
niet verderging, zei ze: 'Dank u.' En toen weer: 'Dank u, ik
zal het tegen hem zeggen.'
Hij knikte haar toe, draaide zich om en terwijl
hij mevrouw Blenkinsop aankeek zei hij kortweg: 'Goedemorgen.'
Vanuit het keukenraam keek Grace hoe de lange, enigszins slungelige
gestalte de binnenplaats overstak en daarna vroeg ze: 'Hoort hij
bij onze gemeente, mevrouw Blenkinsop?' 'Hemeltjelief, ja mevrouw.
Maar ik zag aan uw gezicht dat u hem nog niet eerder had gezien.
Dat is geen wonder, want hij komt zelden in het dorp. Hij woont op
de hei, in dat huisje daar.' 'Zo ver weg? Vandaar dat ik hem nog
nooit in de kerk heb gezien.' 'Poeh! Ik denk niet dat u gauw een
van de Maclntyres in de kerk zult zien, mevrouw. Ze zijn vierkant
tegen de Church of England. Het zijn Schotten, een mooi
stelletje... Alle Schotten zijn zuurpruimen, vindt u ook niet,
mevrouw?' 'Ik ken niet zo veel Schotten, mevrouw Blenkinsop.' 'Nou,
volgens de ervaring die ik met ze heb, zijn het zuurpruimen. De
Maclntyres wonen nu al zo'n vijftien jaar in het dorp - en da's
toch al een heel tijdje, zou 'k zo zeggen - maar je moet niet
denken dat iemand ze nu beter kent dan op de dag dat ze kwamen. We
weten alleen dat zij een soort lerares was en dat hij artritis
heeft... Volgens mij is-ie gewoon lui, want met zijn krukken kan
hij overal komen waar hij wil. Hij heeft al die jaren geen spat
uitgevoerd, hij snijdt alleen maar houten beestjes en verkoopt die
af en toe. Als je het mij vraagt leven ze van die Andrew.' Mevrouw
Blenkinsop zweeg abrupt en voegde er toen aan toe: 'De dominee,
mevrouw. Ik geloof dat ik hem net langs zag komen.'
'O ja?' Grace dwong zichzelf in de keuken niet
te hollen, ze pakte de rozen van tafel en zei: 'Ik zal ze in de hal
opmaken, dan loop ik u niet in de weg.' Maar de keukendeur was nog maar nauwelijks achter haar
dicht of ze holde door de hal en vloog
de studeerkamer in. 'Hallo, lieverd.' Ze
sloeg met de rozen in haar hand haar armen om zijn nek en terwijl ze met de bloemen boven zijn hoofd
zwaaide riep ze opgewonden: 'Kijk eens
wat ik van Ben heb gekregen, vier prachtexemplaren; hij eet gewoon uit m'n hand.'
Hij deed zijn ogen dicht en keek haar niet aan,
terwijl hij quasi- streng zei:
'Eigendunk en trots passen een domineesvrouw niet.'
'O Donald.' Ze legde haar hoofd tegen zijn
schouder en begon te giechelen. Ze
richtte haar hoofd weer op toen hij berispend zei: 'Het
is zonde om ze af te knippen. Ik vind dat ze
veel beter in de tuin staan, en daar
waren ze ook langer goed gebleven. Het zijn er nog
maar een paar en ze stonden buiten zo mooi, om
deze tijd van het jaar.'
Ze maakte haar handen los, keek hem even aan en
zei toen zachtjes: 'Ja, ja, ik denk dat
je gelijk hebt, Donald, het was erg dwaas van me om er om te
vragen. Ik heb hem ertoe overgehaald. Het spijt me.'
Het ergerde Donald dat de rozen afgeknipt
waren, maar zijn ergernis zou nog groter
worden wanneer hij wist dat Ben de rozen zonder meer had afgesneden. Het was dom geweest om te zeggen dat
hij uit haar hand at. Daarom herhaalde
ze: 'Het spijt me.' 'Nou, ze zijn nu al
afgesneden.' 'Wees alsjeblieft niet
boos.' 'Ik ben niet boos.'
'Kus me.' Hij kuste
haar en draaide zich toen om, en ze riep nerveus en gemaakt
vrolijk: 'Ik heb een cadeautje voor een brave jongen.' Ze zweeg
even. 'Er is een uitnodiging van meneer Toole; hij zegt dat hij een
paard voor je heeft, voor de rit van donderdag.' Hij draaide zich
om en zijn ogen straalden van plezier. 'Heeft hij gebeld?'
