12

‘Katia, ik zou graag een keertje Nepalees koken voor jou en Max, kan dat?’

Katia keek Maya met een zachte blik aan en lachte.

‘Nepalees? Wow, dat hebben we nog nooit gegeten. Fantastisch idee van je!’

‘Max zal het toch wel lusten, hè?’

‘Hij moet het in ieder geval proberen, dat moet je altijd doen als iemand iets voor je klaarmaakt. Zeg eens, hoe ziet een Nepalees gerecht eruit?’

‘Wel, ik dacht zo, laat ik het nationale gerecht van Nepal eens bereiden, dal-bhat.’

‘Wat zit er allemaal in?’

‘Mm, even kijken. Linzen, masala, kerrie, wortels, aardappelen, bloemkool, sperziebonen en dan kruiden natuurlijk.’

‘Masala?’

‘O, dat is een geroosterd mengsel van allerhande specerijen dat op het einde wordt toegevoegd om de smaak en het aroma te behouden.’

‘Mm, klinkt interessant’, glunderde Katia.

‘Je zou kunnen zeggen dat het een hartige soep van groenten, bouillon en rijst is.’

‘En super-spicy zeker?’

‘Wel pikant, ja, maar niet echt uitgesproken. Dat bepaal je zelf.’

‘Naar onze normen zal het waarschijnlijk wel hot zijn.’

‘O, maar ik kan de pikantste kruiden eruit laten als je dat liever hebt, of er extra zuinig mee omspringen.’

‘Ja, doe maar met mate, of onze monden vatten straks nog vlam.’

Ze giechelden als onschuldige schoolmeisjes.

Met een tikkeltje schalkse blik in haar ogen zei Maya: ‘Maar jullie monden, ik bedoel die van jou en Max, die staan toch altijd in brand? Steeds als ik jullie twee bezig zie, straalt het verlangen er zo uit, en als jullie kussen, dan… dan krijg ik het zelf zo warm vanbinnen…’

Katia moest even slikken bij het horen van die woorden en voelde tranen opwellen.

‘Wat heb je dat mooi gezegd. Eh, en ja, je hebt gelijk, ik hou zielsveel van Max.’

‘Hij minstens zo veel van jou, Katia, hij is gek op je, dat weet je toch?’

‘Eh, ja, ik hoop het, ik denk het wel. En jij, Maya, ben jij op iemand verliefd of ben je al eens heel verliefd geweest?’

Maya haalde kort haar schouders op en liet ze dan weer zakken en zuchtte.

‘Nee, maar bij ons is dat anders.’

‘Wat is anders?’

‘Die dingen, liefde, gevoelens, affectie, seks.’

‘Wil je me erover vertellen?’

‘Best. Waar ik woon, maar nog meer in ons buurland China, zijn we niet gewend om onze emoties te tonen, en zeker niet op straat. We omhelzen of kussen elkaar ook niet in het openbaar, zelfs niet wanneer we elkaar lange tijd niet gezien hebben.’

‘Wat triestig, zeg. Dus als je iemand graag mag, dan toon je dat niet?’

‘Nee, maar relaties en huwelijken zijn er niet gebouwd op liefde, zoals hier. Soms komt er wel liefde van, achteraf, maar vaak ook niet. Het gebeurt ook dikwijls dat de ouders iemand uitzoeken voor hun zoon of dochter. Is dat hier ook zo? Nee zeker, het lijkt hier toch anders te gaan.’

Katia keek Maya verbaasd aan. ‘Eh, nee, hier leer je iemand kennen, die vind je leuk en je wordt verliefd.’

‘Dus jij hebt Max helemaal zelf gekozen?’

Katia moest lachen. ‘Jazeker, en ik wist vrij snel dat ik halsoverkop verliefd was.’

‘Bij ons trouwen ze soms met elkaar na een of twee ontmoetingen van een paar minuten.’

‘Wat erg! Ik kan me nauwelijks voorstellen dat ik zo zou kunnen leven. Maar ginder kun je in je eentje niet alles gaan veranderen, hoewel je dat wel zou willen, hè?’

‘Ach, er zijn zoveel mensen in China en ook waar ik vandaan kom, die erg eenzaam zijn, weet je. Je verdwijnt als klein individuutje in de grote massa want je bent zo’n onbeduidend stipje te midden van miljoenen mensen. Je eigen mening of je eigen verhaal doet er niet toe. Je moet ook heel veel moed hebben om uit die massa te klauteren.’

Katia luisterde met open mond. Zoveel levenswijsheid uit de mond van zo’n jong meisje.

Ze legde haar hand op Maya’s schriele hand. ‘Hier kun je je mening kwijt, Maya, hier wordt er naar je geluisterd. En dat jij moed hebt, nou, dat heb je al bewezen.’

‘En ik ben blij dat ik hier ben, echt.’

Maya legde haar handen op haar dijen en ging staan.

‘Dus, zal ik nu koken of niet? Morgen goed?’

‘Ja, tuurlijk, maar ik ben zo geboeid door wat je allemaal te vertellen hebt.’

‘Ik weet nog wel dingen en ik wil dat jij me ook nog meer vertelt over hoe jullie leven.’

‘Vast wel, maar nu eerst afspreken voor het eten. Ik weet wel een winkeltje waar we die ingrediënten kunnen kopen’, zei Katia. ‘Er zijn er zelfs verschillende in de buurt van het Sint-Jansplein, het komt in orde.’

Maya zei opgewekt: ‘Zal ik gaan? Ik kan met hen spreken, ik ken de taal.’ Ze keek Katia met grote, vragende ogen aan.

