10

Maya zat op haar bed met het Prisma-woordenboek Engels-Nederlands in haar schoot toen Max en Maud de kamer binnenkwamen. Zorro lag opgerold op haar voeten en ronkte ongestoord verder.

‘We gaan in de living aan tafel zitten’, zei Maud resoluut. ‘Max, je neemt het gesprek op.’

Hij haalde zijn Olympus-pockettoestel uit zijn jaszak en legde het op tafel.

Maya keek onthutst. ‘Wat is er? Jullie zien er zo streng uit. Gaan jullie opnemen wat ik zeg?’ vroeg ze met een smal gezicht.

‘Ja, álles’, antwoordde Maud kort.

‘Iets drinken, Maud?’ vroeg Max vanuit de keuken met de deur van de koelkast in zijn hand.

‘Nee, we beginnen gelijk.’

Maya legde haar handen op tafel en vouwde ze samen.

Maud keek haar recht in de ogen. ‘Maya, je weet dat je bij een verhoor altijd de waarheid moet spreken.’

‘Eh, ja, natuurlijk, mevrouw.’ Haar ogen flitsten nerveus van Maud naar Max.

‘Je kunt in grote problemen komen wanneer je dat niet doet. Daarmee bedoel ik dat je jezelf in een situatie kunt brengen die even slecht is als die waaruit je gevlucht bent.’

Maya keek haar verschrikt aan. ‘Ik weet het en ik wil niet terug. Ik ga niet terug!’

‘Luister goed. Wij hebben jou geholpen en gaan dat nog doen, maar een eerste afspraak en voorwaarde is dat jij ons de volledige waarheid vertelt van wat jou is overkomen. Je hebt al veel verteld, maar wij hebben ernstige twijfels over de waarheid ervan.’

‘Waarom? Waarover dan? Geloven jullie mij niet?’

‘Nogmaals, Maya, als je ons dingen vertelt die niet kloppen, kun je opgesloten worden en komen wij met het onderzoek nergens, dat begrijp je toch?’

Het meisje liep rood aan en knikte.

‘Goed dan.’ Maud keek haar streng en professioneel aan. ‘We hebben bewijzen dat Ivan niet de vader van jouw baby was.’

Maya keek verrast en liet haar ogen op het tafelblad rusten, waarop alleen maar de recorder stond met het lampje op rood. Ze zweeg.

Maud ging verder. Ze praatte kordaat op het meisje in, maar zonder haar stem te verheffen.

‘Een vraag, Maya, waarop ik nu meteen een duidelijk antwoord wil: waarom heb je hierover gelogen? Wat verzwijg jij voor ons?’

Maya kreeg tranen in haar ogen, maar verbeet ze onmiddellijk.

‘Ik moet een goed persoon zijn’, fluisterde ze.

‘Kun je wat luider praten, we verstaan je niet’, vroeg Max met nadruk.

‘Ik moet een goed persoon zijn’, herhaalde het meisje alsof ze een gebedje opdreunde.

‘Ben je dat dan niet?’

‘Nu niet meer. Ze zullen mij verstoten, want ik heb iets gedaan wat Li zal verwerpen.’

Maud leunde voorover. ‘Ga door’, zei ze met zachte stem.

‘Ik wilde het zelf niet, maar het was de enige mogelijkheid om er weg te komen.’

‘Wat wilde jij zelf niet?’

‘Het was de man die mij hielp.’

‘Welke man?’

‘Het was Samuel.’

‘Wie is die Samuel en waarom praat je nu pas over hem?’

‘Hij regelde het transport van de sportschoenen wereldwijd, hij regelde ook alles voor de verpakkingen en de ladingen voor Panalpina. Eigenlijk heeft hij die job gekregen door mijn hulp.’

‘Zo? Welke hulp?’

