11

‘Geen gsm of pas van Maya bij dokter Vergauwen te vinden’, zei Gijs ontgoocheld. ‘Maar wel een interessante ontdekking gedaan.’

‘En die is?’

‘Ik ben die Vergauwen gevolgd, na zijn huisbezoeken dus. Hij reed naar het laatste huis in het Mantelhof te Zwijnaarde, een doodlopende straat. Ik kon het op geen beter moment getroffen hebben, want voor de woning stonden nog drie andere wagens geparkeerd. Ik heb de kentekens getraceerd en jullie mogen één keer raden van wie die waren.’

‘Vergauwen, Devits, Dewaele en…?’ vroeg Maud.

‘Ene Johanna Palmen.’

‘Een vrouw? Wie is zij?’

‘Wacht, daar kom ik zo meteen op. Dat afgelegen woonhuis is dus hun verzamelplek. Goed bekeken, het ligt op een uithoek in de rustigste buurt van Zwijnaarde en er is geen passage in de straat. Ik heb van hun auto’s op de parking een foto gemaakt.’

Gijs schoof de foto op tafel.

‘Mooi, mooi, prima’, zei Maud.

‘Er is nog iets in dat huis van dokter Vergauwen’, vervolgde Gijs. ‘In een van de kamers staat een enorme hoeveelheid kartonnen dozen met medicamenten.’

‘Wat bedoel je met “enorm”?’

‘Een muur vol met steeds dezelfde namen: Neoral, Myfortic en Medrol. Ik heb het opgezocht en het zijn alle drie afstotingsonderdrukkende geneesmiddelen, die door de patiënt die een transplantatie kreeg, levenslang ingenomen moeten worden. In die voorraadruimte staan ook nog stalen van andere geneesmiddelen, maar in beperkte mate.’

‘Artsen krijgen toch altijd maar per medicament enkele doosjes als stalen om hun patiënten te helpen in dringende gevallen?’

‘Ik denk het, ja.’

‘Uitzoeken welke firma die medicatie produceert en levert en welke medische afgevaardigde Robert Vergauwen bezoekt’, stelde Maud voor.

‘Is al gebeurd’, zei Max. ‘De firma heet Sanders en de artsenbezoekster is, jawel, een vrouw, namelijk Johanna Palmen. Ze is nog heel piep, eenentwintig pas. Het is haar eerste job en ze is er sinds vier maanden aan de slag.’

‘Heb je meer gegevens over haar, een foto?’

‘Ja, hier staat ze op, tijdens een personeelsfeestje.’ Max schoof de foto op tafel.

Maud en Gijs namen ze om de beurten vast en bestudeerden ze. Gijs wreef enkele keren over zijn kin en keek geconcentreerd naar de foto.

‘Amsterdam,’ zei hij plots, ‘het meisje dat ik met Ivan gespot heb.’ Hij haalde de foto die hij zelf gemaakt had uit zijn binnenzak en legde ze naast de andere.

‘Ze is het, geen twijfel mogelijk.’

‘Waar is Ivan momenteel?’

Max en Gijs wendden hun hoofd tegelijkertijd verwachtingsvol naar Maud.

‘Ik zie hem vanavond in de bar van het Holiday Inn. Hij vertrekt morgen.’

Max en Gijs keken haar met ontzetting aan.

‘Morgen? Hoe kan dat nu, Maud?’

Ze voelde zich aangevallen.

‘Wat wil je hem voorleggen? We hebben niks om hem hier te houden. Geen enkel bewijs tegen hem.’ Ze zei het koel en uitdrukkingsloos.

Max en Gijs sprongen boos van hun stoel.

‘Maar, Maud, we zijn er toch volop mee bezig? We hadden toch juist vorderingen gemaakt en bekentenissen afgedwongen van Vergauwen! En die Devits en Tom Dewaele, die leggen we ook stevig onder vuur, dus die zwichten ook eerstdaags! Het duurt niet lang meer of het kaartenhuisje zakt in elkaar! We kunnen hem toch niet zomaar rustig op een vliegtuig laten stappen? Is het trouwens niet de hoogste tijd om Delange en zijn team te waarschuwen?’

