HOOFDSTUK 7


Perplex had de klas geluisterd naar Tina die haar plan 'noodlokaal' voor hen uit de doeken deed.

Afwachtend keek ze haar klasgenoten aan toen ze haar zegje had gedaan.

Er viel een stilte waarin kennelijk iedereen de woorden van Tina tot zich liet doordringen.

Sjoerd was de eerste die reageerde. „Ik denk niet dat dit lukt," meende hij aarzelend.

„Waarom niet?" was Tina's felle reactie. „Misschien kunnen we een handtekeningenactie houden op school?"

„Daar zal mevrouw Van Dijck zich weinig van aantrekken. Zij kwam nooit in 'Kareltje'," merkte Dick op. „En het zinde haar al helemaal niet dat er regelmatig spijbelaars kwamen."

„Tina, ik vind het een schitterend plan, hoewel ik ook denk dat het niet lukt. Maar als je een kleine kans wilt maken, moet je niet naar mevrouw Van Dijck gaan," adviseerde Bas plotseling.

„Naar wie anders?" was Tina's wedervraag.

„Naar Toetje," antwoordde Bas overwogen. „Die heeft in ieder geval meer invloed dan wij. Bovendien weet hij uit eigen ervaring hoe belangrijk 'Kareltje' voor ons is."

Tina overdacht het voorstel van Bas even en kon alleen maar tot de conclusie komen dat Bas gelijk had. Toetje was inderdaad de meest aangewezen persoon om het plan aan voor te leggen. Door de toch wat sombere voorspellingen van de anderen, was Tina niet meer zo zeker van haar zaak en gaf ze het plan nu nog maar weinig kans van slagen. Maar ze kon in ieder geval een poging wagen. „Oké, dan ga ik met Toetje praten," stemde ze toe.

Direct na het vierde lesuur liep Tina naar de kamer van Toetje en drukte op de bel die naast de deur zat. Het groene lampje lichtte op, ten teken dat ze kon binnenkomen.

Toetje zat achter zijn bureau en keek verbaasd op toen Tina binnenstapte. „Hallo, Tina. Wat kan ik voor je doen?" informeerde hij vriendelijk.

„Ik wilde even met u praten, meneer," stak Tina een beetje zenuwachtig van wal. Nu ze de stoute schoenen had aangetrokken en tegenover Toetje zat, voelde ze de onzekerheid opkomen.

Toetje fronste zijn wenkbrauwen en keek haar onderzoekend aan. „Er zijn toch geen problemen, hoop ik?"

Haastig ontkende Tina deze veronderstelling. „Nee, meneer. Ik heb een plan dat misschien wel een beetje vreemd is, maar ik wil er toch met u over praten," stak ze van wal.

Toetje kon een glimlach niet onderdrukken. „Dat jouw plannen dikwijls een beetje vreemd zijn, is mij bekend. Maar goed, Tina. Vertel eens," zei hij uitnodigend.

Tina haalde diep adem en begon enthousiast haar verhaal. Ze probeerde haar plan zo goed mogelijk over te brengen aan Toetje, die geïnteresseerd luisterde. Hij onderbrak haar niet één keer en dacht enkele seconden na, toen Tina was uitverteld.

„Je zet me elke keer weer voor verrassingen, Tina. Hoe verzin je het?" waren Toetjes eerste woorden. „Maar je begrijpt zelf natuurlijk ook wel dat dit plan bij deze en gene waarschijnlijk op verzet zal stuiten. Een snackbar op het schoolterrein? Ik denk dat het schoolbestuur daar niet zo blij mee zal zijn," meende Toetje.

„Daar was ik, eerlijk gezegd, ook al bang voor," bekende Tina teleurgesteld.

„Ik begrijp best dat het verlies van 'Kareltje' voor jullie een ramp is. Maar je kunt toch niet verwachten dat we op school dan maar kroketten gaan bakken?" oordeelde Toetje met een vragende blik naar Tina. „Als ik denk aan jullie gedrag in de les bij collega Goedhart, ben ik van mening dat een crèche meer op zijn plaats is dan een snackbar," liet hij er nadrukkelijk op volgen.