‘Bij ons in de bedrijven spraken de meeste arbeiders geen Engels, alleen maar hun streektaal. Wie een administratieve functie wilde, moest wel Engels kennen. Zoals ik gedaan had dus. Samuel was ook zo iemand die hogerop wilde en hij wist dat ik boeken en cursussen had. Ik leende hem mijn zelfgekochte boeken en nam samen met hem de cursussen door. Na onze dagtaak in de fabriek toonde ik hem hoe hij transportformulieren moest invullen. Hij leerde ook redelijk snel de vaktermen binnen de transportwereld en allerhande aanduidingen en afkortingen die de lengte, breedte en hoogte van een verpakking aanduidden. Vrij snel had hij ook voldoende kennis van hoe hij de sorteerband en het toetsenbord moest gebruiken voor de verschillende verpakkingsdozen. Hij kreeg meer kennis van al wat er bij het transport van internationale leveringen kwam kijken, zoals leveringsvoorwaarden, douane- en vrachtdocumenten en veiligheid. In ruil voor mijn hulp zou hij mij op een bepaalde dag helpen ontsnappen, door in een container minder sportschoenen te laden, zodat ik plaats had.’

‘Worden zulke leveringen niet per boot verstuurd?’ vroeg Maud.

‘Ja, meestal wel, maar dat duurt weken, en soms gebeurde het dat een belangrijke klant een eerste, kleine levering dringend nodig had, en die werd dan per vliegtuig verzonden. Soms slopen er ook al eens fouten in de productie, waardoor een hoeveelheid schoenen van te slechte kwaliteit was om te beantwoorden aan de strenge westerse normen. Die werden dan niet geleverd maar vernietigd.’

Max fronste zijn wenkbrauwen en vroeg met een harde stem: ‘Vernietigd? Die kunnen dan toch weggegeven worden aan wie geen schoenen heeft?’ Hij schudde meewarig het hoofd.

‘Dus die schoenen moesten opnieuw in productie?’

‘Ja, dat betekende dat die partij schoenen in een recordtempo opnieuw geproduceerd moest worden en daarna per vliegtuig verstuurd. Het gebeurde ook regelmatig dat er een elektriciteitsstoring was in de fabriek die soms enkele dagen duurde en zo voor vertraging zorgde in het productieproces. Tijdens die storingen konden we dus niet werken, maar dat werk moest daarna dubbel en dik ingehaald worden, en vooral, veel sneller.

Ik zou nooit met een containerschip gevlucht zijn, zo’n reis duurt minstens enkele weken en dat zou ik nooit gehaald hebben.’

‘Jij bent dus met zo’n kleine snellevering gekomen’, zei Max.

‘Ja, Samuel wist hoe hij de transportdocumenten kon aanpassen aan de vracht, en hij had een goed contact met de baas en de security, zodat die hem niet snel zouden verdenken van vervalsing. Hij genoot hun volle vertrouwen.’

Max en Maud wisselden snel enkele blikken en controleerden of het lampje van de recorder nog op rood stond. Ze lieten Maya praten en luisterden geboeid.

‘Ik heb nog steeds geen antwoord op mijn vraag waarom je hem zo lang voor ons verzwegen hebt’, zei Maud.

‘Dat komt omdat… omdat het niet liep zoals ik het mij had voorgesteld, niet volgens de afspraak.’

‘Wat liep er fout?’ wilde Maud weten.

Maya keek van onder haar donkere wenkbrauwen naar Max.

‘Vertel het ons, Maya, alles vertellen, nu.’

‘Samuel, die begon steeds méér van mij te verlangen, en daardoor ben ik nu geen goed persoon meer.’

‘Méér te verlangen? Je bedoelt geld? Wilde hij geld van jou?’

‘Ja, natuurlijk wilde hij geld, maar ik hád geen geld, want hij wist dat mijn maandloon altijd nauwkeurig opgesplitst was voor de kosten voor mijn gsm, voor mijn boeken en computercursussen die ik nodig had, of voor wat extra fruit. Er restte nog maar één manier om hem te betalen.’

Maud en Max keken elkaar strak aan.

‘Hij vroeg seks?’ peilde Maud, terwijl ze vooroverleunde.

Maya knikte. ‘Het gebeurde in de fabriek, in een toiletruimte.’

‘De baby was dus van Samuel’, zei Maud aangeslagen.

‘Ja, hij wilde het altijd doen zonder condoom en ik had geen geld om voorbehoedmiddelen te kopen. Het was voor mij ook heel moeilijk en confronterend om het met hem te doen.’

‘Mishandelde hij je?’ vroeg Max.

