DEEL II

Wanneer Grace terugkeek op haar eerste huwelijksjaren moest ze altijd denken aan de eerste nacht die Donald en zij samen hadden doorgebracht. Ze zag zichzelf weer rechtop in bed op hem zitten wachten, haar hart bonsde zo hard dat ze het achter haar ogen voelde kloppen. Ze brachten die nacht door in een hotel in Dover en zouden de volgende dag oversteken om door Frankrijk naar Rome te reizen, waar ze twee weken zouden blijven. De lampjes in de slaapkamer gaven een schemerig licht en ze staarde naar de deur van de kleedkamer. Die kleedkamer was een aangename verrassing voor haar geweest. Toen Donald over de reservering vertelde had hij over de kamer gesproken, en niet over de kamers, maar het was zo typerend voor hem zoveel begrip voor haar gevoelens in deze nacht te hebben. Toen de tussendeur openging en hij in zijn kamerjas binnenkwam aarzelde ze tussen twee manieren om hem te begroeten. De ene manier was met gebogen hoofd en de andere met gretig uitgestrekte armen. Ze koos de laatste en toen hij naast haar op het bed ging zitten nam hij haar gezicht in zijn grote handen, met zijn vingers op haar slapen en hij keek diep in haar omfloerste ogen voordat hij haar teder kuste. Toen begon hij te praten. Met een zachte, diepe en soms aarzelende stem vroeg hij haar of ze wist dat liefde een geschenk van God was... Dat het Zijn genade was... door Hem geschonken aan Zijn schepselen met als enig doel het maken van nieuw leven? Wist ze dat? Wist ze, dat het iets heel kostbaars was, iets om zuinig op te zijn, nooit te verkwisten, even kostbaar als de kelk met heilige wijn, waarvan slechts met kleine teugjes mocht worden gedronken en nooit gulzig... Wist ze dat? Ze wist deze dingen eigenlijk niet zo precies, ze merkte alleen hoe ze wegsoesde, bijna gehypnotiseerd door zijn stem. Ze wist alleen dat hij geweldig was, zo vriendelijk, zo begrijpend. Het duurde maanden voordat ze besefte dat de essentie van zijn verhaal in hun huwelijksnacht de basis van hun huwelijk zou zijn. Toen hij eindelijk in zijn volle lengte naast haar kwam liggen merkte ze een vreemde verandering in haar gevoelens op. Zijn tederheid bleek voor haar voldoende te zijn. Toen ze de volgende morgen wakker werd besefte ze met een schuldig gevoel dat ze nog maagd was. 'O,' dacht ze, 'ik ben zeker in slaap gevallen.' Ze zag hoe hij haar lag aan te kijken, alsof hij haar gezicht wilde indrinken en ze vroeg zich af waarom uitgerekend zij, van alle mensen ter wereld, was uitverkoren om zo'n groot geluk te verkrijgen. Hoe zou iemand blind kunnen zijn voor het wonder en de goedheid van haar Donald. Deze gedachte bracht haar op tante Aggie. Tante Aggie mocht Donald niet. Ze had hem nooit gemogen vanaf de dag dat hij zijn deelneming kwam betuigen met het tragische verlies van haar ouders bij een auto-ongeluk. Hij was te glad, te vriendelijk, te uitsloverig, had tante Aggie openlijk verklaard. Haar tante Susan en oom Ralph hadden Donald wel gemogen. Ze hadden allebei gezegd dat hij precies het soort man was, dat haar moeder graag voor haar had gewild. Want waren haar ouders niet naar het beste deel van Newcastle verhuisd om haar naar de beste scholen te kunnen sturen die er maar waren? Dat was allemaal nodig geweest om haar voor te bereiden op een huwelijk met iemand als Donald. Ja, ze hadden gezegd dat de arme Linda opgetogen zou zijn geweest over de keuze van haar dochter, want Donald Rouse sprak en gedroeg zich als een heer en hij was de neef van een bisschop. Maar de goedkeuring van tante Susan en oom Ralph woog toch niet op tegen de openlijke vijandigheid van tante Aggie, want ze was dol op tante Aggie. Ze voelde zich wel eens wat schuldig over haar genegenheid voor tante Aggie want ze wist dat ze meer van haar hield dan ze ooit van haar ouders had gehouden. Maar tante Aggie was nu verleden tijd. Dat moest wel, na alles wat ze over Donald had gezegd, tot op de avond voor hun huwelijk aan toe. 'Die jongen is op je geld uit, dat is het enige dat hij wil,' had ze durven zeggen over Donald, die dominee was. Die laatste avond had Aggie zo hard geschreeuwd dat ze snel de kamerdeur had dichtgedaan en had gesmeekt: 'O, weest u alstublieft stil, tante Aggie. Donald kan elk moment hier zijn. O, hoe kunt u toch zo iets zeggen?' 'Dat kan ik en dat moet ik! Iemand moet het toch zeggen; de anderen kunnen het niet, omdat ze verblind zijn, net als jij! Kijk, Grace,' Aggie begon zachter en dringend, bijna smekend te spreken. 'Luis-ter nu eens goed. Hij ziet er best aardig uit, ook al is hij oud genoeg om je vader te kunnen zijn, maar uit ervaring weet ik dat hij niet het soort man is dat op een knap gezicht uit is, niet op jouw type, in ieder geval.' Ze sprak nog zachter terwijl ze verderging: 'Besef je niet, Grace, dat je niet zo maar knap bent, maar datje werkelijk bijzonder mooi bent? Je had iedere man kunnen krijgen die je maar had willen hebben. Ik zou zo een heel stel jongemannen hier in de stad kunnen opnoemen die staan te popelen. De enige reden, dat ze zich nu op een afstand houden, is dat je nog zo jong bent en dat je ouders nog geen half jaar geleden zijn overleden. Maar dat schijnt je vriend de dominee niet te storen. En nog iets, als die man op iets anders uit was geweest dan op geld, was hij al veel eerder getrouwd dan nu, met z'n achtendertig jaar!' Grace was gaan huilen en had geprotesteerd: 'O, tante Aggie, hoe kunt u dat zeggen?' 'Dat kan ik en dat moet ik,' had ze herhaald, 'en ik zal je dit zeggen, Grace. Je kunt geen grotere misstap in je leven begaan dan morgen met die man te trouwen. Ik verzeker je dat ik dat soort ken. Prachtig aan de buitenkant maar van binnen zo rot als wat. Het is allemaal één pot nat met die mooie jongens en je zult merken dat er voor een gelukkig huwelijk meer nodig is dan een knap gezicht op je kussen. Je zult het nog wel merken. En wat komt er van je muziek terecht? Wat doe je daar nu mee? Dacht je dat hij je daar mee door zou laten gaan...? Wacht maar eens af.' Toen Grace in het knappe gezicht lag te kijken wist ze dat tante Aggie het helemaal bij het verkeerde eind had gehad. En ze had medelijden met tante Aggie, want jarenlang was ze als het orakel van de familie beschouwd. Haar vader had altijd gezegd dat niemand tante Aggie te grazen kon nemen. Ze had ze allemaal op een rijtje, die Aggie. Hoeveel vrouwen wilden of konden, na het overlijden van hun man, zijn werk overnemen en dan nog wel zo iets gecompliceerds als het kopen en verkopen van huizen en grond? Maar Aggie had het gepresteerd. Ja, Aggie was een vrouw uit één stuk. Toen Donald uit bed kwam en langzaam zijn hand uit de hare trok, vergat ze tante Aggie, want wie kon er nu nog aan een bazige, dikke vrouw van middelbare leeftijd denken wanneer iemand tegen je zei: 'O, liefste, liefste, wat houd ik toch veel van je!' Maar ergens in haar achterhoofd bezwoor ze: ik zal ervoor zorgen dat tante Aggie berouw krijgt over haar woorden. Daar zal ik voor zorgen. Niemand, niemand ter wereld mag een hekel hebben aan Donald...' Dat kon toch ook niet?
