4
'O, meisje, wat heb je gedaan? En dan bedoel
ik nog niet eens die jongen van Maclntyre, hoewel ik vind dat hij
ook een eersteklas boef is.' 'Dat is 'ie
niet, tante Aggie.' Grace tilde haar hoofd weer op. 'Dat is hij
niet.' 'Nou, ik heb zo m'n eigen mening
en daar houd ik het op. Maar ik bedoel je leven; je hebt 'r een
puinhoop van gemaakt, en je kan niet zeggen dat ik je niet heb
gewaarschuwd. Maar goed, de situatie is nu eenmaal zo, en ik kan
geen uitweg voor je bedenken, want ik kan me niet voorstellen dat
heer Donald in een echtscheiding wil toestemmen. Hij had nooit
moeten trouwen. Ik wist het, ik voelde het, maar nu het zover is
gekomen zal hij God aan zijn kant plaatsen en jou voor je hele
verdere leven aan hem vastbinden.' 'Dat kan me niet schelen. Mijn
besluit staat vast, ik loop bij hem weg.' 'En dan ga je het met die Maclntyre aanleggen?'
'Ja.' Ze keek recht voor zich uit.
'Is dat allemaal al in kannen en
kruiken?' 'Nee.' Ze draaide zich om en
keek Aggie aan, terwijl ze smeekte: 'Veroordeel me niet, tante
Aggie; u weet niet hoe het geweest is.' 'Jou veroordelen?' Aggie
sloeg snel haar armen om haar heen. 'O meisje, ik veroordeel je
helemaal niet, het spijt me alleen uit de grond van m'n hart dat
dit moest gebeuren. De enige kritiek die ik heb is dat ik wilde dat
je er met iemand van je eigen soort vandoor was gegaan. Om het met
zo'n... zo iemand aan te leggen, en dat na alle opvoeding die je
hebt gehad.' Grace zuchtte. 'Vergeet
niet, tante Aggie, dat papa tenslotte ook maar een gewone kolenboer
was.' 'Dat was hij helemaal niet,' zei
Aggie verontwaardigd.' Hij had zijn eigen zaak en hij stond op
vriendschappelijke voet met mensen als de oude Arthur Wentworth,
met raadslieden en zo. En dan heb je nog Charlie Wentworth. Ik kan
hem niet tegenkomen of hij vraagt naar je!' 'U kent Andrew Maclntyre niet, tante Aggie. Hij is... hij
is...,' ze kon geen woorden vinden om Andrew en het effect dat hij
op haar had, te beschrijven. Ze wist alleen dat wat ze voor hem
voelde, al enige tijd in haar geleefd had en dat het totaal anders
was dan alles dat ze ooit voor Donald had gevoeld. Ze kon nu op de
liefde, die ze Donald had toegedragen, terugblikken als op een
meisjesachtige blinde bewondering. Ze kon het zelfs 'verkikkerd'
zijn op een dominee noemen. Ze leunde tegen Aggies ronde boezem en
zuchtte: 'U hebt geen idee wat een opluchting het is dat ik eens
met u heb kunnen praten.' 'Dat had je al
veel eerder moeten doen - ik had al in de gaten dat er iets mis
was. Ze moesten zulke mannen eigenlijk verbieden te
trouwen.' Grace bleef met haar hoofd
tegen Aggie aanliggen en zei: 'Het was de blik op zijn gezicht; ik
denk niet dat ik die ooit kan vergeten, zolang als ik leef.'
'Onzin.' Aggie schokte ongeduldig. 'Dat kun je
zo gauw als je wilt uit je hoofd zetten. Hij is geen echte man, dat
is hij nooit geweest. Ik wist het al zodra ik hem voor het eerst
zag. Goeie genade, die Arthur van mij had nooit iets aan, vanaf de
dag dat we getrouwd waren, en ik wil je wel verzekeren dat ik ook
niets aan had.' Grace had haar ogen dicht, maar ze kon zich geen
beeld voorstellen van tante Aggie die naakt met haar man liep rond
te dollen. Ze zag nog steeds de blik op Donalds gezicht.
'Een opgeblazen windbuil is die man, een
liturgisch leeghoofd, meer niet. Dat heb ik je vanaf het begin al
verteld... Wat heb je tegen hem gezegd toen je wegging?'
'Ik heb alleen maar gezegd dat ik naar u toe
ging. Maar ik ga niet meer terug, tante Aggie, dat doe ik niet. Ik
kan het gewoon niet.' 'Goed, goed, niemand zal je daar toe dwingen.