‘Nee, dat niet, maar hij was verschrikkelijk lelijk. Echt, ik walgde van zijn uiterlijk. Ik wilde hem nooit omhelzen. Ons lichamelijk contact bleef beperkt tot penetratie en klaarkomen, hij dan, bedoel ik. Ik liet hem begaan, maar voor mij betekende het niets. Hij vroeg seks, maar nooit met geweld, hij heeft mij nooit geslagen of speciale dingen van mij gevraagd. Het zal misschien onbegrijpelijk klinken wat ik nu ga zeggen, maar eigenlijk had ik met hem te doen. Hij had het ook moeilijk omdat er nooit een meisje aandacht had voor hem of nog maar naar hem keek. Er werden geregeld koppeltjes gevormd na het werk of in de schaarse vrije momenten. Iedereen was op zoek naar wat lichamelijk contact. Naar hem keek nooit iemand. In feite waren we verschrikkelijk eenzaam, elk op zijn eigen manier, en zochten we een uitweg. Zijn contact met mij bracht hem wat soelaas.’

‘Maar voor jou was dat toch een uitzichtloze situatie?’

‘Nee, want ik dacht maar aan één ding: er wegkomen.’

‘Mm, hij heeft jou dan geholpen om in die container te komen?’

‘Ja, ik had hem ook verteld dat ik zwanger was en hij wist dat ik en mijn baby toch zouden worden vermoord als ik daar bleef. Hij wist dat die dingen gebeurden. Rijke mensen geven steeds hogere bedragen voor extra jonge donoren. Hoe jonger, hoe hoger de prijs.’

‘Hij wist dus dat je op de lijst stond?’

‘Ja, maar zoals ik al zei, Samuel was geen slechte man, hij wilde niet dat mij en het kind iets overkwam. Ik heb enkele keren geprobeerd om zelf de zwangerschap af te breken door middel van kruiden die bij ons gemakkelijk te vinden waren, maar het lukte niet. Er waren ook zogezegde klinieken langs de straat die abortussen uitvoerden, maar daar was ik erg bang van. Ik had er afgrijselijke verhalen over gehoord. Meestal overleed de moeder samen met het ongeboren kind tijdens de ingreep of enkele dagen erna, door infecties, ondraaglijke pijn of uitputting.’

‘En dan heb je Ivan maar van het vaderschap beschuldigd.’

Ze staarde naar haar handen in haar schoot.

‘Ja, maar daar heb ik geen spijt van, want hij is door en door slecht. Hij is degene die moet worden gestraft.’

‘Maya, we weten dat hij een ziekelijke leugenaar is, maar van iets anders kunnen we hem tot op dit moment niet betichten,’ zei Maud zakelijk. ‘We kunnen iemand niet van zijn vrijheid beroven om een leugen, maar het maakt hem natuurlijk wel verdacht.’

‘Ik hád bewijzen,’ zei ze ontgoocheld, ‘op mijn gsm, maar die is dus verdwenen, samen met mijn pas, na de bevalling.’

‘Welke bewijzen had je?’

‘Ik zei het al, ik had veel gefilmd met mijn gsm, beelden van in de fabriek en in het ziekenhuis in de kelderverdieping. Lijsten waarop de namen van volgende levende donoren stonden, hoewel die namen op de foto’s niet erg scherp waren en dus moeilijk leesbaar. Ik filmde de lokalen waarin we moesten slapen, de douches, de oefeningen die we moesten doen, het eten dat we kregen… In de kelderverdieping, waar ze de operaties deden, filmde ik ook, waarbij ik bijna betrapt werd, hoe we moesten toekijken hoe organen uit iemand gesneden werden. Aanwezig zijn en toekijken zou ons sterker en weerbaarder maken.’

Maud week achteruit en kon haar walging met moeite verbergen. Max bleef onbeweeglijk en gebiologeerd voor zich uit kijken. De stilte woog zwaar.

‘In het begin merkte ik het niet.’

‘Wat niet?’

‘Dat er mensen verdwenen op een vreemde manier. We waren met zoveel, een meer of minder, het duurde lang voor je het in de gaten kreeg. Soms zat er een meisje naast mij te werken in de zaal en de dag daarna was ze weg. Er zat van de ene dag op de andere een nieuw meisje. Toen ik aan de zaalbewaker vroeg waar het eerste meisje was, zei die dat ze naar een andere fabriek was omdat hij vond dat ze haar werk niet naar behoren deed.