Maud legde haar handen op haar oren en wuifde dan haar mannen weg.

‘Laat me even, willen jullie? Ik wil ongestoord kunnen nadenken, alleen.’

Max brabbelde iets onverstaanbaars en schudde het hoofd. Hij bleef in de deuropening staan en keek haar streng maar vooral niet-begrijpend aan.

‘Maud, we kunnen hem niet laten gaan’, herhaalde hij.

Ze draaide met haar stoel, zodat ze door het raam naar buiten kon kijken.

Gijs stond vlak achter haar, boog voorover en sprak in haar oor: ‘Je weet dat hij een wolf in schaapsvacht is. Jij bent zijn prooi.’

Daarop trok hij de deur dicht.

‘Tom Dewaele is programmeur bij Horacles. Hij heeft de software geschreven voor het computerprogramma van het UZ.’

‘Heb je hem opgezocht?’

‘Nog niet, maar dokter Vergauwen had ineens goesting om te spreken. Hijzelf, Devits en Dewaele zijn blijkbaar drie handen op één buik. Ze houden er ook een gezamenlijke hobby op na, ze zitten samen in een kookclub.’

‘Een kookclub? Serieus?’ Max lachte geamuseerd en breeduit. ‘Een diensthoofd nefrologie, een huisarts en een computerprogrammeur die samen in potten staan te roeren, hoe vertederend. Hoe heet die kookclub?’

‘Het blikske, in Zwijnaarde, ze zijn er alle drie al een tijdje lid.’

Gijs moest plots terugdenken aan de dampende uiensoep ten huize van Robert Vergauwen. Hij trachtte zich het beeld voor de geest te halen van de dokter die tegen het aanrecht geleund in gevecht was met opwellende tranen veroorzaakt door het snijden van verse uien.

Waarschijnlijk had hij dan voor de gelegenheid een kookschort aan, voorzien van een of andere schunnige spreuk of tekening ter hoogte van zijn borst of buik, negen op tien een cadeau van zijn kinderen van onder de kerstboom. Gijs zag het allemaal voor zich.

‘Hoe vaak komen die mannen samen in die club? Zeg, Gijs, gaat het? Je zit precies met je gedachten ergens anders?’

Gijs schudde kort met zijn hoofd en knipperde met zijn ogen.

‘Eh, hoe vaak? Om de veertien dagen, telkens op hetzelfde adres.’

‘En ik moet geloven dat die mannen alleen maar bijeenkomen om “komen eten” te spelen?’ grinnikte Max. ‘Hoeveel leden zijn er?’

‘Negen.’

Dan viel Max’ gezicht weer in een ernstige plooi en sloeg hij aan het denken.

‘Die kookclub zou een dekmantel kunnen zijn.’

‘Eens te meer raken onze gedachten elkaar, partner’, pikte Gijs in.

‘Een goede gelegenheid om elkaar buiten het werk te zien.’

Gijs fronste zijn voorhoofd, ging aan zijn bureau zitten, activeerde zijn computerscherm, klikte op Google en tikte: Het blikske. Hij kwam op de website van de kookclub in Zwijnaarde. Hij klikte op Home en dan op Wie zijn wij? Nu gingen zijn wenkbrauwen omhoog en zakte zijn mond een beetje open.

‘Het wordt met de dag interessanter’, zei hij opgewekt. ‘Het blikske is geen gewone kookclub. Ten eerste is ze uitsluitend voor mannen bedoeld en ten tweede zijn het allemaal suikervrije gerechten.’

Max sloeg zijn handen op zijn knieën en kwam met zijn gezicht vlak naast dat van Gijs.

‘Goed gezien van u, Baetske, goed gezien. We komen dichterbij.’

Gijs bekeek Max met ogen die om uitleg vroegen.

‘Welja, toch duidelijk, Vergauwen, Devits en Dewaele. Ze zijn alle drie diabetici. Mis, ik vergeet nog iemand,’ verbeterde Max zichzelf, ‘Ivan de verschrikkelijke.’

‘Yep’, vervolgde Gijs. ‘Hm, en van de vier weten we al met zekerheid dat er twee rondlopen met een ferm litteken.’