Ik zal 'm wel opbellen en zeggen datje vannacht hier blijft omdat
je je niet goed voelt, dan heb je even adempauze.' Ze streek Grace
over haar haar en voegde er toen zacht aan toe: 'Maak je maar geen
zorgen, kind, het komt wel in orde. Rust maar even uit, dan zal ik
je auto in de garage zetten.' Ze tikte Grace op haar hoofd en
voegde er aan toe: 'Er is één ding waar ik blij om ben, en dat is
dat Susie en Ralph er niet zijn. Dan krijg je tenminste niet meteen
iedereen op je dak.' Ze glimlachte maar Grace kon er niet om
glimlachen. Die familievergadering zou vroeg of laat evengoed wel
plaats vinden. Ze zonk dieper weg in haar stoel. Vreemd genoeg
voelde ze zich nu meer ontspannen dan ze ooit geweest was sinds de
dag dat ze Grace Rouse was geworden. Ze voelde zich niet langer
Grace Rouse, de vrouw van de dominee, en ze zou ook nooit meer
Grace Gartner, het onnozele, romantische meisje kunnen zijn. Was ze
al Grace Maclntyre? Misschien. Andrew had gisteravond gezegd dat
zulke dingen gebeurden. De meeste mensen zouden zeggen dat dat niet
zo maar kon. Maar bij hen was het ook langzaam gegroeid, als door
een innerlijke stem die ze allebei hadden gehoord. Hij moest haar
heel duidelijk hebben gehoord, want hij had haar direct herkend.
Hij was veel verstandiger en wijzer dan zij. Zijn wijsheid was een
natuurlijke eigenschap, het had niets met opleiding te maken.
Gisteravond, vlak voordat ze wegging, had hij gezegd:
'Morgenochtend zul je jezelf misschien verwijten gaan maken, maar
bedenk dan één ding heel goed: ik houd van je en wat er ook mag
gebeuren, ik blijf altijd van je houden.' Hij had er nog aan
toegevoegd: 'En ik ben voor niemand bang.' Hij had gelijk gehad. Ze had zichzelf verwijten gemaakt,
maar gelukkig was dat weer overgegaan. Toen ze weer door de tuin terugliep had ze de torenklok tot
haar verbazing twaalf uur horen slaan. In slechts twee uur was haar
wereld totaal op zijn kop gezet. Er brandde nog licht in de
slaapkamer, evenals in de zitkamer en in de hal en ze zag van
bovenaan de trap dat de voordeur wijd openstond. Was hij naar het
dorp gegaan om alarm te slaan? Ze betwijfelde het. Toe te geven dat
zijn vrouw was weggelopen zou voor hem gezichtsverlies betekenen.
Ze kon zich niet voorstellen dat hij dat zou riskeren zolang hij er
niet absoluut zeker van was dat ze niet terug zou komen wanneer
haar boze bui voorbij was. Dat was de benaming die hij aan het
voorval zou geven. Ze liep met wat kleren over haar arm over de
overloop naar de logeerkamer, toen hij de trap op kwam en ze kreeg
medelijden met hem, want hij zag er verschrikt uit. Maar haar
bezorgdheid duurde niet lang want zodra hij haar zag verduisterde
zijn blik en barstte hij woedend uit: 'Waar ben je geweest?'
Toen ze zich, zonder iets te zeggen, omdraaide
en de deur van de logeerkamer openduwde begon hij weer tegen haar
te preken: 'Het wordt tijd datje eens volwassen wordt, Grace, zo
hoort een vrouw zich niet te gedragen. Besef je niet dat je niet
langer een meisje bent dat wordt verwend en vertroeteld door
haar... familie?' De nadruk die hij op het woord familie legde
maakte haar weer woedend. De mening, die hij over haar familie had,
werd duidelijk door de nadruk die hij op het woord had
gelegd. Ze bekeek hem zoals hij daar met
zijn gestalte in de deuropening stond en ze besefte met verbazing
dat ze niet langer bang voor hem was. Een uur geleden had ze zich
aan een andere man gegeven; ze had gezondigd en juist omdat ze had
gezondigd, had ze de moed om onbevreesd de man aan te zien, die ze
als een god had beschouwd. Wanneer haar tocht in het duister
slechts had geresulteerd in verwilderd rondhollen in het bos en in
de steengroeve totdat ze weer tot bezinning was gekomen en
berouwvol naar dit huis was teruggekeerd, zou ze nu compleet
verslagen zijn geweest. Maar tijdens haar vlucht was ze gestopt om
te zondigen en dat had haar lichaam nieuwe moed en een gevoel van
ontspanning gegeven. Ze was ontrouw geweest en op dit moment was ze
daar blij om. 'Begrijp je niet, dat ik dodelijk ongerust ben
geweest?' Het lag op het puntje van haar tong om te zeggen: 'Ja, je
was zo ongerust dat je meteen een zoekactie op touw hebt gezet,'
maar in plaats daarvan zei ze vlak: 'Ik ben erg moe, ik ga naar
bed.' Ze zag hoe hij nog meer rechtop ging staan. 'Je gaat hier
toch niet slapen?' 'Nou, als ik hier
niet slaap, slaap ik ergens anders ook niet.' Terwijl ze dit zei
draaide ze zich om. Ze liep naar de ladenkast en voegde er aan toe:
'Ik wil graag alleen zijn.' 'Grace... Grace, weet je wel wat je
zegt?' 'Ja, ik zei dat ik graag alleen
wilde zijn, alleen wil slapen.' Ze keek hem over haar schouder aan.
