DEEL I
Terwijl ze naar de zwarte, met ijsbloemen bedekte ramen staarde hoorde ze de stem, die eerst fluisterend was geweest, in haar hoofd luider worden. 'Doe het licht uit,' beval de stem. 'Vooruit nu, doe het uit!' Haar ogen gleden naar het licht boven de toilettafel, aan haar linkerkant, daarna naar het knopje naast het raam. Ze verbeeldde zich dat haar hele lichaam, haar armen, benen en hoofd, zelfs haar ingewanden naar dat ene punt trokken, dat kleine koperen knopje, toen ze langzaam haar arm optilde en, na een onderdeel van een seconde te hebben geaarzeld, het licht uitdeed. Ze deed haar ogen dicht toen de heldere contouren van haar kamer abrupt verdwenen en ze wachtte tot de paniek in haar zou opstijgen, maar dat gebeurde nauwelijks, want ze voelde nog het zachte schijnsel van de vier lampjes die aan de muur hingen. De angst nam toe. 'Nu die ook,' commandeerde de stem. Maar dat zou betekenen dat ze de hele kamer door moest lopen, van het raam naar de deur waar de lichtknopjes van de wandlampen zaten. Dat kon ze niet. Erheen lopen was tot daar aan toe, maar ze moest ook weer terug... in het donker. Voordat deze gedachte was verdwenen liep ze al naar de slaapkamerdeur en terwijl ze haar vinger op het eerste knopje legde, richtte ze haar ogen op de vloer. Na de klik vlogen haar ogen snel door de kamer; ze voelde zich wat duizelig worden. Alles was nu in een zacht, groen licht gehuld. Het was alsof ze onder water keek. Het witte slaapkamerameublement was niet langer wit maar wazig lichtblauw; het bed met de doorgestikte sprei dreef als een langwerpige gouden doos heen en weer over de zeebodem, want het mosterdkleurige tapijt zag er nu uit als zand. De roze gordijnen voor het grote raam aan de andere kant van de toilettafel leken bijna blauw, zelfs zwart waar ze het tapijt raakten. Maar de gordijnen voor de openslaande deuren leken hun eigen kleur te behouden. Ze waren het enige in de kamer dat nog herkenbaar bleef in dit vreemde licht. Haar lichaam begon weer op te spelen. Het was nu droog, hard en gespannen. Elke vezel van haar lichaam scheen haar naar het raam te trekken. Met een kleine beweging van haar vinger verdwenen de laatste twee lichtjes aan de muur en ze bleef in de totale duisternis even beduusd staan. Hoewel haar lichaam zich wanhopig naar het raam, naar bevrijding scheen te willen vechten, bewoog ze zich maar langzaam. Toen ze bij het venster was, legde ze haar handen plat tegen het ijskoude glas. Ze haalde diep adem, deed de glazen deuren open en stapte het balkon op. Ze stond buiten in de nacht, zo maar zonder licht in de nacht. Hoe lang was het geleden dat ze zo naar de nacht had gekeken? Ze kon het zich niet herinneren, ze wilde het zich niet herinneren. Haar ademhaling werd dieper, langzamer en regelmatiger alsof ze nu ter wereld kwam, alsof ze uit een baarmoeder kwam en opnieuw werd geboren terwijl alles wat er in het verleden was gebeurd een herinnering aan een vorig bestaan was. Toen de frisse lucht haar longen binnenstroomde kon ze het van vreugde over de opluchting wel uitschreeuwen, maar ze hield haar vuist tegen haar mond. Er klonk geen geschreeuw en geroep meer in haar hoofd, het was allemaal over en voorbij. Ze was opnieuw geboren. Het enige verschil was dat ze nu niet jarenlang hoefde te wachten voordat ze zich van haar omgeving bewust werd, ze wist al waar ze was. Natuurlijk had ze altijd geweten waar ze was. Hoe slecht ze er ook aan toe was geweest, toch had ze altijd geweten waar ze was. Bij daglicht tenminste. Maar nu was het nacht, met duisternis om haar heen, onder en boven haar, maar vreemd genoeg niet langer in haar. Ze zag de nacht onder ogen en ze trotseerde hem. Er waren geen sterren. Het was een donkere, zwarte nacht. Ze had geen donkerder nacht kunnen uitzoeken om haar wankele moed te testen. Nu stond ze daar hoog in de nacht en ze was niet langer bang... Nou ja, een klein beetje nog. Ga zitten en kijk om je heen, zei ze tegen zichzelf en daarna antwoordde ze: het is te koud. Maar ze gehoorzaamde opnieuw aan haar moed en haar hand lag al op de smeedijzeren stoel die een derde deel van het balkon in beslag nam. Toen ze zat stopte ze haar handen tussen haar knieën en drukte ze tegen elkaar. Het was een kinderlijk gebaar. Ze kon zich niet herinneren dat ze het de laatste jaren had gemaakt, niet sinds ze een meisje was geweest en als bruid naar dit huis was gekomen... De duisternis van de hemel scheen wat doorzichtiger te worden. Ze zag de bomen die langs de oprijlaan stonden nog donkerder afsteken. De oprijlaan was aan haar linkerhand. Enigszins naar rechts was er een onderbreking in het patroon; dit was pas sinds kort, toen ze de oude beuk had laten kappen. Er waren problemen over geweest. Ze konden het niet begrijpen. Dat kon ze ook niet van hen verwachten, alleen zij wist waarom ze de beuk had laten kappen. Maar daar was ze ook weer niet zó zeker van. Deze gedachte bezorgde haar even een vlaag van angst. Bij daglicht kon ze door deze opening de heidevelden zien, waarvan ze de hellingen, de heuvels en de rotsen zo goed kende, dat ze zelfs nu de vormen ervan in het duister kon zien. Afgezien van het huisje dat daar rechts in de verte stond, was er helemaal niets. Kilometers ver strekten zich de heidevelden uit. Maar links, voorbij de oprit heuvelafwaarts, lag het dorp. Vijf minuten lopen van het hek lag het dorp... lag de wereld. De hele wereld was vertegenwoordigd in het dorp. Daar had je James Buckmaster, slager en groenteman, klein en mager, erg mager voor een slager, niet stevig en gespierd. Maar waarom zouden slagers stevig en gespierd moeten zijn? Ze leidden, zoals zovelen, een dubbel leven. Misschien voelde hij zich van binnen wel stevig en gespierd. Dan had je Brooke met zijn kruideniers- en manufacturenwinkel, waarin hij ook drogisterij- en fotografieartikelen verkocht. Hij bezorgde zijn boodschappen meer dan vijftien kilometer ver. Hij was ouderling in de kerk. Zijn vrouw sprak niet met de vrouwen die naar de stad gingen om hun provisiekast te vullen, want waar was een vrouw anders voor dan om haar man te steunen? Ze voelde een ironische lach in zich opkomen, maar onderdrukte deze snel en richtte zich in gedachten weer op de bewoners van het dorp. Hoewel er in het dorp geen straatlantaarns waren, zou het er niet donker zijn, want Barker, de eigenaar van Het Hert, liet altijd minstens twee lampen buiten branden. Barker was een aardige man, een vriendelijke man. Ze zeiden dat hij het wel niet lang meer zou maken, want hij verdronk zichzelf bijna in zijn eigen bier. Hij had een enorme buik, maar hij had ook een enorme glimlach en misschien zou die glimlach hem drijvende weten te houden wanneer hij in het bier dreigde te verdrinken. Ze voelde opnieuw een lach in zich opkomen, maar deze keer was het van pret. Dan juffrouw Shawcross, Kate Shawcross zoals ze werd genoemd. Ze beheerde het postkantoor. Waarom werd het postkantoor in een dorp altijd door een vrouw beheerd en zelden door een man? Ze had er nog nooit eerder bij stilgestaan, maar ze wilde niet aan Kate Shawcross denken. Haar gedachten gingen naar Peggy Mather, waarvoor ze niet ver hoefde te gaan want Peggy woonde bij juffrouw Shawcross in huis -ze was haar nichtje. Ze was kokkin op Wilgenweide en op dit moment was ze beneden in de keuken bezig met de voorbereidingen voor het diner, het kerstdiner op kerstavond, een familiediner. Ze zette Peggy Mather snel uit haar gedachten want ze begon opnieuw te beven. Ze troostte zichzelf: morgen om deze tijd zou ze aan Peggy Mather kunnen denken en aan nog allerlei andere dingen waarover ze van zichzelf nog niet had mogen nadenken. Morgen om deze tijd zou ze weten of ze vrij zou zijn of niet. Zo moest ze niet redeneren. Ze berispte zichzelf voor al haar gepeins. Maar ondanks dat dwaalden haar gedachten terug naar Kate Shawcross en het postkantoor en de verlichting van het dorp. Kate Shawcross liet nooit een lamp buiten branden om de mensen op straat in het donker te helpen. Zelfs het licht binnen in de winkel was maar een klein pitje en ze deed het tegen sluitingstijd uit. Maar toch zeiden ze dat het een goede vrouw was. Wanneer je in aanmerking nam dat ze de zondagsschool leidde, het altaar verzorgde en reeds jarenlang aanzienlijke geldbedragen