‘Wat doen we?’ vroeg Maud, gedreven en opgelucht omdat er schot in de zaak kwam. ‘Ik stel voor dat jij, Gijs, die Devits en Dewaele gaat opzoeken. Wat hebben die vier mannen precies met elkaar te maken, en is die club inderdaad een dekmantel om onfrisse praktijken te verbergen?’

‘Oké, ik ga ertegenaan. Ik durf er bijna niet aan te denken, maar ik hoop maar dat er in die kookpotten geen mensenvlees ligt te pruttelen.’

Max kon zijn lach niet bedwingen: ‘Suikervrij dan.’

‘In Zeebrugge.’

‘Wat?’

‘In een container. Opnieuw een jong meisje, vermoedelijk wat ouder dan Maya.’

Maud schoof haar stoel achteruit en ging voorzichtig zitten, terwijl ze een hand op haar voorhoofd legde.

‘Welk transportbedrijf?’

‘Panalpina.’

‘Aziatisch type?’

‘Ja, ik denk een jaar of achttien. Gestikt. Zwanger.’

‘Shit!’

‘Ik weet het.’

‘Oké, bedankt, Gijs, ik neem meteen contact op met de commissaris.’

Maud liet haar beide armen op tafel rusten en legde haar hoofd in haar nek. Ze maakte enkele trage rotatiebewegingen met haar hoofd terwijl ze diep in- en uitademde.

Haar gedachten dwaalden even af naar Maya, meer bepaald naar wat ze vertelde over die oefeningen die ze dagelijks deed. Misschien moest ze ook maar eens overwegen om wat ontspanningsoefeningen te leren, of iets om die gespannen nekspieren minder pijnlijk te maken. Maar ze wist ook pertinent zeker dat ze die oefeningen een of twee keer zou doen en ze dan weer voor bekeken zou houden.

Straks thuis zou ze haar kersenpittenkussen wel enkele minuten in de microgolfoven stoppen en daar dan op gaan liggen, dat was veel sneller geflikt.

Ze stelde de temperatuur van de oven telkens te hoog in en liet het kussen vier minuten opwarmen in plaats van twee. Zo was het al gebeurd dat het kussen in de oven openspatte en de pitjes tegen het glazen deurtje petsten. Een andere keer had ze het oververhitte kussen in bed tegen haar voeten gelegd en was het beginnen te smeulen. Het duurde toen even vooraleer ze in de gaten kreeg dat de brandlucht uit haar eigen bed afkomstig was en dat de lakens en haar tenen bijna vlam hadden gevat.

Sindsdien hield ze zich keurig aan de aangegeven tijd.

Met een hand in haar nek en de andere scrollend met haar muis, zocht ze in haar contactadressen het telefoonnummer van de commissaris in Zeebrugge.

Zijn manschappen en het Gentse politieteam hadden tijdens de grote tragedie met de Herald of Free Enterprise in 1987 de handen in elkaar geslagen en succesvol samengewerkt. Maud was toen pas een jonge twintiger en in volle opleiding. Haar belevenissen tijdens die onvergetelijke ramp met de Herald waren een ingrijpende confrontatie aan het begin van haar speurderscarrière. Ze werd toen meteen in het hol van de leeuw gekatapulteerd, schrijnend en stresserend, maar de beste leerschool, hoe hard deze uitspraak ook mocht klinken. Daarna hadden de teams elkaar nog geregeld versterking geboden voor minder erge gebeurtenissen of misdrijven.

Na twee keer bellen nam hij op.

‘Commissaris Vandewalle?’

‘Spreekt u mee.’

‘Maud Gelderman uit Gent. Hoe maakt u het?’

‘Dag, Maud. Tijdje geleden, maar o, ik denk maar: hoe minder wij van elkaar horen, hoe beter, zeker? Als wij elkaar bellen is ’t voor miserie, want jij belt natuurlijk niet om te klessebessen. Ik denk dat jij me belt in verband met dat dode kind en de jonge vrouw in de haven?’

‘Klopt.’

‘Mm, bijzonder pakkend alweer. En weet je, ik kan er hoe langer hoe minder tegen.’