'Daar heb je toch zeker geen bezwaar tegen.' Ze zag hoe het bloed langzaam uit zijn gezicht wegtrok.
Zelfs zijn lippen leken grijs. 'We
zullen dit morgenochtend wel uitpraten.' Zijn stem, zijn hele
lichaam straalde woede uit. Toen de deur
achter hem dicht was had ze even een gevoel van triomf, dat
overging in een gevoel van minachting. Haar laatste opmerking was
in ieder geval raak geweest. Zijn hele houding van laat werken,
preek maken, gesprekken voorbereiden, zo vreselijk moe zijn, was nu
aan de kaak gesteld. Hij zou zich niet meer kunnen verbergen achter
zulke leugens. Maar Donald loog nooit, hij ging alle problemen
handig uit de weg, heel handig. Ze ging
niet naar bed maar bleef bij het raam zitten, dat op de achtertuin
uitkeek, en ze zat zich af te vragen hoe ze het zo lang in deze
situatie had kunnen uithouden. Er waren twee redenen voor. Totale
onwetendheid over de seksuele kant van het huwelijk en een
natuurlijke bedeesdheid om met iemand daarover te praten. Ze was
het huwelijk ingegaan met het idee dat ze de noodzakelijke dingen
wist. Je hield van je man, je ging met hem naar bed, het resultaat
was een baby. Dat merkte je doordat je niet meer ongesteld werd en
je ziek voelde. Het duurde negen maanden om een baby te krijgen en
gedurende die tijd was je man één en al bewondering. En hadden niet
miljoenen vrouwen zich met slechts die wetenschap kunnen redden?
Maar hoe was het de anderen vergaan? Degenen die wel over het
tuinpad werden gevoerd maar bij wie op het laatste moment de deur
voor hun neus werd dichtgeslagen - waren ze naar hun moeder gegaan,
of naar de dokter of de dominee om hun hart uit te storten?
Misschien. Maar er zouden ook anderen zijn geweest die, net als
zij, niet zo iets hadden kunnen doen. Waren ze gek geworden, kregen
ze een zenuwinzinking, of hadden ze zich laten verleiden? Ze
begreep dat ze zelf op het randje van een zenuwinzinking geweest
was, maar nu was ze gered. Ze had zich laten verleiden. Ze bleef
daar zitten tot de ochtendschemering. Ze had met de gestikte deken
om zich heengeslagen in haar stoel gezeten en nu sloeg ze die opzij
en ging zachtjes haar kamer uit, naar de keuken. Daar zette ze een
pot sterke thee. Ze hoefde niet bang te zijn dat Donald haar
gezelschap zou komen houden. Vanaf de overloop had ze hem horen
snurken en ze begreep dat hij er wel voor zorgde dat hij genoeg
slaap kreeg, ondanks alle zorgen die hem kwelden. Toen ze weer op
haar kamer was sloeg ze opnieuw de gestikte deken om en terwijl ze
naar buiten naar de zonsopgang keek probeerde ze te bedenken wat ze
nu voor stappen moest gaan doen. Ze wist niet wanneer ze in slaap
was gevallen, maar ze schrok plotseling wakker door Bens stem, die
door de tuin schreeuwde. Ze kwam met knipperende ogen overeind, ze
wist even niet goed waar ze was. Toen ze haar gezicht tegen het
raam drukte, kon ze hem bij de kas zien staan. Hij stond nog steeds
te schreeuwen en met zijn armen te zwaaien. Wat was er aan de hand?
Wat gebeurde er? Ze zag niemand anders in de tuin. Toen zag ze dat
hij naar het huis toe liep en ze wist dat hij naar de keukendeur
zou lopen. Snel streek ze haar haar opzij en trok haar jurk recht.
Ze was nog versuft van de slaap en haar ogen prikten. Op de
overloop zag ze dat Donald al op was, want de slaapkamerdeur stond
wijd open en hij was nergens te zien. Toen ze de keuken binnenkwam zag ze Ben door de andere
deur, die openstond. Hij stond met gebalde vuisten tegen Donald te
schelden: 'Afgezaagd, dat heb jij gedaan! Helemaal afgezaagd,
smeerlap! Dat ben je, een smeerlap. Nou is de maat vol. Ik blijf
hier geen minuut meer, ook al zou ik van de honger omkomen. Hoor je
dat?' 'Ik had je gisteren al verteld dat
ik wilde dat er een flink stuk van die heg werd afgehaald, en jij
hebt er maar een paar centimeter van afgehaald.'