aan diverse kerkelijke fondsen overmaakte, dan leek ze inderdaad een goede vrouw. Maar sommige mensen lieten zich door dat mooie verhaal niet misleiden. Ze wisten wel waarom Kate Shawcross zo goedgeefs was. Blenkinsop, de koster, had het een keer heel keurig onder woorden gebracht toen hij zei dat haar goedheid niet veel voorstelde, want ze hield van God omdat God de mens had geschapen. Dat was heel netjes gezegd, heel keurig. Toen zijn vrouw was gestorven wilde Blenkinsop met Kate Shawcross trouwen; ze zeiden dat hij dat wilde omdat ze er warmpjes bijzat. Ze had een aanzienlijke erfenis gekregen van een oom in Canada, een man die ze nooit had gezien. Ze zeiden ook dat Kate het huwelijksaanzoek verontwaardigd had afgewezen. Dus Blenkinsop had zo zijn redenen om onvriendelijk te doen en dat kwam omdat... God de mens schiep. Opnieuw voelde ze dat ze moest lachen, maar deze keer was het geen bevrijdende lach, maar één geladen met bitterheid. De lach verdween en de bitterheid kreeg de overhand. Die steeg onstuitbaar in haar op en ze zei tegen zichzelf; genoeg, genoeg! Daarmee moest ze ook ophouden. Ze richtte haar hoofd op en keek weer naar het dorp. In de verte, daar rechts, zag ze een lichtje in de duisternis twinkelen. Ze wist dat dat het schijnsel was van de lamp van dokter Cooper. Hij had een buitenlamp bij het hek, in zijn behandelkamer brandde ook altijd een lamp en de gordijnen waren nooit dicht. Wanneer alle andere lampen in het dorp uit waren, zelfs die bij Het Hert, dan bleef het licht bij dokter Cooper aan. Hij was het licht in een duistere wereld, die David Cooper. Zo dacht niet iedereen over hem; zijn ideeën waren te vooruitstrevend voor veel behoudende lieden in het dorp. Maar voor haar was hij als een moeder en een biechtvader. Het woord biechtvader deed haar ineenkrimpen en ze wendde haar blik af. Onmiddellijk werd haar oog getrokken door iets dat een vallende ster leek, zo hoog was het in de duisternis. Ze wist dat het geen ster was, het waren de koplampen van een auto en ze priemden in de duisternis door het hek van de boerderij van Toole, die op de helling van de Roeback Heuvel lag. James Toole zou naar Het Hert gaan. Ze zeiden dat hij elke avond naar Het Hert ging om zijn vrouw, tevens zijn nicht, te ontvluchten, want Adelaïde Toole was een verbitterde vrouw. Dat was ook geen wonder. Ze liet haar hoofd zakken, want haar geweten knaagde wanneer ze aan Adelaïde Toole dacht. Het verdriet van Adelaïde lag haar zwaar op het hart. Ze zei als altijd: ik kon het niet helpen, ik ben er niet mee begonnen. En deze keer voegde ze er aan toe: echt niet? Echt niet? Ze keek door de opening waar eens de beuk had gestaan naar de heidevelden, en het was alsof ze tegen iemand daarginds sprak, want ze duisterde nu hardop en smekend: 'Het was niet mijn fout, nee toch?' Ze haalde haar handen van haar knieën en legde ze op het berijpte ijzer van het balkonhek. Ze leunde voorover. Op dat moment hoorde ze haar gezin terugkeren en er ontstond ongewoon veel drukte beneden haar op de oprit. Ze ging direct rechtop zitten. Ze zei tegen zichzelf dat ze niet moest bewegen, ze moesten haar zo vinden. Het zou weliswaar niet het bewijs zijn, hoe kon dat ook, dat ze op de drempel van een nieuw leven stond, maar ze toonde daarmee toch dat ze einde-lijk de angst had verdrongen. Dat ze zich daarom niet langer bezorgd over haar hoefden te maken, of gefluisterde familiebesprekingen over haar hoefden te houden. Enige minuten later werd de kamer hel verlicht. Ze draaide zich om. Ze staarden haar verbijsterd aan vanaf de andere kant van de grote slaapkamer en holden toen naar haar toe, betuttelden haar met veel geklop, geaai en geroep van lieverd en schat en ach en wee. Beatrice, stevig en rond, met een moederlijk figuur alsof ze al twaalf kinderen had in plaats van eentje van twee jaar, stond te huilen. 'Oh, wat is er aan de hand? Kom toch gauw binnen, met die kou! O! Je bent bevroren, voel je handen eens!' En Stephen, lang en slungelig, riep: 'Is alles wel goed met je? Wat bezielt je?' Toen zei Jane, sinds een week zeventien jaar en nog niet oud genoeg om diplomatiek te zijn, wat ze eigenlijk allemaal wilden zeggen. 'O, mammie, je hebt ons vreselijk laten schrikken. Waarom had je het licht uitgedaan?' Grace Rouse keek om zich heen, glimlachte naar allen en zei vriendelijk : 'Omdat ik dat wilde.' Verbaasd keken ze elkaar aan en ze moest zich van hen afwenden om niet te zeggen: 'Wees maar niet bang, ik zal jullie kerstfeest niet bederven; er komen geen scènes. Wees maar niet bang, beste mensen.' 'Ik zal gauw iets warms te drinken voor je halen en ik zal een hartig woordje met Peggy spreken.' Beatrices stem klonk nu heel moederlijk. 'Het buitenlicht was ook niet aan. Het hele huis was donker aan de voorkant. Zo heb ik het huis nog nooit gezien... In de afgelopen jaren tenminste niet. Zoals Jane al zei, we zijn ons lam geschrokken. Ga zitten, lieverd.' Ze legde haar handen op de schouders van haar moeder om haar in de stoel te duwen en ze herhaalde: 'Ik zal iets warms voor je te drinken halen.' Grace glimlachte treurig in zichzelf. Beatrice deed erg uitsloverig; dat deed ze al sinds ze gisteren was gekomen. Ze wilde iets-niet voor zichzelf, natuurlijk niet, maar voor Gerald. Gerald zou weer geld willen lenen. Ze had het al een poosje voelen aankomen. Nou, dat was dan heel jammer, maar ze zou hem teleur moeten stellen. Ze hoopte dat hij er niet vanavond over zou beginnen, want haar weigering zou de feestvreugde bederven, en dat wilde ze niet. Nee, ze hoopte dat hij ermee zou wachten tot tweede kerstdag, vlak voordat ze naar huis zouden teruggaan. Ze maakte zich voorzichtig los uit de hand van haar oudste dochter en zei: 'Betuttel me niet, Beatrice. Ik voel me uitstekend en ik ga naar beneden.' Ze liep naar de deur, draaide zich om en keek hen aan, alsof ze weer kleine kinderen waren die ze iets moest vertellen dat ze nog niet helemaal zouden kunnen begrijpen. Ze zei: 'Je kunt niet stil blijven staan. Jullie grootvader zei altijd, "Als je niet vooruitgaat, zul je teruggeduwd worden". Ik denk dat ik vooruit zal gaan.' Ze lachte, een afspiegeling van de vrolijke lach die ooit zo kenmerkend voor haar was geweest. Ze had drie geluidloze stappen gedaan toen ze weer bleef stilstaan. Haar ogen werden, over de ruimte die eerder als een kamer dan als een overloop was gemeubileerd, getrokken naar het boveneinde van de trap waar het schilderij hing van haar overleden echtgenoot. De zware, vergulde, opengewerkte lijst helde vanaf de witte muur naar voren, terwijl het portret van de gestalte in kerkelijke kledij op de muur zelf geschilderd leek, waardoor het geheel een driedimensionale indruk wekte. Ze was aan het schilderij gewend, ze kwam er elke dag talloze keren langs, maar ze keek er nooit naar, tenminste niet met haar ogen, maar haar geest was er bijna altijd mee bezig. Zelfs nu keek ze niet naar de gestalte, maar naar de lijst. In de bovenkant waren bloemen gevlochten, echte bloemen die morgen beslist verwelkt zouden zijn. Aan de onderkant waren twee vazen bevestigd, gevuld met anemonen. Jane stond nu naast haar. Haar stem klonk zacht en kalmerend, bijna fluisterend. 'Dat heb ik gedaan, ik heb de hele dag aan hem gedacht. Het is nu meer dan een jaar geleden... en... nou ja...' Grace liep langzaam weg van haar jongste dochter, naar de bovenkant van de trap, maar toen ze langs het schilderij liep, keken de ogen van haar geest ernaar en ze kon de stem uit haar diepste, donkere binnenste niet onderdrukken: 'Vervloekt ben je!' Voordat haar voeten de tweede tree raakten was de angst terug en ze vocht en smeekte tegelijk: 'Nee! Nee! Begin niet weer opnieuw, denk toch niet zo. Dat moet nu echt ophouden. Nu geen woede meer. Laat het ophouden. In godsnaam, laat het ophouden. Ik ben niet bang meer.' De stem in haar hoofd nam het over en schreeuwde als in de oude, bekende paniek. Niet meer! Hoor je dat? Ik ben niet bang meer! Tegen de tijd dat ze de hal in stapte was er nog slechts een echo van die stem in haar. Ze stopte even en haalde beverig diep adem voordat ze omkeek en haar gezin de trap af zag komen met bezorgde gezichten, ieder op zijn eigen manier. Vlug stak ze haar hand uit, greep die van Jane en trok haar naar zich toe. Dit gebaar verbaasde hen nog meer, maar op het gezicht van Jane verscheen ook een blik van verrassing en vreugde terwijl ze hand in hand door de hal naar de zitkamer liepen. Beatrice en Stephen volgden hen niet. Ze keken elkaar veelbetekenend aan en liepen toen de trap af, de hal door, naar een smalle gang met een deur aan het eind. Juist toen Beatrice de kamer in wilde gaan hoorde ze de stem van haar man in de keuken, waar hij grapjes stond te maken met Rosie Davidson, de tijdelijke hulp van Peggy Mather. Ze wachtte tot hij te voorschijn kwam. Ze wenkte hem en toen hij bij haar was gleed de grijns van zijn gezicht. Hij vroeg met gedempte stem: 'Wat is er aan de hand?' Beatrice gaf geen antwoord maar liep de studeerkamer in. De twee mannen volgden haar en pas toen de deur dicht was en ze zelf in een grote leren stoel bij het haardvuur was gaan zitten, gaf ze haar man antwoord. Ze zei kort: 'Het is om moeder.' 