14
Het was vrijdagmorgen en het sneeuwde dikke vlokken, waardoor Max en Gijs met vertraging arriveerden. Ze stampten op de mat bij de ingang de sneeuw van hun schoenen. Ze repten zich naar de koffieautomaat en gingen met hun handen om het warme bekertje en met krakende kaken van de kou naar de vergaderzaal.
‘Ik vraag me af of er aan dit eskimoweer nog een einde komt’, jammerde Max. Hij zette het bekertje op tafel en wreef zich in de handen.
‘Morgen, Maud. Hé, Steven, hoe ben jij hier zo snel geraakt?’
‘Ik ben hier blijven slapen.’
‘Wat?’
Steven lachte en gaf Max een plagend klopje op de schouder.
‘Zot, nog in geen honderd jaar. Nee, ik heb gewoon het zwaailicht op de auto gezet, dan ritst zelfs de langste file meteen voor je open, man. Gaaf!’
Max schudde zijn hoofd. ‘Je bent me d’r eentje.’
‘Nog nooit eerder gedaan, hoor, één keertje maar, wel zalig.’
‘En dat terwijl Maud erbij zit, je durft’, lachte Gijs.
‘Hij moet als straf wel al de sneeuw ruimen en daarna strooien op de parking en de binnenplaats’, zei Maud streng.
Steven draaide met een ruk zijn hoofd naar haar om en trok zijn ogen wijd open.
‘Komaan, we gaan van start. Zeg op’, verzocht Maud en ze knipoogde naar hem.
‘Oké, over dat netwerk dus. Ze loggen in met hun irisscan. Wanneer er een andere persoon voor het scherm van hun computer zit, schakelt die zichzelf uit.’
Maud trommelde met haar vingers op tafel en keek nadenkend naar Gijs en Max, en dan naar Steven.
‘Bewijzen hebben we nodig. We kunnen niemand vasthouden met wat we nu weten.’
‘Het netwerk van het UZ, daar wil ik in zien te komen’, zei Steven.
‘Het klopt toch dat er twee namen uit het patiëntenbestand zijn gewist, Ivan Depraeter en Robert Vergauwen?’
‘Juist, en waarschijnlijk nog meer.’
‘Misschien moeten we opnieuw langsgaan bij die Rita Devolder. Die zei toch zelf dat ze erin zaten en toen plots niet meer?’
‘Ja, maar of zij helemaal te vertrouwen is…’
‘Wat wil je daarmee zeggen, Gijs?’
‘Ze is of wás het lief van de dokter, maar volgens mij uitsluitend fysiek. Ik denk niet dat ze erg slim is.’
Max kwam voorover op tafel liggen en zei met een spottend lachje: ‘Fysiek? Enfin, geen groot licht dus. Reden te meer om haar nog eens uit te vragen, zulke mensen praten meestal hun mond voorbij voor ze er erg in hebben.’
‘Oké, ik ga er weer langs.’
‘Max en Steven, jullie gaan naar het UZ en raadplegen de computer van die Brigitte. Ik wil de historiek van de opnames in de afdeling nefrologie teruggaand tot 2004. Ivan zei dat hij vanaf toen naar de dialyse ging, samen met Vergauwen. Wanneer hun namen onvindbaar zijn, en als Rita Devolder verklaart dat de twee mannen gedurende twee jaar patiënt waren, staat het zwart op wit vast dat het computersysteem gehackt is. De volgende stap is de aanhouding van Tom Dewaele. Hij is de spilfiguur, als hij de boel niet meer controleert, stort het systeeem als een kaartenhuisje ineen.’
‘Er is nog iets’, vervolgde Max. ‘Waarom vinden we die gsm en pas van Maya niet? En waar is dat Fedex-pakje van Samuel verzeild geraakt?’
Maud keek haar mannen ernstig aan en sprak kordate taal.
‘Eerst die Dewaele opnieuw op de rooster leggen. Hij móét spreken. Haal hem op, mét zijn computer, ik wil hem hier verhoren.’
‘Er moet iets zijn, Maud, iets waardoor we hem te slim af zijn, waardoor hij zijn macht verliest, iets…’
Steven leunde voorover en liet zijn voorhoofd in zijn handen rusten. Toen ging hij weer rechtop zitten en staarde voor zich uit.
‘Die man is zo geslepen, hij windt ons allemaal rond zijn vinger terwijl we erbij staan.’
‘Hij kan de belangrijkste informatie voor ons verzwijgen en slechts een paar pietluttigheden te grabbel gooien om ons te sussen, snap je?’
