9
Carmen keek verrast op toen Whitlock de woonkamer binnenwandelde. ‘Wat doe jij uit je bed, C.W.? Met die slaaptabletten hoor jij tot morgenvroeg in diepe slaap te liggen.’ ‘Ik heb ze niet ingenomen,’antwoordde Whitlock terwijl hij zich in zijn favoriete leunstoel liet zakken. ‘Het is toch niet te geloven,’zei ze verontwaardigd. Ze klapte het boek dicht dat ze zat te lezen en legde dat op het tafeltje naast haar neer. ‘Jij hebt rust nodig. Waarom denk je anders dat de dokter je zo’n sterk slaapmiddel voorschrijft?’ ‘Ik moet paraat staan, Carmen. Als er eens iets gebeurt, wat hebben ze dan aan mij als ik tot morgenvroeg lig te slapen?’Ze schudde wanhopig haar hoofd. ‘Jouw arm zit in een mitella, alle Jezus. Wat hebben ze sowieso aan jou? Ik weet dat het misschien een schok voor je is, maar de UNACO kan zonder jou ook wel functioneren. Neem nu alsjeblieft die slaaptabletten en ga naar bed.’: ‘Houd nou op te zeuren, Carmen, ik voel me prima,’zei hij, maar meteen stootte hij zijn gewonde arm tegen de leuning en zoog hij door opeengeklemde tanden lucht naar binnen. ‘Dat zie ik.’Ze ging staan. ‘Oké, als je dan niet naar me wilt luisteren als je vrouw, wil je dan naar me luisteren als arts?’ ‘Ik ben niet een van je patiëntjes, hoor,’zei hij geïrriteerd. ‘Nee, dat ben je zeker niet! Die zijn tenminste zo verstandig om naar me te luisteren als ik zeg dat ze hun medicijnen moeten innemen.’Ze greep het boek van het tafeltje en verdween in de keuken. Hij liep naar de kast en schonk een klein glaasje whisky in, waarna hij terugliep naar zijn stoel. Hij was wel degelijk in de verleiding geweest om die slaappillen te nemen, al was het maar om aan zijn schuldgevoelens te ontsnappen, schuldgevoelens die hij had omdat hij de boel belazerde. Het was begonnen toen Sabrina hem vanuit Zimbala had gebeld om Mobuto te laten instaan voor Joseph Moredi. Toen had ze hem opnieuw gebeld om te vragen of ze met kolonel David Tambese konden samenwerken. In het geheim had hij de benodigde informatie uit een computerbestand in het commandocentrum gehaald. In ruil voor zijn hulp had ze hem toevertrouwd dat zij en Graham samen gingen proberen Remy Mobuto op te sporen. Maar Kolchinsky had haar verboden naar Kondese te gaan. Het moest geheim blijven. Whitlock zat met een pijnlijk dilemma. Ze lapte een order aan haar laars en dat kon tot een schorsing leiden. Bovendien zouden er voor hem ook maatregelen kunnen volgen wanneer hij de informatie voor zich hield. Maar zij waren zijn partners en hij had op zijn woord beloofd het niet tegen Kolchinsky te vertellen. In het begin had hij het gevoel dat hij daar goed aan had gedaan. Maar zijn schuldbesef was als een langzaam werkend vergif en was zwaar op hem beginnen te wegen. Hij wist dat hij alleen maar Kolchinsky hoefde te bellen om zijn geweten te zuiveren. Maar hij had zijn woord gegeven. Nee, hij zou hen steunen, ook al moest hij daar zelf voor boeten. Hij werkte nog altijd in het veld en niet op het hoofdkwartier. Pas aan het eind van het jaar wachtte hem promotie. Zijn loyaliteit gold nog altijd Graham en Sabrina. Niet dat zijn geweten daar zuiverder van werd, maar hij voelde zich in ieder geval gerechtvaardigd. Maar als ze het verknalden... De telefoon ging en onderbrak zijn gedachtestroom. ‘C.W.?’ Whitlock herkende zijn stem onmiddellijk. ‘Sergei?’antwoordde hij. ‘Hoe is het met je arm?’ Whitlock keek naar de keukendeur. ‘Prima, dank je. Wat is er aan de hand? Je gaat me toch niet vertellen dat je alleen belde om te vragen hoe het met mijn arm is?’ ‘Nee,’beaamde Kolchinsky. ‘Het gaat over je nicht, Rosie.’ ‘Wat weet jij van Rosie?’kaatste Whitlock verrast terug. ‘Dat ga ik je over de telefoon niet uitleggen. Er is een wagen voor je onderweg. Over een minuut of twintig word je opgehaald.’ ‘Sergei, is alles goed met haar?’vroeg Whitlock gespannen. ‘Dat weet ik niet,’antwoordde Kolchinsky. ‘Dat weet je niet?’vroeg Whitlock op scherpe toon. ‘Waarom doe je verdomme zo ontwijkend?’ Kolchinsky zuchtte diep. ‘Er is een T-shirt met haar naam erop gevonden in een flat in Murray Hill. En er zijn drie doden in die flat gevonden, waaronder twee agenten. Maar Rosie was er niet. Dat is het enige dat ik op dit moment weet. Ik ben ook onderweg.’ ‘Van wie is die flat?’ ‘Dat weten we niet, nog niet,’antwoordde Kolchinsky. ik zie je daar, C.W. En vertel niets aan haar ouders tot we weten wat er gebeurd is.’ ‘Natuurlijk niet,’zei Whitlock zwak. Hij legde de hoorn neer en keek op naar Carmen, die het gesprek vanuit de deuropening had gevolgd, ik moet weg.’ ‘Er is iets met Rosie, hè?’ Whitlock knikte en stond op. ‘Wat is er met haar gebeurd?’ ‘Dat wil ik gaan uitzoeken,’antwoordde Whitlock. Hij kneep haar geruststellend in de arm en verdween in de slaapkamer.
***
Tegen de tijd dat Whitlock arriveerde was de hele straat door de politie afgezet. De chauffeur parkeerde naast Kolchinsky, die op een paar meter afstand van de uitdijende menigte stond. Iedereen probeerde een glimp op te vangen van de ingang van het appartementencomplex. Het nieuws dat er minstens drie moorden in het gebouw waren gepleegd was als een lopend vuurtje rondgegaan en het enige wat de mensen wilden was zien hoe de lij ken naar de twee ambulances werden gedragen die onderaan de toegangstrap stonden geparkeerd. Kolchinsky opende het achterportier en Whitlock stapte uit. De chauffeur, die al van Kolchinsky had doorgekregen dat hij op Whitlock moest wachten, reed weg op zoek naar een parkeerplaats. Whitlock hield zijn gewonde arm tegen zijn borst gedrukt terwijl hij achter Kolchinsky aan naar voren drong. Een agent, die al gehoord had dat Kolchinsky moest worden toegelaten, trok onmiddellijk het tape omhoog om de twee mannen eronderdoor te laten glippen. Zo gauw ze buiten gehoorafstand van de menigte waren greep Whitlock Kolchinsky bij een arm. ik wil een paar dingen weten voor we daar naar binnen gaan. Ten eerste, hoe wist de politie dat ze jou moesten bellen over Rosie?’ ‘We hebben dossiers over de familieleden van al ons personeel, zowel hier als in het buitenland. En Interpol, de FBI en de politie van New York heeft een lijst met al die namen. We kunnen het ons niet veroorloven om risico’s te nemen, C.W.’ ‘Dat is een schending van hun burgerrechten,’pareerde Whitlock. Ze waren nog steeds onderweg naar de ingang. ‘Bespaar me je preek, C.W. Het is net zo goed in hun belang als in het onze. Als ze moeilijkheden krijgen met justitie moeten wij daarvan weten om te voorkomen dat onze organisatie in een politieonderzoek gecompromitteerd raakt. En in bepaalde gevallen kunnen we om diezelfde reden invloed uitoefenen om zaken te seponeren.’ ‘En wie hebben er allemaal toegang tot die dossiers?’ ‘Jacques Rust in ons hoofdkwartier in Zürich, de kolonel en ik. Ze zijn volkomen vertrouwelijk; daarom hebben we er nooit iemand van het personeel in gekend. Jij bent een uitzondering. Jij krijgt toegang tot die dossiers wanneer je aan het eind van het jaar tot het managementteam toetreedt.’ ‘En als ik nu eens niet aan het eind van het jaar tot het managementteam toetrad?’vroeg Whitlock op hoge toon. Kolchinsky glimlachte flauw. ‘Dan zou je hier niet zijn.’ ‘Worden er ooit familieleden geschaduwd?’ ‘Als wij denken dat dat noodzakelijk is wel, ja.’ ‘En Rosie?’ ‘Nee,’antwoordde Kolchinsky zacht terwijl ze de trap op liepen. Een politieman trok een van de glazen deuren voor hen open en ze betraden de hal. Kolchinsky drukte op het knopje van de lift. ‘Achteraf had ik haar wel moeten schaduwen. Wie weet had dit voorkomen kunnen worden. De waarheid is dat ik tot vanavond niet eens wist dat ze de voorwaarden waarop ze op borgtocht was vrijgelaten aan haar laars lapte. Ik dacht dat ze nog steeds bij haar ouders zat.’Ze stapten in de lift en Kolchinsky drukte op de knop van de derde verdieping. Wist jij dat ze hier was?’vroeg Kolchinsky plotseling. ‘Nee, maar ik wist wel dat ze niet thuis was. Ze is van huis weggelopen op de dag dat ze werd vrijgelaten. Ze had ruzie met haar vader gehad. Hij en ik zijn nog naar haar op zoek geweest bij Times Square, waar ze meestal rondhangt, maar we konden haar niet vinden. Als we de politie gebeld hadden was ze geheid opgepakt en dan had ze wel een onvoorwaardelijke in plaats van een voorwaardelijke gevangenisstraf kunnen krijgen.’ ‘Ik heb al met de commissaris gesproken. De zaak zou geseponeerd zijn, ook al had ze de voorwaarden genegeerd. Maar toen was dit nog niet gebeurd. Ik kan er nu niets meer aan doen. Het spijt me, C.W.’ Whitlock knikte grimmig maar zei niets. De lift stond stil op de derde verdieping en Kolchinsky identificeerde zich tegenover een geüniformeerde agent die hem vertelde waar de waarnemend commissaris op hen zat te wachten. Kolchinsky bedankte hem en ging de flat binnen. Whitlock bleef in de deuropening staan en keek even naar de twee dode agenten voor hij Kolchinsky naar de woonkamer volgde. De man die in de leunstoel zat was begin vijftig, had dun, bruin haar en sterk getekende gelaatstrekken. ‘Sergei, hoe is het?’vroeg de man met een verrassend vriendelijke stem. Kolchinsky schudde hem de hand. ‘C.W. Whitlock, waarnemend commissaris Sean Hagen. C.W. werkt voor ons. En hij is de oom van Rosie.’ ‘Aangenaam kennis te maken, meneer Hagen,’zei Whitlock en hij schudde hem eveneens de hand. ‘Ga zitten,’zei Hagen. Hij wees naar de bank tegenover zijn stoel. ‘Wat is er gebeurd, Sean?’vroeg Kolchinsky, die meteen ging zitten. Hagen wreef met zij n handen over zijn gezicht en vertelde over het briefje dat Doyle bij zijn vriend had achtergelaten en dat naar de politie was gebracht toen Doyle die middag niet op de afgesproken tijd was komen opdagen. ‘En die twee agenten kwamen hier naar Doyle zoeken?’vroeg Kolchinsky. Hagen knikte. ‘Ze zijn in koelen bloede vermoord, Sergei. Geen van tweeën heeft de tijd gehad zijn wapen te trekken. En beiden hebben een gezin.’Instinctief keek hij naar Whitlock. ‘Ik wil dat hun moordenaar voor de rechter verschijnt, al moet ik de onderste steen van deze flat boven halen.’ ‘Denkt u dat Rosie hen heeft neergeschoten?’riep Whitlock stomverbaasd uit. ‘Een meisje van zestien dat nog nooit in haar leven een pistool heeft aangeraakt?’ ‘C.W., rustig nou maar,’zei Kolchinsky zacht maar vastberaden. Hij legde een hand op zijn arm. ‘Nee, ik denk niet dat uw nichtje hen heeft vermoord, meneer Whitlock,’zei Hagen uiteindelijk. ‘Alle drie de moorden zijn door een professional begaan.’ ‘Wie was het derde slachtoffer?’vroeg Kolchinsky. ‘Doyle?’ ‘Inderdaad. Hij is een paar uur voor de twee agenten vermoord. Hij is in de hal neergeschoten en toen naar de slaapkamer gesleept en onder het bed gelegd. We hebben bloedvlekken gevonden op het tapijt in de hal.’ ‘Zijn er ook vingerafdrukken gevonden?’vroeg Whitlock. ‘Verscheidene, ja. De enige die we tot dusverre echt kunnen thuisbrengen zijn van uw nicht. Een team is bezig met de andere vingerafdrukken.’ ‘Als u hulp nodig hebt...’ ‘Nee,’onderbrak Hagen de woorden van Kolchinsky. Hij zuchtte diep. ‘Maar evengoed bedankt. We sporen ze zelf wel op.’ ‘Geen andere aanwijzingen?’vroeg Whitlock. ‘Alleen dat een buurvrouw uw nicht hier heeft zien vertrekken met een lange man, om een uur of vijf vanmiddag. Ze kon hem niet beschrijven omdat hij een donkere bril droeg, een gleufhoed en een leren jackje met opstaande kraag. Maar afgezien daarvan, niets. En dat bevestigt alleen maar mijn indruk dat dit een professionele klus was. Het kan wel het werk geweest zijn van een van de drugskartels, wie zal het zeggen? Uw nicht zat toch ook in die sce-ne? ‘ ‘Ze rookte een beetje hasj, dat is alles. Jezus, u zegt het alsof ze een koerier of een dealer is.’ ‘Drugs zijn drugs,’kaatste Hagen terug. ‘Verbied nicotine en alcohol dan,’snauwde Whitlock. Hij stond op en liep naar het raam. Hagen stond ook op. ‘Nou, als je me zou willen excuseren, Sergei, ik heb over twintig minuten een persconferentie.’Kolchinsky liep met Hagen naar de deur. ‘Het spijt me dat C.W. zo tegen je uitvaart, Sean. Hij is van streek, dat begrijp je zeker wel. Hij en Rosie zijn altijd heel close met elkaar geweest. Ze kan waarschijnlijk beter met hem praten dan met haar eigen vader.’ ‘Ik bel je zodra ik meer weet,’zei Hagen. Hij schudde Kolchinsky de hand en liep naar de keuken om nog even met zijn rechercheurs te praten. ‘Wij kunnen ook net zo goed gaan,’zei Whitlock achter Kolchinsky. ‘We kunnen hier toch niets meer doen.’ ‘Je hebt gelijk; jij hebt al genoeg gedaan,’barstte Kolchinsky los. ‘Wat bezielde je om zo tegen de waarnemend commissaris te spreken? Je ging je boekje ver te buiten.’ ‘Ik zie je beneden,’antwoordde Whitlock. Hij liep de voordeur uit naar de lift. ‘C.W. wacht,’riep Kolchinsky en haastte zich achter hem aan. Whitlock hield de lift even vast, waarop ze samen zwijgend naar beneden zoefden. ‘Hagen en ik hebben verschillende waarden, Sergei,’zei Whitlock in de hal. ‘Hij wil de moordenaar van twee agenten vinden. Ik wil Rosie vinden. Je kunt ervan op aan dat ze doodsangsten uitstaat. Degene die Doyle en die agenten vermoord heeft laat haar niet zomaar gaan, of wel dan? Ze is een getuige. Ik dacht even dat ze misschien al dood zou zijn, maar dat lijkt me nu niet zo waarschijnlijk meer. Waarom zou die vent haar meenemen en ergens anders doodschieten als hij het hier ook had kunnen doen? Nee, hij heeft haar ergens voor nodig. Waarom zou hij haar anders meenemen? Ik maak me zorgen om haar, Sergei, ik maak me vreselijk zorgen om haar.’ Kolchinsky legde geruststellend een hand op Whitlocks arm en ging hem voor de trap af. ‘Geen commentaar,’zei hij kortaf tegen een verslaggever die bij de deur hing in de hoop iets meer te horen. Ze liepen onder de versperring door en baanden zich weer een weg door de menigte naar waar de chauffeur op hen stond te wachten. Kolchinsky stuurde hem weg om de wagen te halen, ik houd je van de ontwikkelingen op de hoogte, C.W.,’verzekerde Kolchinsky hem, ‘maar jij of ik kunnen echt niet veel meer doen. En je moet die arm laten rusten.’ ‘Met die arm gaat het prima,’zei Whitlock. ‘Waarom vloekte je dan iedere keer wanneer iemand hem aanraakte in die mensenmassa hier?’Kolchinsky glimlachte vriendelijk. ‘Natuurlijk doet het pijn. Je moet hem rust gunnen. Laat Rogers morgen de zaak maar overnemen. Het is de laatste afspraak van de president voor hij terugvliegt en het Trade Center moet een van de veiligste gebouwen in heel New York zijn.’ ‘Ik wil erbij zijn,’zei Whitlock koppig. ‘Je hebt al een draaiboek voor het veiligheidsteam opgesteld. Je hoeft er niet bij te zijn.’ ‘Ik waak over de veiligheid van Mobuto tot hij morgenavond opstijgt van JFK. Punt uit.’ Kolchinsky haalde zijn schouders op. ‘Ik ga er geen ruzie over maken. Ah, daar is je chauffeur al.’ Whitlock stak zijn hand in de binnenzak van zijn jasje en haalde er een krant uit. ‘Vraag de jongens van het lab deze op vingerafdrukken te onderzoeken.’ ‘Wat?’vroeg Kolchinsky verrast. ‘Hij lag naast de bank in de hoek. Ik heb hem gepakt toen jij met Hagen naar de deur liep. Sommige vingerafdrukken zullen er in mijn zak wel afgegaan zijn, maar ze vinden vast nog wel iets, al zijn het maar vingerafdrukken van Rosie.’ Kolchinsky nam de krant voorzichtig van Whitlock aan. ‘Dit is verboden, weet je dat?’ ‘Net als het bijhouden van dossiers over familieleden van UNACO-personeel,’antwoordde Whitlock met een stalen gezicht. ‘Heb je een kopie van de vingerafdrukken van Rosie?’ ‘Nee, maar die zijn niet moeilijk te krijgen. Ga nu maar naar huis.’ ‘Bel me vanavond nog als de jongens van het lab iets vinden,’zei Whitlock, waarna hij achter in de auto ging zitten. Kolchinsky deed het portier achter hem dicht en gaf een klap op het dak. De chauffeur reed weg en even later werd de Mercedes door het andere verkeer opgeslokt. Kolchinsky keek om en zag hoe het eerste lijk in een van de ambulances werd geschoven. Toen draaide hij zich om en liep naar zijn wagen.