‘O, maar ze praten allemaal al behoorlijk Antwerps, hoor. Wel met een accent, best wel grappig.’

‘Echt? En toch, als jij het goedvindt, dan wil ik graag de boodschappen doen én koken én de tafel dekken… Tja, alles eigenlijk.’

Katia lachte een mooie lach. ‘Oké, Max en ik zullen graag jouw gasten zijn, Maya. En wat ik jou ook nog wilde zeggen, je hebt een adembenemende lach.’

‘Eh, ik? Dank je. Bloos ik nu?’

‘Ja, niet te doen… Geweldig.’

‘Wij Nepalezen lachen vaak en snel, maar we worden ook gauw rood.’

‘Het siert je.’

‘Dat rood?’

‘Jouw lach en dat rood samen!’

Katia legde geld op tafel en nam haar jasje.

‘Ik ben naar het werk nu, Maya, hier is geld en ook de sleutel zodat je weer naar binnen kunt. Je kunt vandaag naar de winkel gaan, of morgen, kies maar. Wees op je hoede als je de deur opendoet dat Zorro niet mee naar buiten glipt. Hij is voor geen haar te vertrouwen, de loeder.’

De kater reageerde waarschijnlijk op zijn naam want hij kwam aangetrippeld en bleef aan Maya’s voeten zitten terwijl hij poeslief omhoogkeek en zijn kopje schuin hield.

‘Hij komt er niet uit, beloofd. En nu ga ik mijn best doen om jullie morgen een lekker etentje voor te schotelen’, beloofde Maya gedreven. ‘Het is al een hele tijd geleden dat ik het bereidde, want in het gebouw moesten we geregeld het monodieet volgen.’

‘Monodieet, heb ik al over gelezen. Zuiverende werking, zoiets, maar oersaai als je ’t mij vraagt’, oordeelde Katia.

‘Je slaat de spijker op de kop. Maar zeg, je weet er blijkbaar wel wat over?’

‘Ik heb gastronomie gestudeerd, dus logisch dat ik er iets over weet.’

‘O, gastronomie, dan moet ik er zeker voor zorgen dat het lekker is, want jij gaat me punten geven, hè?’

‘Absoluut, en ik ben een strenge tante, hoor…’ grapte Katia. ‘Punten moet je verdienen’, zei ze met geheven hoofd.

‘Begrepen, mevrouw.’ Maya boog nederig.

Ze lachten.

‘Ah, ik verheug me er al op, heerlijk’, stelde Katia Maya gerust terwijl ze nog even over Zorro’s bolletje aaide. ‘Lief zijn, hoor, jij’, beval ze.

Toen Maya met het boodschappenlijstje, het geld en de sleutel de deur achter zich dichttrok en de straat opliep richting Sint-Jansplein, had ze niet het minste vermoeden dat iemand haar volgde.

Max wierp een blik op zijn horloge.

‘Kwart over negen, waar blijft ze? Heeft ze jou iets laten weten?’

‘Nee, ik bel meteen op haar gsm’, zei Gijs.

Op hetzelfde moment kwam Jan van de balie de vergaderruimte in.

‘Lijn drie, de manager van het Holiday Inn, in paniek.’

Gijs repte zich naar het vaste telefoontoestel naast de pc en nam op. ‘Met Gijs De Baets.’

‘Hallo inspecteur, Michael Delpaepe, manager van het Holiday Inn. Kunt u zo snel mogelijk komen? We hebben hier op een kamer een vrouw aangetroffen. Ik heb in haar portefeuille een identiteitskaart gevonden, haar naam is Maud Gelderman en er stak ook een politiebadge bij, daarom dacht ik…’

‘Wat zegt u?’ Gijs sprong overeind.

‘De poetsvrouw heeft haar gevonden op bed. Ze heeft de vrouw een paar klapjes op haar wangen gegeven, maar ze kon haar niet wakker krijgen en toen sloeg ze alarm bij mij. De vrouw ademt nog en kreunt af en toe zacht, maar ze komt niet bij bewustzijn.’

‘Bel onmiddellijk een ambulance en nergens aankomen! We komen direct!’

‘De ambulance is al onderweg, inspecteur. Ik dacht er goed aan te doen ze meteen te bellen.’

‘Goed gedaan. Laat niemand in de kamer tot we er zijn.’

‘Zeker, meneer.’

Gijs pakte Max bij zijn schouder.

‘Verdomme, Max! Ze hebben Maud gevonden op een kamer in het Holiday Inn!’

‘Huh? Hoezo, “gevonden”? Toch niet…’

‘Kom mee! Vlug!’

Max en Gijs haastten zich naar de wagen, zetten het zwaailicht op het dak en stelden de sirene in werking. Ze scheurden met plankgas naar het hotel.

Bij aankomst werd Maud net op een brancard naar buiten gereden en in de ambulance getild. De spoedarts stelde de rechercheurs gerust.

‘Ze leeft, maar haar pols is erg zwak, vermoedelijk een overdosis pillen. We gaan direct haar maag leegpompen.’

‘Ik rijd mee’, zei Gijs, en tegen Max: ‘Ga jij met de manager praten en naar die kamer.’

‘Oké.’

Max sloeg Gijs op zijn rug.

‘We bellen zo meteen met elkaar.’

De loeiende sirene van de ambulance greep de mannen bij de keel.

De manager en de receptioniste van het Holiday Inn zaten aangeslagen in de lobby.

‘Is het een van uw collega’s, meneer?’ vroeg de manager bezorgd aan Max.

‘Ja, mevrouw Gelderman is onderzoeksrechter en onze baas.’