Maar tegen het eind van hun huwelijksreis had ze een beetje genoeg van alle byzantijnse, gotische en andere architectuur. Ze begon heimelijk te verlangen naar haar leven in de pastorie en naar alles wat ze daar ging doen. Ze wist precies wat voor veranderingen ze wilde aanbrengen in dat grote, tochtige huis, maar ze begreep dat ze dit voorzichtig moest doen, want Donald had met nadruk verklaard dat ze bereid moest zijn van zijn salaris te leven. En dan te denken dat tante Aggie... Donald stond pas drie maanden in het dorpje Deckford. Hij zei dat hij zich nog steeds wat onwennig voelde. Ze wist dat het hem nog steeds dwars zat dat hij uit St. Bernards was weggestuurd. Hij had geprobeerd vrolijk te doen toen hij haar vertelde: 'Als je wilt weten waarom ik daar weg moest, dan zul je me de komende dagen uitvoerig moeten aanhoren om een stuk kerkgeschiedenis te vernemen. Ik moet dan bij de Hervorming beginnen.' Zijn stem was treurig geworden toen hij besloot: 'Ik ben, zoals je weet, van origine High Church en St. Bernards zou je Low Church kunnen noemen. Toen ik hierheen werd gestuurd had ik de opdracht die twee tot elkaar te brengen, maar ik ben bang dat ik mijn doel voorbij ben geschoten. Een aantal mensen wilde daarin niet mee gaan. Daarom word ik verbannen naar een dorpje waar ze, vreemd genoeg,' hij lachte even, 'nogal dol zijn op wat liturgisch vertoon.' Op de dag dat hij haar dit had verteld wist ze dat ze van hem hield en zonder hem niet kon leven. Op de dag dat hij naar Deckford verhuisde vroeg hij haar ten huwelijk en viel ze in zijn armen... Maar Grace was niet voorbestemd om in de pastorie van Deckford te wonen. Het weer nam haar lot in handen, want tijdens een storm, drie dagen voor hun terugkeer uit Italië, stortte één van de twee grote schoorstenen in en veroorzaakte een hoop schade aan het dak en aan de rest van het huis. Oom Ralph handelde snel en zorgde ervoor dat ze bij hun terugkeer een tijdelijk onderdak hadden. Dat onderdak was het huis van de overleden juffrouw Tupping en het heette Wilgenweide. Het huis stond compleet met inboedel te koop en was in handen van Bertrand Farley junior, die altijd de zaken van juffrouw Tupping had behartigd. Bertrand Farley zag niet in waarom hij het huis niet een poosje zou verhuren, want hij had bedacht dat het niet zo eenvoudig zou zijn het te verkopen. Er heerste malaise in het land en het was onwaarschijnlijk dat hij zo'n huis als Wilgenweide snel zou kunnen verkopen... Zo kwam Grace terecht in een huis vol stijl en ruimte. Ze besloot dadelijk alles in het werk te stellen om Donald over te halen daar te blijven, want ze zag dadelijk dat haar Donald ook dol was op het huis. Maar hij zei er niets over, totdat ze een maand later op het punt stonden eruit te gaan. Grace had op dat moment gewacht en ze bracht onder woorden wat in haar geest was opgekomen zodra ze een voet in het huis had gezet. Waarom konden ze hier niet blijven wonen? Waarom zouden ze het niet kopen? Wat? Donald protesteerde direct. Hij weigerde volledig. Nee, ze kende de overeenkomst die ze hadden gesloten; ze moesten van zijn salaris leven. Natuurlijk vond hij dit een fijn huis, maar dat betekende nog niet enz. enz. Grace liet zich niet van haar stuk brengen. Ze liet oom Ralph en tante Susie komen en er werd een lange bespreking in de zitkamer gehouden. Beetje bij beetje liet Donald zich ompraten. Toen dat eenmaal was gebeurd, was de rest een formaliteit. Wilgenweide werd gekocht met alles erop en eraan, compleet met meubilering, voor het spotprijsje van vierduizend pond. Er was slechts één vervelend probleem. Dat was een codicil betreffende Benjamin Fairfoot, de tuinman. Benjamin was als jongen bij de familie van juffrouw Tupping in dienst gekomen en toen juffrouw Tupping een nieuw huis had laten bouwen had ze samen met Benjamin Fairfoot de tuin ontworpen en aangelegd en het codicil bepaalde dat Benjamin niet mocht worden ontslagen. Wie ooit het huis zou kopen moest ondertekenen dat hij als tuinman zou worden aangehouden, zolang hij dat zelf wilde. Grace zag hier geen probleem in. Natuurlijk zou ze Benjamin aanhouden, hij was een deel van de tuin. Ze mocht Ben graag, hij deed haar denken aan de oude Jack Cummings, met als enig verschil dat ze hem nog nooit had horen vloeken. Jack Cummings was een knecht van haar vader geweest, toen ze nog bij het steenkooldepot woonden. Ze wist dat het feit dat ze graag bij Jack speelde en wat van zijn vocabulaire had overgenomen, voor haar moeder de belangrijkste reden was geweest erop aan te dringen haar naar school te sturen. Oom Ralph dacht net zo over die bepaling als Grace. 'O, dat stelt niets voor,' zei hij. 'Ik vind dat je boft dat je er zo'n hulp bij krijgt. Je bent een geluksvogel, meisje.' Alleen Donald maakte bezwaar tegen Bens verplichte aanstelling. Als reden gaf hij op dat ze zich geen tuinman konden veroorloven. Grace lachte zijn bezwaar weg. 'We kunnen ons wel die tuinman veroorloven,' had ze gezegd, 'en een complete staf personeel in huis. En dat gaan we doen ook.' Dat was een beetje dom gezegd. Dit ging te snel en ze kreeg weer een preek. 'Nee, Grace, dat gaat beslist niet. Die tuinman... vooruit dan maar... En misschien een beetje hulp in huis. Maar vergeet niet, Grace, dat ik slechts een eenvoudige dominee ben en alleen door dat te blijven kan ik mijn gemeente bij elkaar houden. Elk vertoon van ongepaste overdaad zou een deel van die gemeente van mij vervreemden.' Ze wist dat hij het gewone volk bedoelde, tegenover de anderen, en ze zuchtte. Ze wist dat hij gelijk had. Haar Donald had altijd gelijk, hij was zo verstandig. Hij had haar dit alles al eerder uitgelegd, het verschil tussen het gewone volk, zoals hij de dorpsbewoners betitelde, en de anderen, zoals de Farleys, de Tooles, de dokter, en de schoolmeester. In die volgorde. O ja, Donald had gelijk.