Soms werd een meisje onder het oog van iedereen de zaal uit gesleept, omdat ze enkele keren na elkaar geeuwde of haar ogen niet meer kon openhouden. Ook in de slaapzaal was er plots een bed leeg, zonder uitleg of verklaarbare reden. De dag daarna kondigde zich een ander meisje aan in het bed naast mij.

Toen ik die verdwijningen verdacht begon te vinden, hoorde ik tijdens de pauze of het avondeten dat hetzelfde aan de gang was in andere afdelingen van de fabriek. Er verdwenen ook mannen, vrouwen of kinderen van wie niemand wist wat ermee gebeurd was. Ze waren niet ziek. En telkens kwam er iemand anders in de plaats, soms maar voor heel kort.

Op de dag dat ik de ware toedracht kende van de afwezigheden, besloot ik de onmenselijke praktijken die zich onder mijn neus afspeelden, te filmen en er daarna zo snel mogelijk weg te komen, te vluchten.’

Max zette zich schrap en legde zijn hand op Maya’s iele schouder.

‘Maya, tracht je te herinneren waar je je gsm het laatst bij je had. Het is van het grootste belang dat we die beelden in ons bezit krijgen.’

‘Ik weet het.’

Maud keek ernstig en schudde haar hoofd heen en weer. ‘Er is nog iets wat me niet duidelijk is’, zei ze.

Maya keek haar met vragende ogen aan.

‘Je zegt dat Samuel jou geholpen heeft om weg te komen in een container.’

Maya knikte.

‘Maar toen je hier eenmaal was, hoe ben je dan onopgemerkt uit die container en tot in Gent gekomen? De vrachtvliegtuigen landen immers op Brucargo. Dus?’

‘Dat komt…’

‘Ik wil alleen maar de waarheid horen, Maya.’

‘Samuel had met de contactpersoon van het transportbedrijf, namelijk de man die de containers moest lossen en zorgen voor de verdere afhandeling van de levering, een afspraak gemaakt. Hij wist van Samuel van mijn komst en hij zorgde voor een treinticket van de luchthaven van Zaventem naar Gent en ook voor wat geld. Hij heeft mij eerst met zijn auto van Brucargo naar de luchthaven gebracht. Daarna hebben we elkaar niet meer gezien of gehoord. Op de trein naar Gent kreeg ik hevige krampen en verloor ik bloed. Toen ik in het station kwam, haastte ik mij naar de toiletten. Er was niemand anders aanwezig op dat moment. Ik zag meteen dat het kindje dood was.

De pijn was zo hevig dat ik bang was bewusteloos te vallen. De baby en de placenta kwamen.

Het kind was vreselijk, blauwgrijs en griezelig. Ik heb toiletpapier uit de dispenser gehaald en het in een dikke laag in mijn onderbroek gelegd. Daarna heb ik mezelf wat opgefrist aan een van de wastafels. Ik was uitgeput maar tegelijk opgelucht dat ik geen kind meer droeg.

In de gang van het station heb ik aan een vrouw gevraagd of er een dokter bij het station woonde. Natuurlijk vroeg ze of zij mij kon helpen, maar dat wilde ik niet. Ze heeft mij naar de dokterspraktijk gebracht, ze was erg lief. Nadat ik verzorgd was, heb ik mij neergelegd in het portaal van de kerk in jouw straat en ben er in slaap gevallen.’

Maud keek haar nadenkend aan en vernauwde haar ogen.

‘Maya, je wilt ons toch niet doen geloven dat die man, die contactpersoon in de luchthaven, dat zomaar deed? Een wildvreemde die dat allemaal voor jou doet?’

‘Eh… het was niet zomaar.’

‘Hoe is het dan gegaan, Maya?’

‘Eh… ik moest hem van Samuel iets geven.’

‘Iets geven? Wat, Maya?’

Maya keek naar de vloer.

‘Een klein zakje.’

‘Een zakje met wat erin?’

‘Eh…’

‘Drugs? Maya, was dát de deal? Jouw vrijheid voor drugs?’

‘Ja, drugs, zwarte marihuana.’

Maud leunde dichter naar haar toe. ‘Ga door.’