‘Goed dat het UZ hier om de hoek is, ze waren er rap bij.’

‘Ja, gelukkig. Mijn collega is mee met de ambulance en ik heb enkele vragen voor jullie.’

De receptioniste kon nauwelijks haar tranen bedwingen en depte haar ooghoeken met het puntje van haar zakdoek.

Max zag dat het Cindy was, het meisje dat hem eerder al te woord had gestaan, toen hij inlichtingen over Ivan kwam vragen. De blos die toen haar wangen kleurde, was nu weg en in plaats daarvan zag ze zo wit als een bos bleekselderij.

‘Het was in kamer 9, inspecteur. We zijn nergens meer aan geweest’, zei de manager.

‘Wie verbleef er in die bewuste kamer 9?’

‘Ivan Depraeter, meneer, maar die is nu…’

‘Weg?’

‘Eh, ja, maar hij is door niemand van ons nog gezien, we hebben al rondgevraagd.’

‘Jij ook niet, Cindy?’

‘Nee, inspecteur, ik heb hem niet naar buiten zien gaan.’

‘Is er nog iemand op die kamer geweest?’

‘Nee, of in ieder geval niet dat we weten of gezien hebben.’

‘Hebt u mevrouw Gelderman en meneer Depraeter samen gezien?’

‘Ja, gisteravond in de bar. Ik heb hier de nota nog van de consumptie.’

Ze schoof het briefje naar Max. Er stond een fles Chablis op en een fles Piper-Heidsick Rosé. Die laatste was room-service. Max stopte het briefje in zijn jaszak.

‘Hoe gedroeg hij zich?’

De manager gebaarde met zijn hand dat het meisje mocht gaan, waaruit ze kon opmaken dat hij die vraag wel zou beantwoorden.

‘Ga maar terug naar de balie, Cindy, ik roep je wel als ik je nodig heb. En ga je eerst wat opfrissen, onze klanten moeten direct weer gerustgesteld worden.’

Het meisje stond op en knikte. ‘Hopelijk komt alles goed met haar’, zei ze nog met een dunne stem tegen Max. Ze liep met snelle pasjes weg.

‘Eh, om op uw vraag te antwoorden dus, ik zat wat verderop in de bar met een wijnleverancier, ik heb ze samen gezien. Ze dronken dus die witte wijn.’

‘En, hoe was hij tegenover mevrouw Gelderman?’

De man keek even naar de vloer en dan weer naar Max.

‘Tja, het is niet gemakkelijk om dit te zeggen, het is nogal vervelend, maar ze deden…’

Max keek de man met een nieuwsgierige blik aan. ‘Ja?’

‘De man was heel charmant en zij zag er heel gelukkig uit. Ze leken erg close en deden heel verliefd. Het was mooi om te zien.’

Max’ gsm ging over. Het was Gijs.

‘Gijs? Hoe gaat het met haar?’

‘Ze hebben een maagspoeling gedaan, ze zat vol medicijnen. Ze weten nog niet precies welke, dat horen we straks. Volgens de dokter is ze door het oog van de naald gekropen, een beetje later en ze lag in coma, en misschien nog erger.’

‘Is ze bij bewustzijn?’

‘Nog niet. Ze slaapt nu, maar de dokter zegt dat er geen gevaar meer is. Ze moet wel nog tot morgen op intensieve blijven. Ik blijf nog even hier.’

‘Die gestoorde klootzak heeft haar dus willen vermoorden!’

‘Ja, ze wist waarschijnlijk al te veel, hij voelde dat we hem op de hielen zaten.’

‘Ik doe een oproep aan alle politiebureaus met een beschrijving en foto van Ivan, en waarschuw Jean Delange dat hij alle luchthavens als de bliksem moet benaderen om hun controle te verscherpen en extra alert te zijn. We moeten hem vinden, Gijs! Ik wil hem tot moes slaan.’

‘En ik dan!’

Lara zat op het voeteinde van Mauds ziekenhuisbed.

‘Hoe voel je je nu, mam?’

‘Gaat wel, nog moe maar oké. Morgen ga ik weer aan de slag.’

‘Dan al? Mag dat van de dokter?’

‘Ja, ja, hij weet dat hij mijn geen dag langer in bed kan houden, ik heb wel wat beters te doen. De smeerlapperij is uit mijn lichaam, dus als ik me morgen fit genoeg voel, ziet hij geen probleem.’

Lara keek haar moeder ernstig aan. ‘Is het waar dat die Ivan jou heeft willen vergiftigen?’

Maud zuchtte diep. ‘Ja, en ik was zo dom om hem te laten begaan. Nog nooit in mijn leven ben ik zo stom geweest.’

Lara kneep haar lippen opeen. ‘Ach, mam, zoiets mag je niet zeggen.’

‘Nog nooit’, herhaalde Maud.

‘Is hij al opgepakt?’

‘Nee, met de noorderzon vertrokken, alsof hij in rook is opgegaan, maar alle internationale opsporingsdiensten zijn in staat van paraatheid gebracht.’

‘Als ik kan helpen met hem te vinden, dan doe ik dat!’ zei Lara moedig, terwijl ze een hand tot een vuist balde.

Maud glimlachte. ‘Dat weet ik wel, meisje, dat weet ik.’

Mauds gsm speelde ‘Watching the detectives’.

Het was Max.

‘Hey, Max.’

‘Hoe gaat het met je?’

‘Slap, maar oké, ik ga ervan uit dat ik er morgen ben.’

‘Dan al? Superwoman.’

‘Flemer.’

‘Is Gijs nog bij je?’

‘Net weg, Lara is hier nu.’