Wanneer was ze ermee begonnen zichzelf te vertellen dat ze gelukkig was? Voordat ze drie maanden getrouwd waren? Ja, vlak daarvoor. De eerste dagen hadden haar weinig tijd gegeven voor overdenkingen. Het onderhouden van een huis met acht kamers, met slechts de tijdelijke hulp van mevrouw Blenkinsop en alle verplichtingen als domineesvrouw zoals, afgezien nog van alle bezoekjes, het lidmaatschap van de vrouwenbond, de naaikrans en de literaire avond (dit laatste was een vondst van de dominee) maakten dat ze 's avonds uitgeput was. Soms zat ze op het kleed voor de haard, met haar hoofd tegen Donalds knieën en haar hand boven op de zijne die op haar haar rustte; en dan viel ze bijna in slaap bij het aanhoren van zijn lieve woordjes. 'Mijn actieve kleine meisje overdrijft.' 'Nee... nee, dat is niet zo.' Haar stem klonk ver weg alsof ze al sliep. ' Ik breng je naar boven en stop je in bed.' Als hij zo begon te spreken raakte ze geprikkeld en zei op een kinderachtige toon: 'O, kom jij dan niet, Donnie?' 'Nee, ik kom nog niet. Vooruit, sta eens op.' Hij nam haar in zijn armen en zei op quasi strenge toon: 'Hoe kan ik nu morgen iets van je gedaan krijgen als je niet voldoende slaap hebt gehad?' 'Maar, Donald...' 'Niks maar Donald, naar bed met jou!' 'Ja, ook met jou naar bed.' Ze gleed met haar vinger langs zijn mond. 'Als ik klaar ben met m'n preek.' 'Maar die heb je gisteravond toch al gemaakt?' 'Nee, daar ben ik niet meer aan toe gekomen. Ik moest ook nog een toespraak maken voor zaterdag in Newcastle.' 'O, Donald.' Haar hoofd viel vermoeid tegen hem aan en hij droeg haar naar boven, naar hun kamer en liet haar op het bed ploffen. Hij bleef er nooit bij wanneer ze zich uitkleedde. Hij kwam later kijken, wanneer ze al in bed lag en hij aaide haar over haar haren, kuste haar lippen en haar ogen en stopte haar in, voordat hij het licht uitdeed. Soms zuchtte ze dan gelukkig en viel ze in slaap, maar andere keren, en steeds vaker naarmate de weken verstreken, trapte ze met haar benen of draaide ze zich op haar buik en begroef ze haar gezicht in het kussen. Ze had nog steeds niet gehuild. Toen werden haar gedachten afgeleid door het verbazingwekkende feit dat tante Aggie op bezoek zou komen. Donald had dit wonder weten te bewerkstelligen. Een poosje na hun terugkeer had hij verklaard dat het vreselijk jammer was dat tante Aggie zo van hen was vervreemd en dat Grace een verzoening teweeg moest zien te brengen. Ze had bij deze gelegenheid een kleine privé-preek moeten aanhoren over het gif van de boosheid en de louterende werking van de vergeving en terwijl ze naar hem luisterde dacht ze: O als tante Aggie hem eens kon zien zoals hij werkelijk is. Als Grace zelf hem had kunnen zien zoals hij werkelijk was, zou ze niet kunnen geloven dat Donald er niet tegen kon dat iemand hem niet mocht. Dus ging Grace naar tante Aggie. En ze ging nog eens en nog eens. Tenslotte zei tante Aggie ja. Ja, ze zou dat mooie grote huis eens komen bekijken, maar alleen omdat ze geïnteresseerd was in huizen. Ze moesten goed beseffen dat dat de enige reden was. Op de morgen van de dag waarop tante Aggie zou komen gleed Grace al om zes uur haar bed uit, voorzichtig om Donald niet wakker te maken. Ze begon van alles te regelen en te organiseren voor het bezoek. Toen mevrouw Blenkinsop om acht uur arriveerde keek ze beledigd over alle activiteiten en toen Donald voor het ontbijt naar beneden kwam riep hij uit: 'Lieve help! En dat allemaal voor die oude feeks! Voor mij sloof je je nooit zo uit!' 'O, Donald, wel waar! Dat weet je best. En afgezien daarvan is tante Aggie geen oude feeks. Ze is echt reuze aardig als je haar een beetje beter kent.' 'Ze maakt me zenuwachtig.' Donald had een vrolijke bui. 'O, wat komisch.' Ze lachte hem toe. 'ik kan me niet voorstellen dat iemand jou zenuwachtig maakt.' Ze holde naar hem toe, sloeg haar armen om zijn nek en kuste hem. 'Jij maakt anderen juist zenuwachtig. Weet je dat wel? Ze doen het in hun broek voor jou!' Ze giechelde. 'Waar heb je die uitdrukking nu weer vandaan?' 'Van Ben.' 'Ben. Oh... Wanneer zei hij dat?' 'Gisteren, toen je hem niet kon overhalen die hydrangeas te verplaatsen.' 'Nou en?' 'Ik liep op de oprit en hoorde een gedeelte van jullie gesprek. Daarna hoorde ik hem in z'n eentje lopen mopperen.' Ze imiteerde Bens stem. "Ze doen 't allemaal in hun broek als 'ie d'r aankomt" -hij bedoelde het dorp - "maar dan is-ie bij mij aan het verkeerde adres. Verdomme, nee zeg!" ' 'Tut! Tut! Je moet zulke woorden niet herhalen. Maar zei hij dat echt?' Donald maakte zich los en ze keek hem wat verbaasd aan toen hij eraan toevoegde: 'Nou, we zullen eens zien.' Als hij die laatste opmerking niet had gemaakt, zou ze gedacht hebben dat hij het grappig vond, maar nu merkte ze dat hij geïrriteerd was. Wat dat bang maken van zijn gemeenteleden betreft, dat was, nu ze er zo over nadacht, belachelijk, want ze vond zijn houding tegenover hen altijd zeer behoedzaam, behalve wanneer hij op de kansel stond. Dan was er niets behoedzaams bij. Als ze zijn preken had durven te bekritiseren zou ze, om met haar vader te spreken, gezegd hebben: 'Dat was weer eens loodzwaar vanmorgen.' Maar ze zou voor geen goud kritiek durven leveren op zijn werk. Het was zijn werk de mensen tot God te brengen. Al zijn energie richtte hij daarop. Onwillekeurig kwam opeens bij haar het beeld boven van haarzelf, zoals ze in bed lag te trappelen voordat ze zich op haar buik draaide. Het beeld was niet nieuw. Ze probeerde het weg te duwen, omdat het met Donald te maken had. Ze was de vrouw van een dominee, dat moest ze niet vergeten, en dominees waren anders. Er waren een aantal dingen die ze zichzelf als domineesvrouw niet alleen moest aanleren, maar die ze zich ook tot gewoonte moest maken. Zoals het 's avonds samen bidden voor het naar bed gaan. Tegen de tijd dat tante Aggie zou komen begon ze met enige angst naar de avonden uit te zien, vanwege dit conflict. En ze kon de schuld alleen maar bij zichzelf zoeken. Niet bij Donald, Donald was geweldig. Het was haar schuld. De waarheid was dat er bij haar iets fout zat. Iets wezenlijks dat aan haar knaagde en in haar