‘Het was al vaker gebeurd dat Samuel hem een zakje toestuurde dat hij verstopte in een container. Het lukte altijd, zo’n zakje is zo klein en er waren geen tussenpersonen. Maar weet u, de drugs zijn niet voor de man zelf.’

‘Is hij een dealer?’

‘Nee, geen dealer.’

‘Wat dan wel?’

‘Hij laat de zwarte marihuana overkomen voor zijn vrouw. Ze heeft multiple sclerose met ernstige spierspasmen en de marihuana ontspant haar en geeft haar verlichting. Ze kan er ook beter van slapen.’

Maud bleef stil en zuchtte diep.

‘Samuel had ook voor mij wat marihuanathee gemaakt en die heb ik opgedronken voor ik in de container ging liggen, om rustiger te worden.’

Zorro sprong op Maya’s schoot en het meisje begon de kater te aaien met lange halen.

Maud pakte haar handtas en nam er een plastic zakje uit dat ze voor Maya op tafel legde.

‘Ken je dit?’

Maya’s gezicht bloeide open toen ze het zakje zag. ‘Mijn armbandje! Waar hebt u dat gevonden?’

‘Ik niet, onze collega’s van de technische recherche, onder een stoel niet ver van de toiletruimte.’

‘Mag ik het terug, alstublieft? Het sterkt mij zo, ik mis het. Weet u, die armbandjes en ook andere juwelen worden bij ons met duizenden gemaakt, in fabrieken, maar ook door de jonge meisjes en vrouwen thuis, na hun andere werk en huishoudelijke taken.’

‘Deed jij dat ook?’ vroeg Maud op hartelijke toon.

‘Ja, vaak! Dit heb ik ook zelf gemaakt. Maar ik maak nooit twee keer hetzelfde, elk stukje is iets unieks.’

Ze straalde en deed het armbandje om.

Max zette de recorder uit.

‘Recherche Gent, Gijs De Baets.’ Hij stak zijn insigne onder haar neus.

‘Maar de dokter is pas klaar met zijn consultaties, mijnheer. Hij is nu aan het eten en het is al kwart voor elf.’

‘Dat weet ik,’ zei Gijs, ‘ik heb ook een horloge. En toch zal hij twee dingen tegelijk moeten doen, namelijk eten en spreken.’ Gijs duwde de doktersvrouw met een zachte armbeweging achteruit.

‘Eh, kom dan maar binnen’, zei ze stomverbaasd.

‘Ik ben al binnen, waar is de dokter?’

Ze ging hem voor in de gang naar de eetkamer, waar Robert Vergauwen gebogen zat over een bord dampende uiensoep. De penetrante geur ervan hing tot in de gang.

De dokter liet zijn lepel pardoes in het bord vallen toen hij zijn vrouw zag binnenkomen met Gijs erachteraan.

‘’t Zijn de flikken’, zei ze tegen haar man.

‘Gijs De Baets, recherche Gent’, nam Gijs het van haar over.

‘Ja, zég, waarom komt u hier zo binnengestoven, als ik mag vragen?’

‘Uw hemd, graag’, beval Gijs hem dwingend.

Robert Vergauwen keek hem aan alsof hij het in Keulen hoorde donderen.

‘Huh? Hoezo?’

‘Doe uw hemd uit uw broek!’

‘Maar enfin!’

Gijs ging naast de dokter staan en trok diens hemd aan de linkerkant uit zijn broek en deed hetzelfde aan de rechterkant.

‘Dát is wat ik zoek’, zei hij met vaste stem. Zijn blik rustte op een litteken rechts in de onderbuik van Robert Vergauwen. ‘Ongelukje gehad? In een prikkeldraad blijven hangen in uw jeugd?’ vroeg hij cynisch. ‘Hoe komt u hieraan, beste dokter?’

Robert Vergauwen werd zo wit als een laken en hield zijn soep voor bekeken.

Zijn vrouw sloeg beide handen voor haar gezicht.

‘Maar… Robert… onze Robert was ziek’, zei ze paniekerig en met een bibberstem.

‘Gij moet zwijgen, ik heb het hém gevraagd!’ snauwde Gijs, terwijl hij zich met een ruk naar haar omdraaide.

‘Ik heb een nieuwe nier gekregen’, zei de dokter enigszins bedaard. Zijn blik rustte op de stukken ui in de soep.