Gijs herhaalde: ‘Dat is net wat ik bedoel, we moeten zijn zwakke plek vinden, iets wat hem diep raakt en waardoor hij door de knieën zal gaan.’
‘Tja, die kerel is ook zo slim en onvoorspelbaar. Je weet niet wat er in die kop van hem omgaat.’
‘We kunnen zeggen dat Robert Vergauwen gelekt heeft, dat hij uit schrik voor zijn praktijk en zijn goede reputatie als huisarts het bijltje erbij neerlegt. Als er één schakel wegvalt in hun ketting, ligt hun hele strategie lam.’
‘Niet sterk genoeg. We moeten iets straffers opvoeren waardoor hij murw wordt en gaat praten. Ik ga hem eens grondiger natrekken. Je begrijpt wat ik bedoel en met jouw goedkeuring natuurlijk.’
‘Wat ben je van plan, Gijs?’ wilde Maud weten.
‘Wel, zoals ik zei, zijn gevoelige plek zoeken.’
Maud legde haar beide handen met de handpalmen naar boven en trok een vragend gezicht. ‘Ik volg je niet.’
‘Toch wel. Iedereen heeft een gevoelige plek, gewoonlijk niet ver weg, die zit in je lijf, of aan je lijf. Ik ga naar opticien Jo Dirickx.’
Maud keek hem nog steeds niet-begrijpend aan. ‘Een opticien? Moet je brillen?’
‘Nee, ’t is niet voor mij, maar voor Tom Dewaele.’
‘Hoe?’
‘Is het jou nog niet opgevallen dat Dewaele een ernstig gezichtsprobleem heeft?’
Maud knikte. ‘Jawel, ik denk zelfs dat hij zonder bril zo goed als blind is.’
‘Je zegt het, dat bedoel ik dus met een zwakke plek. Ik zag op Dewaeles brillenpoetsdoekje de gegevens van opticien Jo Dirickx en ik ga daar eens een paar vragen stellen.’
‘Is Jo Dirickx er?’
‘Nee, ik ben de verkoopster. Mijnheer komt straks, ik denk over een uurtje.’
Gijs toonde zijn legitimatie. ‘Gijs De Baets, recherche, u kunt mij waarschijnlijk ook helpen.’
‘Graag.’
‘Zitten alle klanten van deze zaak in uw bestand?’
‘Ja.’
‘Kunnen we even aan de computer plaatsnemen, u zou iets moeten opzoeken.’
‘Geen probleem, komt u mee.’
De jonge vrouw ging naar het laatste bureautje in de winkelruimte, waar de computer stond, en bewoog kort met de muis om het scherm te activeren.
Gijs nam een taboeret en schoof hem tot naast haar.
‘Wat wilt u weten?’
‘Dewaele’, zei Gijs.
Ze draaide haar hoofd naar Gijs en keek hem aan.
‘Mijnheer Tom Dewaele zelf? Moet ik die naam intikken? Of bedoelt u Lars?’
‘Wie is Lars?’ Gijs was verrast.
‘Eh, Lars Dewaele, zijn zoontje van drie. Wel erg.’
‘Momentje’, reageerde Gijs. ‘Spreken we over dezelfde Tom Dewaele, dertiger, woont in Gentbrugge, IT-specialist…’
‘Ja, dat is hem, ik hoef zijn gegevens zelfs niet op te vragen. Zulke gevallen kom je niet zo vaak tegen, die blijven hangen.’
‘Wat bedoelt u precies met “zulke gevallen”?’
‘Tja, wat hem treft, die erfelijke oogziekte. En het is zo’n schat van een jongetje, die Lars.’
Gijs voelde zich plots minder op zijn gemak.
‘Welke ziekte is het precies?’
‘Retinitis pigmentosa, een ernstige oogziekte.’
‘En wat is er juist met Lars?’
‘De kleine is ermee geboren. Schrijnend.’
De vrouw merkte dat Gijs schrok van wat ze zei. ‘Eh, u was niet op de hoogte?’
‘Niet van de kleine, nee. Bestaat er medicatie voor?’
‘Ja, voor bepaalde symptomen als gevolg van de ziekte, maar ze kunnen hoogstens het proces wat vertragen, genezen doen ze niet. Misschien kan een oogarts u hier meer informatie over geven, ik weet er lang niet alles van.’
‘Mm.’