‘Heb je de dokter al gezien?’

‘Ja, mijn maag zat vol met Neoral, een van de medicijnen die Ivan moet nemen, maar dat vermoedde ik al.’

‘Maud, we hebben Maya nodig om berichten te vertalen.’

‘Berichten?’

‘Op de gsm van het dode meisje in Zeebrugge staan berichten in het Nepalees.’

‘Ja, klopt, de commissaris vertelde dat.’

‘Luister, ik heb een voorstel. Heb je zin om van de Nepalese keuken te proeven?’

‘Eh, wat wil je daarmee zeggen?’ vroeg Maud, die verwonderd was omdat Max van onderwerp veranderde.

‘Zeg maar gewoon ja.’

‘Ja, maar wat…’

‘Op voorwaarde natuurlijk dat je je goed voelt, want ik kan me voorstellen dat je nu niet met je hoofd bij eten bent.’

‘Nu nog niet, maar wie weet heb ik morgen honger als een paard.’

‘Ja, weer op krachten komen, dat hoor ik graag. Morgenavond dan, om halfacht bij Katia. Maya kookt en daarna moet ze die berichten voor ons ontcijferen.’

‘Prima voorstel, Max, hoewel ik natuurlijk niet veel zal eten. Ik moet mijn maag nog wat rust gunnen.’

‘Tuurlijk, begrijpelijk, maar het belangrijkste is dat je erbij bent. Ik kom je oppikken, goed? En ik zal je nog iets anders zeggen, misschien zal ik ook niet zoveel eten.’

‘Waarom niet?’

‘Het zal wel pikant zijn.’

‘Dat kan toch geen probleem zijn? Jij bent een liefhebber van pikante zaken, toch?’

‘Dat hangt van de zaken af.’

Ze lachten.

‘Wat zullen we afspreken, tien voor zeven bij jou?’

‘Prima, maar ik zie je morgenvroeg al, hoor.’

‘Hoezo, kom je al naar kantoor? Mag dat?’

‘Ja, het moet, om de klopjacht op groot wild op de voet te volgen.’

‘Ik doe mee aan die jacht’, zei Max. ‘Ik heb nog nooit zoveel jeuk in mijn vingers gehad om iemand overhoop te schieten.’

‘Beheers je nog maar wat. Ik zie je morgen, Max.’

Lara zag een grote bos bloemen op de vensterbank. Ze nam de vrijheid om het kaartje te lezen dat aan een van de stengels hing.

Spoedig herstel gewenst en eronder Hartelijk, Jean.

Ze keek Maud aan.

‘Heb ik iets of iemand gemist?’

Maud fronste haar voorhoofd en glimlachte dan.

‘O, dat kaartje? Jean is van de luchtvaartpolitie in Zaventem.’

‘Die zo hard naar onze trolleys zoekt?’

Er speelde een glimlach om Mauds mond. ‘Ja, die.’

Lara stak het kaartje weer tussen twee roze anjers.

‘Toch geen jeugdliefde, hoop ik.’

‘Johanna Palmen?’

‘Ja, spreekt u mee.’ Frisse, heldere stem.

‘Max Dobbelaere van de recherche Gent, ik wil u dringend spreken in het kader van een gerechtelijk onderzoek. Wanneer kan dat?’

‘Gerechtelijk onderzoek? Bent u er zeker van dat u bij mij moet zijn?’

Max hoorde aan haar reactie dat het een jong en Hollands veulentje was.

‘Heel zeker. Dus?’

‘Ik ben vertegenwoordigster, dat betekent constant onderweg.’ Kwiek antwoord.

‘Dat kan ik me voorstellen, waar bent u nu?’

‘Aan het parkeren voor het kabinet van een huisarts in Merelbeke, en ik vrees dat als u mij lang aan de praat gaat houden ik een probleem heb, want parkeren is niet mijn sterkste kant.’

Max moest een lach onderdrukken. Vrouwen en parkeren, dacht hij, zoiets als water en vuur. Als Katia hem nu zou horen, ze zou hem ongetwijfeld een spits antwoord geven. Dat was een van de dingen die hij zo tof vond aan haar. Hij genoot ervan om haar uit te dagen en op haar paard te zetten, waarop zij dan voluit in de verdediging ging. Hij vond haar ongelooflijk sexy op de momenten dat ze op haar strepen stond.

‘Van Merelbeke naar Gent, dat is gemakkelijk. Over een uurtje bij ons op kantoor?’

Ze verhief haar stem en Max hoorde dat ze hard op het rempedaal ging staan.

‘Zo, die staat erin. Eh, over een uur al? Het is wel zo dat ik een hele tournee af te werken heb in de regio, inspecteur.’

‘Eerst naar ons komen. We schrijven wel een briefje voor uw baas.’

‘Ha ja, want ik kan niet zomaar mijn planning veranderen, ik moet elke maandag op rapport en ik ben nog op proef.’

‘Komt wel in orde. Ik verwacht u dan, Ridderstraat 2. Weet u waar dat is?’

‘Eh, ik niet zo direct, maar mijn TomTom vindt het wel.’

Met haar stiletto’s aan haar voeten leek het of ze op eieren liep.

Johanna Palmen had benen die hun oorsprong vonden ergens onder haar oksels. Haar smalle rok bedekte met moeite haar achterwerk, dat rond was als een onaangesneden bol kaas. Ze had haar vlasblonde haren in een hoge staart gebonden en langs weerskanten van haar gezicht een weerbarstige haarsliert vrijgelaten, die als een veertje op en neer danste.

Het antracietgrijze aktetasje plantte ze keurig naast zich neer op de vloer van het verhoorlokaal.