'O!' Het klonk veelzeggend, en Gerald wachtte even voordat hij verderging. 'Wat is er nu weer aan de hand?' 'Er is niets aan de hand: alles leek in orde. Je kunt het geloven of niet, maar ze was in haar kamer met alle lichten uit. Enze stond op het balkon. Nietwaar, Stephen?' Stephen had zijn plaats, met zijn rug naar de haard, weer ingenomen. Hij stond daar graag... Zijn vader had daar ook altijd zo gestaan. Zomer of winter, zijn vader ging altijd daar staan, met zijn rug naar het haardvuur... Hij voelde in deze kamer altijd heel sterk de aanwezigheid van zijn vader. Hij besefte dat zijn zuster en zwager hem doordringend aankeken en dat hij nog geen antwoord had gegeven op Beatrices vraag. Hij richtte zich op en strekte zijn nek, eveneens net als zijn vader placht te doen, en zei toen: 'Ze schijnt niet langer bang in het donker te zijn. Ik zou bijna zeggen dat ze eigenlijk nergens meer bang voor is.' 'Nou, dat werd anders wel tijd.' Gerald trok zijn broekspijpen keurig op voordat hij tegenover zijn vrouw ging zitten. 'Het is jammer dat ze haar zenuwen niet eerder de baas is geworden, dat zou ons een hoop zorgen hebben bespaard.' 'Ons en papa.' Beatrice keek naar het bureau dat tussen de twee ramen stond. Het bureau was groot en zwaar en nam veel ruimte in beslag. De enige voorwerpen op het bureau waren een inktpot, een bakje, een vloeiblad en een foto in een lijstje. Beatrice keek naar de foto en er kwam een vochtig waas voor haar ogen terwijl ze zachtjes zei: 'Arme papa.' De deur van haar geweten bleef stevig gesloten terwijl ze dit dacht. Gerald strekte zijn benen weer, haalde een pijp uit zijn zak en begon die te stoppen terwijl hij zichzelf herhaalde: 'Arme papa.' Nou ja, ongetwijfeld had hij het er moeilijk mee gehad, maar eerlijk gezegd had Gerald die zin wel vaker gebruikt; eerlijk gezegd was hij niet echt bedroefd geweest bij het overlijden van zijn schoonvader, zelfs al was die oude heer altijd, behalve bij één speciale gelegenheid, heel vriendelijk tegen hem geweest. Maar je kon er nooit achter komen wat hij precies dacht. Wel hartelijk en zo, vol grapjes, altijd behulpzaam, in ieder geval met goede raad, maar toch was er iets... Hij had zich bij hem nooit op zijn gemak gevoeld. Maar van die twee had hij toch wel liever de oude heer, want van zijn schoonmoeder, dat moest hij bekennen, kreeg hij het op zijn zenuwen. Al had hij zich bij hem niet helemaal op zijn gemak gevoeld, bij haar voelde hij zich helemaal niet op zijn gemak. Ze bekeek je alsof je straatvuil was, dat door de kat mee naar binnen was gesleept; met een air alsof ze hare majesteit zelf was. En wat was ze uiteindelijk zelf? De dochter van een kolenboer, dat was ze. Natuurlijk - hij hikte een lachje in zichzelf - zou hij er helemaal geen bezwaar tegen hebben gehad de zoon van die kolenboer te zijn en ook wat van die centen te hebben geërfd. Ze zwom gewoon in het geld. Maar evengoed was ze zo gierig als wat. Een armzalige duizend pond voor Beatty als huwelijkscadeau. Hij durfde er zijn hoofd om te verwedden dat zij er vijfduizend had kunnen geven zonder ze te missen. Goed, ze had dan nog eens duizend pond aan Yvonne geschonken, toen die werd geboren, maar dat geld had ze vastgezet, zodat ze er niet aan konden komen voordat het kind eenentwintig was. Ze was de laatste jaren dan misschien een beetje getikt geweest, maar haar zakeninstinct had er niet onder geleden, dat was zeker. En nu moest hij proberen geld van haar los te krijgen. Hij likte over zijn korte, blonde snor. Als ze het nu eens niet wilde en Livsey verkocht zijn aandeel in de garage aan een ander? Dat kon ze niet doen. Wat was zevenduizend pond nou voor haar? Zakgeld. Kijk maar eens naar dit huis, net een luxueus hotel met alles wat erin stond. Het probleem was dat ze hem niet mocht. Hij wist dat ze hem niet mocht, dus wat moest hij als ze er niet op inging? De gedachte was onverdraaglijk en hij sprong overeind. Dit gebaar vroeg om een verklaring voor de verbaasde blikken van zijn vrouw en zwager en met veel tegenwoordigheid van geest vroeg hij vlug: 'Waar is Yvonne? Ik bedacht zo juist dat ik haar helemaal niet heb gehoord. Ligt ze te slapen?' 'Slapen? Doe niet zo zot! Ze zit bij juffrouw Shawcross. Ze smeekte me of ze daar een half uurtje mocht blijven. Stephen en ik waren even naar de kerk gegaan en ze was juist klaar met het altaar. Ze wilde dat we met haar mee naar huis gingen. Ze heeft de hele tijd over die nieuwe man zitten praten. Ze kan hem niet uitstaan, ze beschouwt het nog steeds als papa's kerk, en dat zal wel zo blijven.' Gerald gaf geen antwoord, maar hij dacht: zot oud wijf. Alweer zo eentje die stierf van het geld. Waarom waren het altijd vrouwen die geld erfden? Hij knoopte zijn jasje dicht, keek Beatrice aan en zei abrupt: 'We moesten er maar eens heengaan en haar ophalen, ze zal helemaal hotel-de-botel van opwinding zijn en je weet hoe ze dan is. En we moeten ook nog met de boom en de pakjes aan de slag.' Bij het noemen van de werkzaamheden voor Kerstmis zuchtte Beatrice verveeld. Ze ging de kamer uit, gevolgd door haar man. Stephen die nog steeds bij het haardvuur stond, begon heen en weer te wiegen. Van zijn tenen op zijn hielen, met halfgesloten ogen. Terwijl zijn handen, rug, achterwerk en kuiten lekker warm werden, wiegde hij zichzelf bij zijn dagdromen... Hij hield van deze kamer, hij was er dol op. Hij beschouwde het als de zijne; in feite was het hele huis van hem. Zo goed als, ten slotte was hij de enige zoon. Beatrice was onderdak en zoals het er nu voor stond zou Jane dat binnenkort ook wel zijn. Hij veronderstelde dat dat morgen duidelijk zou worden, wanneer die man ten tonele kwam. Hij vroeg zich even af wat voor iemand het zou zijn. Het was in ieder geval iets, dat hij lector in Durham was; ze ging niet beneden haar stand zoals Beatrice had gedaan door met Gerald Spencer te trouwen. Beatrice had hem meer verdriet gedaan met Spencer dan hij zou willen toegeven. Spencer was een bepaald soort. En dat was helemaal duidelijk geworden toen ze overhaast hadden moeten trouwen. Raar was dat. De hele geschiedenis had zijn vader vreselijk van streek gemaakt, maar hij herinnerde zich dat zijn moeder zich totaal niet had opgewonden. Hij begreep precies hoe zijn vader erover had gedacht, want hij had hetzelfde gevoeld, intense afschuw, het was weerzinwekkend. Hij begon opnieuw te wiegen en bijna uitdagend nam hij in gedachten een besluit: je zult nooit trouwen, dacht hij ernstig. Nee, hij zou nooit trouwen want priesters hoorden niet te trouwen. Je kon niet twee heren dienen, en voor zover hij het kon bekijken was een vrouw een heer. Dan was er ook nog een andere kant, de fysieke kant. Hij huiverde werkelijk bij deze gedachte. De rooms-katholieke Kerk bood een voordeel boven de Church of England, door het feit dat ze aan priesters verbood te trouwen. Hij had weieens vaag gewenst dat hij bij de Kerk van Rome zat. Daar was de leefwijze duidelijk voorgeschreven. Daar kon je werkelijk priester zijn in al je doen en laten. Maar kon je ook priester zijn met vrouw en kinderen om je heen? Nee, de titel dominee paste daar beter bij. Hij hield op met wiegen en berispte zichzelf over zijn cynisme. Maar toch dwaalden zijn gedachten terug. Hij kon zichzelf niet misleiden, hij wilde al te graag als priester bekend staan. Plotseling knipperde hij met zijn