brandde. O, ze wist dat ze deze onwaardige gevoelens moest proberen te overwinnen. Ze wenste weleens, dat ze met iemand kon praten... met haar moeder of zo. Tante Aggie viel niet in die categorie, tenminste niet wanneer het haar huwelijk betrof. Tante Aggie moest inzien dat ze heel gelukkig was met Donald en ze moest hem aardig gaan vinden. Maar toch wilde ze, dat er iemand was... Maar als er zo iemand was, zou ze dan onder woorden kunnen brengen wat haar zo bezighield? Nee. Nooit. Alles was nu klaar, behalve de bloemen voor de tafel. Ze wist dat ze die Ben moest afbedelen. Maar dat zou niet moeilijk zijn, want ze kon het goed vinden met Ben. Ze mocht hem graag en ze voelde zich, vreemd genoeg, bij hem meer op haar gemak dan bij de andere dorpsbewoners. Ze was echter verstandig genoeg dit voor zich te houden. Ze holde de hal door, de tuin in en om het huis. Juist bijtijds dacht ze eraan rustig te gaan lopen, voordat ze bij de kas kwam. Dat gehol van haar was iets dat Donald haar probeerde af te leren. Maar ze scheen nooit op tijd klaar te zijn, ze moest wel hollen. 'Hallo, Ben.' 'Morgen, mevrouw.' 'Ben, ik ben op zoek naar iets voor op de tafel.' Haar woordkeus zou Donald ongetwijfeld een protest ontlokt hebben. Je moest zorgvuldig zijn in het spreken tegen het gewone volk... en tegen de anderen. Grapjes waren uitsluitend voor huiselijk gebruik, evenals populaire uitdrukkingen... als dat al nodig was. Maar deze manier van spreken verstond Ben. Ze had geluisterd naar wat hij over zijn vorige meesteres had verteld en mevrouw Blenkinsop had haar ook veel verteld. Ze begreep dat er tussen werkgeefster en werknemer een hechte band was geweest, zonder standsverschil. Wanneer ze naar deze prachtige tuin keek kon ze begrijpen dat dit alles nooit tot stand zou zijn gekomen zonder een vriendschappelijke samenwerking. Haar houding was misschien niet dezelfde als die van juffrouw Tupping, maar Ben waardeerde haar manier van optreden, en dat was ze zich bewust. 'Eens even kijken, wat we nog hebben.' Hij dacht na. 'Een paar rozen, lijkt u dat wat?' 'Rozen? O, Ben, geweldig.' Er waren nog maar een stuk of zes late rozen over en toen hij er liefdevol vier afsneed, de doorns er afknipte en ze haar gaf, zei ze oprecht: 'O, dank je wel, Ben.' Alsof het zijn tuin was, en hij haar een geschenk gaf. 'Het is wel goed, mevrouw.' 'Dank je, Ben.' Ze draaide zich om, vergat niet te hollen, en rende over het pad langs de groentetuin naar de achterdeur. Ze holde de keuken in en riep uit: 'Kijk eens, mevrouw Blenkinsop, wat ik versierd heb...' Haar stem stierf weg en de hand met de rozen zakte langzaam omlaag toen ze de jongeman bij de ladenkast zag staan. Hij had ruwe werkkleding aan en hij had zijn pet in zijn handen. Hij keek haar even aan, voordat hij zei: 'Goede morgen.' 'Dit is Andrew Maclntyre, mevrouw. Hij heeft een boodschap voor de dominee. Ik heb hem juist verteld dat de dominee niet thuis is.' Ze legde de rozen op tafel en vroeg toen: 'Kan ik misschien iets voor u doen?' 'Ik kom van Toole. Hij vroeg me of ik tegen de dominee wóu zeggen dat hij een rijpaard voor hem heeft, voor de rit op donderdag, als hij daar zin in heeft.' 'O.' Haar stem klonk verbaasd. 'Meestal belt hij wel op.' 'Hij heeft het vanmorgen twee keer geprobeerd, maar hij kreeg iedere keer in gesprek, en omdat ik toch deze kant uitging...' Ze keek hem aan en wachtte tot hij uitgesproken was. Maar toen hij niet verderging, zei ze: 'Dank u.' En toen weer: 'Dank u, ik zal het tegen hem zeggen.' Hij knikte haar toe, draaide zich om en terwijl hij mevrouw Blenkinsop aankeek zei hij kortweg: 'Goedemorgen.' Vanuit het keukenraam keek Grace hoe de lange, enigszins slungelige gestalte de binnenplaats overstak en daarna vroeg ze: 'Hoort hij bij onze gemeente, mevrouw Blenkinsop?' 'Hemeltjelief, ja mevrouw. Maar ik zag aan uw gezicht dat u hem nog niet eerder had gezien. Dat is geen wonder, want hij komt zelden in het dorp. Hij woont op de hei, in dat huisje daar.' 'Zo ver weg? Vandaar dat ik hem nog nooit in de kerk heb gezien.' 'Poeh! Ik denk niet dat u gauw een van de Maclntyres in de kerk zult zien, mevrouw. Ze zijn vierkant tegen de Church of England. Het zijn Schotten, een mooi stelletje... Alle Schotten zijn zuurpruimen, vindt u ook niet, mevrouw?' 'Ik ken niet zo veel Schotten, mevrouw Blenkinsop.' 'Nou, volgens de ervaring die ik met ze heb, zijn het zuurpruimen. De Maclntyres wonen nu al zo'n vijftien jaar in het dorp - en da's toch al een heel tijdje, zou 'k zo zeggen - maar je moet niet denken dat iemand ze nu beter kent dan op de dag dat ze kwamen. We weten alleen dat zij een soort lerares was en dat hij artritis heeft... Volgens mij is-ie gewoon lui, want met zijn krukken kan hij overal komen waar hij wil. Hij heeft al die jaren geen spat uitgevoerd, hij snijdt alleen maar houten beestjes en verkoopt die af en toe. Als je het mij vraagt leven ze van die Andrew.' Mevrouw Blenkinsop zweeg abrupt en voegde er toen aan toe: 'De dominee, mevrouw. Ik geloof dat ik hem net langs zag komen.' 'O ja?' Grace dwong zichzelf in de keuken niet te hollen, ze pakte de rozen van tafel en zei: 'Ik zal ze in de hal opmaken, dan loop ik u niet in de weg.' Maar de keukendeur was nog maar nauwelijks achter haar dicht of ze holde door de hal en vloog de studeerkamer in. 'Hallo, lieverd.' Ze sloeg met de rozen in haar hand haar armen om zijn nek en terwijl ze met de bloemen boven zijn hoofd zwaaide riep ze opgewonden: 'Kijk eens wat ik van Ben heb gekregen, vier prachtexemplaren; hij eet gewoon uit m'n hand.' Hij deed zijn ogen dicht en keek haar niet aan, terwijl hij quasi- streng zei: 'Eigendunk en trots passen een domineesvrouw niet.' 'O Donald.' Ze legde haar hoofd tegen zijn schouder en begon te giechelen. Ze richtte haar hoofd weer op toen hij berispend zei: 'Het is zonde om ze af te knippen. Ik vind dat ze veel beter in de tuin staan, en daar waren ze ook langer goed gebleven. Het zijn er nog maar een paar en ze stonden buiten zo mooi, om deze tijd van het jaar.' Ze maakte haar handen los, keek hem even aan en zei toen zachtjes: 'Ja, ja, ik denk dat je gelijk hebt, Donald, het was erg dwaas van me om er om te vragen. Ik heb hem ertoe overgehaald. Het spijt me.' Het ergerde Donald dat de rozen afgeknipt waren, maar zijn ergernis zou nog groter worden wanneer hij wist dat Ben de rozen zonder meer had afgesneden. Het was dom geweest om te zeggen dat hij uit haar hand at. Daarom herhaalde ze: 'Het spijt me.' 