‘U ook? In het begin dacht ik dat het precies andersom zou zijn, dat je er steeds meer aan gewend zou raken. Maar ook bij mij is het telkens weer slikken.’

‘Ach, je leert je emoties met de jaren beter wegmoffelen tegenover de buitenwereld, dat wel, maar vanbinnen blijft het knagen, hoor, dat gaat nooit weg. Zeg me, wat kan ik voor je betekenen?’

‘Wel, Leo, ik wil het overlijden van de baby en het meisje en de omstandigheden vergelijken met de dode baby in het toilet van het Sint-Pietersstation en met de gelijksoortige zaak in onze haven.’

Hij humde.

‘Kun je mij alle details van die container en van het slachtoffer bezorgen? Vanwaar kwam die? Lag er nog iets anders in: eten, drinken, paspoort, gsm?’

‘Een lege fles water, een geopend pak met rijstkoeken en wat rot fruit. En geen pas, nee. Alles wat bij haar of naast haar gevonden is, ligt nu hier in ons politiekantoor. En ik begrijp dat jij graag die voorwerpen wilt zien en het rapport van het lab wilt lezen.’

‘Klopt, dat wil ik heel graag. Ik wil weten of er een verband is. Ik kan iemand sturen.’

‘Die met zijn motor?’

‘Eh, nee, Gijs niet, ik zal Max jouw richting uit sturen.’

‘Heb je die motard niet meer?’

‘O jawel, die zou ik voor geen geld willen missen!’

‘Dat zou ik ook denken. Vanaf de eerste keer dat ik hem zag, wist ik dat het een pientere rechercheur was. Houden zo, Maud. Je moet je in jouw job zo veel en zo vaak mogelijk omringen met bekwame mensen. Nu klink ik misschien als je vader, maar neem dat maar aan van een ouwe rot als ik.’

‘Ik zal jouw goede raad zeker ter harte nemen, Leo.’

‘Zeg, waarom kom je eigenlijk niet mee met die Max? Lunchke?’

‘Andere keer, maar toch bedankt, we kunnen hier elke minuut gebruiken.’

‘Elke minuut. Ja, ja, ik hoor het, nog altijd hetzelfde strebertje… Ik ben de hele dag hier op kantoor, dat hij naar mij vraagt.’

‘Leo?’

‘Hm?’

‘Jij geeft hem toch alles mee, hè, ook die gsm van haar. Er zat toch een gsm bij, hè?’

‘Ja, natuurlijk geef ik hem alles mee, en ja, ook een gsm. Is die zo belangrijk voor jouw onderzoek?’

‘Absoluut, ik wil zo vlug mogelijk alles zien.’

‘Eh, zien?’

‘Opnames, ik wed dat er opnames op staan, die moeten we dringend onder ogen krijgen.’

‘Ik zal je moeten teleurstellen, Maud, op de gsm van het meisje zit geen filmfunctie.’

Hij hoorde haar voorzichtig vloeken.

‘Zeker?’

‘Heel zeker, het is niet echt een recent type. Je zou verwachten dat zo’n jonge vrouw een van de laatste modellen zou hebben. Waarschijnlijk kon ze die niet betalen. Ik denk maar hardop.

Er staan natuurlijk wel veel nummers en berichten in, maar die maken ons niet veel wijzer.’

‘Nee?’

‘Allemaal in een soort Chinees, Maud, letterlijk dan.’

‘Mm, ja, oké, we zien wel, ik vind wel iemand om ze te ontcijferen.’

‘Blij je gehoord te hebben. Laat me weten als ik nog iets kan…’

‘Weet ik. Doe Elza mijn groeten.’

‘Eh, dat kan ik niet meer doen, Maud.’

Een nijpende stilte.

‘Nee? Hoezo niet? Er is toch niks gebeurd?’

‘We zijn uit elkaar.’

‘Jij en Elza?’ Maud was compleet van slag toen ze het hoorde en wist niet meteen wat ze moest zeggen.

‘Drie maanden nu, na negentien jaar.’ Zijn stem klonk gebroken.

‘Ik… vind het erg voor je, Leo.’