'Nee, hij probeerde je vanmorgen tot twee keer
toe te bereiken, maar je was steeds in gesprek. Daarom stuurde hij
iemand met een boodschap, een zekere Andrew Maclntyre. Ken jij de
Maclntyres? Ik had nog nooit van ze gehoord, en ik dacht dat ik zo
langzamerhand wel iedereen kende.' 'O,
de Maclntyres.' Donald strekte zijn nek en de glimlach verdween uit
zijn ogen. 'Ja, ik heb ze wel eens ontmoet. Een zeldzaam stelletje
kwezels.' 'Ben je wel eens bij ze
geweest?' 'Ja, toen ik hier nog maar pas
was.' Hij zweeg even en toen hij verder ging klonk zijn stem wat
hees. 'Het toonbeeld van een onnozele, stomme Schot.'
'Maar de jongeman leek best aardig.' Haar
commentaar klonk verzoenend. 'O ja,' hij
lijkt op het eerste gezicht nog wel redelijk. Maar hij heeft toch
wel een hoop van zijn vader. Hoewel er, denk ik, toch wel wat in
hem steekt, want ik begrijp dat Toole veel belangstelling voor hem
heeft gehad, vanaf zijn jonge jaren al. Hij wilde hem naar een
landbouwschool sturen, maar daar wilde de vader niets van weten.
Dat is vanuit zijn standpunt ook wel weer te begrijpen, de jongen
zorgt voor hun onderhoud.' 'Is die vader echt ziek?'
'Niet zo ziek, dat het niet beter zou kunnen
als hij echt zijn best deed, en dat is
ook de mening van dokter Cooper.' 'Wat
jammer - ik bedoel dat die jongen niet verder kon leren.'
'Ja, dat was het. Maar aangezien Toole zelf
niet mag helpen, doet nu de dochter haar
uiterste best.' Hij keek haar veelbetekenend aan. Grace riep verrukt: 'Bedoel je Adelaïde... is
ze...?' 'Ja, tot over haar oren, zou ik
zo zeggen, en als haar vader er mee instemt, en dat lijkt me heel waarschijnlijk, want hij mag
die jongen graag, dan zit die Andrew
Maclntyre er straks warmpjes bij.' 'O,
ik hoop dat dat voor elkaar komt. Ik vind Adelaïde erg
aardig... zo levendig.'
'Ze zeggen dat ze nogal temperamentvol kan
zijn.' 'En wat zou dat, meneer Donald
Rouse?' Donald was zijn ergernis over
Ben vergeten en ze kon hem weer plagen. 'Van alles!' 'Meen je dat?'
Grace keek hem aan, terwijl zij haar hoofd scheef hield.
'Ja, dat meen ik, mevrouw Rouse. Ik weet dat
een haaibaai een hoop verdriet kan veroorzaken. Zulk gedrag past
niet bij een vrouw...' 'O, Donald,' viel ze hem in de rede, 'ik
moet gauw voor de tafel zorgen, en voor de bloemen, maar loop zover
mee, lieverd en vertel me eens alles over haaibaaien.' Ze greep
zijn hand en wilde hem meetrekken, maar hij bleef staan. 'Je neemt
me niet serieus.' 'Nee, Donald, lieverd.' 'Lach je me uit?'
'Ik zou niet durven, meneer.' Haar gezicht
stond effen, maar haar ogen twinkelden en ze had de grootste moeite
om niet weer te giechelen. Ze voelde zich gelukkig, ze hield van
deze speelse woordenwisselingen met Donald. De nachten waren
vergeten. Ze kon zichzelf weer wijsmaken dat ze hem aanbad.
'Je mag me niet uitlachen, ik ben op dit moment
vreselijk zenuwachtig. Straks moet ik met je tante dineren.'