Gijs was compleet van slag door deze nieuwe informatie, maar trachtte zijn verbazing zo goed mogelijk weg te steken tegenover het meisje.
‘En Tom Dewaele zelf, hoe is die eraan toe?’
‘Eerlijk gezegd, niet te best, hij gaat snel achteruit. Zonder zijn bril is hij zo goed als blind.’
Gijs stond op en bedankte haar.
‘Moet ik nu niks meer opzoeken voor u?’
‘Ik weet genoeg.’
Hij schudde haar de hand, stapte naar buiten en trok de winkeldeur achter zich dicht.
Hij voelde zich rot en hij moest nog langsgaan bij Rita Devolder, wat hem vast te veel tijd zou kosten. Bij nader inzien besloot hij om niet te gaan, hij zou haar bellen.
‘Mevrouw Devolder? Gijs De Baets, recherche.’
‘Dag, inspecteur. Mist u mijn koffie al?’
‘Hm, ja, dat ook, maar ik mis vooral de juiste antwoorden op al mijn vragen.’
‘Ik doe altijd mijn best.’
‘Goed, die namen in het patiëntenbestand, u weet wel, we spraken erover toen ik bij u was, van Ivan Depraeter en Robert Vergauwen…’
‘Ja?’
‘In welk jaar zijn ze voor het eerst naar de dialyse gekomen?’
‘In 2004, mijnheer.’
‘En hun namen werden toen opgenomen in het bestand?’
‘Zeker weten.’
‘Kende u die twee mannen goed, Rita?’
Ze nam haar tijd om na te denken.
‘Tja, wanneer ken je iemand goed, inspecteur?’
Rita Devolder was dan misschien geen groot licht, maar ze kon er wel op los mijmeren.
‘Zag u hen enkel tijdens die twee dagen per week waarop ze naar de behandeling kwamen?’
‘Ja, natuurlijk. Wat dacht ge, dat ik er een affaire mee had? En met twee tegelijk nog wel?’ Ze lachte geamuseerd in de telefoon.
‘Nee, nee, ’t is goed zo. Dank u wel, Rita.’
‘’t Is niks.’
‘Tom Dewaele zit hiernaast.’
‘Goed, we starten met het verhoor. Neem Steven erbij, Max en ik volgen het vanuit de regiekamer. Tracht zijn laptop zo op het bureau te plaatsen dat hij binnen het bereik van de camera valt.’
‘Doen we.’
Tom Dewaele zat onbeweeglijk op zijn stoel voor zich uit te kijken.
Gijs stak van wal. Steven nam plaats naast Dewaele.
‘Kunt u uw computer opstarten, mijnheer Dewaele?’
Zonder te antwoorden klapte hij zijn laptop open en keek naar het centrum van het scherm.
‘Ik zei u al dat het systeem niet werkt wanneer er iemand anders in het scherm kijkt’, zei hij verveeld tegen Gijs.
‘Waarom is dat zo zwaar beveiligd?’ vroeg Steven en hij schoof wat opzij zodat hij vanuit zijn ooghoeken op het scherm kon meekijken en Dewaeles bewegingen kon volgen.
Dewaele keek over zijn schouder naar Steven.
‘Omdat er persoonlijke gegevens van patiënten in opgeslagen zijn. Gooien jullie zomaar alles te grabbel misschien?’
‘Wij stellen hier de vragen, en alles wordt op video opgenomen, mijnheer Dewaele, zodat elk woord dat hier gezegd wordt en elke beweging die u maakt als bewijsvoering dient voor de rechtbank.’
De dreigende woorden van Gijs bleken geen indruk op de man te maken.
‘Ik weet niet wat u hoopt te vinden.’ Hij haalde kort zijn schouders op.
Gijs klapte nu ook de laptop open die voor hem stond en waarmee hij met Maud kon communiceren tijdens het verhoor. Hij viel met de deur in huis.
‘Hebt u contacten met een ziekenhuis in Kathmandu?’
Tom Dewaele trok zijn wenkbrauwen bijeen en tuitte zijn lippen.
‘Waar? In Kathmandu? Weet u wel waar dat ligt? Dat is…’
Gijs klopte met zijn vlakke hand krachtig op tafel en boog zijn hoofd tot dicht tegen dat van Dewaele, die zijn blik negeerde.
‘Dat ligt in Nepal, ja, en ik heb geen les aardrijkskunde nodig van u. Antwoorden!’