‘Ja, het komt hard aan, ze is ervandoor met een jongere man, die alles had wat ik niet had, zei ze. Charmant, attent, uitstapjes, cadeautjes, complimentjes… dus véél tijd voor haar. Ach, zo’n type dat haar helemaal inpalmde. Ach, de valkuilen des levens, je kent het.’

Maud ging als verdoofd achteroverliggen en kneep haar ogen dicht. ‘Ik ken het.’

Ze liet haar beide armen energieloos langs de stoel hangen, zuchtte en legde haar hoofd in haar nek. Het slechte nieuws van het drama in de haven maakte haar stikrazend. Maar ook de breuk in Leo’s huwelijk brak haar zuur op.

Ze besloot haar gedachten wat te verzetten en een mail te sturen naar Sven. Sinds hun laatste telefoongesprek, waarna ze zich heel schuldig gevoeld had, hadden ze elkaar niet meer gehoord of geschreven.

Ze schoof haar stoel dichter bij haar bureau en opende haar mailbox. Er waren een twaalftal nieuwe mails die ze straks zou doornemen, nu eerst Sven. Ze tikte zijn naam in en als subject koos ze: Nog boos?

Lieve Sven,

Alweer sorry dat ik niet eerder schreef of belde, maar misschien hadden we allebei even een rustpauze nodig na ons laatste gesprek. (Tot onszelf komen.)

Ik begrijp dat je boos was, of eerder teleurgesteld, maar wees alsjeblieft niet rancuneus tegenover mij, nooit, dat zou me veel pijn doen.

Hoe gaat het met je en met de lessen? Spaans al goed onder de knie?

Lara vertelde me dat je een nieuwe vriendin hebt, waarschijnlijk leert het Spaans zo gemakkelijker, is het niet? image Ik hoop dat het een tof meisje is en dat jullie een mooie tijd samen beleven.

Hier loopt het onderzoek moeilijk. Het is een uitzonderlijke case, heel complex en niet echt ongevaarlijk. De wereld is niet zo fraai, of beter gezegd, wat mensen elkaar allemaal aandoen is soms niet te vatten. Nu ook weer. Er zijn niet alleen baby’s mee gemoeid maar ook jonge vrouwen.

Dan bedenk ik telkens weer hoe blij ik ben jullie te hebben, te weten dat we elkaar toegenegen zijn en, hoewel we niet dagelijks bij elkaar zijn, toch een warm contact hebben.

Geniet zo veel je kunt, leer mensen kennen en maak van je studententijd ginder een periode om nooit meer te vergeten. Studeer en leef!

Schrijf je me? Ja toch?

Denk aan je,

knuffelkus,

mama

‘Dag, Brigitte.’ Gijs stak zijn badge omhoog.

Ze keek op van haar scherm.

‘Inspecteur, u alweer op pad?’

‘Ja, daar verdien ik mijn boterham mee. Breng me eens naar het kantoor van Jozef Devits.’

‘Dokter Devits?’

‘Ja.’

‘Kom maar mee, maar die is er lang niet altijd, hoor, hopelijk hebt u geluk.’

Gijs lachte. ‘Valt door de bank genomen wel mee.’

Ze ging hem voor door de koude ziekenhuisgang, waarin hun voetstappen als harde klappen weergalmden. Gijs hoorde haar nylonkousen tegen elkaar ruisen terwijl ze liep. Ze kwamen in een smallere gang met verschillende bruine houten deuren, waarop vergulde metalen naambordjes prijkten.

Brigitte klopte aan bij het plaatje met J. Devits – diensthoofd nefrologie.

‘Ja?’

Ze opende de deur en deed haar lippen vaneen om iets te zeggen, maar Gijs was haar voor en stond al in de kantoorruimte.

‘Bent u Jozef Devits?’

De man zat achter zijn bureau, keek Gijs onthutst aan van onder zijn borstelige wenkbrauwen en knikte. Hij stond op, strekte zijn beide armen en leunde ostentatief met zijn handen op zijn bureau, alsof hij zijn bovenlichaam moest ondersteunen.

‘Gijs De Baets, recherche Gent.’ Hij toonde zijn insigne.

‘Recherche?’

‘Gaat u maar weer zitten’, zei Gijs tegen de man. ‘Dat praat gemakkelijker.’