Ze wreef zichzelf met beide handen over haar schouders en bovenarmen.

‘Het is hier wel fris, hè, alsof de koude hier door de vloer omhoog kruipt.’

Max knikte en trok zijn mondhoeken wat op, maar schonk verder geen aandacht aan haar opmerking.

Haar glinsterende en fel opgemaakte ogen schoten van links naar rechts.

‘Waarom moest ik eigenlijk komen?’

‘Een paar vragen beantwoorden.’

‘Duurt dat lang?’

‘Als we nu meteen beginnen niet.’ Haar parfum verspreidde zich bliksemsnel door de ruimte en plakte zich vast in Max’ neus.

‘Mag ik uw identiteitskaart?’

Ze trok de rits van haar Louis Vuitton-handtas open en haalde er een bijpassende portefeuille uit. Het zou negen op de tien wel namaak zijn, maar Max kende er te weinig van om zijn veronderstelling te staven. Een echte Vuitton kon zo’n jonge meid zich vast niet veroorloven. Ze schoof de kaart tot vlak voor Max’ handen en keek geschokt toen die de recorder aanzette.

‘Wat doet u juist bij de firma Sanders?’

Ze keek hem spits en met geheven kin aan.

Haar jonge, strak gespannen huid en fijne contouren ontgingen Max niet. Vrouwelijk schoon was op de wereld gezet om naar te kijken en te bewonderen, vond hij, alleen gold eens te meer de regel: kijken mag, aankomen niet. Sinds hij Katia had ontmoet, had hij er veel minder last van, maar niettemin vond hij het een harde en moeilijke regel. Hij kon toch niet met zijn ogen in zijn zakken lopen?

Max werd afgeleid door haar vakkundig opgemaakte lippen, die zich als rode kussentjes en onafhankelijk van elkaar bewogen als ze sprak en zich weer aaneenzogen als ze zweeg. De omlijning met een donkerder rood op de randen van haar lippen, benadrukte hun perfecte gebogen lijnen, die meegolfden bij elke zin die uit haar mond ontsnapte.

‘Dokters bezoeken en uitleg geven over onze producten, geneesmiddelen dus.’

Max vroeg zich af of die dokters, de gelukzakken, daadwerkelijk hoorden wat ze zei of, zoals hem nu overkwam, enkel betoverd werden door haar gracieuze bewegingen, hoe miniscuul die ook waren. Dit was puur genot, een barbiepop in levenden lijve.

‘Welke dokters?’

‘Huisartsen en ook specialisten, maar daar is het op afspraak, altijd.’

‘Waarom?’

‘Omdat specialisten enkel vertegenwoordigers ontvangen in het ziekenhuis tussen hun consultaties door ofwel juist erna.’

‘Ook in het UZ bijvoorbeeld?’

‘Eh, ja.’ Ze hield haar hoofd een beetje schuin, alsof ze die vraag niet echt verwachtte.

‘Wat moet u nog doen behalve het geven van informatie?’

‘Ik geef stalen af van medicamenten die ze nodig hebben, of ook wel van onze nieuwe producten.’

‘Om ze te testen?’

‘Ja, om ze uit te proberen op hun patiënten en daar dan een follow-up van te doen.’

‘Juist, ja. Hoeveel stalen geeft u zo aan een huisarts?’

‘Dat hangt ervan af.’ Ze schudde met haar paardenstaart, die leek op een ferme maiskolf, en legde het spiraalvormige haarlokje achter haar oor.

‘Een dokter met een goed draaiende praktijk heeft er meer nodig dan een huisarts die juist begint.’

‘Dus gemiddeld, per product, hoeveel doosjes?’

‘Tussen de drie en de zes, laten we zeggen.’ Ze kuchte nerveus.

‘Hm. De producten Neoral, Myfortic en Medrol, die zijn u bekend, hè?’

‘Klopt, mijnheer.’ Ze stond ervan te kijken dat Max de namen kende en ze daarenboven foutloos uitsprak.

‘Wat is de werking van die medicijnen juist?’

‘Het zijn alle drie immunosuppressiva. Ze worden gegeven aan mensen die een nieuw orgaan gekregen hebben, om afstoting tegen te gaan. Levenslang, mijnheer, ze moeten ze levenslang nemen.’

De trots om zoveel wetenschappelijke kennis spatte van haar gezicht.

‘Heel veel pillen dus?’

‘Eh, ja, heel veel, mijnheer.’

‘Wat kost zo’n doosje?’

Ze plukte haar aktetas van de grond en legde ze voor zich op tafel.

Met haar lange, smalle vingers klikte ze het slot open en nam er een map uit. Ze consulteerde enkele in plastic gehulde documenten en bleef dan met haar wijsvinger staan bij een kolom met bedragen.

‘Hier heb ik het al. Een doos Neoral met tweehonderd pillen kost 732 euro.’

‘Tjonge, dure medicatie’, zei Max, verrast door het hoge bedrag.

‘Mja’, reageerde ze, terwijl ze haar schouders ophaalde en snel weer liet zakken. Ze legde de map weer in de aktetas, sloot ze af en zette ze terug op de vloer.

Max genoot ervan om haar te zien bewegen. Ze was dan wel erg jong, maar toch flink op weg om een zelfverzekerde vrouw te worden, die zich niet gemakkelijk van haar stuk zou laten brengen. Het woord ‘stuk’ was hier ongelooflijk op zijn plaats, vond Max.

Hij knipperde met zijn ogen en trachtte zijn gedachten erbij te houden. Hij knipte zijn balpen enkele keren in en uit.