‘Gekregen nog wel. Cadeau?’

‘Nee, natuurlijk niet.’

‘Uw gsm alstublieft.’ Gijs stak zijn hand uit.

‘Robert, wat is dat hier toch allemaal?’ De vrouw trok een scheef gezicht.

‘Marie, laat maar, laat ons’, gebood haar man.

Gijs stak de gsm in zijn broekzak en pakte Vergauwen stevig vast bij zijn schouder.

‘Meekomen!’

‘Ja, maar dat gaat zomaar niet, ik heb consultatie morgenvroeg en…’

Gijs sneed hem de woorden af. ‘Hang dan maar een briefje voor uw patiënten aan de deur dat er morgen geen spreekuur is. Nu meekomen naar het bureau voor een consultatie onder vier ogen.’

Robert Vergauwen zei niks en stond op, ging vervolgens met een hand in zijn broekzak en haalde een grote, witte zakdoek tevoorschijn met in de hoek een R en een V geborduurd, waarin hij fors zijn neus snoot. Dat moest hij altijd doen na het eten van hete soep. Hij stak de zakdoek weer weg en keek nog achterom naar zijn vrouw, wier gezicht verslapte.

‘Ga zitten’, beval Gijs de dokter.

Vergauwen schoof de stoel achteruit en ging op de rand zitten. Hij zag de geprinte lijst van zijn gsm-verkeer op tafel liggen.

‘Eh, kunt u mij eerst eens zeggen wat ik hier zit te doen, want mijn patiënten zullen…’

‘Ik zal u direct uitleggen waarom u hier zit, omdat u ons namelijk een beetje gaat vertellen over uw contacten met Ivan Depraeter, Jozef Devits en Tom Dewaele.’

Vergauwen fronste zijn wenkbrauwen en vernauwde zijn ogen. ‘Wie zegt u?’

‘U weet perfect wie. Uw telefoonverkeer met dat drietal ligt hier op tafel. Het lijkt wel of u elkaar niet kunt missen. Waarover gaan al die gesprekken heen en weer?’

De ademhaling van de dokter versnelde en hij wreef met een hand over zijn wang, die lichtrood werd.

‘Dat hoef ik niet te zeggen, ik heb beroepsgeheim’, zei hij.

‘Wij zullen wel zeggen wanneer en voor welke dingen u beroepsgeheim hebt. Voor de dag ermee!’ Gijs trommelde met al zijn vingers op tafel.

‘De namen die u daar noemt, daar ken ik niemand van.’

Gijs klopte met zijn volle hand op tafel en ging pal voor Vergauwens gezicht hangen. Hij keek de man giftig aan en had zin om beide handen als een elastiek rond diens nek te spannen.

‘En als u liegt, zorg ik er persoonlijk voor dat uw patiënten ú komen verzorgen in plaats van andersom!’

Vergauwen trok zijn hoofd achteruit en rolde met zijn ogen naar alle kanten.

‘Dat zijn namen van patiënten’, bazelde hij zwakjes.

Gijs smeet hem een spottend lachje toe.

‘Meneer Vergauwen, hoe oud bent u?’

De dokter bekeek Gijs met een verbaasde blik en trok minstens de helft van zijn gezicht in een scheve plooi. Er kroop zweet uit zijn bovenlip.

‘Eh, vierenvijftig, waarom?’

‘U zult waarschijnlijk toch nog wat voort willen met uw artsenpraktijk, ja?’

‘Ja, natuurlijk, maar…’

‘En als ik de juiste informatie heb, dan hebt u drie kinderen, die allemaal in deze regio wonen en werken?’

‘Eh, ja.’

‘En er is blijkbaar al een kandidaat-opvolger in de maak, een dokter in wording, klopt?’

‘Ja, een van mijn zonen die…’

‘Als u niet direct zegt wat uw relatie is tot de drie namen die ik zojuist genoemd heb, dan zorg ik ervoor dat uw prachtige praktijk binnen de kortste keren door het slijk wordt gehaald en de voorpagina van alle kranten haalt, zodat uw kinderen de straat niet meer op durven. Iedereen zal kunnen lezen met wat voor rottige zaken u bezig bent, en ik moet er niet bij vertellen dat de pers daar nog graag een schepje bovenop zal doen, hè?’