Jozef Devits ging als in een vertraagde film opnieuw zitten en keek Gijs schaapachtig aan.

Brigitte trok een niet-begrijpend gezicht na Gijs’ harde taal, draaide zich op haar hakken om en liep in een drafje de deur uit en de gang op.

‘Wat is er misschien?’

De kleur trok uit zijn gezicht.

‘Veel’, antwoordde Gijs scherp. ‘Maar we zullen beginnen bij het begin. Wat is uw relatie tot Ivan Depraeter?’

‘Wie?’

‘U hoorde mij goed genoeg, wel?’

‘Dat is een vriend van mij.’

‘Welk soort vriend?’

‘Gewoon, van vroeger al, van school.’

‘Welke school?’

‘Don Boscocollege in Zwijnaarde.’

‘En vrienden gebleven?’

‘Ja. Mag dat niet misschien?’

‘Wanneer zien jullie elkaar?’

Devits begon op zijn stoel heen en weer te schuiven en rondjes te draaien met zijn ogen.

‘Eh, af en toe, zo om de veertien dagen. Wij gaan graag samen naar het voetbal, om te supporteren voor de Gantoise.’

‘Dat is niet echt wat ik wil weten, mijnheer Devits. Antwoord dan maar gewoon met ja of nee, akkoord?’

De man wreef met een afgemeten beweging met zijn duim en wijsvinger over zijn vierkante snorretje.

‘Ivan Depraeter heeft in Nepal een nieuwe nier gekregen en organiseert nu zelf illegale orgaantransplantaties, mogelijk gemaakt door uw hulp.’

‘Wablief? Ikke? Met mijn hulp?’

‘Ja of nee, had ik gevraagd. Gewoon even ter informatie: wanneer u liegt, zit het er dik in dat er op het opgepoetste metalen plaatje op uw deur hier binnenkort een andere naam fonkelt dan de uwe, geloof me.’

‘Eh, ja, ja’, antwoordde Devits verveeld. ‘Maar ik zeg u dat wat u beweert niet juist is.’

‘Wij denken anders van wel.’

‘Bewijs het dan.’

De manier en de toon waarop Devits sprak, maakten Gijs kriegel en in hoge mate ongeduldig.

‘U hebt ons niet te zeggen wat wij moeten doen. Tweede vraag, ja of nee antwoorden.’

Gijs ging met een bil op de rand van Devits’ bureau zitten en hield een briefopener onder diens kin.

‘Organen uit een lichaam snijden doe je met iets wat scherper is dan dit hier zeker?’

Hij richtte de punt van de opener recht op Devits’ uitstekende adamsappel, die als een liftkokertje op en neer ging.

‘Wel?’

‘Ik weet niet waarover u het hebt. Ik doe hier al jaren gewoon mijn werk.’

‘We weten alles, mijnheer Devits. Doe geen moeite om u eruit te praten. U hebt samen met Tom Dewaele een systeem uitgedokterd. Hé, uitgedokterd, wat een gepaste uitdrukking. Met dat systeem is het mogelijk om alle informatie van een patiënt in de bestanden te wissen en alleen door jullie met een speciale code weer op te vragen. Klopt?’

Devits wilde met zijn hand naar zijn telefoontoestel grijpen, maar Gijs sneed zijn beweging af en gaf een fikse draai aan zijn pols.

‘Ja of nee?’

‘Auww! U bent gek!’

‘Of het volgende dan. Het blikske is de gelegenheid voor u, Depraeter, Dewaele en Vergauwen om in het geheim mensen te ontmoeten, gegevens uit te wisselen, donoren te ronselen, arrangementen te regelen en daarna de buit te verdelen.’

‘Arrangementen? Buit?’

‘Moet ik uw andere pols ook een beetje behandelen?’

‘Nee, nee, alstublieft! U hebt niet het recht om…’

‘Hoe? Is het antwoord nee?’

‘Nee, nee, het antwoord is ja! Verdomme, laat me nu met rust, u doet mij pijn!’

Devits zat daar met een verslagen gezicht, vochtige ogen en een trillende onderkaak.

‘Ik kan alles uitleggen’, zei hij hakkelend.