'Nou, ze zijn nu al afgesneden.' 'Wees alsjeblieft niet boos.' 'Ik ben niet boos.' 'Kus me.' Hij kuste haar en draaide zich toen om, en ze riep nerveus en gemaakt vrolijk: 'Ik heb een cadeautje voor een brave jongen.' Ze zweeg even. 'Er is een uitnodiging van meneer Toole; hij zegt dat hij een paard voor je heeft, voor de rit van donderdag.' Hij draaide zich om en zijn ogen straalden van plezier. 'Heeft hij gebeld?' 'Nee, hij probeerde je vanmorgen tot twee keer toe te bereiken, maar je was steeds in gesprek. Daarom stuurde hij iemand met een boodschap, een zekere Andrew Maclntyre. Ken jij de Maclntyres? Ik had nog nooit van ze gehoord, en ik dacht dat ik zo langzamerhand wel iedereen kende.' 'O, de Maclntyres.' Donald strekte zijn nek en de glimlach verdween uit zijn ogen. 'Ja, ik heb ze wel eens ontmoet. Een zeldzaam stelletje kwezels.' 'Ben je wel eens bij ze geweest?' 'Ja, toen ik hier nog maar pas was.' Hij zweeg even en toen hij verder ging klonk zijn stem wat hees. 'Het toonbeeld van een onnozele, stomme Schot.' 'Maar de jongeman leek best aardig.' Haar commentaar klonk verzoenend. 'O ja,' hij lijkt op het eerste gezicht nog wel redelijk. Maar hij heeft toch wel een hoop van zijn vader. Hoewel er, denk ik, toch wel wat in hem steekt, want ik begrijp dat Toole veel belangstelling voor hem heeft gehad, vanaf zijn jonge jaren al. Hij wilde hem naar een landbouwschool sturen, maar daar wilde de vader niets van weten. Dat is vanuit zijn standpunt ook wel weer te begrijpen, de jongen zorgt voor hun onderhoud.' 'Is die vader echt ziek?' 'Niet zo ziek, dat het niet beter zou kunnen als hij echt zijn best deed, en dat is ook de mening van dokter Cooper.' 'Wat jammer - ik bedoel dat die jongen niet verder kon leren.' 'Ja, dat was het. Maar aangezien Toole zelf niet mag helpen, doet nu de dochter haar uiterste best.' Hij keek haar veelbetekenend aan. Grace riep verrukt: 'Bedoel je Adelaïde... is ze...?' 'Ja, tot over haar oren, zou ik zo zeggen, en als haar vader er mee instemt, en dat lijkt me heel waarschijnlijk, want hij mag die jongen graag, dan zit die Andrew Maclntyre er straks warmpjes bij.' 'O, ik hoop dat dat voor elkaar komt. Ik vind Adelaïde erg aardig... zo levendig.' 'Ze zeggen dat ze nogal temperamentvol kan zijn.' 'En wat zou dat, meneer Donald Rouse?' Donald was zijn ergernis over Ben vergeten en ze kon hem weer plagen. 'Van alles!' 'Meen je dat?' Grace keek hem aan, terwijl zij haar hoofd scheef hield. 'Ja, dat meen ik, mevrouw Rouse. Ik weet dat een haaibaai een hoop verdriet kan veroorzaken. Zulk gedrag past niet bij een vrouw...' 'O, Donald,' viel ze hem in de rede, 'ik moet gauw voor de tafel zorgen, en voor de bloemen, maar loop zover mee, lieverd en vertel me eens alles over haaibaaien.' Ze greep zijn hand en wilde hem meetrekken, maar hij bleef staan. 'Je neemt me niet serieus.' 'Nee, Donald, lieverd.' 'Lach je me uit?' 'Ik zou niet durven, meneer.' Haar gezicht stond effen, maar haar ogen twinkelden en ze had de grootste moeite om niet weer te giechelen. Ze voelde zich gelukkig, ze hield van deze speelse woordenwisselingen met Donald. De nachten waren vergeten. Ze kon zichzelf weer wijsmaken dat ze hem aanbad. 'Je mag me niet uitlachen, ik ben op dit moment vreselijk zenuwachtig. Straks moet ik met je tante dineren.' Ze schaterde van de lach. 'Met mijn tante dineren. O, wat klinkt dat grappig, Donald... Dit is het huis van mijn tante... ceci est la maison de ma tante.' 'Toen ze weer begon te lachen legde hij snel zijn hand op haar mond want de voordeurbel ging. Hij siste 'Juffrouw Shawcross. Dat komt er nou van, ik was het bijna vergeten. Kom even mee.' Hij schoof haar snel de kamer uit, door de openslaande deuren naar het terras en vandaar de zitkamer in. Hij deed haastig de openslaande deuren dicht en zei berispend: 'Het gaat over het kerstspel.' 'Het kerstspel?' 'Ja, zie je, ik had niet goed begrepen dat zij altijd de kinderen op de piano had begeleid, niet alleen met de afgelopen Kerst, en toen...' 'Maar het is toch al helemaal geregeld dat ik zou spelen, ik heb de muziek uitgezocht en...' 'Ja, ja, ik weet het, liefste en ze speelt afschuwelijk, dat weten we allemaal, maar het zou haar zoveel verdriet doen als deze kleine taak haar werd ontnomen. Ik had al een paar dagen het idee dat er iets mis was en toen ze vanmorgen bij me kwam ontdekte ik... nou ja... dat het om het kerstspel ging. Ik heb haar natuurlijk verteld dat jij dat niet begrepen had en dat als ze tegen etenstijd even langs zou komen, jij graag de muziek aan haar zou overlaten. Ze is bereid om jouw keuze te volgen. O, liefste, kijk toch niet zo teleurgesteld.' 'Maar ik wilde zo graag de kinderen begeleiden, Donald, ik had me er zo op verheugd!' Ze was terneergeslagen. Het begeleiden van de kinderen bij het kerstconcert en het kerstspel zou haar eerste echt belangrijke activiteit zijn als domineesvrouw en ze had zich er grondig op voorbereid. Er kwamen uit deze gemeente maar zo'n vijftien kinderen naar de zondagsschool en ze vormden geen sterk muzikaal geheel, maar ze had dit als een uitdaging beschouwd. Het kerstconcert en het kerstspel zouden het beste worden, dat het dorp in tijden beleefd had. Ze zou ze laten zien dat ze, ook al was ze nog erg jong om domineesvrouw te zijn, heel bekwaam was, heel bekwaam. Donald klopte haar op haar wang en zei kalmerend: 'Ik heb een idee om jouw talent op een veel grotere schaal te tonen... een avondconcert om eens te laten zien wat je kunt. Wat dacht je daarvan?' Op dit moment was ze te zeer teleurgesteld om haar gevoelens te verbergen. 'O, liefje, toe nou.' Zijn stem had een scherpere ondertoon. 'Wat heb je er nu aan om wat kinderen te begeleiden; je kunt veel beter je debuut maken met een echt concert. Een van de meisjes Farley speelt cello en Blenkinsop, je kan 't geloven of niet, speelt heel aardig viool.' 'Goed hoor.' 