Tina knikte. „Maar het gaat erom dat we een plaats hebben om bij elkaar te komen, meneer," zei ze vlug. „Nu lopen we regelmatig met onze ziel onder de arm op straat, wat al een aantal klachten uit de omgeving heeft opgeleverd bij mevrouw Van Dijck."

Toetje knikte begrijpend bij het horen van deze argumenten. Hij wist dat Tina gelijk had. En hoewel hij soms wenste dat de klas van Tina een 'gewone' klas zoals alle andere zou zijn, hadden deze leerlingen een bijzondere plaats bij hem ingenomen. „Maar waarom ga je niet naar mevrouw Van Dijck, Tina? Zij is degene die daarover, samen met het schoolbestuur, moet beslissen," was Toetjes onverwachte vraag.

„Mevrouw Van Dijck begrijpt toch niet wat 'Kareltje' voor ons betekende, meneer? En we dachten... misschien dat u..." stamelde Tina zenuwachtig-

„Het zou kunnen regelen bij mevrouw Van Dijck," vulde Toetje aan. „Ik zal kijken wat ik kan doen."

Verbluft keek Tina hem aan. Hoorde ze dat goed? Was Toetje echt bereid het plan naar voren te brengen? „Meent u dat werkelijk?" vroeg ze met een blik vol ongeloof.

„Vanmiddag hebben we een vergadering over allerlei interne zaken, waarin ik het voorstel meteen zal lanceren. Ik kan je weinig beloven," waarschuwde hij Tina, „maar ik zal kijken wat ik voor jullie kan doen."

„Nou, in ieder geval bedankt, meneer," stamelde Tina nog steeds ondersteboven.

Op de gang stonden Sjoerd, Mieke, Bas en Karlien haar vol spanning op te wachten.

„Hij wil er niets over horen," veronderstelde Sjoerd toen Tina nog beduusd naar hen toeliep.

„Het toeval wil dat er vanmiddag op school een vergadering is en Toetje zal daarin meteen mijn voorstel ter sprake brengen," zei Tina zacht.

„Wat? Dat meen je niet?" riep Mieke uit.

„Hoe heb je dat voor elkaar gekregen?" was de verbaasde reactie van Sjoerd.

„Dat weet ik zelf eigenlijk ook niet," peinsde Tina hardop. „Maar mijn poging is in ieder geval niet voor niets geweest!"

Ze haastten zich naar de aula om het nieuws aan de rest van de klas te vertellen, die al even ongelovig reageerde. Zou er dan toch nog een kleine kans bestaan dat ze 'Kareltje', zij het in een iets andere vorm, zouden terugkrijgen?

Toetje opende de deur naar de vergaderkamer waar alle docenten, mevrouw Van Dijck en een afgevaardigde van het schoolbestuur aanwezig waren voor de maandelijkse overlegvergadering. Hij knikte naar zijn collega's en nam plaats naast Van Heerwaarden.

„Ik geloof dat iedereen aanwezig is," opende mevrouw Van Dijck de vergadering. „Zijn er nog aanvullende agendapunten?"

Toetje reageerde door zijn pen omhoog te steken.

„Meneer Van Someren heeft nog een agendapunt. Zijn er nog anderen?" informeerde mevrouw Van Dijck. Toen niemand reageerde, begon mevrouw Van Dijck aan het eerste agendapunt.

Toetje was blij dat het overwegend punten van organisatorische aard waren, die aan de orde kwamen. Zijn gedachten waren nog bij het gesprek met Tina, waarmee hij behoorlijk omhoog zat. Hij kon nu al voorspellen welke reacties het voorstel teweeg zou brengen, vooral bij de wat oudere docenten. Eigenlijk had hij Tina niet moeten beloven dat hij haar voorstel in de vergadering naar voren zou brengen. Zoiets gaf alleen maar valse hoop, de kans van slagen was immers nihil? Hij had het echter niet over zijn hart kunnen verkrijgen haar enthousiaste plan meteen de kop in te drukken.