‘Dat komt goed uit, dat ging ik u net vragen’, zei Gijs.

‘Maar we gaan dat hier niet doen. Op het politiekantoor zijn er collega’s van mij die ongeduldig zijn en graag willen meeluisteren. Toch eerst nog iets anders, want mijn nieuwsgierigheid is te groot.’

Jozef Devits trok zijn neus op en keek dom uit zijn ogen. ‘Huh?’

‘Mag ik u vragen om uw hemd eens uit uw broek te doen?’

Devits werd nu zo rood als bloed en kneep een frons in zijn voorhoofd.

‘Wát zegt u? Wat is hier de bedoeling van?’

Gijs wipte van het bureau en liep naar de man erachter, die zijn handen van schrik omhoogstak. Gijs stond nu pal voor Devits, die als een angstig diertje naar boven keek en naar adem zocht.

‘Opstaan.’

Devits keek nerveus om zich heen en ontweek Gijs’ blik.

‘Opstaan!’

Devits stond traag op uit zijn stoel. Daarop greep Gijs het hemd van de man vast juist boven zijn ceintuur en trok het uit zijn broek tot hij flanken, buik en rug kon zien.

‘Zeg, u permitteert zich nogal wat! Wat bent u van plan?’

Tot zijn grote ontgoocheling kon Gijs geen litteken vinden en zei bot: ‘Steek het er maar weer in.’

Jozef Devits duwde haastig zijn hemd in zijn broek en gespte zijn ceintuur vast.

‘Meekomen, en neem uw tandenborstel maar mee.’

‘Wat?’

‘Gehoorproblemen misschien? Meekomen!’

‘Hoe loopt het onderzoek?’

Ivan had een tafeltje uitgezocht achteraan in de hoek van de loungebar en nestelde zich dicht tegen Maud op de bank. Zijn hand omvatte haar knie en gaf er kleine kneepjes in.

‘Niet goed, en eerlijk gezegd maakt het me nerveus dat we zo ter plaatse blijven trappelen. Vind je het erg als we vanavond niet over het werk praten?’

‘Erg? Meisje… Ach, nu zeg ik het weer… We kunnen ook zo weinig mogelijk praten of zelfs helemaal niet.’

Hij nam haar kin tussen zijn duim en wijsvinger en trok ze naar zich toe. Maud sloot haar ogen en opende haar mond in een automatische beweging. Hun kus was kort maar krachtig.

Ze kuste hem erg graag. Zijn tong voelde niet zomaar aan als een lap vlees die in haar mond werd neergelegd, nee, hij wrong ze altijd in een puntje diep naar binnen en liet ze daar nieuwsgierig rondtollen, alsof hij haar hele mondholte onderzocht.

Maud maakte zich van hem los en keek schichtig om zich heen.

‘We moeten dit hier niet doen, we lijken wel oververhitte pubers’, zei ze met een zweem van een glimlach. ‘En daarbij, we zitten hier op mijn grondgebied, straks loop ik nog tegen een collega of de buurman aan. Ik mag niet zo roekeloos zijn.’

Ivan streek met de binnenkant van zijn duim over haar lippen en liet zijn blik erop rusten.

‘Ik begrijp je wel, maar die roekeloosheid staat jou zo goed. Straks wil ik hier zelfs meer van,’ zei hij, ‘veel meer.’

‘Wat wil je drinken?’

‘Een glas witte wijn maar’, zei ze.

‘Goed idee, ik doe met je mee.’

Hij wenkte de ober en bestelde de wijn.

‘Waar wil je straks eten?’ De vragen kwamen als pijlen op haar af.

Maud voelde zich week worden vanbinnen en kon geen grip op hem krijgen. Noch haar lichaam, noch haar geest was in staat om in hem een kwaadaardig wezen te zien, iemand die dingen deed die slecht waren. Dat dubbele gevoel van aantrekking en afstoting bleef vanbinnen verder knagen.

‘En de twee wijntjes, alsjeblieft’, zei de ober.

‘Zet maar op kamer 9’, antwoordde Ivan.

Dan stond hij op van de bank en legde een hand op Mauds schouder.

‘Dat doet mij aan iets denken. Ben zo terug, even iets halen op de kamer.’