'Loop naar de hel! Ik heb je verteld waarom die
heg daar staat.' Hij gebaarde met zijn hand in de richting van de
oprit. 'Daar staat nou geen groene haag meer, hè? Nee, nou zie je
alleen maar een zwart mastiek dak. Mooi hè? Maar als het dit niet
geweest was, was er wel iets anders. Je liep d'r gewoon op te
wachten. Links en rechts bevelen uitdelen over zaken waar je geen
snars verstand van hebt. Het liefst de Godalmachtig binnen en
buiten de kerk lopen te spelen. Nou, ik wil je wel verzekeren dat
het je bij mij niet lukt. Je kunt de boom in, ik pik 't niet meer.
Ik had 't meteen al door. Mensen als jij, die zorgen dat er moord-
en doodslag in deze wereld komt. Ik stap op! Je kunt me betalen en
ik pak m'n gereedschap in. En ik wil je nog één ding zeggen...'
Bens gezicht ging met een ruk naar boven. 'Je bent een achterbaks
stuk onbenul, en een gewone rotzak op de koop toe, daar!'
De oude man draaide zich om en liep weg. Even
later stapte Grace voorzichtig naar buiten en ze keek naar Donald.
Ze zag dat hij de grootste moeite had zich te beheersen. En toen ze
wat zei, was het eerder een constatering dan een vraag: 'Dus jij
hebt die haag afgeknipt? Dan moet je vanmorgen wel vroeg zijn
opgestaan om die haag, de haag van Ben, af te knippen.' 'Het is
niet Bens haag.' 'Dan is het mijn haag.' Zijn gezicht liep rood aan terwijl hij zei: 'Heel goed,
Grace, als jij wenst te benadrukken dat jij de eigenares bent, zal
ik maatregelen treffen zodat we naar de pastorie kunnen verhuizen -
die staat nog steeds leeg.' Toen ze zich
omdraaide, snauwde hij: 'Waar ga je naar toe? Ik verbied je naar
die man toe te gaan.' Ze bleef staan,
draaide zich om en keek hem aan. Bens woorden: 'Gemene rotzak'
kwamen bij haar op en ze had de grootste moeite die woorden niet te
herhalen. Maar als ze die woorden had uitgesproken zou ze hem niet
meer verbaasd hebben doen staan dan toen ze zei: 'Je kunt me niet
iets verbieden dat ik wil doen.' Ze liet hem met een verbijsterd
gezicht achter en terwijl ze om het huis heen naar Ben holde, bleef
ze tegen zichzelf zeggen: 'Het is onmogelijk, gewoon onmogelijk,'
want ze begreep op dit moment, dat ze niet alleen niet langer meer
van hem hield, maar dat ze hem bijna haatte. Hij moest die morgen
al vroeg zijn opgestaan en niet om met haar alles uit te praten,
over wat er de vorige avond was gebeurd, maar om met opzet die haag
af te zagen, terwijl hij wist dat dat een zinloze handeling was.
Ben had zijn bevelen niet opgevolgd, dus moest Ben gestraft worden.
Ben werd ook gestraft, al wist hij dit niet, omdat zij ook
ongehoorzaam was geweest. Toen ze Ben inhaalde stond hij bij wat de
vorige avond nog een brede, goed onderhouden haag was geweest. De
hoofdstengels van de kamperfoelie waren doorgezaagd en
weggetrokken. Ze lagen op een berg naast het pad; het enige dat nu
nog van de haag over was, was een verwarde, sliertige bos twijgen
van een halve meter hoog. 'Het spijt me zo erg, Ben.' Ze ging naast
hem staan, maar hij gaf geen antwoord. Hij liet zijn hoofd nog
verder zakken en schudde het even, voordat hij zich omdraaide en
naar de kas liep. Ze liep hem achterna en toen hij nog niets wilde
zeggen begreep ze dat de oude man huilde. Terwijl ze stond te
kijken hoe de tranen over zijn gerimpelde gezicht liepen, begreep
ze opeens dat ze hier weg moest, ze moest dit huis verlaten. Ze zei
tegen Bens gebogen schouders: 'Ik zal bij je langs komen Ben, en
dan zal ik ervoor zorgen dat je een eigen tuin krijgt, dat beloof
ik je.' Bij Bens huisje, aan de andere
kant van het dorp, lag maar een heel klein lapje grond en ze wist
hoezeer de oude man zijn werk zou missen. Daarom sprak ze niet
alleen maar troostende woordjes, maar meende ze wat ze zei, toen ze
hem de belofte gaf. Hij gaf nog steeds geen antwoord en ze draaide
zich om en liep snel het huis in. Toen
ze een halfuur later de trap af kwam, in een mantelpakje met een
hoed op en een koffer in haar hand, liep ze in de hal niet alleen
Donald tegen het lijf, maar ook mevrouw Blenkinsop. Dit maakte de
zaak een stuk eenvoudiger. Ze negeerde Donald en keek de oudere
vrouw aan: 'Ik ga naar mijn tante, mevrouw Blenkinsop, want ze is
ziek.' 'O, wat vervelend, mevrouw.' Grace wist dat op dit moment mevrouw Blenkinsop haar
geloofde en Donald zou geen stappen ondernemen om haar te vertellen
dat de situatie anders was. Hij liep achter zijn vrouw aan naar de
garage. Maar eenmaal daar binnen barstte zijn gramschap over haar
los; maar wel op zo'n beheerste, rustige manier, dat het buiten de
garage niet te horen was. 'Wat ben je
nou van plan Grace? Doe niet zo dwaas. Je kunt toch niet zo maar
naar je tante weglopen omdat we een klein meningsverschil hebben.