„Meneer Van Someren?"hoorde hij plotseling de stem van mevrouw Van Dijck.

„Ja, ik heb inderdaad een agendapunt, in eerste instantie ingebracht door een van mijn leerlingen." Terwijl de anderen met stijgende verbazing luisterden, zette Toetje het plan van Tina uiteen. In de ontstane stilte bekeek Toetje de gezichten van zijn collega's. Sommigen lieten hun gedachten niet moeilijk raden; er was een duidelijke afkeer van de gezichten af te lezen. Anderen hadden er zichtbaar moeite mee en wisten niet goed hoe ze het voorstel moesten hanteren.

Ten slotte nam mevrouw Van Dijck het woord. „Een wat vreemd voorstel, meneer Van Someren. Mag ik reacties horen van de anderen?"

„Over zoiets hoeft eigenlijk helemaal niet gepraat te worden. Het is gewoon te gek om los te lopen.

Een snackbar op het schoolterrein!" was de verontwaardigde reactie van de docent natuurkunde, meneer De Boer.

„Bij die mening sluit ik me volkomen aan," knikte zijn collega Duits.

„Misschien is het toch wel een punt om over te praten," stelde mevrouw Boekhorst aarzelend voor.

Alle gezichten draaiden zich naar haar toe.

„Op de school waar ik voorheen heb lesgegeven, was er ook een dergelijk gebouwtje op het schoolterrein, waar de leerlingen hun gang konden gaan. Het werkte uitstekend, omdat er veel meer toezicht kon worden gehouden," vertelde ze.

Van Heerwaarden knikte en viel haar bij. „Het is bekend dat de snackbar een belangrijk trefpunt was voor de leerlingen. Sinds dat pand is afgebrand, heb ik gemerkt dat er meer wordt gespijbeld. Het schijnt dat de leerlingen nu elders in de stad een koffieshop hebben gevonden. Die zaak ligt zo ver van school verwijderd, dat de leerlingen die ernaar toe gaan, regelmatig een schooluurtje aan hun bezoek toevoegen. Door de afstand kan hieraan nauwelijks iets worden gedaan door de leraren."

Een instemmend gemompel van enkele docenten volgde.

„Maar het spijbelen wordt, denk ik, ook veroorzaakt door de onderbroken lesroosters. Als men het vierde en vijfde uur vrij heeft en dan nog voor één uur moet terugkomen, is de verleiding groot om dat uur maar te vergeten," meende mevrouw Van Dijck.

„Natuurlijk, dat heeft er ook mee te maken. Maar toen die snackbar er nog was, brachten de leerlingen daar de tussenuren door. Ze kwamen wel degelijk terug voor het laatste uur," bracht Toetje naar voren.

„Ze kunnen toch in de aula blijven?" opperde de leraar natuurkunde.

„Dat zou ik ook niet doen. Zo'n grote aula is niet gezellig en bovendien heeft meneer Cremers, onze conciërge, het te druk om ook nog voor koffie of thee en allerlei eetwaar te zorgen," weerlegde Van Heerwaarden.

„Ik heb begrepen dat het ook om de uren na schooltijd gaat," voegde Toetje eraan toe. „Dan is de aula helemaal ongezellig omdat er dan wordt schoongemaakt. Bovendien gaan de deuren om halfvijf dicht."

„Maar dat zijn toch geen redenen om een snackbar op het schoolterrein te openen? Straks vragen ze ook nog om een disco!" merkte de leerkracht Duits geïrriteerd op.

„Dat hebben we altijd nog zelf in de hand. We kunnen het beeld van de geijkte snackbar natuurlijk wat veranderen en aanpassen aan het schoolgebeuren. In plaats van frites en kroketten, kunnen we broodjes verkopen en onder schooltijd zouden we ons kunnen beperken tot koffie, thee, soep en wat versnaperingen. Ik denk dat meneer Cremers ons bovendien zeer dankbaar zal zijn als degene die 'Kareltje' runde, hem zal komen assisteren. Hij heeft vorig jaar namelijk al geklaagd dat hij het te druk kreeg," friste Toetje het geheugen van zijn collega's op.