‘Waarom stond uw auto bij dat verlaten huis in Zwijnaarde?’

Johanna Palmen zette grote ogen op.

‘Eh, ik moest er enkele dozen gaan brengen, ik was er maar een paar minuten.’

‘Dozen? Met medicijnen?’

‘Ja.’

‘Had uw baas u gevraagd om die medicijnen te gaan afleveren?’

‘Ja, natuurlijk, ik beslis daar zelf niet over, ik heb het gewoon gedaan. Ik was al zo blij dat ik een job had gevonden, werk dat ik bovendien graag doe, want ik vind het plezierig om zo rond te rijden en dokters te bezoeken en zo. Het geeft een gevoel van vrijheid.’

Max humde.

‘Hoe komt het dat dokter Vergauwen ook een hele voorraad immunosuppressiva heeft opgestapeld in zijn huis?’

‘Ik doe gewoon mijn werk, wat ze mij vragen, mijnheer.’

‘Maar hebt u zich daar dan geen vragen bij gesteld? U doet dat zomaar klakkeloos en ondoordacht?’

‘Jawel, eerst wel. Het was natuurlijk wel veel, maar dan heb ik er niet meer over nagedacht. Het was tenslotte toch in opdracht van mijn overste, mijn baas, en Robert Vergauwen, dat is toch een dokter.’

Het mooie kind zakte wat ineen en Max zag dat er enkele tranen aan haar prachtige ogen ontsnapten en haar rokje natmaakten.

Als ze echt ging janken, voelde Max dat het niet lang meer zou duren vooraleer hij met haar te doen kreeg, want ongelukkige, huilende vrouwen, hij kon er niet tegen.

Ze pakte haar Louis Vuitton en viste er een pakje papieren zakdoeken uit. Ze nam er eentje en streek met het puntje ervan voorzichtig langs haar onderste oogrand.

‘Wilt u een kop koffie?’

Ze knikte even.

Max deed de deur open, beende de gang in en kwam terug met een bekertje koffie, een zakje suiker en een cupje melk. Het plastic roerstaafje had hij in zijn borstzakje gestopt.

‘Hierzo.’

‘Dank u wel.’ Ze zei het zonder hem aan te kijken.

Johanna Palmen tuitte haar lippen en zette ze aan het bekertje. Ze slikte moeilijk, alsof er een brok in haar keel zat.

Max liet haar wat bekomen en pikte daarna de draad weer op.

‘Volgens ons zijn die medicamenten een onderdeel van het arrangement.’

Het meisje knipperde met haar intussen klonterende wimpers en keek Max schaapachtig aan.

‘Waarover hebt u het? Welk arrangement?’

Max merkte dat het kind totaal uit de lucht viel.

‘Het totaalpakket.’

Ze leunde voorover terwijl haar mond openviel.

‘Ik begrijp niet wat u daarmee bedoelt, wat is dit allemaal?’ Ze fronste haar wenkbrauwen en schudde zacht met haar hoofd.

Max nam zich voor om het gesprek niet langer te laten duren dan nodig.

‘Hm. Komt u wel eens in Amsterdam?’

Johanna Palmen werd ineens zo rood als haar nagellak en ontweek Max’ vragende blik. Hij zag dat ze onder tafel haar benen kruiste en ze stevig dichtklemde.

‘Eh, ik ben er wel eens geweest, een hele tijd geleden’, zei ze met onvaste stem.

‘Hoe lang juist?’

‘Het moet twee zomers geleden zijn, toen ik met mijn vriend die boottocht gemaakt heb. We hadden zo’n pasje voor twee dagen, fantastisch! Nu ja, met die vriend is het nu uit, maar ach.’

Max boog voorover, bestudeerde haar gezicht en haar knipperende wimpers.

‘Waarom liegt u tegen mij, mevrouw Palmen?’

Het was net op dit moment dat ze op haar mooist was, een onverholen blos op de wangen, schichtige ogen, een ietwat bevende onderlip en een haperende stem, een bang hartje.

Max schoof haar de foto toe waarop ze samen met Ivan stond. Zijn ogen vernauwden zich. Er viel een volslagen stilte en ze zaten er allebei bewegingloos bij alsof er een bom in de ruimte was gedropt.

Toen kwam Johanna Palmen langzaam weer tot leven. Ze liet haar ogen op de foto rusten.

‘Deze is genomen twee dagen geleden vlak bij het Ambassadehotel. Klopt dat?’ Max keek haar strak aan.

Ze beet op haar onderlip, waardoor er een fijn lijntje lipstick aan haar voortanden bleef hangen en in haar oogkassen doken opnieuw waterlanders op.

‘Ik was… dat was…’

‘Ja? Dat bent u toch op die foto?’

Ze knikte, sloeg haar blik neer en zocht een droge hoek aan het zakdoekje.

‘Ik moest daar zijn.’

‘Van wie?’

‘Van mijn baas, mijnheer… Hij had geregeld dat ik daar iemand moest zien.’

‘Wat moest u daar dan gaan doen? Hij is toch geen dokter?’

Ze richtte haar blik op haar stiletto’s en wiebelde ermee als een klein meisje.

‘Het was ook in opdracht van mijn baas, ik moest er Ivan ontmoeten.’

‘Wat hield dat ontmoeten juist in?’

‘Hij wilde mij screenen, om mij een nieuwe en betere baan aan te bieden.’

‘En wat was het resultaat?’

‘Hij zei dat ik de geknipte persoon was. Hij beloofde ook dat ik opslag zou krijgen en een nieuwe iPhone.’

Ze nam het bekertje met koffie tussen haar beide handen en keek Max aan. Het wit van haar ogen was nu roze.