bruine, bijziende ogen bij een nieuwe gedachte: zou zijn moeder hertrouwen? Die gedachte hield hem bezig. Als ze nu eens helemaal weer in orde was? Ze had geld en ze zag er nog jeugdig uit; ze was redelijk knap te noemen. Hij had gehoord dat ze erg mooi was geweest toen ze nog jong was. Hijzelf zag dat niet. Hoewel ze zijn moeder was, vond hij haar gezicht niet aantrekkelijk. De ogen waren te groot voor het gezicht, en vrouwen met grote ogen heetten niet intelligent te zijn. Hij hield van intelligente vrouwen, van vrouwen die over andere dingen konden praten dan meubels en koken. Natuurlijk, ze was heel muzikaal, maar verder was ze toch een echte huismus... Als ze nu eens zou hertrouwen? Dat zou een andere man betekenen in het huis dat van zijn vader was. Levend of dood, het bleef van zijn vader. Dit huis zou nooit van een andere man zijn dan van hem. Hij zou het misschien verhuren maar nooit verkopen. En eens zou hij hier terugkeren en er zelf gaan wonen, misschien wel eerder dan hij dacht. Een bisschop als oudoom, en nog naar hem vernoemd te zijn ook kon zo zijn nut hebben... Maar stel je voor dat zijn moeder werkelijk zou willen hertrouwen en hier zou blijven wonen? Evenals Gerald wilde hij hier niet aan denken. Hij liep vlug naar de hal en ging een zijdeur door die direct in de garage uitkwam. Daar lag de voorraad hulst in een hoek. Hij begon zorgvuldig een paar takjes uit te zoeken om aan de porseleinen muurlijst in de zitkamer te hangen. Hij koos met zorg een aantal takjes die geen krassen kon-tien veroorzaken op de mooie grijze muren. Grace zat nu op de bank in de zitkamer. Ze voelde zich meer ontspannen dan ze in maanden of zelfs jaren was geweest. Ze luisterde naar Jane, die haar uitvoerig vertelde dat ze de geweldigste man ter wereld had ontmoet. Waarom, vroeg ze zich af, praatten alle meisjes van zeventien op dezelfde manier wanneer ze het te pakken hadden? Het was treurig, verschrikkelijk zelfs, dat die illusie een vast deel van het leven vormde; je kon er niet omheen, of er overheen springen, nee, je moest er dóórheen. De enige troost was dat je op die leeftijd je er niet van bewust was hoe duidelijk dat te zien was voor anderen. En evenmin hoe vermoeiend en vervelend of hoe pijnlijk dat was. Op die leeftijd redeneerde je nog als een kind, en waarom niet. Waarom ook eigenlijk niet? 'Ja lieverd, ik luister.' En ze luisterde verder, hoe Jane de man van haar dromen had ontmoet. Hij heette George Aster en ondanks het feit dat hij vijftien jaar ouder was dan zij, wist ze dat hij de ware was. Grace hoopte dit, ze hoopte het uit het diepst van haar hart. 'Ik vind het wel erg dat ik hem bedot heb met mijn leeftijd, mammie. Maar ik zie er in ieder geval wel uit, alsof ik achttien ben, dat weet ik zeker. Ik vertel het hem pas na de vakantie, als alles zo'n beetje geregeld is; en hij wil het regelen, dat is hij stellig van plan.' Ze giechelde zenuwachtig en voegde er aan toe: 'Je zult hem vast wel mogen.' 'Nou,' Grace glimlachte nu droog, 'misschien is dat wel niet zo. Schoonmoeders worden geacht dat niet te doen, weetje, maar ik heb zo'n idee dat ik hem wel mag.' Terwijl ze dit zei kwam ze van de bank omhoog, liep naar de haard en dacht: wie zou niet vriendelijk gestemd zijn jegens een man die voor jou vrijheid betekende. Het was afschuwelijk zo te denken; alsof ze Jane kwijt wilde. Maar dat was niet waar, o nee... Ze had niet verwacht dat haar dochter nu al over een huwelijk zou praten. Ze had het feit onder ogen gezien dat ze nog een paar jaar moest wachten voordat de toekomst van haar jongste dochter op de een of andere manier verzekerd was en ze tegen zichzelf kon zeggen: nu... nu kan ik gaan leven. Maar als Jane nu eens het patroon van haar leven zou volgen? Die George Aster was zelfs nog ouder dan Donald toen ze getrouwd waren. Zo iets mocht ze niet laten gebeuren, zelfs niet om zichzelf te redden. Ze zag haar bevrijding al in de verte verdwijnen en de paniek begon weer in haar op te komen. Maar ze onderdrukte haar. Leeftijdsverschil was niet het zwaard geweest dat tussen Donald en haar had gehangen. Het zou geen verschil hebben gemaakt als ze dezelfde leeftijd hadden gehad. 'Nu begrijp ik pas alles over papa en u,' Jane keek naar de rug van haar moeder, die even slank was als de rug van een jong meisje, maar rechter. Haar schouders schenen opeens veel rechter dan anders en tegen die schouders zei Jane: 'Mamma, ik voel dat ik over papa moet praten. U moet dat nu niet meer erg vinden. Als we niet over hem mogen praten blijft hij altijd buitengesloten, en vandaag, vooral vandaag, heb ik hem zo dicht bij me gevoeld, alsof hij... Ach, ik kan het niet goed uitleggen, maar het is net alsof hij er bij wil zijn. Daarom heb ik die bloemen op het schilderij gehangen ...' 'Hou op, Jane!' Graces schelle kreet scheen Janes stem af te snijden. Ze staarde naar haar moeders rug, boog toen haar hoofd en beet op haar lip. Er volgde een gespannen stilte, die werd verbroken door klanken van kerstliederen op de oprit. Tegelijk ging de deur open en Stephen kwam binnen, zijn armen vol hulst. Grace keek hem aan alsof ze opgelucht was en vroeg: 'Zijn er alleen kinderen?' Haar stem klonk nu kalm en Stephen knikte. 'Ja, een stuk of tien, geloof ik.' Zijn stem klonk stug en uit de hoogte. 'Wil jij even naar hen toe gaan?' Hij gaf niet direct antwoord, maar legde de hulst bij de haard en zei toen: 'Andrew is bij de voordeur.' 'Andrew?' Grace herhaalde de naam alsof ze hem niet kende. 'O, ik dacht dat hij pas op tweede kerstdag of zo terug zou komen.' 'Nou, hij is bij de voordeur.' Stephen ging rechtop staan en zijn stem ging omhoog toen hij vroeg: 'Waarom gaat hij niet door de achterdeur?' 'Doe niet zo zot.' Jane gaf antwoord terwijl ze van de bank opstond. 'Je weet best dat Peggy hem met de koekepan op zijn hoofd zou slaan zodra hij zijn neus in haar keuken liet zien. Dan heb je de poppen pas goed aan het dansen. Maar waarom zou hij dat trouwens moeten doen?' 'Nou, het geeft voor hem geen pas door de voordeur te komen.' 'Stephen!' Voor de tweede keer schoot Graces stem schel uit. De naam klonk zo scherp dat Stephen en Jane verstijfd bleven staan, alsof ze een wedstrijd deden wie het beste standbeeld was. 'Zo mag je niet praten, Andrew is niet alleen maar een... een... Hij is een vriend die altijd in zijn vrije tijd voor ons klaarstond; hij deed die klusjes en de tuin alleen maar om... om je vader een plezier te doen. Dat heb ik jullie al eerder verteld. Jane... Jane, ga erheen en laat Andrew binnen.' 'Ja, ja goed, mamma.' Stephen draaide zich om teneinde zich aan de blik van zijn moeder te onttrekken en ging met de hulst aan de gang. Hij was ziedend van woede. Als hij zijn zin kreeg zou hij wel weten wat hij tegen Andrew Mclntyre moest zeggen. Ga weg! En komt nooit meer terug, buiten of binnen dit huis! Hij had Andrew nooit gemogen. En zijn vader had Andrew ook niet gemogen, hoewel hij nooit iets negatiefs over hem had gezegd; hij had zijn vader feitelijk die naam nooit horen uitspreken, maar toch wist hij dat hij de man niet had gemogen. Hij had zelf een aantal bezwaren tegen Andrew Mclntyre. Niet in het minst het feit dat hij hem nooit had aangesproken als 'meneer Stephen', of 'jongeheer Stephen', zoals de andere dorpsbewoners deden. Maar het ergste was nog wel dat hij zijn moeder niet met 'mevrouw' of 'dame' aansprak. Nu hij er zo over nadacht vond hij het vreemd dat hij zich niet kon herinneren hoe hij haar dan wel aansprak, geen naam of wat dan ook. Het was net alsof hij zich als haar gelijke beschouwde, de gelijke van hen allen eigenlijk. Daarom bewaarde hij altijd een zekere afstand tot de andere dorpsbewoners. Hij verbeeldde zich te veel, die Andrew Mclntyre, dat had hij altijd al gedaan. Hij berispte zichzelf niet over deze weinig christelijke manier van denken. Zijn gevoelens tegenover Andrew Mclntyre konden niet barmhartig zijn. De kinderen probeerden nu 'Er is een Kindeke geboren op aard' in allerlei toonaarden tegelijk te zingen. Het gezang klonk luider toen de deur van de zitkamer openging en Jane lachend zei, terwijl ze binnenkwam: 'Beatrice is terug en Yvonne wil ook meedoen; de helft van de kinderen staat in de hal. Hier is Andrew, mamma.' De man die de kamer binnenkwam leek veel op Stephen. Niet alleen wat zijn lengte betrof, want hij was minstens één meter vijfentachtig, maar hij leek niet genoeg vlees op zijn botten te hebben, alsof het het lichaam van een jongeman was, dat nog wat opgevuld moest worden. Maar deze indruk verdween wanneer je in zijn gezicht keek, want daar was nauwelijks iets jeugdigs in te bespeuren. Niet dat het zo gerimpeld en gegroefd was; die indruk kwam eerder door de ogen, de diepliggende bruine ogen. Die indruk werd nog versterkt door de witte pluk in het haar aan zijn rechterslaap. De rest van zijn haar was niet zwart, hoogstens donker, maar het kreeg een bijna Spaans aandoende zwarte gloed door het contrast met de witte lok. 