‘Maar wat zou ik in godsnaam…’
Gijs strekte zijn hand uit en plukte de dikke bril van Tom Dewaele van zijn neus, waarop deze haastig met zijn hoofd van links naar rechts bewoog en zijn ogen tot dunne streepjes kneep.
‘Hé, wat doet u? Waar is mijn bril?’ Hij spreidde zijn beide handen en vingers en wreef er paniekerig en aftastend mee over het bureaublad. ‘Mijn bril!’
‘We doen het zonder bril, om te praten hebt u die bril niet nodig’, sprak Gijs. ‘En als we niet rap de waarheid horen van u, ga ik er met mijn vijfentachtig kilo op staan en verbrijzel hem. Dat zou u, denk ik, slecht uitkomen, hè?’
‘Nee, alstublieft, ik… ben bijna blind, ik kan niet zonder bril.’
‘We weten het, we weten het, echt heel jammer. Maar wat we nog altijd niet gehoord hebben, is het antwoord op mijn vraag.’
‘Nepal, Kathmandu… Het is het netwerk.’
Hij draaide met zijn hoofd, trachtte om zich heen te kijken en werd zo wit als schoolkrijt.
‘Welk netwerk?’Steven leunde met zijn voorarmen op zijn dijen en boog voorover.
‘Een netwerk tussen het ziekenhuis, mezelf en het UZ.’
‘En Het blikske én tussen Ivan Depraeter, Vergauwen, Devits en wie nog?’
‘Alleen die.’
‘Waarom met een ziekenhuis in Nepal? Wat hebt u gindertezoeken? Is er hier bij ons niet genoeg werk misschien?’
‘Er gebeuren operaties.’
‘Welke operaties?’
‘Orgaantransplantaties.’
‘Illegaal.’
‘Eh…’
‘Hoe verloopt dat allemaal, mijnheer Dewaele? Wij hebben hier wel een idee van het scenario, maar we horen de details liever van u.’
Gijs keek naar de spiegelwand, waarachter Maud en Max alles volgden.
‘Mag ik mijn bril terug, alstublieft? Ik vertel u alles.’
Gijs drukte de bril op zijn neus.
Dewaele nam hem met beide handen aan en haakte hem vast achter zijn oren. De opluchting stond op zijn gezicht te lezen. Gijs kon duidelijk zien dat hij zonder zijn bril een totaal hulpeloze man was.
‘Dank u wel.’
‘Dus?’
‘Vergauwen was de eerste, de eerste die in Nepal een niertransplantatie liet doen. Daarna volgde Ivan. U weet dat de wachttijden hier bij ons…’
‘Ja, ja, dat weten we, ga verder.’
‘Ivan is ginder verliefd geworden op een verpleegster en is met haar getrouwd. Hij heeft er snel werk gevonden bij de recherche, zoals u doet.’
‘Hoe heet die vrouw?’
‘Dat weet ik niet.’
‘Hebt u haar wel eens gezien?’
‘Nee, nooit.’
‘Op foto?’
‘Ook niet.’
‘Hebben ze kinderen?’
‘Nee, ik heb er toch geen weet van.’
‘Bent u zelf ooit naar die kliniek geweest?’
‘Nee, ik was zelf nooit in Nepal.’
Maud stuurde een mail naar Gijs.
Vraag hem wat een volledig arrangement is.
‘Wat is een “volledig arrangement”?’
Tom Dewaele schrok zichtbaar en trok zijn kin in. ‘Wat bedoelt u?’
‘Uw bril, Dewaele! Denk aan uw bril! Ik verzeker u dat wanneer u niet ten volle meewerkt, u op de tast naar uw cel kruipt!’
Dewaele kreeg brede rode vlekken in zijn hals. ‘Cel, hoe? Welke cel?’
‘Komt het nog?’
‘Die arrangementen… dat is het werk van Ivan. Daarmee bedoelen we dat we voor een patiënt een gepaste donor zoeken, daarna alle voorafgaande tests doen die daarbij horen, een transplantatie plannen en uitvoeren, de follow-up doen, een hotel regelen en ook de vliegtickets. Per arrangement wordt een prijs overeengekomen.’
‘Wie bepaalt die?’
‘Depraeter.’
‘Een prijs à la tête du client?’
‘Eh, laten we zeggen, hoe rijker de vrager, hoe meer de prijs wordt opgedreven.’
‘En de gegevens van die patiënten en van de donoren zitten allemaal netjes in een databank, en dat is dan uw werk. Correct?’
‘Ja.’
‘Toon die databank eens, alles.’
Maud en Max trachtten in de regiekamer mee te kijken op het scherm.