Hij boog voorover en gaf een kort likje op haar mond. ‘Niet weglopen, hoor.’

Hij beende naar de lift en verdween.

Maud zakte wat meer onderuit en keek nerveus om zich heen. Ze kende niemand van de aanwezigen, dat trof. Ze hoorde zijn woorden nazinderen: niet weglopen. Nee, natuurlijk zou ze niet weglopen. Hij liep zélf weg, morgen om precies te zijn.

Ze kreeg een sms-bericht van Gijs en opende het.

Wolf in schaapsvacht.

Ze verwijderde het meteen en nam een grote slok van haar witte wijn.

Net toen ze een bericht wilde intoetsen, zag ze Ivan terug uit de lift komen. Hij kwam met snelle tred naar haar toe en lachte.

‘Goed zo, mijn mooie dame is er nog.’

Hij ging zitten, drukte een pilletje uit een metalen strip en slikte het door met een slok wijn.

Maud keek hem verbaasd aan. ‘Mag je die medicatie zomaar innemen met alcohol?’

‘Bwah ja, dat spul komt met die witte wijn ook wel waar het moet zijn, hoor.’

Ze moest erom lachen. Zoveel nonchalance, het leek op zelfdiscipline maar dan met haar erop.

‘Moet je er veel van nemen, van die pilletjes?’

‘Straks nog eentje als ik ga slapen.’

‘Elke dag?’

‘Elke dag drie, en dat tot ik ter ziele ga. Amen. Maar daar denk ik nu nog bijlange niet aan’, en hij gaf haar een kusje in haar oorschelp.

‘Da’s een hele berg pilletjes wanneer je ze gaat optellen’, zei Maud wijselijk.

‘Als je dát maar weet, ik durf er niet aan te denken’, reageerde hij. ‘En ik heb altijd wat voorraad. Weet je, morgen om deze tijd, zit ik boven de wolken in een vlie…’

Ze legde haar volle handpalm over zijn mond en keek hem recht in de ogen.

‘Sssst… Ik kies voor dat tweede’, zei ze met fluwelen stem.

Hij trok zijn hoofd wat naar achteren en fronste zijn wenkbrauwen. ‘Welk tweede?’

‘Jouw tweede voorstel van daarnet, helemaal niet praten’, antwoordde ze met een verlangende blik.

‘Zoals je wilt. We kunnen hier ook eten, of het op de kamer laten brengen, gezellig knus.’

Dat had ze nog nooit gedaan, van haar hele leven niet, eten op de kamer, niet eens een ontbijt op bed, laat staan een warme schotel, nog nooit.

Ineens kreeg het woordje ‘nooit’ een erotische betekenis.

‘We doen het’, zei ze ferm.

Hun blikken haakten in elkaar vast en ze stonden allebei op.

Maud legde haar jas over haar arm en pakte haar handtas. Ivan nam haar andere hand en legde ze in de zijne, als een veilige gids. Ze stapten hand in hand naar de bar en Ivan bestelde een fles rosé champagne.

In de lift kuste hij haar innig in de hals.

Ze smolt.

Ivan en Maud zaten naast elkaar op bed. Maud voelde zich slap worden van de witte wijn en van haar onbeheersbare verlangen naar hem.

Er werd op de deur geklopt. Een piepjong obertje bracht twee glazen en een ijsemmer met de fles champagne erin. Hij haalde een boekje en een balpen uit zijn borstzakje en verzocht Ivan om een krabbel.

‘Gezondheid, en een prettige avond verder.’

‘Dank u wel.’

Ivan schonk een glas vol, nam het vast en deed met zijn wijsvinger Mauds onderlip omlaag.

Hij sprak zacht: ‘Ik wil iets met je doen. Niet schrikken. Het is een maar een spelletje.’ Hij kantelde het glas en hield het tegen haar lip. ‘Open je mond.’

Ze deed wat hij vroeg en sloot haar ogen. Hij goot de lichtroze bubbels vlekkeloos in haar mond.

Hij grijnsde.

In haar handtas liep een tweede berichtje binnen van Gijs, maar ze had haar signaaltoon uitgeschakeld.

Gewetenloos.