Ga een eindje rijden en kom dan weer terug, maar ga niet naar je
tante Aggie. Ik...' 'Je verbiedt 't me?' 'Ik vraag je niet te
gaan.' 'Ik ga naar tante Aggie en ik ga
eens met haar praten. Dat had ik al veel eerder moeten doen. Dan
was ik niet zo'n overspannen wezen geworden.' Ze deed de deur open
en stapte in. Vanuit de auto keek ze hem aan. 'Binnen de kortste
keren zou ik nu een zenuwinzinking hebben gehad en iedereen zou dat
toch zo zielig hebben gevonden... niet voor mij, o nee, maar voor
jou. Dat die arme dominee toch zo'n nerveuze vrouw had.'
Ze keken elkaar aan en ze zag dat zijn ogen van
kleur veranderden. Ze had dit al eens eerder opgemerkt. Het was net
alsof hij er een beschermende sluier overheen trok. Ze zag dat hij
diep ademhaalde voordat hij begon te spreken. 'Natuurlijk ben je wat overspannen, en dat komt omdat je je
de laatste maanden als een hysterisch
kind hebt gedragen.' Zijn stem werd nog
zachter. 'Er zijn meer dingen in het huwelijk dan alleen
dwaze romantiek, en één daarvan is plicht. Je
schijnt te vergeten dat je tegenover mij
ook plichten hebt.' 'Vraag dan of
juffrouw Shawcross die overneemt.' 'Grace, hoe durf je! Je bent onbeschaafd en
onbeschaamd.' 'Jawel, dat zal wel. Dat
komt nu eenmaal door m'n afkomst. Daar heb je nooit veel goeds van gedacht, dat weet ik. Van
mensen beneden de stand van een Toole of een Farley denk jij niet
veel goeds, hè? Het gewone volk en de anderen -, weet je wel? De
mensen met een bankrekening tegenover die met een loonzakje.' Ze
startte de auto en drukte het gaspedaal in. Ze hoorde hem nog juist
zeggen: 'Het is niet waar, ik kan het niet geloven. Waarom ben je
opeens zo anders?' 'O, Donald!' siste ze
tussen haar tanden. 'In godsnaam, doe niet zo hypocriet.' Ze leunde
naar buiten. 'Je doet verdomd goed je best om de mensen in de kerk
te laten biechten. Waarom geef je zelf niet het goede voorbeeld?
Een keertje biechten zou voor jou geen kwaad kunnen. Dan zou je
meteen weten wat mij zo veranderd heeft... Poeh!'
'Grace, wacht, ik smeek je, wacht.'
De auto reed de garage uit; ze waren nu weer
buiten en daar stond mevrouw Blenkinsop bij de keukendeur. Ze
glimlachte haar toe en Grace glimlachte terug, ze wuifde zelfs even
en toen reed ze de oprit af, het hek uit, de weg op. Weg, weg, en
ze zou nooit meer terugkomen.
Aggie ging niet meteen de auto in de garage
zetten, maar liep eerst naar haar kantoor en schreef haastig een
brief. Toen ze de auto naast die van haarzelf in de verbouwde
paardestallen aan het eind van de doodlopende weg had gezet,
haastte ze zich naar de brievenbus in de straat en daar deed ze de
brief op de post. Terwijl ze naar huis terugliep dacht ze: 'Die
moet hij morgenochtend wel hebben. Vandaag is het woensdag; ik moet
tegen vrijdag wel antwoord van hem hebben en dan kunnen we in het
weekend iets regelen. Dat is te zeggen, als hij inmiddels niet tot
bezinning is gekomen... die lummel.' De volgende morgen om
halftwaalf kon niemand verbaasder zijn dan Aggie toen ze de
voordeur opendeed en daar de lummel zelf zag staan.