Dewaele tokkelde wat gegevens in en binnen een paar seconden verschenen lijsten van patiënten met al hun persoonlijke gegevens: naam, adres, leeftijd, bloedgroep, gevraagd orgaan, huisarts, gezinssituatie, medicatie, voedingsgewoontes… Verder een lijst met donoren.
‘Die donoren, dat zijn dus allemaal levende mensen?’
‘Ja.’
‘Gezonde mensen?’
‘Ja, ja.’
‘Hoe weet u dat allemaal zo zeker als u nog nooit in Nepal geweest bent?’
‘Omdat ze er allemaal een gezonde leefwijze op na houden.’
‘Dus ze drinken en roken niet, gebruiken geen drugs, zoiets?’
‘Mm, ik denk het toch. Ivan doet de research en de controle daarvan.’
‘En ze moeten speciale oefeningen doen.’
Dewaele keek verrast op.
‘Eh, ja.’
‘Van de Falun Gong?’ Gijs keek hem recht in de ogen, of althans in de dikke brilglazen.
Dewaeles mond brak open.
‘Juist?’
‘Eh, niet allemaal.’
‘Maar de meesten wel?’
‘Ja.’
‘Hebben die mensen hun toestemming gegeven voor dat donorschap?’
‘Ja, ja, natuurlijk.’
‘In welke vorm?’
‘Gewoon, mondeling.’
‘Mm, mondeling.’
‘Wat gebeurt er met de donoren na de transplantatie?’
‘Die worden verzorgd in het ziekenhuis tot ze weer aan het werk kunnen.’
Dewaele begon moeilijk te ademen en op zijn voorhoofd blonk een laag zweet.
‘Wie betaalt voor die verzorging?’
‘Dat weet ik niet, dat zijn zaken die Ivan regelt.’
‘Hoe en wanneer krijgt de donor zijn geld?’
Hij krulde zijn onderlip en zijn mondhoeken naar omlaag.
‘Dat kan ik u ook niet zeggen, dat is mijn job niet.’
‘Ook die van Ivan?’
‘Ja.’
‘Maar die is nu weg. Waarnaartoe?’
‘Eh, ik weet niet waar hij is.’
‘Jullie hebben toch constant contact met elkaar?’
‘Nu niet. Al enkele dagen niet.’
‘Of heeft hij u laten zitten en is hij ’m gesmeerd?’
‘Ik zou het niet weten.’
Gijs zag een mail van Maud binnenkomen.
Vraag hem om welke organen het gaat.
‘Om welke organen gaat het?’
Dewaele keek gespannen naar het bureaublad. Toen gleed zijn blik traag omhoog en keek hij Gijs aan.
‘Alles.’
‘En nu de rest van dat netwerk.’ Steven keek hem streng aan.
‘Ik heb alles toch gezegd!’
‘U hebt gezegd dat u constant communiceert met uw vrienden, met het UZ en met de kliniek in Kathmandu. En verder?’
Steven zette zijn tanden op elkaar en trok zijn lippen in een smalle streep, maakte een geluid alsof hij gromde en dreigde, als een beer in de aanval.
‘Ik wil in dat corrupte machientje van u kijken, dus die login met uw irisscan verwijderen graag.’
Dewaele sputterde tegen en kreeg een rode kop.
Gijs las op zijn scherm een nieuw bericht van Maud.
Zeg dat we hem aanhouden op basis van het achterhouden van informatie en weigering van medewerking aan het onderzoek.
‘Oké,’ zei Gijs nuchter, ‘u blijft hier’, en hij gebaarde naar de bewaker bij de deur om Dewaele mee te nemen.
Dewaele draaide met zijn hoofd van links naar rechts en stamelde: ‘Hé, wacht! Wat doen jullie?’
‘Wij zijn nu op dit moment onze kostbare tijd aan het verspelen aan u, dus als u ervoor kiest om u van den domme te houden, dan mag u dat in de cel doen.’
De bewaker liep naar Tom Dewaele toe, greep hem bij de bovenarm en beval hem om mee te komen.
Tom Dewaele trok in een korte beweging zijn arm weg en wurmde zich los. ‘Wacht!’
Alle ogen waren op hem gericht, alle oren gespitst.
Gijs zei met krachtige stem: ‘Zorg dat wat je nu gaat zeggen de moeite waard is, want mijn geduld raakt op.’
‘Ik zal helpen, ik zal jullie helpen’, zei hij verslagen.
Steven pikte daar direct op in.