„Waar ik verder nog aan zit te denken, is het feit dat we nog steeds een goede ruimte zoeken voor het houden van schoolfeesten. Dan zou dat probleem ook meteen zijn opgelost," merkte mevrouw Boekhorst op.

Er viel een stilte, waarin iedereen even moest wennen aan de plotselinge omwenteling die het voorstel had ondergaan. Na alle argumenten die naar voren waren gebracht, leek het openen van een dergelijke gelegenheid op het schoolterrein bijna een noodzaak.

„Maar hoe zit het dan met het nieuwe fietsenhok?" was de ontnuchterende opmerking van mevrouw Van Dijck. „De bedoeling was op de plaats van de noodlokalen een geheel nieuwe stalling neer te zetten, want dat is ook al jaren noodzakelijk. Waar stellen we de prioriteiten?"

„Mag ik vragen wat de kosten zijn van beide projecten? Misschien is dat een punt, waarop we kunnen overwegen welke mogelijkheid we gaan uitvoeren," bracht Van Beem, de geschiedenisleraar, naar voren.

Mevrouw Van Dijck keek naar de afgevaardigde van het schoolbestuur, die tijdens de hele discussie

druk had zitten schrijven.

„Die vraag had ik al verwacht. Afgezien van het feit dat ik geen voorstander ben van een snackbar, moet ik vaststellen dat het slopen van de noodlokalen en het neerzetten van een nieuw fietsenhok aanzienlijk goedkoper is dan zo'n snackbar openen. De noodlokalen zijn oud, hebben geen goede watervoorziening, om nog maar niet te spreken van het schilder- en timmerwerk," legde hij uit.

„Dan denk ik dat ons besluit eenvoudig zal zijn. Helaas, meneer Van Someren, maar we zullen ons bij het nieuwe fietsenhok moeten houden," besloot mevrouw Van Dijck.

Toetje haalde zijn schouders op. „Jammer," mompelde hij. Tot zijn verwondering moest hij constateren dat hij zich lichtelijk teleurgesteld voelde. Tijdens de heftige discussie was bij hem de hoop gegroeid dat het plan zou doorgaan. Geamuseerd moest hij voor zichzelf bekennen dat hij enthousiast was geworden voor het hele idee. Maar hij had eigenlijk op zijn tien vingers kunnen natellen, dat het voorstel zou worden verworpen. Er zou dus een nieuw fietsenhok komen, punt uit. En daar had hij zich maar bij neer te leggen.

Jos Goedhart hield Toetje na de vergadering even staande. „Dat plan kwam zeker van 5a?" raadde hij.

„Ja," bevestigde Toetje, „er is maar één klas die zulke dingen kan verzinnen en dat is de klas van Tina. Ik moet eerlijkheidshalve toegeven dat ik het lang geen slecht idee vond. Bovendien hebben die leerlingen ondanks alles, mijn volle sympathie."

„Dat standpunt kan ik helaas nog niet met je delen, Theo," zuchtte Jos Goedhart.

Toetje keek zijn jonge collega van terzijde aan en kon een glimlach niet onderdrukken. „Maken ze je het moeilijk, Jos?" grinnikte hij zacht.

„Ik heb nu twee lessen gegeven aan die klas van jou en ik ben een halve bladzijde opgeschoten met de leerstof. Gisteren presteerden ze het om door elkaar te gaan zitten, zodat ik wéér niets aan mijn plattegrond had," uitte Jos Goedhart zijn ongenoegen.

„Dat went wel, Jos. Geloof me, het is de meest beruchte klas van de school, maar ook die met het warmste hart," vertrouwde Toetje hem toe.

„Ik hoop het. Overigens, wie is Toetje?" was de vraag die Goedhart plotseling te binnen schoot.