'Hallo Andrew, kom binnen.' Grace verliet haar plaats bij het vuur niet, maar ze tilde haar hand op en het gebaar scheen de man de kamer in te wenken. Toen hij bij de bank stond zei ze: 'Je bent eerder terug dan we dachten. We dachten dat je pas tweede kerstdag zou terugkomen.' 'Mijn tante is een stuk beter. Ze stond erop dat ik met Kerstmis thuis zou zijn en daar had ik geen bezwaar tegen.' Zijn stem klonk zwaar en diep en hij had een accent dat niet uit Northumberland maar uit Schotland stamde. Zijn manier van spreken was stijf en formeel, alsof hij had gerepeteerd wat hij zou gaan zeggen. 'Is ze nu alleen?' 'Nee, ze heeft een vriendin te logeren, dus ik vond dat ik wel weg kon gaan.' 'Ga toch zitten, Andrew.' Ze wees naar een stoel en ging toen zelf op de bank zitten. Toen Jane naast haar ging zitten keek ze haar niet aan, maar ze greep haar hand en hield die vast. 'Waarom vraag je niet of je tante wat dichter in de buurt komt wonen, Andrew?' Jane leunde voorover toen ze dit vroeg. 'Ze woont zo ver weg.' 'Ze houdt van Devon.' 'Zal ik jou eens wat zeggen, mamma?' Jane had haar benen onder zich opgetrokken op de bank en keek ondeugend. 'Ik wed dat Andrew helemaal niet naar de een of andere tante is geweest. Volgens mij heeft hij daar een vriendinnetje. Denk je niet?' Het geluid van de hamer' die Stephen al of niet expres op de grond liet vallen trok aller aandacht. Hij keek Jane aan, maar Jane had maling aan haar broer en ze herhaalde: 'Wat denk jij, mammie?' 'Ik zou zo zeggen dat dat Andrews eigen zaken zijn.' Grace keek Andrew aan en hij keek haar aan. Daarna richtte hij zijn blik op Jane en zei zachtjes: 'Ik ben teruggekomen omdat mijn vriendinnetje hier woont.' Jane gooide haar hoofd in haar nek en ze schaterde van de lach. Sinds haar achtste jaar, toen ze hem op een dag openlijk ten huwelijk had gevraagd met: 'Als ik groot ben, wil je dan met me trouwen, Andrew?' en had gezien dat hem dat op de een of andere manier shockeerde, schiep ze er veel plezier in hem haar vriendje te noemen. 'Janes vriend komt morgen op bezoek, Andrew.' Grace glimlachte naar haar dochter. 'O, ja?' Andrew trok zijn wenkbrauwen vragend op. 'Dat is een heel speciale vriend, Andrew.' 'Zo?' Hij keek Jane aan en zij zei met een hevige knik 'Uh-huh.' Hen doordringende schreeuw uit de hal verbrak deze éénlettergrepige conversatie en Grace maakte een grimas bij het horen van het geluid dat steeds weer herhaald werd. Er klonk nu geroep van 'Tot ziens, tot ziens. Dank u, tot ziens. Vrolijk Kerstfeest. Insgelijks. Tot ziens,' gevolgd door het dichtslaan van de voordeur. Een spartelende en schoppende Yvonne werd door haar vader de zitkamer binnengedragen. Ze schreeuwde zo hard ze kon! 'Ikke ook. Ikke ook. Beneden, papa. Ikke ook.' Gerald stapte naar de haard en plantte het kind op het kleed voor de haard. Zodra ze ophield met schreeuwen liet hij haar los. Yvonne bekeek het gezelschap - er viel geen traan te bespeuren op haar gezicht - en begon plotseling te lachen, ze rolde op haar buik en timmerde met haar voeten op het zachte kleed. 'Daar moeten we eens iets aan gaan doen,' knikte Beatrice naar beneden. 'Ze wordt gewoon een kleine duivelin.' 'Als je harmonie wenst moet je een kind in huis nemen. Wat zeg jij daarvan?' Gerald sprak Andrew minzaam op een van-man-tot-man toon aan. Andrew stond op en zei rustig: 'Dat is iets waar ik geen mening over kan geven.' 'Nee, nee, natuurlijk niet. Nou, je weet niet watje hebt gemist.' Grace kwam ook overeind en terwijl ze Andrew aankeek zei ze rustig: 'Ben je morgen alleen, Andrew?' En zonder op zijn antwoord te wachten vervolgde ze: 'Heb je zin om bij ons te komen eten?' Andrew keek de vrouw voor hem aan. Daarna gleed zijn blik over haar gezinsleden, Beatrice, de schoonzoon, Jane en ten slotte Stephen. Hij keek weer naar Grace en wachtte even voordat hij sprak. 'Ja graag, dat lijkt me erg fijn,' zei hij kortweg. 'Goedenavond.' Dat was voor haar bestemd. Daarna knikte hij naar de rest en zei weer 'Goedenavond.' Toen hij naar de deur liep stopte hij even, draaide zich om en keek Grace aan. 'Gelukkig kerstfeest.' 'Jij ook een gelukkig kerstfeest, Andrew.' Hun stemmen klonken zacht en effen. Niemand liet hem uit en toen de deur achter hem dicht was bleef het even stil, terwijl hij de hal doorliep. Beatrice was de eerste die iets zei. 'Maar mamma,' zei ze, 'er komt toch bezoek, Janes vriend...' Ze wachtte even en wierp een blik naar Jane. 'George.' 'George zal graag Andrew willen ontmoeten, Beatrice.' 'Maar Andrew zal zich opgelaten voelen, mamma; hij zal zich een vreemde eend in de bijt voelen, dit is nog nooit eerder gebeurd.' 'Andrew zal geen vreemde eend in de bijt zijn, Beatrice... Ik ken Andrew al langer dan dat ik jullie ken.' Grace keek hen beurtelings aan. 'Hij voelt zich in elk gezelschap thuis. Andrew is een deel van de familie; zo heb ik hem altijd beschouwd.' Ze keek Stephen aan en zag dat zijn gezicht vertrokken was. Hij had zijn masker laten vallen en toen ze zei: 'En Stephen, wat heb jij hierop te zeggen?' zag ze hem over zijn lippen likken en even wachten voordat hij sprak. Ze begreep dat hij de grootste moeite had zich te beheersen. 'Nou, omdat je het me vraagt en omdat je al een stuk beter lijkt te zijn, vind ik dat ik openlijk mijn mening moet geven.' Hij wachtte en ze keek hem aan. 'Het zou niet gebeurd zijn als vader nog in leven was geweest, nietwaar? En ik vind het geen excuus dat hij morgen anders alleen zou zijn. Hij was twee jaar geleden met Kerstmis ook alleen, toen vader er nog was. En er was geen sprake van dat we hem voor het diner zouden vragen. Ik denk dat ik ook wel weet waarom.' Hij stopte weer. 'Vader mocht die man niet, hij heeft hem nooit gemogen. Ik weet niet waarom hij hem heeft aangehouden, maar ik weet één ding zeker: van vader zou hij nooit en te nimmer een uitnodiging voor het kerstdiner hebben gekregen.' Het was niet duidelijk wat voor effect de woorden van Stephen op zijn moeder hadden - ze kneep haar lippen opeen zonder dat haar gezichtsuitdrukking verder veranderde - maar het effect op de anderen was duidelijk. Ze keken hem allemaal verbijsterd aan bij deze onbeschaamdheid. Juist toen Grace wilde antwoorden schoot Jane uit, struikelend over haar woorden. 'Jij, o Stephen, hoe kun je zo iets zeggen. Vader mocht Andrew wel, echt waar. En wat George betreft,' ze keek nu woedend naar Beatrice, 'als ik wil dat hij iemand hier ontmoet, dan is het Andrew wel. En als hij zich boven Andrew verheven zou voelen zou hij niet de ware voor me zijn. Daar! Jullie zijn een stelletje stomme... stomme snobisten. En snobist is nog niet eens het goede woord. O, ik weet niet...' 