‘Ontgrendelen die boel!’
Daarop legde Dewaele zijn handen op het toetsenbord en begon te tokkelen.
Er kwam een bericht binnen op zijn gsm.
‘Is dat uw gsm?’ vroeg Gijs.
Dewaele knikte zonder het toestel uit zijn broekzak te nemen.
‘Wie is het? vroeg Gijs.
‘Het is geen echte oproep maar een bericht van mijn pc naar mijn gsm, om te waarschuwen dat het wachtwoord verbroken werd.’
Steven ging met een hand in Dewaeles broekzak en haalde de gsm eruit.
‘Hé zeg, wat doet u? Gaat het een beetje? Ik zei toch wat het betekende!’
‘Wij geloven u niet, of toch niet genoeg.’
Steven las het binnengekomen bericht en toonde het aan Gijs. ‘Klopt, ’t is een alarm.’
‘’t Is warempel de waarheid. Goed bezig, Dewaele’, feliciteerde Gijs.
Er flitsten een heleboel pagina’s over het scherm en tekens en codes in allerhande kleuren.
Steven kwam dichter bij Tom Dewaele zitten en volgde diens bewegingen.
‘Geen spelletjes meer en geen geheimen, verstaan!?’
Tom Dewaele nam zijn handen van het toetsenbord en liet zijn armen slap langs zijn lichaam hangen.
‘U doet maar’, zei hij. ‘U kunt erin.’
Steven ging voor de pc zitten, keek naar Gijs en dan naar de spiegelwand.
‘Ik ben hier wel even mee bezig’, zei hij. ‘Maar ik ga door.’
‘Het is halftwaalf,’ vervolgde Gijs, ‘tijd om naar huis te gaan.’
Maud stuurde een berichtje naar Gijs:
Nachtje cel.
Hij gaf de bewaker de opdracht om Dewaele op te sluiten.
Dewaele trok een bedrukt gezicht en zocht naar adem. ‘Maar waarom? Jullie kunnen mij niet zomaar hier houden!’
‘Rustig maar’, zei Steven. ‘Denk vannacht maar eens diep na over wat u morgenvroeg nog te vertellen hebt.’
Gijs klopte Steven op de schouder. ‘Je hoeft dit nu niet meer te doen, het kan ook morgenvroeg, pal.’
‘Weet ik, maar er is al tijd genoeg verspeeld. Ik wil dat misdadige rotcomputertje hier uitspitten’, antwoordde hij gedreven.
‘Ben je nog fris genoeg? ’t Is al laat’, zei Gijs.
‘Gaat wel lukken, ga maar een pintje pakken met Max in de Grade.’
‘Het lag op mijn lippen om jou te vragen of je meeging.’
‘Eerst wil ik hierdoor, dit afwerken. Maar ga gerust, de volgende ronde ben ik er weer bij.’
‘Succes, maat, maar maak het niet te laat.’
‘Gijs, als je hier nog lang staat te palaveren…’
Steven kwam met kleine oogjes en een stoppelbaard op zijn kin de vergaderruimte binnen. Hij had de laptop van Tom Dewaele onder de arm en legde die voor zich op tafel.
Maud monsterde hem en liep naar hem toe.
‘Jij ziet eruit alsof je een paar koppen koffie kunt gebruiken’, knipoogde ze en ze kneedde met haar beide handen even zijn zere schouders.
‘Aahh, dat doet goed. En ja, koffie, lekker!’
‘Ik haal er voor je’, zei Maud.
Steven woelde wat door zijn haar en rekte zich uit.
Max en Gijs kwamen binnen en gooiden hun jas over de stoelleuning.
‘Hey, Steven. Je bent hier toch niet blijven slapen, zeker?’
‘Bijna.’
Maud kwam weer binnen met een beker dampende koffie en zette die voor Steven neer.
‘Hier, drink op, daarna mag je van wal steken. Móét je van wal steken’, corrigeerde ze zichzelf.
‘Dank je, Maud, een bakje troost zal goeddoen.’ Steven legde zijn handen om het bekertje en dronk met kleine slokjes.
Alle ogen waren op hem gericht.
‘Iets bloot kunnen leggen?’ wilde Max weten.
Steven leunde achterover en keek ernstig. ‘Geniaal’, zei hij.
Nieuwsgierige blikken.
‘Gewoonweg geniaal.’ Hij keek vermoeid uit zijn ogen.