Toetje grijnsde breed alvorens te antwoorden. „Daar kom je binnenkort wel achter, Jos. Dat kan ik je verzekeren!" Hij tikte Goedhart even vriendschappelijk tegen de schouder en draaide zich om.

„Is dat alles wat je me kunt vertellen?" riep Goedhart hem nog na.

Toetje stak zijn hand op en knikte bevestigend. „Oui, c'est tout," was zijn lachende antwoord, waarop hij in zijn kamer verdween.

„Daar heb ik ook niet veel aan," mompelde Goedhart in zichzelf. Hij raadpleegde zijn agenda en concludeerde met een diepe zucht dat hij de klas van Tina morgenochtend het tweede uur zou hebben.

Het lokaal waar Jos Goedhart die ochtend moest lesgeven, was voor hem onbekend. Het Jan Arendzcollege leek voor een vreemdeling te bestaan uit een doolhof van gangen, waarin geen enkele logica zat. Jos was dan ook blij dat hij een plattegrond van de school bezat en met behulp daarvan de lokalen kon vinden.

Hij bestudeerde de plattegrond, maar kon daarop tot zijn verbazing het aangegeven lokaal niet terugvinden. „Lokaal veertien, vijftien... maar geen zestien," dacht hij hardop en hij bekeek opnieuw aandachtig de indeling.

Op dat moment klonk de zoemer, direct gevolgd door het openslaan van deuren, het geroezemoes van stemmen en het gestommel van vele voeten.

Resoluut sloeg Jos Goedhart zijn agenda dicht en hij trok de logische conclusie dat lokaal zestien in de buurt van veertien en vijftien moest liggen. Hij pakte zijn rugzak en beklom de trap naar de tweede verdieping.

Intussen opende Sjoerd de deur van lokaal zestien. Het klaslokaal behoorde tot een van de oudere lokalen en was gelegen op de benedenverdieping van de school. Eigenlijk was het een oud scheikundepracticumlokaal, wat nog te zien was aan de posters met daarop moleculenketens of scheikundige processen. Sinds enkele jaren beschikte de school over twee moderne practicumlokalen, die van alle gemakken en veiligheidsmaatregelen waren voorzien. Lokaal zestien was daarmee dus weer een 'gewoon' klaslokaal geworden.

„Zo, nu maar eens afwachten hoelang hij erover doet om het te vinden," grinnikte Sjoerd. „Bas, heb je de scorelijst?"

„Natuurlijk," riep Bas en hij stak een stuk papier omhoog.

„Eigenlijk is het gemeen om een stuk van de plattegrond af te knippen," vond Anjo.

„Stel je niet aan! Iedereen krijgt 'De Rondleiding' en Goedhart is nu gewoon aan de beurt," reageerde Bas laconiek.

„Hij zal wel raar opkijken als hij ontdekt dat nabij lokaal vijftien de gang ophoudt," giechelde Tina. Ze zag in gedachten het gezicht van meneer Goedhart al voor zich als hij de blinde muur zag, waar de gang op de tweede verdieping doodliep. De nummering hield daar ook op en niemand was ooit op het idee gekomen op de benedenverdieping naar de rest van de volgorde te zoeken. Elk schooljaar weer moest een nieuwe leerkracht eraan geloven.

De beslissing om 'De Rondleiding' aan Jos Goedhart te geven, had de klas onlangs genomen.

Goedhart had op een dag opnieuw zijn les geopend door zijn rugzak met een boog op de vensterbank te mikken. Hij had de klas uitgelegd dat hij veertien dagen lang de lessen Frans zou overnemen, waarop de klas wat knorrig had gereageerd. Na een wat rommelig en rumoerig begin, waarbij Goedhart tot zijn ergernis ontdekte dat niemand op de plaats zat, waar hij behoorde te zitten, was hij danig uit zijn slof geschoten. „Nu is het genoeg!" had Goedhart kregelig uitgeroepen. „Wat zijn jullie eigenlijk voor een klas? Eerst geven jullie verkeerde namen op en nu zitten jullie weer door elkaar. Als de les dan zo nodig moet worden verstoord, doen we het maar op een andere manier." Daarbij had hij het krijtje op de grond gegooid en was kwaad de klas uitgelopen.