Ze schaterde van de lach. 'Met mijn tante
dineren. O, wat klinkt dat grappig, Donald... Dit is het huis van
mijn tante... ceci est la maison de ma
tante.' 'Toen ze weer begon te lachen
legde hij snel zijn hand op haar mond want de voordeurbel ging. Hij
siste 'Juffrouw Shawcross. Dat komt er nou van, ik was het bijna
vergeten. Kom even mee.' Hij schoof haar
snel de kamer uit, door de openslaande deuren naar het terras en
vandaar de zitkamer in. Hij deed haastig de openslaande deuren
dicht en zei berispend: 'Het gaat over het kerstspel.' 'Het
kerstspel?' 'Ja, zie je, ik had niet
goed begrepen dat zij altijd de kinderen op de piano had begeleid,
niet alleen met de afgelopen Kerst, en toen...' 'Maar het is toch
al helemaal geregeld dat ik zou spelen, ik heb de muziek uitgezocht
en...' 'Ja, ja, ik weet het, liefste en
ze speelt afschuwelijk, dat weten we allemaal, maar het zou haar
zoveel verdriet doen als deze kleine taak haar werd ontnomen. Ik
had al een paar dagen het idee dat er iets mis was en toen ze
vanmorgen bij me kwam ontdekte ik... nou ja... dat het om het
kerstspel ging. Ik heb haar natuurlijk verteld dat jij dat niet
begrepen had en dat als ze tegen etenstijd even langs zou komen,
jij graag de muziek aan haar zou overlaten. Ze is bereid om jouw
keuze te volgen. O, liefste, kijk toch niet zo teleurgesteld.'
'Maar ik wilde zo graag de kinderen begeleiden, Donald, ik had me
er zo op verheugd!' Ze was
terneergeslagen. Het begeleiden van de kinderen bij het
kerstconcert en het kerstspel zou haar eerste echt belangrijke
activiteit zijn als domineesvrouw en ze had zich er grondig op
voorbereid. Er kwamen uit deze gemeente maar zo'n vijftien kinderen
naar de zondagsschool en ze vormden geen sterk muzikaal geheel,
maar ze had dit als een uitdaging beschouwd. Het kerstconcert en
het kerstspel zouden het beste worden, dat het dorp in tijden
beleefd had. Ze zou ze laten zien dat ze, ook al was ze nog erg
jong om domineesvrouw te zijn, heel bekwaam was, heel bekwaam.
Donald klopte haar op haar wang en zei kalmerend: 'Ik heb een idee
om jouw talent op een veel grotere schaal te tonen... een
avondconcert om eens te laten zien wat je kunt. Wat dacht je
daarvan?' Op dit moment was ze te zeer teleurgesteld om haar
gevoelens te verbergen. 'O, liefje, toe
nou.' Zijn stem had een scherpere ondertoon. 'Wat heb je er nu aan
om wat kinderen te begeleiden; je kunt veel beter je debuut maken
met een echt concert. Een van de meisjes Farley speelt cello en
Blenkinsop, je kan 't geloven of niet, speelt heel aardig
viool.' 'Goed hoor.'
'Nou, toe dan, lach eens even. Als tante Aggie
je zo zou zien zou ze zweren dat ik je
sloeg en ze zou zeggen: "Ik wist het wel. Ik heb het altijd al
gezegd."' Ze gaf een speels duwtje en
hij kneep in haar hand voordat hij naar buiten op het terras stapte
en naar zijn studeerkamer en juffrouw Shawcross ging.
Die verrekte juffrouw Shawcross. Grace voelde
zich niet schuldig bij die gedachte. Ze begon schoon genoeg te
krijgen van die juffrouw Shawcross. Dit was niet de eerste keer
tijdens haar korte verblijf in dit dorp dat haar mening moest
wijken voor die van juffrouw Shawcross. Eerst was er dat gedoe met
die nieuwe literaire groep. Toen moesten de voorstellen van
juffrouw Shawcross zo nodig geaccepteerd worden omdat juffrouw
Shawcross altijd zoveel voor de kerk had gedaan en daarom was het
wel zo aardig om haar ook wat medezeggenschap in deze nieuwe
activiteit te geven. Dan was er het verzorgen van het altaar. Grace
vond de koperen vazen er te zwaar uit zien, wanneer er bloemen in
stonden en ze had ze vervangen door twee zilveren vazen, maar na
een week waren ze teruggeschoven naar een donkere hoek van het
altaar en de koperen exemplaren domineerden opnieuw het
geheel. 'Laat dat nu maar zo,' had
Donald gezegd; 'het is de moeite niet waard. Ze heeft dat altaar al
jarenlang verzorgd, al vanaf haar meisjesjaren. Ze is het zo
langzamerhand als een deel van haar zelf gaan beschouwen.' En toen
had hij eraan toegevoegd: 'De kerk betekent heel veel voor haar,
dat zul je moeten beseffen, liefste.' En nu dat kerstspel -
juffrouw Shawcross had weer gewonnen. Grace schrok van deze
gedachte. Ze kwam tot het besef dat ze midden in een tweekamp zat,
een tweekamp waarbij list gebruikt werd en ze zag duidelijk in dat
als ze ook maar haar eigen positie wilde bewaren, ze zelf ook van
list gebruik moest maken. Ze vond dit geen aantrekkelijk
vooruitzicht en ze wendde zich van het raam af. Ze schudde haar
hoofd alsof ze de hele affaire van zich af wilde schudden. Juffrouw
Shawcross was een oude vrijster, een stijve, truttige oude
vrijster. Ze zou rustig met tante Aggie over juffrouw Shawcross
praten en ze zouden samen om haar lachen. Ja, dat was de beste
manier om juffrouw Shawcross aan te pakken: om haar
lachen.