'Rustig maar, Jane. Het is wel goed.' Grace legde haar hand op haar arm. Daarna draaide ze zich om en keek naar Stephen. Haar stem klonk zacht, zelfs vriendelijk toen ze zei: 'Wat je schijnt te vergeten, wat iedereen schijnt te vergeten, is, dat ik nog steeds de baas ben hier in huis. En dat als ik Andrew te eten wil vragen ik dat ook doe. Andrew is...' Haar stem trilde. Haar ogen begonnen te knipperen terwijl ze van de een naar de ander keek. En omdat niemand iets zei, draaide ze zich om en liep naar de deur. Eenmaal in de hal deed ze de deur achter zich dicht en bleef staan met de deurknop in haar hand, want haar benen bibberden zo dat ze het gevoel had dat ze zou vallen. Tot haar grote afschuw voelde ze het ziekmakende gevoel van angst en onrust weer in haar borst krampen. Terwijl ze langzaam naar de trap liep voelde ze hoe onzeker haar benen zich bewogen. Ze keek omlaag. De uitdrukking op haar gezicht veranderde; de intens verdrietige, gekwetste blik maakte plaats voor een van grote wanhoop en ze moest zich met een hand aan de trapleuning vasthouden. Ze ging niet de trap op, naar haar kamer, maar ze liep door de hal naar de eetkamer. Ze moest nu de houding die ze in de zitkamer had getoond, nog bevestigen met een andere daad. Ze zou het dienluik naar de keuken open moeten doen om tegen Peggy te zeggen: 'Is alles in orde, Peggy?' Dat alleen zou haar weer moed geven. Toen ze de deur van de eetkamer opendeed stond Peggy Mather over de tafel gebogen en zette een olie- en azijnstelletje op een andere plaats. Grace was een groot gedeelte van de middag bezig geweest de tafel te dekken en de stem van haar moed zei: 'Zeg dat ze dat ding terugzet, waar het stond,' maar ze was niet dapper genoeg om commentaar te geven. Ze liep de kamer in alsof ze niet in de gaten had wat Peggy deed. Ze bleef een eindje achter haar staan, want het was gemakkelijker haar van achteren toe te spreken. De vrouw bij de tafel had brede heupen en terwijl ze zich vooroverboog duwde haar achterwerk het katoenen schort omhoog en werden een paar stevige kuiten zichtbaar. Zelfs haar gestalte was ontzagwekkend. Ze was van het begin af aan wat bang geweest voor deze vrouw, maar dat was nog niets vergeleken bij het gevoel dat Peggy Mather haar de laatste weken had bezorgd. Ze probeerde nu als de vrouw des huizes tegen een dienstmeisje te spreken, alsof er verder niets aan de hand was, maar haar stem klonk moeizaam toen ze zei: 'Is alles in orde, Peggy?' 'Waarom zou 't dat niet zijn? Het is niet de eerste keer dat we een diner voor zeven in plaats van voor één hebben... Het is allemaal hetzelfde.' Grace zag hoe de brede rug zich weer rechtte. Ze zag haar met zware stappen naar de keukendeur lopen en toen deze achter haar dicht-zwaaide ging ze zitten. Terwijl ze haar handen samenvouwde deed ze iets heel ongewoons: ze begon te bidden. Nog geen halfuur later kwamen Stephen en Beatrice naar haar kamer. Stephen was de eerste. Hij zag er enigszins terneergeslagen uit en hij leek opeens een stuk jonger. Toen hij zich verontschuldigde voor zijn gedrag met: 'Het spijt me, zo iets zal in het vervolg niet meer gebeuren,' wilde ze niet alleen haar handen naar hem uitstrekken maar kon ze hem wel in haar armen nemen. Toch keek ze hem alleen maar vriendelijk aan en zei: 'Het is wel goed, ik begrijp het,' en ze begreep het. Ze begreep een beetje hoe hij zich op dit moment vol berouw voelde, want was hij niet haar zoon? Toen Beatrice een paar minuten later de kamer binnenkwam en uitriep: 'O mamma, wat zie je er geweldig uit in dat grijs! Dat heb ik je in geen jaren zien dragen,' voelde ze zich akelig worden, en een beetje treurig. Ze had zo'n idee dat ze de hoofden bij elkaar hadden gestoken en dat ze hadden besloten dat het kerstfeest niet bedorven mocht worden, door hen tenminste niet. Het incident beneden was een vervelend voorval geweest en de gevolgen ervan wilden ze tot de volgende dag uitstellen. Ze kon bijna haar man hun beslissing horen toejuichen: iedere dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad. Voor de eerste keer sinds drie jaar ging Grace in het donker slapen. En toen ze in het donker wakker werd en merkte dat ze had geslapen, was ze nauwelijks bang meer. Er hing een zachte stilte in de kamer en in het hele huis. Ze vermoedde dat het sneeuwde. Ze zei bij zichzelf dat ze op moest staan om ernaar te kijken, maar toen herinnerde ze zich niets meer tot de volgende morgen. Ze werd wakker van een zacht geroezemoes in huis. Opeens klonk er een aantal opgewonden kreten in een kamer aan de overkant van de overloop. Het was de ochtend van eerste kerstdag en Yvonne maakte haar kous open. Ze had niet de minste behoefte erheen te gaan en dit evenement gade te slaan. Toen haar eigen kinderen nog klein waren, had ze het reuze opwindend gevonden te zien hoe ze hun kous uitpakten, maar Yvonne scheen er voor haar niet bij te horen, zelfs niet als kleinkind. Het was een verwend kind. Terwijl ze daar zo lag hoopte ze dat voorlopig niemand haar zou storen. Ze wilde nog wat genieten van dit gevoel van herboren zijn, van moedig zijn en eindelijk in staat de duisternis te overwinnen. Ze strekte haar lange benen in bed uit. Daarna draaide ze zich om, ging op haar buik liggen en begroef haar hoofd in het kussen. Ze zou vandaag iedereen gelukkig maken, iedereen. En ze zou naar de kerk gaan... Ja, ze zou naar de kerk gaan. Dat zou Stephen plezier doen. En vanavond zou ze voor hen spelen... Het was tien uur voordat alle ontbijtspullen en de rommel van de cadeautjes waren opgeruimd. Ze kon niet zeggen dat ze blij was met haar kerstgeschenken. Het waren allemaal dingen voor huiselijk gebruik. Ze dachten kennelijk dat ze haar daar een plezier mee deden, en ze was er zeker van dat ze die indruk had gegeven. Haar geschenken aan de anderen waren in de vorm van een cheque geweest, kleine cheques, maar ze hadden die allemaal, zelfs Gerald, ontvangen met een blik van verbaasde vreugde. Ze had een sterk gevoel dat Gerald haar wilde inpakken. Hij had haar gisteravond geen moment alleen gelaten. Het was gewoon gênant geweest. Hij sloofde zich zo opvallend uit. En nu ze boven bezig was zich voor de kerk klaar te maken, had hij inderdaad iets verzonnen om haar te volgen. Hij kwam haar wat hout voor haar open haard brengen en ze wist dat hij in zijn pogingen geslaagd was; ze moest het maar over zich heen laten komen. Hij stond voor haar deur en riep: 'Brandstof voor u, moeder.' 'Kom maar binnen, Gerald.' Hij stapte luidruchtig en opgewekt de kamer in, zijn armen vol houtblokken. 'Dat is erg aardig van je, Gerald. Ik voel me altijd wat schuldig over mijn open haard, maar ik kan elektrische kachels niet verdragen, al heb ik het vaak geprobeerd.' 'Dat geeft toch niet. U zorgt er trouwens meestal zelf voor. Het zou wel heel mal worden als je nog niet eens in je eigen huis kunt doen wat je wilt.' Hij legde een blok midden op het vuur, duwde het met zijn laars op de plaats en voegde eraan toe: 'En ik begrijp eigenlijk helemaal niet waarom u nog zelf met een open haard moet omhanne-sen. Peggy heeft de helft van de tijd niets te doen, ze hoeft alleen maar u te verzorgen en daarbij krijgt zij ook nog hulp!' 'O, ze heeft het anders best druk en open haarden geven nu eenmaal een hoop rompslomp.' Gerald kwam overeind en klopte zijn handen af. Hij draaide zich om en terwijl hij net zo ging staan als Stephen placht te doen, keek hij haar aan en zei bijna teder: 'Weet u, moeder, ik heb nog niet de kans gehad u alleen te spreken, maar ik wil uit de grond van mijn hart zeggen dat ik blij ben te zien dat u zoveel beter bent.' Ze wendde zich af van de toilettafel, terwijl ze keek naar de ring in haar hand, die ze nu langzaam aan haar vinger schoof. Ze wachtte even om het effect te bestuderen voordat ze zei: 'Dank je, Gerald, dat is heel aardig van je.' 'Weet u, moeder...' Gerald hield zijn hoofd even naar achteren voordat hij het naar voren boog en vervolgde: 'als u niet zoveel beter was,' hij benadrukte het "zoveel", 'zou ik bepaald niet gezegd hebben wat ik nu ga zeggen. En aangezien de tijd dringt en ze u elk moment kunnen roepen, zal ik het kort maken. U weet... of natuurlijk weet u dat niet... dat Livsey zijn aandelen in de zaak wil verkopen. Hij is bereid dit voor een appel en een ei te doen. Nu weet ik,' hij hield zijn hand omhoog alsof hij het verkeer moest regelen, 'nu weet ik dat dat verdacht klinkt, maar mij kunnen ze niet bedotten, niet op mijn eigen terrein, dus u moet van me aannemen dat het zo is. Nou, moeder, u weet hoe ik ervoor sta. Ik bezit geen zevenduizend pond. Ik wenste dat ik ze had, maar nu wil ik u dit vragen... Begrijp me goed, ik vraag geen lening...' Weer maakte hij een stopteken met zijn hand. 'Ik vraag u een zakelijke overeenkomst af te sluiten. En wel deze: wilt u Livsey uitkopen? Dan deelt u in de winst, u hebt inspraak, alles... Nu zit het zo...' 'Ga eens zitten, Gerald,' onderbrak Graces rustige stem hem en ze wees naar een stoel. Daarna trok ze de stoel van de kaptafel naar zich toe. Toen ze tegenover hem zat ging hij haastig, maar iets minder opdringerig verder: 'Wilt u me alstublieft aanhoren, moeder, voordat u iets zegt?' 