Andrew Maclntyre stond daar met de hoed in de
hand. Hij droeg een bruin pak en had glimmend gepoetste laarzen met
dikke zolen aan. 'Ik heb uw brief ontvangen.' Zijn houding was
terzake en typerend voor hem, evenals Aggies antwoord: 'Ben je
hierheen gevlogen?' 'Nee, gefietst. Het
is m'n vrije dag.' Aggie keek snel
achterom. Er was geen spoor van Grace te zien en ze zei snel: 'Kom
binnen. Ga die kamer maar in.' Ze wees naar links.
Daarna deed ze de voordeur dicht en ze keek
even naar de trap voordat ze hem volgde. Toen Aggie achter haar bureau ging zitten zei ze kortaf:
'Ga zitten.' En toen hij zat keek ze hem recht in het gezicht en
zei: 'Zo!' Daarna voegde ze er aan toe: 'Je hebt er een mooie
puinhoop van gemaakt. Je weet zeker wel hoe ik daarover denk?' Ze
keek hem dreigend aan en toen hij geen antwoord gaf, voegde ze er
aan toe: 'En, wat heb jij te zeggen? Niets, zeker?'
'Ik heb een heleboel te zeggen, maar ik wacht
tot u uitgesproken bent.' Welja! zei ze
in zichzelf terwijl ze rechtop ging zitten en hem kritisch bekeek.
Hij was bepaald geen slapjanus, maar ze zou hem nou ook weer niet
één twee drie z'n zin geven. Ze zou hem het vuur na aan de schenen
leggen, reken daar maar op! 'Goed dan. Eerst zal ik je zeggen wat
ik op mijn hart heb. Wat ben je eigenlijk van plan nu je... nu
je...?' Ze moest opeens naar de juiste uitdrukking zoeken. Ze kon
toch moeilijk zeggen: 'Nu je mijn nichtje hebt verkracht?' of: 'Nu
je met een getrouwde vrouw overspel hebt gepleegd?' Grace was, naar
haar verhaal te oordelen, maar al te gewillig geweest. Maar ze
moest iets zeggen, en daarom eindigde ze: 'Nu je het leven van mijn
nichtje geruïneerd hebt?' 'Ik heb haar leven niet geruïneerd; dat
gebeurde op de dag dat u haar met hem liet trouwen.'
Ze zei niet: 'Ik wilde niet dat ze met hem zou
trouwen, ik zou haar tegengehouden hebben, als ik dat gekund had,'
maar ze snauwde: 'Niemand had haar kunnen tegenhouden, ze was op
hem verliefd. Ze was stapelverliefd.' 'Wat wist zij ervan? Ze had al die tijd op school
gezeten.' 'Hoe oud ben jij?'
'Ik ben vierentwintig jaar.'
Ze was verbaasd, dat had ze hem nog niet
gegeven. 'O, en ik veronderstel dat jij er alles van weet en het
veel beter zou hebben aangepakt dan hij?' 'O ja, zeker. En dat zou ik nu ook hebben gedaan, maar je
kunt het niet altijd zo doen als je 't wilt.' Voor het eerst keek
Andrew de andere kant uit en hij eindigde zachtjes: 'Het spijt me
dat dit gebeurd is.' 'O ja?' Aggie
fronste haar wenkbrauwen. 'Je gaat me toch niet vertellen dat je
eronderuit wilt?' Zijn ogen richtten
zich weer snel op haar. 'Nee, ik wil er beslist niet onderuit,
zoals u dat noemt, maar er zijn omstandigheden...' Hij slikte. 'Ik
heb geen geld; aan het eind van de week heb ik geen baan meer - ik
heb m'n ontslag genomen - en ik moet mijn ouders
onderhouden.' Aggie knikte met haar
kleine hoofdje. 'O. Je vooruitzichten zijn niet bepaald denderend,
hè? En wat verwacht je dat wij daar aan zullen doen?' Ze werd
onderbroken doordat Andrew overeind sprong. 'Ik wil niet dat we... daar... iets aan doen. Dat is een
zaak tussen haar en mij.' 'Nou, er is
één punt: ze heeft in ieder geval genoeg geld om jullie samen te
kunnen onderhouden.' Ze keek hem met toegeknepen ogen nauwlettend
aan. 'Nou, dat zal ze niet hoeven te
gebruiken, niet voor mij.' Tante Aggie keek verbaasd op en zei:
'Neem je haar dan niet met je mee?' 'Ik neem haar niet mee.'
Aggie sprong overeind en keek omhoog om hem in
zijn gezicht te zien. 'Mag ik dan vragen watje van plan bent te
doen?' vroeg ze boos. 'Ik ben van plan te blijven waar ik
ben.' 'Bedoel je, dat je me daar staat
te vertellen dat je blijft...?' Aggie zweeg. 'Nou, zij gaat niet
meer terug. Wat heb je daar op te zeggen?' Aggie zag dat de huid
rond zijn mond wit werd, voordat hij zei: 'Dat zal ze zelf moeten
beslissen.' Hij haalde diep adem en voegde er aan toe: 'Kan ik haar
nu spreken?' Agie keek hem nog even aan.