„Die komt wel weer terug," had Bas verondersteld.

„Hij kan straks geen plattegrond meer zien," was de overtuiging van Mieke geweest, die toch eigenlijk wel een beetje medelijden met de jonge Goedhart kreeg.

„Zo te zien, verzamelt hij ze," had Bas uitgeroepen, terwijl hij de stapel plattegronden op de lessenaar van Goedhart bekeek. Voorzichtig had hij een overzicht naar zich toegetrokken.

De verdachte schittering die plotseling in zijn ogen te zien was geweest, werd door Mieke meteen opgemerkt. „Wat ben je nu weer van plan?" had ze argwanend, maar tegelijkertijd nieuwsgierig gevraagd.

„Ik denk dat onze Goedhart 'De Rondleiding' maar eens moet meemaken," had Bas gegrinnikt. Op hetzelfde moment had hij zeer precies een brede rand van de plattegrond geknipt.

„Je hebt de school gehalveerd!" had Mieke uitgeproest.

„Niet helemaal. Alleen de benedenverdieping maar," had Bas laconiek verkondigd, waarop ook de anderen in de lach waren geschoten.

Juist toen Bas de plattegrond had teruggelegd, was Goedhart weer binnengekomen, ditmaal met een stapel oefenopgaven. „Alles waaraan we in de les niet toekomen doordat jullie dat blijkbaar niet belangrijk vinden, wordt als huiswerk gemaakt!" had hij dreigend meegedeeld.

Ondanks de protesten van de klas, waren ze die middag met een flink pak huiswerk naar huis gegaan.

Sjoerd keek op zijn horloge. „Tien minuten," deelde hij de klas mee.

„Ik ben nu al tien minuten aan het zoeken," constateerde ook Jos Goedhart met een gejaagde blik op zijn horloge. Het was nu al de vierde keer dat hij langs lokaal vijftien was gelopen en opnieuw moest vaststellen dat de gang op dat punt ophield. „Ik begrijp er niets van," mompelde hij in zichzelf. „Ergens zou hier toch lokaal zestien moeten zijn?" Hij haalde opnieuw de plattegrond uit zijn agenda en bekeek deze nogmaals aandachtig. Maar hoe hij het ook wendde of keerde, lokaal zestien was niet te vinden op het overzicht. Goedhart besloot weer terug te keren naar zijn beginpunt: de trap. Voor de vijfde maal passeerde hij de klaslokalen op de tweede verdieping.

De gangen waren leeg en overal waren de lessen nu in volle gang.

Jos Goedhart bereikte de trap en bleef even besluiteloos staan. Hij kon natuurlijk opnieuw de gang doorlopen, maar het probleem zou daarmee niet zijn opgelost. Lokaal zestien bleef onvindbaar. Goedhart liep de twee trappen naar beneden tot hij bij de administratie op de begane grond was gekomen. Zijn laatste hoop was gevestigd op meneer Cremers, de conciërge.

Jos Goedhart had die dag echter geen geluk, de administratie was verlaten.

„Dan de eerste verdieping maar," besloot hij.

De eerste verdieping bestond uit een U-vormige, lange gang, waarvan begin- en eindpunt uitkwamen bij de trap. Er was geen lokaal zestien te vinden.

Inmiddels duidelijk geïrriteerd, rende Goedhart de trap af. Hij duwde de deur van het administratiekantoor open en liep onmiddellijk naar het grote prikbord aan de muur. „Dat ik daar niet eerder op ben gekomen," bromde hij, toen hij de plattegrond van de school op het prikbord zag hangen. Tot zijn stomme verbazing zag hij dat lokaal zestien er wel degelijk op stond aangegeven! Vlug vergeleek

Goedhart het overzicht met zijn eigen tekening. „Er ontbreekt een stuk aan mijn plattegrond!" stelde hij nijdig vast. Hij draaide zich haastig om en botste daarbij bijna tegen meneer Cremers op, die juist binnenkwam.

