12

Terwijl de ene zenuwslopende dag in de andere overging probeerde Grace op allerlei manieren te voorkomen dat Donald ook Jane volledig zou overheersen. Het conflict was des te heviger omdat geen van beiden zich er over uitliet. Daar kwam nog bij dat Grace het feit onder ogen moest zien dat ze nooit in staat zou zijn Stephen bij Donald weg te halen. Het kind zou niet langer kunnen leven zonder de man die hij pappa noemde. Haar hele leven begon ondraaglijk te worden; alleen Andrew zou haar verlichting kunnen brengen. Maar Andrew zat in Italië. Van Noord-Afrika en Sicilië was hij doorgereisd naar Italië. Elke zaterdagmorgen lagen zijn brieven voor haar bij tante Aggie, en ze eindigden bijna altijd met: 'Het zal nu niet lang meer duren, het is bijna afgelopen, het is bijna voorbij.' Toen het eindelijk voorbij was bracht de hoop weer wat kleur op haar wangen en ze dacht steeds weer: 'Misschien morgen. Misschien morgen. Misschien morgen.' Maar het duurde nog vele maanden en het was al lang vrede voordat ze Andrew weer zag. Op een vrijdagavond, om zes uur, was Peggy Mather bezig haar jas aan te trekken en een sjaal om haar hoofd te doen omdat er buiten een sneeuwstorm stond, toen ze de telefoon hoorde gaan. Ze wilde net de achterdeur opendoen om weg te gaan toen ze hem weer hoorde gaan. Ze bleef staan. De dominee maakte zo'n zeldzame herrie met de kinderen in de kinderkamer, dat hij de telefoon niet kon horen. En waar zat zij eigenlijk? Ze stampte door de keuken en ging door de tochtdeur de hal in, en toen de telefoon weer ging nam ze op en zei: 'Hallo?' Even later legde ze de hoorn neer, liep naar de trap en riep zo hard mogelijk naar boven: 'Het is voor u - mevrouw!' Het woord mevrouw sprak ze altijd heel nadrukkelijk uit. Grace was zich in de badkamer wat aan het opknappen nadat ze de kinderen in bad had gedaan, en ze hoorde haar nu pas roepen. Ze liep naar de trap en Peggy Mather mompelde vanonder de sjaal die ze over haar mond trok: 'Telefoon.' 'Dank je, Peggy.' Grace keek geïrriteerd in de richting van de kinderkamer, waarvandaan opgewonden gegil klonk. Toen ze de hoorn beetpakte hoorde ze Aggie zeggen: 'Hallo zeg, sliep je?' 'Nee, tante Aggie, maar er was boven zoveel lawaai, dat ik de telefoon niet kon horen.' 'Hoe is het er mee?' 'O... eh... het gaat wel.' 'Wat dacht je van een lekkere biefstuk voor het weekend?' 'Biefstuk, tante Aggie? Nou...' Grace schudde haar hoofd. 'Biefstuk? We hebben de laatste weken niets anders dan schapevlees gehad. Ik kan het niet meer luchten of zien. Kunt u aan biefstuk komen?' 'Ja, prima kwaliteit. Echte Schotse.' Aggie lachte en voegde er aan toe: 'En niet op de zwarte markt.' Grace glimlachte. Aggie klonk blij, zelfs opgewonden; ze wist altijd aan allerlei zaken te komen. Ze kende zoveel mensen. Maar een biefstuk! 'Grace.' 'Ja tante Aggie.' 'Hou je vast. Ik heb een verrassing voor je. Het is de Schotse biefstuk in eigen persoon.' Grace haalde de telefoon van haar oor, keek er verbijsterd naar, en drukte hem toen stevig tegen haar hoofd. Ze hoorde een zware, diepe stem zeggen: 'Grace... Grace.' Ze deed haar ogen dicht en greep het telefoontafeltje beet. Ze kon niets uitbrengen. 'Grace...' De stem klonk lager en zachter. 'Grace... liefste ben je daar?... Grace.' Haar mond stond open en er welden allerlei woorden in haar op toen ze tante Aggies scherpe stem hoorde roepen: 'Grace!... Grace, hoor je me? Ben je daar nog?' 'Ja. O, tante Aggie!' 'Is er iemand in de buurt?' Grace schudde haar hoofd en ze wilde net 'Nee' zeggen toen ze de deur van de kinderkamer hoorde en Donalds voetstappen op de trap klonken en ze zei haastig: 'Ja, tante Aggie, ja.' 'Dus dan kom je morgen?' 'Ja, tante Aggie.' Donald stond nu in de hal en ze dwong zichzelf te praten. 'Ik heb nog wel genoeg bonnen om die kleren voor Beatrice te kopen. Ja, ik kom morgen... dan... dan zie ik u wel. Bedankt, tante Aggie, tot morgen.' Ze legde de hoorn neer terwijl Donald zijn studeerkamer inging en ze holde naar boven, naar haar eigen kamer. Ze bleef even op de overloop staan en keek naar de deur van de kinderkamer. Ze zou dan nu naar binnen hollen en roepen: 'Kinderen! Kinderen! Jullie vader komt thuis. Drie jaar lang hebben jullie je vader niet gezien. Maar nu is hij thuis, voor goed, voor altijd en altijd. Net als in een sprookje. Ja, net als in een sprookje, voor altijd en altijd.'