'Nou, toe dan, lach eens even. Als tante Aggie je zo zou zien zou ze zweren dat ik je sloeg en ze zou zeggen: "Ik wist het wel. Ik heb het altijd al gezegd."' Ze gaf een speels duwtje en hij kneep in haar hand voordat hij naar buiten op het terras stapte en naar zijn studeerkamer en juffrouw Shawcross ging. Die verrekte juffrouw Shawcross. Grace voelde zich niet schuldig bij die gedachte. Ze begon schoon genoeg te krijgen van die juffrouw Shawcross. Dit was niet de eerste keer tijdens haar korte verblijf in dit dorp dat haar mening moest wijken voor die van juffrouw Shawcross. Eerst was er dat gedoe met die nieuwe literaire groep. Toen moesten de voorstellen van juffrouw Shawcross zo nodig geaccepteerd worden omdat juffrouw Shawcross altijd zoveel voor de kerk had gedaan en daarom was het wel zo aardig om haar ook wat medezeggenschap in deze nieuwe activiteit te geven. Dan was er het verzorgen van het altaar. Grace vond de koperen vazen er te zwaar uit zien, wanneer er bloemen in stonden en ze had ze vervangen door twee zilveren vazen, maar na een week waren ze teruggeschoven naar een donkere hoek van het altaar en de koperen exemplaren domineerden opnieuw het geheel. 'Laat dat nu maar zo,' had Donald gezegd; 'het is de moeite niet waard. Ze heeft dat altaar al jarenlang verzorgd, al vanaf haar meisjesjaren. Ze is het zo langzamerhand als een deel van haar zelf gaan beschouwen.' En toen had hij eraan toegevoegd: 'De kerk betekent heel veel voor haar, dat zul je moeten beseffen, liefste.' En nu dat kerstspel - juffrouw Shawcross had weer gewonnen. Grace schrok van deze gedachte. Ze kwam tot het besef dat ze midden in een tweekamp zat, een tweekamp waarbij list gebruikt werd en ze zag duidelijk in dat als ze ook maar haar eigen positie wilde bewaren, ze zelf ook van list gebruik moest maken. Ze vond dit geen aantrekkelijk vooruitzicht en ze wendde zich van het raam af. Ze schudde haar hoofd alsof ze de hele affaire van zich af wilde schudden. Juffrouw Shawcross was een oude vrijster, een stijve, truttige oude vrijster. Ze zou rustig met tante Aggie over juffrouw Shawcross praten en ze zouden samen om haar lachen. Ja, dat was de beste manier om juffrouw Shawcross aan te pakken: om haar lachen.
Grace gloeide van trots en geluk. Tante Aggie vond het een mooi huis, ze had van het eten genoten en, wat nog belangrijker was - belangrijker dan al het andere - ze scheen Donald ook wat sympathieker te vinden. Donald had zijn uiterste best gedaan om aardig te zijn en naar Graces mening was hij onweerstaanbaar. Tante Aggie had wel van steen moeten zijn om niet weg te smelten bij deze behandeling. Er was slechts één incident geweest waarvan Grace vreesde dat het misschien een minder goede indruk kon maken. Dat was toen Donald de sleutel uit zijn vestzak haalde, naar het dressoir liep en daar het deurtje openmaakte om de wijnvoorraad te voorschijn te halen. Er stonden vier flessen in en een aantal glazen. Hij draaide zich om en keek Aggie aan. 'Wat wilt u drinken? Sherry, medium of dry?' Hij wees de flessen aan. 'Sauterne?... Of whisky... Ierse?' Hij lachte en Aggie antwoordde: 'Graag een Sauterne, dank je.' Grace zag tante Aggie wat verbaasd kijken. De enige glazen op tafel waren glazen voor water, en toen Donald een glas wijn bij Aggie neerzette en een ander bij haar bord, had ze het idee dat ze hier een verklaring voor moest geven. Ze wilde dit juist doen toen Donald op de bekende manier zijn hand ophief en opgewekt zei: 'Laat mij een verklaring geven, liefste. Ik ben de schuldige en ik moet boeten voor mijn zonden.' Voordat hij verder ging schoof hij de wijn terug in het dressoir, deed het deurtje op slot, ging weer zitten en terwijl hij zich over de tafel naar zijn gast boog zei hij: 'Om u de waarheid te zeggen: ik ben een stille drinker, tante Aggie.' Er twinkelde iets in de kleine, heldere ogen van Aggie terwijl ze effen zei: 'Nou, dat verbaast me niets.' 'O, tante Aggie!... en jij, Donald!' Grace keek hem aan. 'Straks gelooft ze nog dat... Het is om mevrouw Blenkinsop, tante Aggie.' Grace fluisterde nu, en boog zich naar haar tante over. 'Dominees en hun vrouwen worden niet geacht wijn bij het eten te drinken, het hele dorp zou er over roddelen...' 'Laten we ons bij de waarheid houden, Grace,' zei Donald rustig. 'Het is niet zo dat dominees geacht worden geen wijn bij het eten te drinken, dominees worden niet geacht geld te hebben om zich wijn bij liet eten te kunnen veroorloven. Dat is het punt. Maar ik ben een slimme man, tante Aggie. Ik heb een vrouw met geld getrouwd, waardoor ik toch aan mijn geheime verlangens kan toegeven.' Donald keek Aggie niet aan, terwijl hij dit zei, maar hij hief het glas tot ooghoogte en draaide met de steel tussen zijn vingers. Met zijn ogen nog steeds op het glas gericht besloot hij: 'Maar er is niets waarvan ik zo kan genieten als een goed glas wijn.' Van over de tafel knikte Aggie langzaam en ze zei: 'Nou, daarin ben ik het in ieder geval volkomen met je eens. Als er iets is, dat ik nog lekkerder vind dan een glas wijn, dan zijn het twee glazen wijn.' De dominee lachte om deze afgezaagde opmerking en Grace bedacht hoe mal het was dat dit tweetal het van harte eens was over een punt waarvan zij had gedacht dat het problemen kon geven. Donalds methode met de wijn was eigenlijk voor-de-gek-houderij, en ze had niet gedacht dat haar tante daarmee zou instemmen. Nee, ze had gedacht dat haar tante daarover zou vallen en zou uitroepen: 'Had ik het niet gezegd?' Ze voelde zich erg opgelucht. Toen de lunch voorbij was en de hele atmosfeer uitstekend bleef, liet ze geen tijd verloren gaan om tante Aggie alle deugden van haar echtgenoot onder de neus te wrijven. Ze dacht dat het wel erg veel indruk op haar tante moest maken dat hij het niet goed vond dat ze de auto gebruikten voor het afleggen van bezoekjes. Ook stond hij erop dat ze mevrouw Blenkinsop maar voor halve dagen zouden nemen. En ten slotte had hij maar drie paar schoenen en weigerde hij nieuwe te kopen voordat er minstens een paar was versleten. 'Nou ja, hij kan er ten slotte ook maar één paar tegelijk dragen, nietwaar?' zei Aggie droog, zonder erbij te glimlachen. Grace werd zenuwachtig. 'Ja, tante Aggie, maar u begrijpt wel wat ik -.' 'Ja, ja ik begrijp je heel goed.' Aggie klopte Grace op haar knie. 'Sloof je maar niet zo uit. Ik denk dat we het best met elkaar zullen kunnen vinden wanneer we elkaar wat beter kennen... ik zal het feit accepteren datje met een heilige getrouwd bent.' 'O, tante Aggie.' Grace liet haar hoofd zakken, alsof ze een standje kreeg, maar toen Aggie in de lach schoot, deed ze mee en ze sloeg haar armen om haar tante terwijl ze riep: 'O, nu heb ik alles wat mijn hartje begeert!' 