‘Een gigantisch netwerk van gegevens, geraffineerd en uitgekiend tot in de kleinste details. Er zitten databanken in van duizenden mensen overal ter wereld, mannen, vrouwen, kinderen. Ze hebben zich toegang tot eHealth verschaft en doen meerdere keren per dag updates. Tom Dewaele moet hier voltijds mee bezig zijn, een andere verklaring heb ik niet. Er is een constante uitwisseling van gegevens van mensen. Ik spreek bewust niet van patiënten, omdat de meeste mogelijke donoren kerngezond zijn. Maar het minste bezoek aan een huisarts, al gaat het maar om een banale verkoudheid of griepje, wordt geregistreerd en op het elektronisch platform geplaatst. Iedereen wordt zonder het te weten aangeboden op een illegaal internationaal netwerk waarop alle gegevens vermeld staan. Er is dus geen sprake van bescherming van de persoon, wat betekent dat hij totaal geen zicht heeft op de verwerking van zijn persoonlijke gegevens.’
Maud keek Steven geboeid aan en onderbrak hem. ‘Bedoel je dat er patiëntendossiers doorgespeeld worden en gegevens uitgewisseld tussen verschillende ziekenhuizen op internationaal niveau?’
‘Ja, maar niet enkel tussen dokters en ziekenhuizen, ook de firma Sanders en al wie toegang krijgt door middel van Dewaele, kan erin en alles opvragen.’
‘Gaan “shoppen” op het netwerk dus?’
‘Precies.’
‘Maar die databanken van ziekenhuizen zijn toch extra beveiligd?’ opperde Maud.
‘Ze menen dat ze beveiligd zijn, daar gaan ze van uit, maar de computercriminaliteit is verder dan we durven te denken. Er zijn er die voltijds bezig zijn met het binnendringen in computers van grote bedrijven of met het kopiëren van persoonlijke gegevens van de ene server naar de andere.’
‘We hebben het hier dus over wereldwijd georganiseerde misdaad’, zei Maud met een zorgelijke blik.
‘Klopt. Maar vergis je niet, de gegevensbanken van de vrager, dus van de patiënt die een orgaantransplantatie wil en daar veel geld voor wil dokken, zijn even gedetailleerd. De patiënt zelf heeft geen weet van dat programma en heeft dus geen login. En wat nog beter nieuws is, ik heb ook de link gevonden met het programma van die arrangementen.’
Het hele team wipte recht en hing aan Stevens lippen.
‘Je kunt het in feite zo stellen, er worden mensen “besteld”.’
‘Vraag en aanbod, een verkooporganisatie dus?’ vroeg Gijs.
‘Ja, zo werkt het. Ivan Depraeter is de topverkoper en Tom Dewaele is de spil van alle communicatie en van het beheer van de databanken. Alles functioneert via zijn computer.’
‘Er moet toch een back-up zijn voor hem. Ik kan me niet voorstellen dat het hele systeem platligt als hem iets overkomt of zijn computer crasht’, zei Maud doordacht.
‘Juist, er moet nog iemand zijn die even vernuftig en bekwaam is als Dewaele. Maar op dit moment tast ik in het duister wie dat is en vanwaaruit hij opereert. Best mogelijk dat het in een klein donker kamertje gebeurt, waar ook ter wereld.’
‘Zijn er overheidsinstanties in het spel?’
‘Dat kan ik niet bewijzen, maar ik heb het boekhoudprogramma nog niet gecheckt. Ongetwijfeld is hier grof geld mee gemoeid en zijn er verschillende belanghebbenden. ik heb meer tijd nodig om de geldtransfers uit te pluizen en om al wie zich met deze handel verrijkt te ontmaskeren. Er is wel druk mailverkeer tussen onze vier verdachten en de andere dokters, anesthesisten en het hele medische team in Kathmandu. Waarschijnlijk zit de cel waarvoor Ivan werkt, de politiedienst dus, er ook tussen, om alle potjes gedekt te houden. Zo’n enorm netwerk kan niet bestaan zonder hulp van een overkoepelend overheidssysteem.’
Max stond op en plukte een sigaret uit zijn borstzakje.
‘Tien minuten pauzeren, mag dat? Mijn longen beginnen te trekken als ik zenuwachtig word.’
‘Zenuwachtig? Nu al? Wacht tot ik tot de kern kom’, antwoordde Steven.
‘Ik denk aan wat Maya allemaal vertelde, van dat gebouw en die kelderverdieping, gezonde mensen die zomaar verdwijnen, haar eigen moeder, van wie ze het lichaam nooit hebben teruggevonden, zou dat allemaal…’
‘Allemaal, Max, allemaal geregeld en geregistreerd.’