'Dat heeft geen enkele zin, Gerald.' Hij gaf geen antwoord maar glimlachte en knikte. Hij was aan dit soort begin gewend. Hij was er ook aan gewend iemand in de hoek te drijven. Die vaardigheid leerde je snel bij het verkopen van auto's. 'Goed, goed. Maar luistert u nu eens even...' Grace keek naar haar ineengevouwen handen en ze beet op haar lip voordat ze kortaf zei: 'Het heeft geen enkele zin, Gerald, je maakt het alleen maar moeilijker voor jezelf. Ik meen het echt, ik kan je niet helpen.' Ze keek op, recht in zijn ronde en, naar haar idee, onaangename gezicht terwijl ze besloot: 'om de doodeenvoudige reden dat ik er geen geld voor heb.' 'Wat!' Zijn ongeloof klonk minachtend. Ze richtte haar hoofd op en zei scherp: 'Je kunt wel op die toon "Wat!" zeggen, maar ik vertel je de waarheid. Ik heb geen geld, zeker niet jouw soort geld. Het komt misschien als een verrassing voor je, maar ik heb al enige tijd geen geld meer.' 'Maar hoe zit het dan met de zaak?' 'Die is alleen nog maar in naam van mij.' 'Bent u uitgekocht?' 'Nee, ik ben niet uitgekocht op de manier die jij bedoelt. Om kort te gaan: oom Ralph heeft een paar jaar geleden gespeculeerd. Zoals je weet bezat hij de helft van alles; er ging iets mis... Er ging van alles mis en hij stond aan de rand van een bankroet. Het bedrijf is toen overgenomen, maar het werkt nog steeds onder onze naam. Ik hield net genoeg over om Stephen te laten studeren en Jane een goede opvoeding te geven.' 'Maar dit huis dan?' Gerald spreidde zijn armen, alsof hij het huis wilde omarmen. 'Dit marcheert ook niet voor een paar dubbeltjes per week.' Hij had er bijna aan toegevoegd: 'Het keukenpersoneel, de tuinman, de hele handel.' Zijn stem deed haar onaangenaam aan en ze kon wel uitschreeuwen: 'Wat heb jij daarmee te maken?' maar ze begreep dat zijn toekomstverwachtingen een harde klap hadden gekregen en daarom antwoordde ze rustig: 'Het kost niet zoveel een huis te onderhouden, als jij denkt, en over een poosje zal het huis, met alles erop en eraan, verkocht worden.' 'Mijn hemel!' Hij sprong overeind. 'En de anderen weten daar nog niets van?' 'Nee, ze weten er nog niets van. Het gaat ze trouwens ook niet veel aan. Stephen heeft zo'n huis als dit niet nodig, zijn thuis zal wel een pastorie ergens in het land worden. En Beatrice is in jouw handen...' Grace zweeg even, voordat ze vervolgde: 'En Janes toekomst zal tijdens deze vakantie ook wel geregeld worden - dat hoop ik tenminste.' 'Allemachtig!' Gerald was weer helemaal zichzelf. 'En denkt u echt dat hun dat niets doet?' 'O ja, vast wel. Ze zullen heel teleurgesteld zijn.' 'Teleurgesteld? Poeh! Nou...' Hij keek op haar neer. 'Wel...' deze keer slikte hij zijn lelijke woorden in. 'Ik moet wel zeggen dat het een mooie boel is!' 'Het spijt me werkelijk dat je zo verbitterd doet, Gerald, misschien verbaast het je te horen dat ik jullie eigenlijk heel genereus heb be-handeld. Jullie hebben in de laatste driejaar meer dan tweeduizend pond van me gehad. Het was voor mij een heel moeilijk besluit om Beatrice en jullie kind dat geld te geven, terwijl mijn eigen financiën er zo chaotisch voorstonden. Ik zou die tweeduizend pond in de toekomst ongetwijfeld best hebben kunnen gebruiken. Nee, Gerald, naar omstandigheden heb ik jouw gezin heel royaal behandeld.' Gerald staarde haar aan. Er welde een blinde woede in hem op; haar schijnbare onverschilligheid voor zijn verzoek deed hem briesen. Ze had niet alleen zijn hoop eens het bedrijf te bezitten de grond ingeboord, maar zijn toekomst was nu ook weg. Hij had zich tot nu toe niet voldoende gerealiseerd hoezeer hij op haar goedgeefsheid jegens haar kleinkind en haar nalatenschap aan haar dochter had gerekend. Deze vrouw was zijn zekerheid geweest, een verzekeringspolis. Als er iets mis zou gaan, nou dan was er altijd nog de moeder van Beatrice. Zijn huidige succes had hij niet zo'n klein beetje te danken aan zijn relaties, via zijn huwelijk, met Cartner en Cartner. Zijn gevoelens waren zo verbitterd, dat hij niet hoorde dat Grace weer tegen hem sprak. Maar even later draaide hij zich om en vroeg: 'Wat zei u?' 'Ik vroeg alleen maar, Gerald, of je het Beatrice en de anderen nog niet wilt vertellen. Ze zullen het natuurlijk wel moeten weten. Als je wilt kun je het op de terugreis aan Beatrice vertellen. Ik zal het voor het eind van de vakantie aan Jane en Stephen vertellen.' Gerald gaf hier geen antwoord op, maar hij maakte een misprijzend gebaar met zijn mond, voordat hij deze weer als een rechte streep in zijn gezicht trok. Daarna draaide hij zich abrupt op zijn hakken om en liet haar alleen. Het duurde even voordat Grace uit haar stoel opstond en langzaam naar haar klerenkast liep. Ze haalde haar nertsjas eruit en toen ze deze aan had bekeek ze zichzelf in de spiegel. Ze had tot op zekere hoogte begrip voor de gevoelens van Gerald. Met zo'n jas en zo'n huis kon je je toch nauwelijks voorstellen dat ze een vrouw zonder enig kapitaal was. Afgezien van hun kind had Gerald het huis voor zichzelf; ze waren allemaal naar de kerk gegaan. Gerald wist dat, zelfs als Yvonne niet misselijk was geweest, hij toch niet een uur stil had kunnen zitten terwijl al deze gevoelens in hem raasden. Hij stond op het punt te ontploffen. Hij keek naar zijn dochtertje, dat opgekruld op de bank lag te slapen. Ze had een armzalige duizend pond en niets meer om naar uit te kijken. Dat vrat aan hem, even erg als het feit dat hij voor de rest van zijn leven een werknemer van Livsey zou moeten blijven. En dat oude mens het maar voor zich houden en doen alsof ze ziek was, terwijl alles in het honderd draaide. Ze was er kennelijk toch niet zo slecht aan toe geweest als ze had voorgegeven, want anders zou ze die hele zaak ook wel hebben uitgekrijst te midden van alle andere verhalen die ze had uitgebraakt. Je geneerde je rot, als je het allemaal moest aanhoren. En hij was er niet zo eentje, die meteen bloosde, reken maar. Ze had het achter haar ellebogen, die schoonmoeder van hem... Maar hij kon er nog steeds niet bij... Zij helemaal blut. Hij draaide zich om en bekeek de kamer. Die hele handel onderhouden en blut zijn, dat leek toch wel heel onwaarschijnlijk. En dan die kerstpakjes. Cheques van vijfentwintig pond voor iedereen, zelfs voor de kinderen. Het leek wel niet veel als je het optelde, zo'n honderdvijfentwintig pond, maar honderdvijfentwintig pond was honderdvijfentwintig pond wanneer je blut was... Blut, verdomme! Als zij blut was had ze vast nog wel zo'n drieduizend pond per jaar voor zichzelf om verder te leven. Hij had een borrel nodig. Zachtjes liep hij langs de bank de kamer uit naar de eetkamer. Daar liep hij regelrecht naar de kast in de hoek. Hij deed de kast wijd open en gleed met zijn vingers langs de rij flessen op de bovenste plank voordat hij iets uitkoos. En al die sterke drank. Waarvoor had ze al dat spul in huis? Zeker voor haar oom en voor relaties. Wel verdorie! Ze dronk vast stilletjes. Er was meestal niemand die daar bij haar op kon letten. Kon je zo'n voorraad drank in huis hebben wanneer je op zwart zaad zat? Hij goot een fiks glas cognac naar binnen en terwijl hij zich aangenaam warm voelde worden keek hij naar het lege glas en verklaarde hardop: 'Ze liegt dat ze barst!' Zijn hand ging weer naar de fles en hij was net bezig een tweede glas in te schenken toen de bel van de voordeur ging. Wie kon dat in vredesnaam zijn? Toch niet Maclntyre al? Hij hoopte van niet. Hij wilde met hem niet opgescheept zitten totdat de anderen terug waren. Toen hij de voordeur opendeed zag hij een man staan van middelmatige lengte, met een winterjas aan en in de ene hand een hoed en in de andere een koffertje. 'Ja?' Dat klonk niet bepaald gastvrij. 'Ik ben Aster.' 'Aster... O, sorry! Kom erin, kom erin.' Hij deed de deur achter de man dicht. 'We dachten dat je pas om één uur zou komen. Had je een speciale trein of zo?' De man keek langzaam om zich heen in de hal en zei toen met een lach: 'Nee, dat niet, maar een vriend van me moest deze kant uit en hij bood me een lift aan. Ik heb toen van de andere kant van het dorp een taxi hierheen genomen.' 