Ze kon weinig hoogte van hem krijgen. Het was allemaal anders
gelopen dan ze gedacht had. Wanneer het eerste geharrewar voorbij
was, had ze hem een boerderij toegedacht - dat konden ze
gemakkelijk van Grace's geld doen. Maar nu stond hij haar te
vertellen dat hij niet uit Deckford weg kon gaan. Ze zei verder
niets tegen hem, maar toen ze boven in Grace's kamer kwam tuimelden
de woorden uit haar mond. 'Hij is
beneden - nee, niet Donald, Andrew Maclntyre.' Ze pakte Grace bij
de arm en schudde haar niet al te zachtzinnig. 'Ik weet wat je in
gedachten hebt, maar laat mij je op een teleurstelling
voorbereiden: hij wil niet uit Deckford weg. Hij heeft trouwens
zijn ontslag genomen - ik weet niet waarom - maar hij wil niet
weggaan. En nogmaals, ik weet niet waarom, maar dat moet je zelf
maar uitzoeken.' 'Hoe wist hij dat ik hier was?' vroeg Grace,
nauwelijks hoorbaar, ik heb hem gisteravond geschreven. Ik had
gedacht dat ik daar morgen een antwoord op zou krijgen, maar hij is
er nu zelf, levensgroot, beneden in m'n kantoor. Ga nu maar. Maar
bedenk wel dat het niet allemaal loopt zoals jij dat zou willen, ik
waarschuw je.' Langzaam liep Grace de trap af. Ze was nerveus, een
beetje bang, verlegen en ze geneerde zich wat om deze man weer te
ontmoeten. De Andrew in het donker was een jongen van haar eigen
leeftijd geweest, maar ze wist dat hij bij daglicht Andrew
Maclntyre zou zijn, een heel ander wezen. Maar al deze gevoelens
verdwenen toen ze de kamer inging, de deur dichtdeed en met haar
rug tegen die deur bleef staan. Hij
verroerde zich niet, maar bleef daar staan en keek haar met zijn
heldere, donkere ogen aan. Het was de honger in die ogen, die haar
tot in haar diepste eenzaamheid raakte en binnen een seconde lag ze
in zijn armen, met haar hoofd op zijn schouder en haar mond tegen
zijn jasje, terwijl ze steeds weer fluisterde, net als in die nacht
ervoor: 'O, Andrew; o, Andrew.' Hij
maakte geen aanstalten haar te kussen, maar na een poosje duwde hij
haar van zich af en zette haar in een stoel bij het bureau. Hij
schoof er een andere stoel naast en vroeg: 'Heeft je tante je alles
verteld wat ik gezegd heb?' 'Ze zei dat
je bij Toole wegging.' Ze vroeg nu niet waarom - ze begreep het. En
toen zei ze, met vragende blik: 'Maar ze zei dat je niet uit het
dorp weg kon. Is dat zo, Andrew?' 'Ja, ik kan daar niet weggaan.'
'Waarom niet?' 'Om mijn ouders.' 'Maar
Andrew, luister eens.' Ze boog zich voorover en greep zijn handen.
'Ik ga niet weer terug. Ik wil dat huis nooit meer zien, en evenmin
de mensen in dat huis. Je vertelde me dat zulke dingen wel eens
gebeuren. Nou, ik geloof je, want nu weet ik het. Ik wil met jou
weg, Andrew, en ik heb genoeg geld om een boerderij of zo voor ons
te kopen. En als Donald niet in een echtscheiding toestemt, kan het
me niets schelen. Als het puntje bij het paaltje komt...' Ze zweeg
even en ze wendde haar blik van hem af en staarde naar de vitrages
voor het raam. 'Als het puntje bij het paaltje komt zou ik het
huwelijk ongeldig kunnen laten verklaren.' 'O, Grace, wat heb ik gedaan?' Hij keek naar haar handen, ik
had het nooit moeten laten gebeuren, die
nacht. Ik weet nu dat ik dat niet had moeten doen. Ik wist het toen
ook, maar al deze maanden was mijn enige wens jou in mijn armen te
mogen houden.' 'Heb je er spijt van?' 'Nee, nee, beslist niet. Nooit. Weet je, het spijt me niet -
niet voor mezelf, bedoel ik. Maar voor jou. Jij zou het, denk ik,
wel hebben uitgehouden; net als mijn moeder zou je het hebben
uitgehouden.' 'Nee, Andrew. Ik kon het niet langer uithouden, ik
ging regelrecht op een zenuwinzinking af. Ik heb in geen maanden
meer goed kunnen slapen. Ik was ziek. Ik wist dat ik ziek was en
wat er ook mag gebeuren, ik zal nooit spijt krijgen van die nacht,
Andrew...' Ze keek omhoog, naar zijn gezicht. 'Misschien weetje het
niet, maar je hebt niet alleen mijn leven gered, maar ook mijn
geest. Als ik verder het bos in was gelopen, in de toestand waarin
ik verkeerde, zou er iets in me geknapt zijn.' 'O, Grace.' Hij aaide haar over haar gezicht. Toen keek hij
omlaag en schudde langzaam zijn hoofd. 'Wat ik nu het liefste zou
willen doen is jou optillen en naar een plaats brengen waar niemand
ons ooit zou kunnen vinden. Maar ik kan het niet, ik kan het niet,
Grace. Ik kan haar niet in de steek laten.' 'Haar?'