Vergauwen zijn mond viel open als een lijst die van de muur viel. Een van zijn oogleden begon ongecontroleerd te trillen.

‘Ivan Depraeter ken ik van in het UZ. We gingen gedurende dezelfde periode naar de nierdialyse. Omdat die twee bezoeken per week aan het UZ in combinatie met mijn praktijk zwaar begonnen te wegen, was ik op zoek gegaan naar een snellere manier om een nieuwe nier te krijgen.’

‘Een snellere en een illegalere, bedoelt u’, vulde Gijs aan.

‘Ik wist al een hele tijd dat er transplantaties uitgevoerd werden in Nepal en China na slechts een paar weken wachttijd. Daarom hebben ze mij dus op de dienst nefrologie niet meer gezien.’

‘En toen heeft Ivan Depraeter contact met u opgenomen.’

‘Ja.’

‘Waar vinden die operaties plaats?’

‘In een privékliniek in Kathmandu.’

‘Hebt u een “volledig arrangement” genomen?’

Vergauwen schrok op en hakkelde: ‘Hoe zegt ge?’

‘Welja, met alles erop en eraan, 30.000 euro is dat zeker, sorry, dollar?’ vroeg Gijs laconiek.

‘Eh, waar haalt u dat vandaan?’

‘Wij doen ons werk, dingen opzoeken. Antwoorden!’

‘Daar weet ik niks van.’

‘Nee dus, maar na u heeft mijnheer Depraeter een nieuwe nier besteld?’

‘Ja.’

‘Weet u van wie die nier afkomstig was?’

‘Van wie? Nee.’

‘Bent u na uw transplantatie nog teruggegaan naar die kliniek in Kathmandu?’

‘Nee. Nu moet ik natuurlijk nog dagelijks medicatie nemen.’

‘Kijk eens aan. Mm. Wie leidt die kliniek ginder?’

‘Dat weet ik niet.’

‘U weet precies niet veel, hè. Maar u gaat zich toch niet laten opensnijden door de eerste de beste? Als arts zou u toch beter moeten weten.’

‘Ik weet geen namen.’

‘Daar komen we dan wel achter.’

‘En Maya, hoeveel waarheid zit er in uw verhaal over haar?’

‘Maya? Ik ken geen Maya.’

‘Verdomme! Ophouden met uw gezever! Of we boren u de grond in, verstaan?’

‘Ik… ik heb u al gezegd dat ik haar verzorgd heb, meer niet.’

‘En ze had dus niks bij zich, geen geld, geen pas en geen gsm?’

‘Nee! Wanneer u naar de dokter gaat, vraagt die u dan ook of u uw pas of uw gsm bij u hebt?’

‘Nee, maar ze is er bijna zeker van dat ze haar pas en gsm toevallig wel bij u verloren heeft!’

‘Ik heb niks gevonden.’

‘Nee, dat zal wel niet.’ Gijs keek hem nerveus aan.

Toen leunde Robert Vergauwen naar voren en zei met strakke stem: ‘Zeg, ik heb u toch zelf gebeld, zeker! Of zijn jullie dat soms vergeten?’

Gijs ging verder.

Er hing een ijzige spanning in het lokaal.

‘Gisteren hebt u nog een gesprek gehad met Ivan via de gsm.’

‘Gisteren?’ Hij dacht na.

‘Ontkennen heeft geen zin, u ziet de lijst van uw gsmverkeer hier voor uw neus liggen.’

‘Ja, ja.’

‘Waarover ging dat gesprek?’

‘Ivan had een voorschrift nodig voor zijn medicatie, pillen om de afstoting tegen te gaan, hij zat zonder.’

Gijs bleef met zijn wijsvinger onder een gsm-nummer op de lijst staan.

‘En vlak daarvoor, voor uw telefoontje met Ivan, heeft dit nummer u gebeld, ook uit de regio Gent. Wie was dat?’

‘Waarom vraagt u het mij, als u het toch al weet?’

‘Ik wil het van u horen.’

‘Van Rita Devolder.’

‘Inderdaad. Ze belde toch niet gewoon om eens dag te zeggen?’