Grace gloeide van trots en geluk. Tante Aggie
vond het een mooi huis, ze had van het eten genoten en, wat nog
belangrijker was - belangrijker dan al het andere - ze scheen
Donald ook wat sympathieker te vinden. Donald had zijn uiterste
best gedaan om aardig te zijn en naar Graces mening was hij
onweerstaanbaar. Tante Aggie had wel van steen moeten zijn om niet
weg te smelten bij deze behandeling. Er
was slechts één incident geweest waarvan Grace vreesde dat het
misschien een minder goede indruk kon maken. Dat was toen Donald de
sleutel uit zijn vestzak haalde, naar het dressoir liep en daar het
deurtje openmaakte om de wijnvoorraad te voorschijn te halen. Er
stonden vier flessen in en een aantal glazen. Hij draaide zich om
en keek Aggie aan. 'Wat wilt u drinken? Sherry, medium of dry?' Hij
wees de flessen aan. 'Sauterne?... Of whisky... Ierse?' Hij lachte
en Aggie antwoordde: 'Graag een Sauterne, dank je.' Grace zag tante
Aggie wat verbaasd kijken. De enige glazen op tafel waren glazen
voor water, en toen Donald een glas wijn bij Aggie neerzette en een
ander bij haar bord, had ze het idee dat ze hier een verklaring
voor moest geven. Ze wilde dit juist doen toen Donald op de bekende
manier zijn hand ophief en opgewekt zei: 'Laat mij een verklaring
geven, liefste. Ik ben de schuldige en ik moet boeten voor mijn
zonden.' Voordat hij verder ging schoof hij de wijn terug in het
dressoir, deed het deurtje op slot, ging weer zitten en terwijl hij
zich over de tafel naar zijn gast boog zei hij: 'Om u de waarheid
te zeggen: ik ben een stille drinker, tante Aggie.' Er twinkelde
iets in de kleine, heldere ogen van Aggie terwijl ze effen zei:
'Nou, dat verbaast me niets.' 'O, tante
Aggie!... en jij, Donald!' Grace keek hem aan. 'Straks gelooft ze
nog dat... Het is om mevrouw Blenkinsop, tante Aggie.' Grace
fluisterde nu, en boog zich naar haar tante over. 'Dominees en hun
vrouwen worden niet geacht wijn bij het eten te drinken, het hele
dorp zou er over roddelen...' 'Laten we
ons bij de waarheid houden, Grace,' zei Donald rustig. 'Het is niet
zo dat dominees geacht worden geen wijn bij het eten te drinken,
dominees worden niet geacht geld te hebben om zich wijn bij liet
eten te kunnen veroorloven. Dat is het punt. Maar ik ben een slimme
man, tante Aggie. Ik heb een vrouw met geld getrouwd, waardoor ik
toch aan mijn geheime verlangens kan toegeven.' Donald keek Aggie
niet aan, terwijl hij dit zei, maar hij hief het glas tot ooghoogte
en draaide met de steel tussen zijn vingers. Met zijn ogen nog
steeds op het glas gericht besloot hij: 'Maar er is niets waarvan
ik zo kan genieten als een goed glas wijn.' Van over de tafel knikte Aggie langzaam en ze zei: 'Nou,
daarin ben ik het in ieder geval volkomen met je eens. Als er iets
is, dat ik nog lekkerder vind dan een glas wijn, dan zijn het twee
glazen wijn.' De dominee lachte om deze
afgezaagde opmerking en Grace bedacht hoe mal het was dat dit
tweetal het van harte eens was over een punt waarvan zij had
gedacht dat het problemen kon geven. Donalds methode met de wijn
was eigenlijk voor-de-gek-houderij, en ze had niet gedacht dat haar
tante daarmee zou instemmen. Nee, ze had gedacht dat haar tante
daarover zou vallen en zou uitroepen: 'Had ik het niet gezegd?' Ze
voelde zich erg opgelucht. Toen de lunch
voorbij was en de hele atmosfeer uitstekend bleef, liet ze geen
tijd verloren gaan om tante Aggie alle deugden van haar echtgenoot
onder de neus te wrijven. Ze dacht dat het wel erg veel indruk op
haar tante moest maken dat hij het niet goed vond dat ze de auto
gebruikten voor het afleggen van bezoekjes. Ook stond hij erop dat
ze mevrouw Blenkinsop maar voor halve dagen zouden nemen. En ten
slotte had hij maar drie paar schoenen en weigerde hij nieuwe te
kopen voordat er minstens een paar was versleten. 'Nou ja, hij kan
er ten slotte ook maar één paar tegelijk dragen, nietwaar?' zei
Aggie droog, zonder erbij te glimlachen. Grace werd zenuwachtig.