'Mijn moeder.' 'Je
moeder?' De verbazing en teleurstelling in haar stem deden hem
overeind springen en hij draaide zijn rug naar haar toe terwijl hij
zei: 'Twintig jaar lang heeft ze gezwoegd en geploeterd voor mijn
vader. Haar leven is een hel geweest. Hij is invalide door
arthritis weet je. En afgezien daarvan is zijn geest ook invalide
geworden. Hij haat de mensen, allemaal, zelfs mij. Ik denk dat hij
mij nog het meeste haat. Ze wil hem niet in de steek laten en ik
kan haar niet in de steek laten. Als ze hiervan wist zou ze zeggen
dat ik moest gaan. Maar door wat ik voel voor haar ben ik in staat
om jou lief te hebben. Ik kan van je houden en je laten gaan. Ik
kan van je houden zonder zelfs maar je hand nog weer aan te raken.
Dat is steeds zo geweest en zo zou het kunnen blijven.' Hij draaide
zich naar haar om. 'Dat is misschien moeilijk te geloven, maar het
is waar.' 'Maar... maar Andrew, wat moeten we dan doen? Ik kan niet
meer teruggaan. Tenminste' - ze liet haar hoofd zakken en praatte
zachtjes in zichzelf - 'ik had niet gedacht dat ik dat weer zou
moeten.' 'Ga niet om mij terug. Wat je ook doet, doe dat niet. Ik
kan af en toe bij je komen... als je dat nog wilt. Ik zal in ieder
geval ander werk moeten zoeken, maar dat zal niet zo moeilijk zijn
- ze zitten te springen om boerenknechten.' 'Andrew.' Ze legde haar handen op zijn schouders. 'Laat mij
een boerderij voor je kopen.' Met één
stap was hij buiten haar bereik en de kleine ruimte tussen hen
scheen groter te worden. Hij bewoog zijn hand alsof hij iets opzij
gooide en hij zei: 'Nee, dat niet. Dat nooit. Bied me dat niet aan.
Ik ben een van die mensen die zelf hun weg willen vinden en voor
zover ik het kan bekijken, zal ik het wel nooit ver brengen, maar
evengoed wil ik er op eigen kracht komen. Vraag me niet om in een
opgemaakt bedje te stappen.' 'O,
Andrew!' De pijn in haar stem bracht hem naar haar terug en hij nam
haar in zijn armen en drukte haar tegen zich aan terwijl hij zei:
'Zo bedoelde ik het niet. Ik wilde je alleen maar duidelijk maken
dat ik niets van je wil dan - dan alleen maar jou zelf.' Hij zweeg
nu en hield haar in zijn armen. Toen ze zijn lichaam voelde beven
besefte ze opeens dat wat Andrew Maclntyre ook ooit tegen haar zou
zeggen, zijn woord voor haar wet zou zijn. Mentaal mochten ze
misschien twee tegenpolen zijn, want ze wist nog niet goed wat er
in zijn geest om ging, maar fysiek vormden ze een geheel en daarom
alleen al zou ze alles kunnen verdragen om bij hem te blijven. En
zo was het.
'Wil je zeggen dat je weer bij hem in huis gaat
wonen, alleen omdat die Schotse stijfkop
niet wil verkassen?' 'Ik heb u toch al
uitgelegd, tante Aggie, waarom niet?' 'Onzin! Zijn ouders zouden daar ook bij jullie in de buurt
kunnen komen wonen, als dat zo nodig
moet... daar kan toch iets voor geregeld
worden.' 'Zijn vader is een verbitterd
mens, hij wil dat huis niet uit. Hij is een mensenhater en daar
ziet hij bijna nooit iemand.' Aggie ijsbeerde een rondje door haar
zitkamer voordat ze weer wat zei. 'Nou, ik snap er geen steek van.
Stel, dat Donald het nou eens over een andere boeg gaat gooien en
wel aanspraken op jou maakt, op de een of andere
manier?'