'Een taxi? Dan heb je geboft. Een geluk dat ze hier tegenop konden komen met al die sneeuw... Kom, zal ik je spullen even aanpakken? Ik ben op het moment alleen thuis, de anderen zijn naar de kerk. Ik ben Spencer, de man van Beatrice. Je zou een leeg huis getroffen hebben als mijn dochtertje niet ziek was geweest - al die opwinding, weet je. De halve nacht niet willen slapen omdat ze wilde weten wat er in haar sok zat. Je hebt vast wel zin in een borrel.' Gerald had zolang zijn zorgen opzij gezet. Hij speelde de gastheer op een manier waarop hij het nooit gedaan zou hebben als Grace thuis was geweest. Hij ging hem voor door de hal. 'Kom binnen. Wat zal ik inschenken? ...eens even kijken.' Hij stond weer voor de kast met in elke hand een deur. 'Ik heb whisky, gin, rum, cherry brandy, cognac, advocaat.' 'O, eh, whisky graag, puur.' 'Een whisky puur.' 'Wat een geweldig huis.' 'Hè? Oh dit... het huis... ja. En je hebt eigenlijk nog niets gezien.' 'Jane had me dit niet verteld. Ik verwachtte een pastorie, weet je, zoals je wel vaker ziet.' 'Nou, dit is de pastorie, of dat was het toen de eerwaarde heer nog in leven was. Het werd in ieder geval als zodanig gebruikt, maar de echte pastorie staat aan de andere kant van het dorp, naast de garage. Dat is een lang verhaal. Jane zal het je nog wel eens vertellen. Proost, op je gezondheid!' 'Cheers!' 'Ga zitten.' 'Dank je.' Gerald nam zijn plaats op het haardkleed in, en vanuit deze positie kon hij zijn bezoeker bekijken. Nou, alles wat hij kon zeggen was: op het oog viel er niet veel aan te beleven. Als je op Janes verhalen afging zou je een bink van minstens één tachtig verwacht hebben. Deze knaap haalde amper de één zeventig, was enigszins corpulent en zag er zeker zo oud uit als hij was. Hij had wel een vriendelijk gezicht, maar dat was dan ook het enige. Enfin, hij vermoedde dat hij zelf het gesprek gaande moest houden totdat de anderen terug waren. In het volgende halfuur kwam de man een hoop over Gerald te weten en omdat dat thema hem wat begon te vervelen bracht hij het gesprek weer op het huis en de tuin. 'Wat een prachtige bomen heeft u daar.' Hij stond op en liep naar het raam. 'Die wilgen zijn geweldig. Wat een schitterend uitzicht, nietwaar?' Hij wees naar een grote wilg, die met neergebogen takken vol sneeuw midden op het grote grasveld stond, dat wit blinkend in de zon lag. 'O, dat is nog niets.' Gerald kwam naast hem staan. 'Wacht maar eens tot je die aan de achterkant hebt gezien.' 'Het is een prachtig huis... prachtig.' Gerald gaf hier geen antwoord op, want deze opmerking bracht hem weer bij zijn eigen problemen terug. Jawel, het was prachtig, dat vond hij zelf ook. Maar volgens haar moest het verkocht worden. Hij wilde dat ze terug waren. Hij moest Beatrice vertellen hoe alles verlopen was, dat al hun verwachtingen de bodem waren ingeslagen. Hij begon genoeg te krijgen van de andere man. Hij wendde zich juist van het raam af toen de uitroep: 'Goeie genade!' hem terug deed keren. Hij keek naar het pad langs het grasveld. 'Die man... Zeg, die ken ik... Je wilt toch niet zeggen dat hij hier woont?' 'Maclntyre? Nee. Niet in dit huis in ieder geval. Hij woont verderop op de hei. Hij knapt hier af en toe klusjes op, meestal 's avonds of in het weekend. Hij is eigenlijk boer.' 'O ja? Wat vreemd.' 'Hoezo? Is het een vriend van je?' Gerald keek hem oplettend aan. 'Nee, nee, dat kan ik niet zeggen. We hebben elkaar twee keer ontmoet, en dan nog heel kort. Maar hij is het soort mens, dat je niet licht vergeet. Hij heeft hier zo'n witte pluk haar, klopt dat?' Hij wees boven zijn rechterslaap. 'Ja, dat klopt.' 'Dat is hem.' Ze keken allebei hoe Andrew over het pad liep, dat langs het huis naar de voordeur voerde. 'Waar ben je hem tegengekomen? Hij gaat hier zelden weg, alleen om zijn tante in Devon op te zoeken.' 'Daar heb ik hem gezien, in Devon.' 'Deze week?' 'Nee, een paar maanden geleden, rond Pasen om precies te zijn. Dat was de tweede keer. De eerste keer was zo'n twee jaar geleden. Ik was de weg kwijtgeraakt bij een wandeltocht en toen kwam ik hem tegen. Ik was op weg naar de Buckfast Abbey maar was in het bos verdwaald. Dat kan je daar overkomen, weetje.' Hij glimlachte. 'Ik dacht dat ik er nooit meer uit zou komen toen ik opeens op een open plek kwam en een huisje zag staan. Er lag een open veld achter. Ik liep op dat veld toen ik hem voor het eerst zag. Het was heel boeiend, de manier waarop hij met zijn vrouw de helling af kwam. Het was er nogal steil en ik denk dat ze uitgleed want hij tilde haar op in zijn armen en holde met haar over het laatste gedeelte van de heuvel naar het hek. Ik weet nog hoe ik hem benijdde om zijn geweldige lichaamskracht. Het was een prachtig gezicht; als je begrijpt wat ik bedoel. Een man die een heuvel afrent met een vrouw in zijn armen. Dat zie je in het echt niet vaak, dat zie je alleen nog in een film. En dan wordt het meestal nog gedaan door de een of andere stand-in Hercules.' 'Had hij zijn vrouw bij zich?' Geralds stem klonk laag, zijn ogen waren groot en hij knikte langzaam terwijl hij sprak. 'Ja. Ik liet eerst niet merken dat ik er was. Ik wilde dit tafereel niet bederven en... nou ja... hen in verlegenheid brengen. Maar toen ik dan met opvallend lawaai te voorschijn kwam maakte ik het tweetal nog vreselijk aan het schrikken. Haar in ieder geval, want ik herinner me nog hoe ze het huis in vloog. Ik stond wat verbluft te kijken, maar hij vertelde me dat ze erg ziek was geweest en nog verder moest herstellen; ze kwam in die afgelegen buurt zelden iemand tegen en kennelijk had mijn verschijning haar schrik aangejaagd.' 'Ja... ja, dat kan ik me voorstellen.' Gerald stond nog steeds te knikken. Nu zou je het gaan beleven! Maclntyre met een vrouw - een liefje, veilig verstopt midden in het bos. Prachtig! Die brave rechterhand van zijn schoonmoeder moest zo nodig voor het kerstdiner worden uitgenodigd omdat hij anders zo alleen was. Terwijl hij zat te smikkelen waren zijn gedachten ongetwijfeld bij zijn hartelapje in het bos. Inwendig moest Gerald gniffelen. Hij kon gewoon niet wachten om Andrews gezicht te zien wanneer hij met deze knaap werd geconfronteerd. Wat was de wereld toch weer klein en vol toevalligheden. Zijn dag was alweer helemaal goed, besefte hij, niet zozeer vanwege Andrew, maar om de desillusie die zijn schoonmoeder zou krijgen wanneer ze vernam wat voor dubbel leven haar perfecte klusjesman leidde. 'Ik vond hem een bijzonder interessante man. Hij wist erg veel van bomen. Hij liep met me mee en bracht me naar de weg naar de Abbey. Ik weet nog dat die ontmoeting van mij veel langer had mogen duren. Met Pasen ben ik weer die kant uitgegaan en ze waren er nog steeds. Zij is geloof ik erg verlegen, hè? Is ze weer helemaal opgeknapt?' Gerald hoefde hier niet op te antwoorden doordat er stemmen in de hal klonken. De kerkgangers waren weer terug en Andrew zou met hen mee naar binnen komen. O, hij kon gewoon niet meer wachten. Dus zei hij bij wijze van antwoord: 'Daar zijn ze al, kom mee en laat zien dat je er bent.' Hij sloeg zijn arm om de schouders van de ander en duwde hem naar voren, en zo kwamen ze naast elkaar de hal in. Voor hen stond de hele familie bijeen. Beatrice keek om het hoekje van de deur in de zitkamer, Stephen deed zijn wollen das af en zijn jas uit en Jane stond met de rug naar hen toe. Ze was in de vestibule en haalde nog wat post uit de brievenbus. In het midden, als de centrale figuren op een schilderij, stonden Grace en Andrew. Ze stonden samen om iets te lachen voordat ze naar Gerald en de man naast hem keken. Toen de man met uitgestoken hand naar voren liep schoof Grace, met open mond, alsof ze de duivel zelf zag, dicht naar Andrew toe. Met een laatste wanhopige beweging draaide ze haar hoofd en lichaam naar hem toe, alsof ze bescherming wilde zoeken tegen de naderende gast. De man schudde Andrews hand en zijn nu aarzelende en verbaasde stem dreunde door Graces hoofd terwijl hij zei: 'Dit is werkelijk een grote verrassing. Ik had niet gedacht dat we elkaar ooit... in dit deel van het land zouden tegenkomen.' Even was het stil en toen zei de stem zachtjes tegen haar afgewende hoofd: 'Ik hoop dat het nu beter met u gaat. Met een golf van opluchting voelde ze dat ze van dit pijnlijke moment bevrijd zou worden doordat ze op het punt stond flauw te vallen. Terwijl ze zich aan Andrew vastklampte en zijn armen om zich voelde, hoorde ze Jane roepen: 'George! George! O, mammie!'