‘Nee, ze belde om te zeggen dat er een flik aan de receptie en zelfs bij haar thuis was gekomen om informatie op te vragen over mij en Ivan.’

‘En waarom belde ze u daarover? Moest ze u ergens voor waarschuwen misschien? Waren jullie zulke dikke vrienden?’

Vergauwen werd alsmaar kleiner en hapte als een vis naar adem.

Gijs leunde nog meer naar hem over. ‘Of was ’t iets anders?’

‘Och, Rita die… Rita die was zo zot als een deur…’

‘Verliefd?’

‘Ja.’

‘Op Ivan?’

‘Maar nee, op mij.’

‘Ha, hier zie, een tête-à-tête met de dokter, van kabinet veranderd?’

Max kwam de verhoorruimte binnen en nam plaats naast Gijs en tegenover Vergauwen.

‘Goede timing, Max, het begint hier interessant te worden’, zei Gijs op de toon van een advocaat. ‘Meneer doktoor was juist aan ’t vertellen over zijn telefonades. Jozef Devits bijvoorbeeld, dat is het diensthoofd van de afdeling nefrologie?’

De dokter schraapte zijn keel. ‘Ja, al jaren.’

‘Wat moest je aan hem kwijt?’

‘Ik?’

‘Ja, jij, want jij belde hém.’

‘Zeg, het is jullie zeker ontgaan dat ik huisarts ben en dus bijna dagelijks of toch meerdere keren per week contact heb met het ziekenhuis om opnames van patiënten te regelen!’

‘Natuurlijk, dat begrijpen we, maar zulke regelingen worden toch door het medische secretariaat van de afdeling gedaan en niet door het diensthoofd? Die zal toch wel andere zaken aan zijn hoofd hebben dan afspraken in een agenda te schrijven?’

Robert Vergauwen schudde zijn hoofd waarbij zijn wangen en volumineuze lippen heen en weer slingerden. Er hoopten zich speekselbelletjes op in zijn mondhoeken, waardoor het leek of hij een stuk zeep had ingeslikt.

‘Maar néé, wat denken jullie nu, zeg. Elke patiënt is een apart geval, sommige zaken moet ik wél met Jozef Devits bespreken! En deze patiënt was een ernstig geval, een probleemgeval.’

‘Welk probleem?’ Max en Gijs kwamen gelijktijdig dichterbij en haakten hun blik in die van de dokter. Deze ademde diep in en deed zijn mond open, maar er kwam niks uit.

‘Goed, denk er maar over na en als je ’t weet, dan roep je maar’, zei Max. ‘Wij gaan hiernaast koffiedrinken en dan een luchtje scheppen, de lucht is hier nogal bedompt.’

‘Had je de kans om te weten te komen waarom Ivan in Amsterdam is? Wie hij er ontmoet en waarom?’

‘Hij zei dat hij er alleen maar met vakantie is’, wist Maud. ‘Maar als alles wat Maya gezegd heeft waar is, dan gebeuren ginder in een groezelige kelderverdieping afschuwelijke dingen die dringend aan het licht moeten komen’, ging ze verder. ‘Wat we nodig hebben is die gsm van Maya. Als we die zouden vinden, hebben we bewijsmateriaal en kunnen we de zaak opentrekken en doorgeven aan de bevoegde internationale instanties. Deze zaak begint serieuze allures te krijgen en ons te overstijgen.’

‘Klopt, maar zonder die opnames die Maya maakte, komen we nergens. Met alleen maar aanwijzingen en vermoedens slaan we niemand in de boeien. Ik wilde hierover een voorstel doen’, wierp Gijs op. ‘In verband met die gefilmde beelden op Maya’s gsm, bedoel ik.’

‘Zeg maar.’

‘Een huiszoeking bij Robert Vergauwen.’

‘De dokter aan het station?’

‘Hm. Hij zit erin, ik geef het je op een blaadje, in de hele samenzwering. Volgens mij moeten we die gsm en de pas van Maya daar gaan zoeken.’

Maud keek haar rechercheurs indringend en daadkrachtig aan.

‘Ik ga akkoord en zorg voor een huiszoekingsbevel. Maar Gijs, Max?’

‘Ja?’ Ze keken haar met een onschuldige blik aan.

‘Buiten de consultatie-uren.’

‘Begrepen, baas.’