'Ja, tante Aggie, maar u begrijpt wel wat ik -.' 'Ja, ja ik begrijp
je heel goed.' Aggie klopte Grace op haar knie. 'Sloof je maar niet
zo uit. Ik denk dat we het best met elkaar zullen kunnen vinden
wanneer we elkaar wat beter kennen... ik zal het feit accepteren
datje met een heilige getrouwd bent.' 'O, tante Aggie.' Grace liet
haar hoofd zakken, alsof ze een standje kreeg, maar toen Aggie in
de lach schoot, deed ze mee en ze sloeg haar armen om haar tante
terwijl ze riep: 'O, nu heb ik alles wat mijn hartje
begeert!' 'Ga eens zitten en verkreukel
me niet zo.' Aggie duwde haar in een stoel en vroeg toen: 'Wat voor
mensen zijn het hier? Zijn ze aardig?' 'Ja. Ik zal u het dorp laten zien en dan kunt u zelf
oordelen. Ze zijn allemaal heel aardig, behalve juffrouw
Shawcross.' 'Juffrouw Shawcross? Wie is dat?' 'De vrouw die het
postkantoor beheert.' 'Juist ja, het
postkantoor, kerkelijk werk, van middelbare leeftijd en... ze zit
achter de dominee aan.' Grace zette van
verbazing grote ogen op. 'U bent een helderziende - zo is ze
inderdaad.' 'Had 'k niet gedacht?' zei
Aggie snibbig. 'Kom, ik wil eens een kijkje bij d'r nemen!'
Grace lachte. Wat was het toch heerlijk om
tante Aggie in de buurt te hebben. Nu had ze alles wat ze wilde -
alles? Later die middag, toen Aggie de kerk had gezien en meneer
Blenkinsop had ontmoet, aan dokter Cooper was voorgesteld toen hij
bij Brooke, de kruidenier naar buiten stapte en bij Sep Stanley, de
bakker, was geweest en van hem een warm broodje had gekregen (net
als Grace de eerste keer), gingen ze op weg naar het postkantoor en
naar juffrouw Shawcross. Ze keken elkaar niet aan toen ze daar naar
binnenstapten. De scherpe ogen van Aggie
Turner zagen onmiddellijk dat juffrouw Shawcross er heel anders
uitzag dan ze gedacht had; ze was jonger en groter en ze vond haar
eigenlijk best aardig, wat ze evenmin had verwacht. Toen ze haar
bekeek dacht ze: 'Jammer. Als hij hier eerder was gekomen, voordat
hij Grace kende, zou deze vrouw mevrouw Rouse hebben kunnen zijn.
Ze zou er in ieder geval haar uiterste best voor hebben gedaan, en
mijn zegen had ze.' Deze vrouw zou, naar haar idee, een veel betere
domineesvrouw zijn geweest dan haar nichtje ooit kon worden,
hoezeer ze haar best ook deed. En ze deed zo erg haar best, dat het
pijnlijk was om aan te zien, en dat allemaal omdat ze zo verkikkerd
was op die man. Ze had wel de indruk dat ze die knaap verkeerd
beoordeeld had, want zo te zien bleef hij van Graces geld af. Maar
haar zakeninstinct vertelde haar dat hij er toch wel bij voer,
terwijl hij er niet op aangekeken kon worden. Hij had een mooi huis
met fraaie meubels en hij leefde veel comfortabeler dan hij ooit
van zijn eigen inkomen had kunnen doen. Maar ze moest eerlijk
blijven. Hij had kennelijk zo zijn principes en leefde die na.