Na het verhoor belde Max naar Gijs.

‘Ze weet niks.’

Tom Dewaele had kleine varkensoogjes die verdoken zaten achter immense brillenglazen. Uit een pluizende wollen trui kwam ter hoogte van zijn hals de vergeelde boord kijken van een hemd dat ooit wit geweest moest zijn. Hij zat op zijn stoel als een visser aan de oever van een meertje, starend en wachtend.

‘Wat kookt u zoal in Het blikske?’ Gijs wilde hem meteen laten voelen dat hij geen tijd zou verdoen.

Dewaele kneep zijn wenkbrauwen bijeen en haalde zijn neus op.

‘Koken? Ben ik daarvoor naar hier gekomen?’

Gijs schoof hem de foto van de geparkeerde wagens toe.

‘Deze hier, dat is toch uw wagen, hè?’

De man schrok van de foto en moest slikken.

‘Antwoorden!’

‘Ja.’

‘Wat gebeurt er in dat huis?’

‘Het blikske, eh, ja, dat zijn allemaal gerechten voor mensen die aan diabetes lijden. Maar dat hebt u toch op de website gelezen?’

‘Ik stel hier de vragen, begrepen?’

Tom Dewaele duwde met zijn wijsvinger de neusbrug van zijn bril omhoog en snoof wat lucht op. ‘Ja, excuseer.’

‘Waarom zijn er uitsluitend mannen lid van die kookclub?’

‘Gewoon, omdat we graag eens onder mannen zijn. Is dat zo abnormaal? Er zijn er die enkel onder mannen gaan biljarten of kaarten, of een pint gaan…’

‘Ja, ja, of bijvoorbeeld samen over een netwerk hangen?’

Dewaele krabde in zijn haar, of althans in de weinige plukken die pal midden op zijn schedel stonden.

‘Ik kan u niet volgen, mijnheer’, zei hij domweg.

‘Ik zal u wat helpen, maar eerst nog antwoorden op het volgende: hoe komt het dat alle leden medici zijn?’

‘Dat komt omdat ieder van ons heel weinig vrije tijd heeft en we die willen besteden aan een gezamenlijke hobby.’

Gijs onderbrak hem. ‘En die hobby bestaat erin om bepaalde dossiers van patiënten te bespreken en informatie uit te wisselen die verborgen moet blijven.’

‘U bent mis en u insinueert van alles!’ Zijn kleine oogjes keken net over de bril naar Gijs. De man had het echt niet getroffen met zijn uiterlijk, want het kwam Gijs voor dat hij zelfs een weinig loenste.

Gijs leunde voorover en trachtte in zijn ogen te kijken, maar het flauwe licht van de tl-lampen, waarvan er eentje kapot was, weerkaatste in de massieve brillenglazen.

‘Wat doet u voor job, mijnheer Dewaele?’

‘Programmeur bij de firma Horacles.’

‘Beetje concreter misschien?’

‘Tja, u weet toch wel wat een programmeur is?’

‘Natuurlijk, maar we willen het voor alle zekerheid van u vernemen.’

Tom Dewaele slaakte een verveelde zucht.

‘Dat gaat in grote lijnen zo: ik bezoek een klant en bespreek met hem welke zaken hij nodig heeft in zijn programma en ik schrijf het daarna uit.’

‘Zoals u deed voor Het blikske op kleine schaal en voor het UZ op grote schaal. Klopt dat?’

‘Juist, ja.’

‘En voor het programma van het UZ, met wie hebt u daarvoor de besprekingen gevoerd?’

‘Met verschillende mensen ginder.’

‘Met wie vooral? Wie heeft uiteindelijk het programma goedgekeurd waardoor het UZ klant is geworden bij uw firma?’

‘Met Devits, Jozef Devits.’

‘Dat vind ik nu vreemd, hij is toch diensthoofd van de afdeling nefrologie?’

‘Ja.’

‘Hoe komt het dat precies hij uw contactpersoon is voor al wat informatica betreft? Dat zou je toch niet verwachten?’

Dewaele stak beide handen bij wijze van onschuld in de lucht.

‘Tja, ik heb hem niet uitgekozen, hè. Hij was daarvoor aangewezen door de algemene directie.’

‘Hm. Hoe lang loopt dat programma nu al in het UZ?’

‘Eh, enkele jaren.’

‘Hoe lang precies?’

‘Ik zou het moeten opzoeken, ik ken het niet van alle klanten uit mijn hoofd.’

‘En wie buiten uzelf kent dat programma en kan backup zijn voor u?’

‘Eigenlijk niemand, maar alles staat uiteraard gesaved.’

Gijs tikte met zijn balpen op tafel en dacht na.

‘U neemt een loopje met mij. Uw antwoorden slaan op niks. U zit hier uit uw nek te kletsen.’

‘Ik zeg wat ik weet.’

Gijs ging verder, met luidere stem deze keer. ‘Firma Sanders, zegt u dat iets?’

‘Ja. Dat is een klant.’

‘Ik neem aan dat er in hun programma een bestand is van de voorraad van de medicamenten.’

‘Ja, natuurlijk, ik heb hun hele softwarepakket geschreven.’

‘Is die voorraad gemakkelijk op te vragen?’

‘Ja, het programma is heel gebruiksvriendelijk.’

‘Wat bedoelt u juist met gebruiksvriendelijk?’

‘Een druk op de knop en je ziet meteen wat de stock is, hoeveel er in bestelling is bij de fabrikant en wanneer die bestelling geleverd wordt.’

‘Wie kan zich van dat programma bedienen?’