'Ga eens zitten en verkreukel me niet zo.' Aggie duwde haar in een stoel en vroeg toen: 'Wat voor mensen zijn het hier? Zijn ze aardig?' 'Ja. Ik zal u het dorp laten zien en dan kunt u zelf oordelen. Ze zijn allemaal heel aardig, behalve juffrouw Shawcross.' 'Juffrouw Shawcross? Wie is dat?' 'De vrouw die het postkantoor beheert.' 'Juist ja, het postkantoor, kerkelijk werk, van middelbare leeftijd en... ze zit achter de dominee aan.' Grace zette van verbazing grote ogen op. 'U bent een helderziende - zo is ze inderdaad.' 'Had 'k niet gedacht?' zei Aggie snibbig. 'Kom, ik wil eens een kijkje bij d'r nemen!' Grace lachte. Wat was het toch heerlijk om tante Aggie in de buurt te hebben. Nu had ze alles wat ze wilde - alles? Later die middag, toen Aggie de kerk had gezien en meneer Blenkinsop had ontmoet, aan dokter Cooper was voorgesteld toen hij bij Brooke, de kruidenier naar buiten stapte en bij Sep Stanley, de bakker, was geweest en van hem een warm broodje had gekregen (net als Grace de eerste keer), gingen ze op weg naar het postkantoor en naar juffrouw Shawcross. Ze keken elkaar niet aan toen ze daar naar binnenstapten. De scherpe ogen van Aggie Turner zagen onmiddellijk dat juffrouw Shawcross er heel anders uitzag dan ze gedacht had; ze was jonger en groter en ze vond haar eigenlijk best aardig, wat ze evenmin had verwacht. Toen ze haar bekeek dacht ze: 'Jammer. Als hij hier eerder was gekomen, voordat hij Grace kende, zou deze vrouw mevrouw Rouse hebben kunnen zijn. Ze zou er in ieder geval haar uiterste best voor hebben gedaan, en mijn zegen had ze.' Deze vrouw zou, naar haar idee, een veel betere domineesvrouw zijn geweest dan haar nichtje ooit kon worden, hoezeer ze haar best ook deed. En ze deed zo erg haar best, dat het pijnlijk was om aan te zien, en dat allemaal omdat ze zo verkikkerd was op die man. Ze had wel de indruk dat ze die knaap verkeerd beoordeeld had, want zo te zien bleef hij van Graces geld af. Maar haar zakeninstinct vertelde haar dat hij er toch wel bij voer, terwijl hij er niet op aangekeken kon worden. Hij had een mooi huis met fraaie meubels en hij leefde veel comfortabeler dan hij ooit van zijn eigen inkomen had kunnen doen. Maar ze moest eerlijk blijven. Hij had kennelijk zo zijn principes en leefde die na. Bovendien was ze blij te ontdekken dat hij ook zo zijn zwakheden had. Ze vond dat gedoe over de wijn aan tafel wel komisch. 'Wat vindt u ervan?' vroeg Grace, toen ze weer buiten waren en door het dorp wandelden. 'Ik heb een beetje medelijden met haar. Nee! Nee! Laat me nu even uitpraten!' Aggie stak een vinger op. 'En als ik jou was, zou ik maar oppassen. Praat tegen hem, tegen Donald, maar altijd vriendelijk over haar. Je moet maar je best doen haar een beetje aardig te vinden.' 'O, tante Aggie!' 'Nou ja. Het is maar een idee, maar vergeet niet dat je met haar zult moeten leren leven.' Grace liet dit onderwerp verder met rust - ze verbaasde zich over de reactie van haar tante, en ze was er niet erg mee in haar schik. Het was een mooie, zonnige middag en daarom liepen ze naar de hei. Grace wilde haar tante het uitzicht laten zien vanaf de Roeback Heuvel. Een uur later stonden ze op de top van de Piekheuvel waar vandaan je eindeloze met heide bedekte heuvels kon zien en Grace zei: 'Zullen we een eind het dal inlopen en dan doorsteken naar de Roeback Heuvel?' 'Dat zullen we niet, vandaag tenminste niet,' zei Aggie. 'Ik loop zo ongeveer op m'n wenkbrauwen. We moesten maar eens de kortste weg naar huis nemen.' 'O, laten we hier nog even blijven, tante Aggie. Vindt u het hier niet prachtig?' Ze strekte haar armen uit alsof ze het hele landschap wilde omhelzen. 'Weet u, dit is pas de eerste keer dat ik hier op deze heuvel ben. Ik vind het hier nog veel mooier dan in de hele omtrek.' 'Ja, het is erg mooi.' Aggie knikte terwijl ze om zich heen keek. 'Als je van ruimte houdt tenminste. Ik zie nergens een spoor van beschaving. Ik kan niet zeggen dat ik zelf zo van de eenzaamheid houd. Ik geef de voorkeur aan de Northumberland Street in Newcastle.' 'Ach, u hebt geen gevoel voor natuurschoon.' 'Jawel, dat kan best zijn. Maar ik vind dat het knap frisjes gaat worden. Hatsjie-ie!' 'O, tante Aggie toch!' Grace schoot in de lach. 'Kom, dan gaan we weer. Er moet nog een kortere weg zijn dan de manier waarop we naar boven zijn gegaan.' Aggies verklaring dat er geen spoor van beschaving te bekennen was, bleek verkeerd te zijn, toen ze na tien minuten opeens een huisje zagen staan. Het bestond uit twee verdiepingen en was uit ruwe natuursteen opgetrokken. Het zag er grimmig en somber uit en het had niet het vriendelijke uiterlijk van de huizen in en om het dorp, waarvan er vele van hetzelfde materiaal waren gebouwd. De voordeur van het huis lag aan de kant van de steile weg, die dicht bij het huis iets minder steil werd. Ze waren vlak bij het huis toen ze geschreeuw hoorden. De harde stemmen wekten duidelijk de indruk dat er ruzie was. Grace keek naar Aggie en Aggie kneep haar lippen samen terwijl ze zachtjes mompelde: 'Die vliegen elkaar straks in de haren.' De stemmen zwegen voordat ze het huis bereikt hadden, maar juist toen ze langs de voordeur kwamen ging deze open en stapten er een vrouw en een jonge man naar buiten. Ze bleven direct staan toen ze de twee vrouwen zagen. Grace herkende de jongeman als Andrew Maclntyre en ze nam aan dat de vrouw zijn moeder was. Het was raar, bedacht ze, dat ze hem al die tijd, dat ze in het dorp woonde, niet had gezien en dat ze hem nu twee keer op één dag tegenkwam. 'Goedemiddag,' zei ze. De vrouw bewoog haar hoofd heel even en mompelde: 'Goedemiddag.' 'Dit is mijn moeder. Dit is de vrouw van de dominee, moeder.' De jongeman keek Grace aan terwijl hij sprak. De vrouw knikte even en Grace zei: 'Hoe maakt u het, mevrouw Maclntyre?' 'Dank u, heel goed... mevrouw.' Ze scheen moeite te hebben het woord mevrouw er aan toe te voegen. 'U hebt hier een prachtig uitzicht.' Grace wendde zich half van hen af. 'Ja, het is een mooi uitzicht,' zei de vrouw. 'En het is ook een mooie wandeling hierheen,' klonk Aggie vermoeid. 'Ik zal blij zijn als ik straks zit.' Of dit nu wel of niet een hint was om binnen gevraagd te worden, de vrouw ging er in ieder geval niet op in. In plaats daarvan wees ze hun de kortste weg naar huis. 