Bovendien was ze blij te ontdekken dat hij ook zo zijn zwakheden
had. Ze vond dat gedoe over de wijn aan tafel wel komisch.
'Wat vindt u ervan?' vroeg Grace, toen ze weer
buiten waren en door het dorp wandelden. 'Ik heb een beetje medelijden met haar. Nee! Nee! Laat me
nu even uitpraten!' Aggie stak een vinger op. 'En als ik jou was,
zou ik maar oppassen. Praat tegen hem, tegen Donald, maar altijd
vriendelijk over haar. Je moet maar je best doen haar een beetje
aardig te vinden.' 'O, tante Aggie!' 'Nou ja. Het is maar een idee, maar vergeet niet dat je met
haar zult moeten leren leven.' Grace
liet dit onderwerp verder met rust - ze verbaasde zich over de
reactie van haar tante, en ze was er niet erg mee in haar schik.
Het was een mooie, zonnige middag en daarom liepen ze naar de hei.
Grace wilde haar tante het uitzicht laten zien vanaf de Roeback
Heuvel. Een uur later stonden ze op de top van de Piekheuvel waar
vandaan je eindeloze met heide bedekte heuvels kon zien en Grace
zei: 'Zullen we een eind het dal inlopen en dan doorsteken naar de
Roeback Heuvel?' 'Dat zullen we niet,
vandaag tenminste niet,' zei Aggie. 'Ik loop zo ongeveer op m'n
wenkbrauwen. We moesten maar eens de kortste weg naar huis
nemen.' 'O, laten we hier nog even
blijven, tante Aggie. Vindt u het hier niet prachtig?' Ze strekte
haar armen uit alsof ze het hele landschap wilde omhelzen. 'Weet u,
dit is pas de eerste keer dat ik hier op deze heuvel ben. Ik vind
het hier nog veel mooier dan in de hele omtrek.' 'Ja, het is erg
mooi.' Aggie knikte terwijl ze om zich heen keek. 'Als je van
ruimte houdt tenminste. Ik zie nergens een spoor van beschaving. Ik
kan niet zeggen dat ik zelf zo van de eenzaamheid houd. Ik geef de
voorkeur aan de Northumberland Street in Newcastle.' 'Ach, u hebt
geen gevoel voor natuurschoon.' 'Jawel,
dat kan best zijn. Maar ik vind dat het knap frisjes gaat worden.
Hatsjie-ie!' 'O, tante Aggie toch!'
Grace schoot in de lach. 'Kom, dan gaan we weer. Er moet nog een
kortere weg zijn dan de manier waarop we naar boven zijn
gegaan.' Aggies verklaring dat er geen
spoor van beschaving te bekennen was, bleek verkeerd te zijn, toen
ze na tien minuten opeens een huisje zagen staan. Het bestond uit
twee verdiepingen en was uit ruwe natuursteen opgetrokken. Het zag
er grimmig en somber uit en het had niet het vriendelijke uiterlijk
van de huizen in en om het dorp, waarvan er vele van hetzelfde
materiaal waren gebouwd. De voordeur van het huis lag aan de kant
van de steile weg, die dicht bij het huis iets minder steil
werd. Ze waren vlak bij het huis toen ze
geschreeuw hoorden. De harde stemmen wekten duidelijk de indruk dat
er ruzie was. Grace keek naar Aggie en Aggie kneep haar lippen
samen terwijl ze zachtjes mompelde: 'Die vliegen elkaar straks in
de haren.' De stemmen zwegen voordat ze het huis bereikt hadden,
maar juist toen ze langs de voordeur kwamen ging deze open en
stapten er een vrouw en een jonge man naar buiten. Ze bleven direct
staan toen ze de twee vrouwen zagen. Grace herkende de jongeman als Andrew Maclntyre en ze nam
aan dat de vrouw zijn moeder was. Het was raar, bedacht ze, dat ze
hem al die tijd, dat ze in het dorp woonde, niet had gezien en dat
ze hem nu twee keer op één dag tegenkwam. 'Goedemiddag,' zei
ze. De vrouw bewoog haar hoofd heel even
en mompelde: 'Goedemiddag.' 'Dit is mijn
moeder. Dit is de vrouw van de dominee, moeder.' De jongeman keek
Grace aan terwijl hij sprak. De vrouw
knikte even en Grace zei: 'Hoe maakt u het, mevrouw
Maclntyre?' 'Dank u, heel goed...
mevrouw.' Ze scheen moeite te hebben het woord mevrouw er aan toe
te voegen. 'U hebt hier een prachtig
uitzicht.' Grace wendde zich half van hen af. 'Ja, het is een mooi uitzicht,' zei de vrouw.