‘Iedereen die werkzaam is in het bedrijf, ik bedoel, medewerkers die met de bestellingen bezig zijn. Enkel zij kunnen de gegevens opvragen.’

‘Wie kan dat niet bijvoorbeeld?’

‘Mensen die werken in de verzending of in het transport, die hebben geen code.’

‘Ah, ze hebben een code nodig?’

‘Ja, een toegangscode.’

‘Hebben de artsenbezoekers, de vertegenwoordigers dus, ook een code?’

‘Ja, die kunnen de stocklijsten zelfs raadplegen op hun laptop terwijl ze onderweg zijn.

Dat werd mij zo gevraagd door de firma Sanders. Zo kunnen ze de dokter onmiddellijk te woord staan als die vraagt of een medicament beschikbaar is.’

‘Hm, ze hebben dus elk een code.’

Dewaele knikte zuinig.

‘Johanna Palmen dus ook?’

Hij nam de bril van zijn neus, waardoor zijn gezicht er helemaal anders uitzag. Hij balde zijn handen tot vuisten en wreef er ijverig mee in zijn ogen. Dan kneep hij ze tot nauwe spleetjes en zocht met zijn rechterhand tastend naar zijn bril op tafel.

‘Alle vertegenwoordigers, mijnheer, zij dus ook.’

‘Mijnheer Dewaele, bent u zelf suikerpatiënt?’

‘Eh, ja.’

‘Hebt u een transplantatie gehad?’

‘Nee.’

‘Overweegt u er een?’

Dewaele bestudeerde de vloer en zuchtte pijnlijk.

‘Ik weet het nog niet.’

‘Waarom twijfelt u?’

‘Omdat het niet evident is om een donor te vinden. Ik heb een uiterst zeldzame bloedgroep.’

‘Waarom ligt er een voorraad Neoral, Myfortic en Medrol in uw woning?’

‘Omdat het er droog is en omdat er plaats is. Het was de kinderkamer van onze zoon, maar die woont nu alleen.’

Gijs keek Robert Vergauwen scherp en ongelovig aan.

‘Denkt u, dokter, dat wij onnozelaars zijn of wat? Er staan van elk van die medicamenten vijf dozen, onder de vorm van monsters en in specifieke verpakkingen. Wie bezorgt u die en waarom zoveel?’

Robert Vergauwen bolde zijn wangen en blies er dan traag de lucht weer uit, waarmee hij wilde aangeven dat het hem de keel uithing.

‘Pfff, ik zei toch al dat ik nauw samenwerk met de dienst nefrologie van het UZ, en in de eerste plaats help ik er mijn eigen patiënten mee uit de nood.’

‘U vergeet iets, dokter, u bedient zichzelf toch ook van die voorraad, toch? Maar gezien de kostprijs ervan hebben we daar alle begrip voor, hoor.’ Gijs klopte hem op de schouder. ‘Het zou natuurlijk ook kunnen dat u ze verder verkoopt in plaats van er hulp mee te bieden.’

‘Niet waar! Ik heb er nog nooit een cent voor gevraagd aan mijn patiënten. Ik ben een dokter en geen oplichter!’

‘We zullen het gauw genoeg weten, alles komt uit, hoor.’

Vergauwen mompelde iets binnensmonds.

‘Weet u, dokter, waar wij aan denken? Mijn baas en mijn collega Dobbelaere hier?’

Max keek Vergauwen dreigend aan en trok zijn mond in een grimlach.

Robert Vergauwen schudde van nee.

‘Wij denken namelijk twee dingen. Ten eerste dat u sjoemelt met medicamenten en ten tweede dat die kookclub een dekmantel is voor iets veel ruimers, u kent dat wel, letterlijk een mantel over iets leggen wat het zonlicht niet mag zien, snapt u?’

Vergauwen keek Gijs met een domme blik aan. ‘Nee, ik snap u niet.’

Max begon zijn geduld te verliezen. Hij sprong op, greep de dokter naar de keel en rukte enkele keren aan diens revers waardoor zijn hoofd heen en weer op zijn nek wiebelde.

‘U bent nochtans geneesheer, zo dom kunt u dan toch niet zijn?’

Vergauwen trok zijn ogen wagenwijd open, zodat het leek of ze uit hun kassen gingen springen.

Max hield zijn gezicht vlak bij dat van de dokter. ‘Ivan Depraeter, Jozef Devits, Tom Dewaele en de firma Sanders met dat knappe mokkeltje, dát cirkeltje, daar willen wij graag álles over weten. Welke smerige zaakjes jullie bespreken en regelen en hoe het geld verdeeld wordt!’

‘Smerige zaakjes? Geld? Excuseer!’

Max stak zijn mond in Vergauwens oorschelp en fluisterde hem toe: ‘U mag vrijuit spreken, hoor, uw vrienden van de kookclub zullen u niks doen, want in de ruimte hiernaast zit iemand die zijn mond al voorbij heeft gepraat – als ik mij niet vergis is het de chef-kok zelf.’

‘Gepraat? Wie? U maakt me wat wijs!’

‘Wij houden ons niet bezig met mensen iets wijs te maken, maar u doet het onophoudelijk.

Hiernaast zit Jozef Devits, die begon ook uit zijn rol te vallen, en uiteindelijk door de mand, net zoals u nu. Er rest ons enkel nog jullie individuele verklaringen naast elkaar te leggen en de boel gaat aan het rollen. Weet u, doktertje, we beginnen jullie steeds beter te doorzien.’

Vergauwen kreeg een blik in zijn ogen die aangaf dat hij plots heel dringend naar de wc moest.