Max nam zijn jas en wikkelde zijn wollen sjaal om zijn hals, stak een sigaret op en liep naar de kleine binnenplaats, waar verse sneeuw in pakken van twintig centimeter op de buxussen lag. Het blauwe licht van de straatverlichting gaf de witte, wollige laag een extra schittering. Het was ijzig koud, min acht, en Max leek wel een levende schouw wanneer hij de sigarettenrook uitblies.
Gijs en Steven hadden zich bij Max gevoegd, stonden er stampvoetend bij en klopten zich op de bovenarmen en in de handen.
‘Een frisse neus halen noemen ze dat. Verdomme zeg, ’t is écht koud! Een mens zou aan de grond vastvriezen!’
Steven keek Max en Gijs indringend aan.
‘Je zult zo meteen nog meer de bibber krijgen als ik je zeg waar ze nog allemaal mee bezig zijn.’
Max draaide zijn hoofd met een ruk om, nam het laatste stukje sigaret tussen zijn duim en wijsvinger en zoog er smachtend aan, alsof het schriele eindje hem soelaas moest bieden. Toen duwde hij de peuk in de asbak met zand en stapte ongeduldig naar binnen.
Steven opende het programma van de ‘orgaanvragers’ en hield het scherm zo dat Maud, Max en Gijs konden meekijken.
‘Elke patiënt heeft een uitgebreid dossier met daarin alle gedetailleerde gegevens van geslacht, leeftijd, bloedgroep, erfelijke factoren, anamnese, huisarts, gezinssituatie, adres, diploma, werkplaats, inkomen… noem maar op, ze hebben alles. Daarnaast kun je alle resultaten van de voorafgaande onderzoeken raadplegen. Er wordt een donor “à la carte” gezocht, het liefst levend, daar wil de vrager graag meer geld voor neertellen, want de overlevingskansen zijn dan veel groter. Bij een nieuwe nier van een levende donor leef je tien jaar langer dan met de nier van een overledene, begrijp je?’
‘Shit, man.’
Steven toonde ook hoe de gegevens per orgaan op lijsten geregistreerd waren. Hij tikte in de rubriek Orgaan ‘nier’ in en daar verschenen alle patiënten die op een nier wachtten. De meest biedende bovenaan, de minst biedende bungelde onder aan de lijst. Hetzelfde voor long, lever, hart. Er was ook een speciaal programma voor de arrangementen, per land en per orgaan.
‘Dit lijkt wel het computerprogramma van een supermarkt,’ zei Maud, ‘alsof mensen artikels zijn die je kunt bestellen, waarvan je de voorraad kunt opvragen en alle specificaties die dat artikel eigen zijn.’
‘Het is precies zo’, beaamde Steven. ‘En ik merkte zelfs dat er nog een ander programma is, dat me vannacht opgevallen is, maar ik was te vermoeid om erop door te gaan.’
Steven keek aandachtig naar het scherm, en Maud, Max en Gijs met hem.
Hij klikte op Vision, waarna een drukgekleurd scherm opensprong, met centraal in het beeld een koppel felgroene ogen. Steven fronste zijn wenkbrauwen en duwde zijn ogen tot spleetjes. Hij kwam met zijn gezicht dichter bij het scherm en klikte met de cursor op het rechteroog.
Wat zich toen ontrolde, tartte alle verbeelding. Het scherm vulde zich met foto’s van gezichten, allemaal Aziatische vrouwen.
Steven scrolde verder. De stilte in het lokaal woog zwaar.
‘Hemel! Het zijn er honderden!’
Zijn wijsvinger scrolde verder en sneller.
‘Zit je op een sekssite, denk je?’ Maud zat nu vlak bij hem en voelde dat ze op iets afstevenden.
Steven schudde zijn hoofd. ‘Weet het niet, maar verdomme, het zijn er massa’s, en er zitten heel jonge meisjes tussen.’
Maud draaide het scherm naar zich toe en bekeek de foto’s.
‘Klik eens op een foto’, vroeg ze Steven. ‘Maakt niet uit welke.’
Toen Steven op een willekeurige foto klikte, sprong het beeld op full screen en verschenen alle persoonsgegevens van de vrouw. Allemaal.
Maud legde beide handen vlak op tafel naast het toetsenbord en beval op bikkelharde toon: ‘Haal die Dewaele hiernaartoe. Nu!’