'En het is ook een mooie wandeling hierheen,'
klonk Aggie vermoeid. 'Ik zal blij zijn als ik straks zit.'
Of dit nu wel of niet een hint was om binnen
gevraagd te worden, de vrouw ging er in ieder geval niet op in. In
plaats daarvan wees ze hun de kortste weg naar huis. 'U kunt het
veel sneller doen,' zei ze, 'en achter het huis van juffrouw
Tupping... ik bedoel achter uw eigen huis uitkomen, mevrouw,'
voegde ze er verontschuldigend aan toe. Ze keek haar zoon aan en
zei: 'Je gaat toch naar het dorp. Wil jij de dames de weg wijzen,
Andrew?' De uitdrukking op het gezicht
van de jongeman veranderde niet, dus er viel niet uit op te maken
of hij dit vervelend of plezierig vond. Toen hij antwoordde keek
hij Aggie en Grace niet aan. 'Wilt u mij maar volgen,' zei
hij. Nadat ze mevrouw Maclntyre gegroet
hadden volgden ze hem langs het huis. Grace liep achter hem. Ze
keek naar zijn rug. Hij was erg slank, vooral bij zijn heupen en
hij liep langzaam, alsof hij alle tijd had... en toch was hij snel
genoeg naar buiten gekomen. Hij had kennelijk ruzie gemaakt met
zijn vader; het was waarschijnlijk niet met zijn moeder geweest,
daarvoor had ze hem te zachtmoedig aangekeken. Hij leek erg veel op
zijn moeder; hij had dezelfde ogen, rond en bruin, bijna zwart,
maar zijn haar was niet zo donker als het hare. 'Gaat het een beetje, tante Aggie?' Ze draaide zich om en
zag hoe Aggie voorzichtig het steile, met stenen bezaaide pad
afkwam, en Aggie antwoordde: 'Ja, het lukt best, zolang als het
niet slechter wordt.' 'Uw moeder zei dat
het pad achter ons huis uitkomt. Gaat het door het bos?' vroeg ze aan zijn rug. 'Jazeker.' Terwijl ze over het
ongelijke pad glibberde merkte ze op: 'Ik geloof niet dat ik dit
pad vaak zal gebruiken.' 'Meestal is het
niet zo slecht als nu. De regen heeft veel stenen los-
gespoeld. Mijn moeder stond daar niet bij stil,
toen ze het voorstelde. Het spijt me.'
Hij stopte en keek achter haar naar Aggie. 'O, het geeft niet,' verklaarde Aggie opgewekt, 'als dit
korter is vind ik het
uitstekend.' 'Nou, het is in ieder geval
korter.' Toen ze verder liepen dacht
Grace: 'Hij heeft een mooie stem.' In tegenstelling tot zijn
uiterlijk was er niets nors aan. Zijn stem klonk warm en had een
Schots accent. Hij mocht dan al jaren in Northum-berland wonen, dat
Schotse accent was hij nog niet kwijt. Ze wilde er graag meer van
horen maar zijn spaarzame woordgebruik bood haar daar weinig
gelegenheid toe. Op een gegeven moment
kruisten ze een verharde weg en ze merkte op: 'Dat lijkt een goede
weg, waar voert die heen?' 'Naar de steengroeve.'
'O, ik wist niet dat er hier een steengroeve in
de buurt was.' Ze keek naar zijn afgewende gezicht.
'Die is nu niet meer in gebruik.' Zijn manier
van spreken moedigde haar niet aan om verder te vragen en ze liet
het onderwerp rusten. Een paar minuten later waren ze in het bos en
toen ze bij een open plek kwamen waar drie paden op uit kwamen, zei
hij, zonder zich om te draaien: 'Hier moeten we links aanhouden.'
Tien minuten later kwamen ze van een smal paadje tussen de
braamstruiken opeens op een veldje en daar zagen ze de heg van
Wilgen-weide. 'Wel heb ik ooit!'