'U kunt het veel sneller doen,' zei ze, 'en achter het huis van juffrouw Tupping... ik bedoel achter uw eigen huis uitkomen, mevrouw,' voegde ze er verontschuldigend aan toe. Ze keek haar zoon aan en zei: 'Je gaat toch naar het dorp. Wil jij de dames de weg wijzen, Andrew?' De uitdrukking op het gezicht van de jongeman veranderde niet, dus er viel niet uit op te maken of hij dit vervelend of plezierig vond. Toen hij antwoordde keek hij Aggie en Grace niet aan. 'Wilt u mij maar volgen,' zei hij. Nadat ze mevrouw Maclntyre gegroet hadden volgden ze hem langs het huis. Grace liep achter hem. Ze keek naar zijn rug. Hij was erg slank, vooral bij zijn heupen en hij liep langzaam, alsof hij alle tijd had... en toch was hij snel genoeg naar buiten gekomen. Hij had kennelijk ruzie gemaakt met zijn vader; het was waarschijnlijk niet met zijn moeder geweest, daarvoor had ze hem te zachtmoedig aangekeken. Hij leek erg veel op zijn moeder; hij had dezelfde ogen, rond en bruin, bijna zwart, maar zijn haar was niet zo donker als het hare. 'Gaat het een beetje, tante Aggie?' Ze draaide zich om en zag hoe Aggie voorzichtig het steile, met stenen bezaaide pad afkwam, en Aggie antwoordde: 'Ja, het lukt best, zolang als het niet slechter wordt.' 'Uw moeder zei dat het pad achter ons huis uitkomt. Gaat het door het bos?' vroeg ze aan zijn rug. 'Jazeker.' Terwijl ze over het ongelijke pad glibberde merkte ze op: 'Ik geloof niet dat ik dit pad vaak zal gebruiken.' 'Meestal is het niet zo slecht als nu. De regen heeft veel stenen los- gespoeld. Mijn moeder stond daar niet bij stil, toen ze het voorstelde. Het spijt me.' Hij stopte en keek achter haar naar Aggie. 'O, het geeft niet,' verklaarde Aggie opgewekt, 'als dit korter is vind ik het uitstekend.' 'Nou, het is in ieder geval korter.' Toen ze verder liepen dacht Grace: 'Hij heeft een mooie stem.' In tegenstelling tot zijn uiterlijk was er niets nors aan. Zijn stem klonk warm en had een Schots accent. Hij mocht dan al jaren in Northum-berland wonen, dat Schotse accent was hij nog niet kwijt. Ze wilde er graag meer van horen maar zijn spaarzame woordgebruik bood haar daar weinig gelegenheid toe. Op een gegeven moment kruisten ze een verharde weg en ze merkte op: 'Dat lijkt een goede weg, waar voert die heen?' 'Naar de steengroeve.' 'O, ik wist niet dat er hier een steengroeve in de buurt was.' Ze keek naar zijn afgewende gezicht. 'Die is nu niet meer in gebruik.' Zijn manier van spreken moedigde haar niet aan om verder te vragen en ze liet het onderwerp rusten. Een paar minuten later waren ze in het bos en toen ze bij een open plek kwamen waar drie paden op uit kwamen, zei hij, zonder zich om te draaien: 'Hier moeten we links aanhouden.' Tien minuten later kwamen ze van een smal paadje tussen de braamstruiken opeens op een veldje en daar zagen ze de heg van Wilgen-weide. 'Wel heb ik ooit!' Verbaasd keek Grace om zich heen. 'Wc zijn er dus', gaf Aggie als droog commentaar. 'Dank u zeer.' Ze knikte naar hun escorte. Maar toen ze de hoge heg zag, keek ze hem opnieuw aan en vroeg: 'Kunt u ons ook zeggen hoe we daar overheen moeten?' 'O, er is verderop een hek, tante Aggie,' bracht Grace te berde. 'Het is op slot, maar als we hard roepen hoort Ben ons vast wel - de kassen zijn er vlak bij.' Ze keek naar de jongeman en zei glimlachend: 'Heel hartelijk dank voor uw goede geleide en voor het wijzen van de weg. Ik ga vaak in het bos wandelen, maar dan neem ik altijd de hoofdweg.' Hij knikte terwijl hij haar aankeek maar hij zei niets. Hij tikte tegen zijn pet en zei kortaf: 'Tot ziens.' Dat was voor hen beiden bedoeld en Aggie zei: 'Tot ziens en bedankt', maar Grace herhaalde alleen maar zijn woorden. 'Tot ziens,' zei ze. Toen ze gearmd over het veldje naar het hek liepen grinnikte Aggie: 'Een aardige jongen nietwaar? Ik heb me gewoon slap gelachen!' En Grace citeerde mevrouw Blenkinsop: 'Alle Schotten zijn zuurpruimen.' Dat het bezoek van tante Aggie een groot succes was geweest, werd duidelijk toen ze in de slaapkamer voor de spiegel haar hoed opzette. Ze keek Grace aan en zei toen: 'Ik ben erg blij jou gelukkig te zien, mijn kind... en ik denk dat ik maar eens moet toegeven, dat ik het bij het verkeerde eind heb gehad, nietwaar?' 'O, tante Aggie!' Grace draaide haar om, van de spiegel af en Aggie protesteerde: 'Pas op, kijk uit voor mijn hoed... dat gaat me geld kosten!' 'O, tante Aggie!' 'Hou nou eens op met dat 'O, tante Aggie!' en denk vooral niet dat ik net als Susie en Ralph de hele dag over hem ga lopen zwammen, dat zal ik nooit doen.' 'O, dat komt nog wel.' Aggie gaf haar een por en duwde haar lachend de overloop op, roepend: 'Help, Donald, ze vermoordt me!' en Donald riep van beneden uit de hal waar hij stond te wachten: 'Nou, het werd hoog tijd en ik moet bekennen dat ik daar niet toe in staat ben.' De hele atmosfeer was huiselijk en gezellig en in die stemming zwaaiden ze Aggie uit, toen ze de oprit afreed. Daarna draaiden ze zich om en liepen gearmd naar binnen. Grace vond dit de gelukkigste dag van haar leven, nog gelukkiger zelfs dan haar trouwdag. Wanneer ze aan het incident met juffrouw Shawcross terugdacht beschouwde ze het nu als een van de spelde-prikken die domineesvrouwen in het leven moesten kunnen doorstaan. In elke gemeente was wel een juffrouw Shawcross. Zelfs toen Donald om tien uur zei dat hij nog niet naar boven ging, omdat hij nog een uurtje moest lezen bleef haar stemming even gelukkig. Ze deed er langer over dan gewoonlijk om in bed te komen en ze bleef een poos lezen. Tegen elf uur hield ze op met lezen, en toen het halftwaalf was hoorde ze nog steeds niemand naar boven komen. Ze begon weer met haar benen te spartelen en draaide zich op haar buik. Om twaalf uur draaide ze zich van haar ene zij op haar andere en probeerde zich te beheersen om niet naar de studeerkamer te gaan. Daar hield hij niet van, dat wist ze. Toen ze hem later, het leek wel een eeuwigheid maar het waren niet meer dan twintig minuten, de trap op hoorde komen en zachtjes de kamer in hoorde gaan, lag ze op haar zij, met haar gezicht half in het kussen en half onder het laken. En toen ze voelde dat hij naast haar bed stond en haar aankeek, bewoog zc niet. Hij had gehoopt haar in slaap te vinden; welnu, dan vond hij haar in slaap. Ze trok haar buik in, kneep haar ogen dicht en beet op haar tong... ze had nog steeds niet gehuild.