„Hola!" riep de conciërge geschrokken uit. „Wat doet u hier, meneer Goedhart? Moet u geen les geven?" voegde hij er verwonderd aan toe.

„Dat was inderdaad de bedoeling, ja! In lokaal zestien, dat overigens niet op mijn plattegrond staat!" antwoordde Goedhart kwaad.

Meneer Cremers keek hem even aan en schudde toen zijn hoofd. „Het is weer zover. Dit keer hebben ze u erin laten lopen," zei hij.

„Hoezo? Wat bedoelt u daarmee?" Goedhart keek meneer Cremers niet-begrijpend aan.

Deze pakte een nieuwe plattegrond uit een la, terwijl hij zacht grinnikend zijn reactie uitlegde. „Het is elk jaar en bij elke nieuwe leerkracht weer raak. Knip de benedenverdieping van de plattegrond en geen mens denkt eraan dat er een benedenverdieping met vier lokalen bestaat. Oude truc, maar het blijkt nog steeds te werken."

Verbluft staarde Goedhart hem aan. „U bedoelt dat er een stuk is afgeknipt?"

„Ja, elk jaar is het weer hetzelfde liedje. Lokaal zestien is op de benedenverdieping. Trap af, langs de opslagruimte en rechtsaf," legde meneer Cremers uit.

Goedhart leek even te overdonderd om te reageren, maar toen volgde hij de aanwijzingen van de conciërge en eindelijk vond hij de benedenverdieping. Onder aan de trap bleef hij even staan en haalde diep adem. Zo probeerde hij zijn kalmte terug te krijgen, alhoewel hij inwendig kookte van woede. Toen sloeg hij de laatste gang in en stond bijna meteen voor de deur van lokaal zestien. Goedhart keek naar de leerlingen, die stil en in een afwachtende houding in het lokaal zaten.

„Dag, meneer," klonk het van alle kanten toen hij binnenstapte.

Argwanend liet Goedhart zijn blik over de klas gaan, die hem met onschuldige gezichten aankeek. „Er ontbrak een stuk aan mijn plattegrond," kondigde Goedhart op ijzige toon aan.

Niemand reageerde.

„De hele benedenverdieping ontbrak," benadrukte Goedhart nogmaals.

„Misschien is de benedenverdieping wel niet meer nodig, meneer. Er zijn toch ook minder leerlingen?" merkte Bas onschuldig op.

„Houd op met die onzin! Jullie weten best waar ik het over heb. Wie heeft de benedenverdieping er afgeknipt?" viel Goedhart uit.

Er klonk een onderdrukt gelach en enkele leerlingen liepen verdacht rood aan.

„Nou, kom op! Wie durft ervoor uit te komen?" brieste Goedhart.

Toen kon Tina zich niet langer goed houden. Ze gierde het uit, tot grote ergernis van Jos Goedhart.

„Moet je daar zo om lachen?" beet hij haar toe.

„Maar het klinkt ook zo raar, meneer. Elk jaar wordt die benedenverdieping er afgeknipt," gierde Tina.

„Ja, en hij staat er nog!" deed Mieke ook een duit in het zakje.

„We noemen het 'De Rondleiding'," lachte Sjoerd.

De hele klas lag nu dubbel van het lachen.

Jos Goedhart stond bedremmeld voor de klas en wist niet goed hoe hij moest reageren. Zijn woede zakte enigszins, maar hij voelde zich toch ronduit belachelijk gemaakt. Een rondleiding door het gebouw had hij zich wel anders voorgesteld!

„U staat als derde op de ranglijst, meneer!" wist Bas hem te vertellen.

„Ja, meneer Van Beem deed er langer over. Die kon de weg terug óók niet meer vinden," wist Tina zich nog te herinneren.

Gelaten nam Jos Goedhart plaats op zijn stoel, waarna hij alsnog met de les begon. Hij had zich echter wel voorgenomen nieuwe collega's te waarschuwen voor 'De Rondleiding'.