Verbaasd keek Grace om zich heen. 'Wc
zijn er dus', gaf Aggie als droog commentaar. 'Dank u zeer.' Ze
knikte naar hun escorte. Maar toen ze de hoge heg zag, keek ze hem
opnieuw aan en vroeg: 'Kunt u ons ook zeggen hoe we daar overheen
moeten?' 'O, er is verderop een hek,
tante Aggie,' bracht Grace te berde. 'Het is op slot, maar als we
hard roepen hoort Ben ons vast wel - de kassen zijn er vlak bij.'
Ze keek naar de jongeman en zei glimlachend: 'Heel hartelijk dank
voor uw goede geleide en voor het wijzen van de weg. Ik ga vaak in
het bos wandelen, maar dan neem ik altijd de hoofdweg.'
Hij knikte terwijl hij haar aankeek maar hij
zei niets. Hij tikte tegen zijn pet en zei kortaf: 'Tot
ziens.' Dat was voor hen beiden bedoeld
en Aggie zei: 'Tot ziens en bedankt', maar Grace herhaalde alleen
maar zijn woorden. 'Tot ziens,' zei ze. Toen ze gearmd over het veldje naar het hek liepen
grinnikte Aggie: 'Een aardige jongen nietwaar? Ik heb me gewoon
slap gelachen!' En Grace citeerde mevrouw Blenkinsop: 'Alle
Schotten zijn zuurpruimen.' Dat het
bezoek van tante Aggie een groot succes was geweest, werd duidelijk
toen ze in de slaapkamer voor de spiegel haar hoed opzette. Ze keek
Grace aan en zei toen: 'Ik ben erg blij jou gelukkig te zien, mijn
kind... en ik denk dat ik maar eens moet toegeven, dat ik het bij
het verkeerde eind heb gehad, nietwaar?' 'O, tante Aggie!' Grace draaide haar om, van de spiegel af
en Aggie protesteerde: 'Pas op, kijk uit voor mijn hoed... dat gaat
me geld kosten!' 'O, tante
Aggie!' 'Hou nou eens op met dat 'O,
tante Aggie!' en denk vooral niet dat ik net als Susie en Ralph de
hele dag over hem ga lopen zwammen, dat zal ik nooit doen.' 'O, dat
komt nog wel.' Aggie gaf haar een por en
duwde haar lachend de overloop op, roepend: 'Help, Donald, ze
vermoordt me!' en Donald riep van beneden uit de hal waar hij stond
te wachten: 'Nou, het werd hoog tijd en ik moet bekennen dat ik
daar niet toe in staat ben.' De hele atmosfeer was huiselijk en
gezellig en in die stemming zwaaiden ze Aggie uit, toen ze de oprit
afreed. Daarna draaiden ze zich om en liepen gearmd naar
binnen. Grace vond dit de gelukkigste
dag van haar leven, nog gelukkiger zelfs dan haar trouwdag. Wanneer
ze aan het incident met juffrouw Shawcross terugdacht beschouwde ze
het nu als een van de spelde-prikken die domineesvrouwen in het
leven moesten kunnen doorstaan. In elke gemeente was wel een
juffrouw Shawcross. Zelfs toen Donald om tien uur zei dat hij nog
niet naar boven ging, omdat hij nog een uurtje moest lezen bleef
haar stemming even gelukkig. Ze deed er langer over dan gewoonlijk
om in bed te komen en ze bleef een poos lezen. Tegen elf uur hield ze op met lezen, en toen het halftwaalf
was hoorde ze nog steeds niemand naar boven komen. Ze begon weer
met haar benen te spartelen en draaide zich op haar buik. Om twaalf
uur draaide ze zich van haar ene zij op haar andere en probeerde
zich te beheersen om niet naar de studeerkamer te gaan. Daar hield
hij niet van, dat wist ze. Toen ze hem
later, het leek wel een eeuwigheid maar het waren niet meer dan
twintig minuten, de trap op hoorde komen en zachtjes de kamer in
hoorde gaan, lag ze op haar zij, met haar gezicht half in het
kussen en half onder het laken. En toen ze voelde dat hij naast
haar bed stond en haar aankeek, bewoog zc niet. Hij had gehoopt
haar in slaap te vinden; welnu, dan vond hij haar in slaap. Ze trok
haar buik in, kneep haar ogen dicht en beet op haar tong... ze had
nog steeds niet gehuild.