***
Rosie werd met een barstende koppijn wakker. Ze lag op een eenpersoonsbed in een kleine kamer met een ladekast, een leunstoel en een klein gootsteentje bij het raam. De gordijnen zaten dicht. Langzaam zwaaide ze haar benen uit bed en ging rechtop zitten, haar gezicht in haar handen. Toen rook ze de chloroform op haar kleren en kwam het allemaal weer terug in een afgrijselijke flashback: de twee agenten; Kenny; daarna die klap op haar hoofd, Toen ze was bijgekomen was ze nog in de flat. De man die ze als Marc had leren kennen was net klaar met het inpakken van zijn spullen. Een tas en een diplomatenkoffertje stonden bij de voordeur. Hij zat tegen de muur, zijn knieën voor zich opgetrokken, en keek naar haar. Het automatische pistool hing losjes in zijn rechterhand. Hij had haar gezegd dat ze samen over straat naar een auto zouden lopen. Als ze een poging waagde de aandacht van voorbijgangers te trekken zou hij haar doodschieten. Hij had tenslotte niets te verliezen. Hij had het jasje over het pistool gedrapeerd en droeg het koffertje in de andere hand. Zij moest de tas dragen. Hij had de loop van het pistool hard in haar ribbenkast gedrukt gehouden tot ze bij de auto waren die voor het flatgebouw geparkeerd stond. De chauffeur was een zwarte man die ze nooit eerder gezien had. De twee mannen spraken een taal die zij niet begreep. Ze moest achterin gaan zitten en kreeg een in chloroform gedoopte doek in haar gezicht gedrukt. Dat was het laatste wat ze zich herinnerde. Tot nu. Ze wist niet waar ze was of hoe lang ze hier geweest was. Voorzichtig wreef ze over haar slapen in een poging de pijn weg te masseren. Wat zou ze niet overhebben voor een hoofdpijntablet! Ze knipte het lampje naast het bed aan, stond op en liep naar de deur. Die zat op slot. Toen liep ze naar het raam. Ze trok de gordijnen open. Een paar luiken zaten aan de buitenkant voor het raam. Ze probeerde het raam open te krijgen, maar dat zat vast. Ze probeerde het opnieuw, maar het lukte niet. Ze keek om zich heen of er iets was waarmee ze het raam kapot kon slaan, maar zag niets. Ze keek in de laden - leeg. Mistroostig liet ze zich op het bed vallen en vocht tegen haar tranen. Plotseling hoorde ze dat er een sleutel in het slot van de deur werd gestoken. Even later zwaaide hij open. Bernard kwam de kamer binnen en ging in de leunstoel zitten. ‘Waar ben ik?’vroeg Rosie. ‘In veiligheid,’antwoordde Bernard met een glimlach, waarna hij naar de ladekast keek. ‘Dat was heel slim van je, om te kijken of je het raam ergens mee kapot kon slaan, maar je had er weinig aan gehad. Het is gewapend glas.’ ‘Hoe wist...’Haar stem stierf weg en ze keek de kamer rond alvorens Bernard boos aan te kijken. ‘Waar is die camera?’ ‘Achter de spiegel,’zei Bernard. ‘Je bent een ziek mannetje,’snauwde ze, waarna ze ineenkromp van een pijnscheut onder haar schedeldak. Bernard liet haar de twee aspirientjes in zijn hand zien. ‘Je ziet eruit alsof je deze wel kunt gebruiken.’ ‘Loop naar de hel!’ Bernard gniffelde, ik bewonder je temperament, Rosie. Je bent me er eentje.’ ‘Waarom houd je me hier vast?’ Bernard legde de tabletjes op de ladekast en stond op. ‘Jij bent mijn verzekering.’ ‘Waar heb je het over? Verzekering waartegen?’ ‘Wat niet weet dat niet deert. Laten we het daarop houden. Ik zou niet graag zien dat jij net zo aan je einde kwam als je vriend Kenny. Hoe vreemd het ook mag klinken, ik mag je. Je bent een goed kind. Een beetje in de war, maar een goed kind. Neem die tabletjes nu maar en kom naar de zitkamer als je je iets beter voelt.’In de deuropening draaide Bernard zich om en keek haar aan. ‘Je doet me denken aan toen ik zo oud was als jij.’Hij glimlachte peinzend en verdween de gang in. Ze liep naar de open deur maar de zwarte die de auto bestuurd had verscheen opeens in de deuropening, zijn armen voor zijn borst geslagen. Hij liet zijn ogen langs haar lichaam glijden en grinnikte bij zichzelf. Ze liep terug de kamer in en pakte de tabletjes van de kast. Vervolgens vulde ze een plastic bekertje met water en spoelde de aspirientjes weg. Bernard riep de man. Toen Rosie omkeek was hij weg. Behoedzaam keek ze om het hoekje van de deur de gang in. Die was leeg. Aan het eind van de gang was een deur. Dat moest de voordeur zijn. Maar zat hij op slot? Er was maar één manier om daar achter te komen. Ze kon haar opwinding nauwelijks bedwingen terwijl ze zich er naar toe haastte. Hij zat op slot, maar ze kon het slot zo opendraaien. De deur ging maar een paar centimeter open. Verdomme, hij zat ook op de ketting. Dat had ze niet gezien. ‘Rosie!’riep Bernard vanuit de deuropening van de zitkamer. Ze keek niet om. Wanhopig frommelde ze aan de ketting, half verwachtend elk moment bij de deur te worden weggetrokken. Ze slaagde erin de ketting los te haken en wachtte tot hij bijna bij haar was aangekomen, waarna ze zijn uitgestrekte armen ontweek en de deur zo hard mogelijk openrukte. De zijkant sloeg hem in het gezicht en hij wankelde achteruit tegen de muur. Bloed stroomde uit een snijwond boven zijn rechteroog. Ze schoot naar buiten en smeet de deur achter zich dicht. Ze stond op een veranda. Een bos omringde het huis zover het oog reikte, maar er lag een veld van tweehonderd meter diepte tussen het huis en de eerste bomen. Ze trippelde de trap af, rende over het smalle paadje, rukte het hekje open en sprintte over het veld naar de bomen. Bernard trok de deur open en verscheen op de veranda. De voorkant van zijn overhemd was al rood van het bloed en ook zijn mouw zat eronder, omdat hij daar zijn gezicht mee schoon had geveegd. De tweede man dook achter hem op en richtte zijn Walther P38 op Rosie. Bernard duwde de arm met het pistool kwaad naar beneden. ‘Niet schieten, Elias!’Hij haastte zich naar het hekje, vormde een toeter met zijn handen en riep: ‘Rosie, luister. Ga niet het bos in. Het ligt daar vol klemmen.’Ze bleef rennen. ‘Rosie, daar niet heen!’ Elias kwam achter Bernard staan en gaf hem een zaklamp. ‘Klemmen?’herhaalde hij aarzelend in het Engels, waarbij hij zijn handen tegen elkaar klapte als een klem die dichtklapt. ‘Ja, het stikt ervan. Als ze op een van die dingen gaat staan kan dat haar wel een voet kosten.’ ‘Wat moeten we nu?’vroeg Elias, weer gewoon in het Arabisch. ‘We gaan achter haar aan,’antwoordde Bernard en hij sprintte naar het stuk bos waar hij Rosie een paar seconden geleden in had zien verdwijnen. Elias keek Bernard na en voelde er weinig voor om ook het bos in te gaan. Bernard bleef staan en keek kwaad om naar Elias. ‘Loop jij die kant om en snijd haar de pas af,’schreeuwde hij buiten adem, waarna hij weer doorrende. Elias slikte nerveus. Wat was erger, de dierenklemmen of de woede van Bernard wanneer hij weigerde hem te gehoorzamen? Het was geen moeilijke keuze. Hij rende naar het bos.
***
Tussen de eerste bomen bleef Rosie even staan om op adem te komen. Het bos zag er in het maanlicht donker en onheilspellend uit. Ze had de waarschuwing van Bernard wel gehoord, maar was dat geen bluf geweest? Op de televisie had ze weleens een documentaire gezien over de afschuwelijke verwondingen die dieren in zulke klemmen konden oplopen. Na afloop had ze gehuild. Ze keek om en zag het naderende silhouet van Bernard. Ze moest een besluit nemen - en snel. Ze moest doorlopen. Ze pakte een tak en begon verder het bos in te lopen. De tak gebruikte ze om de grond voor haar voeten op klemmen te onderzoeken. Eén misstap en ze kon voor de rest van haar leven invalide zijn. Als er tenminste klemmen lagen. Maar ze kon geen risico’s nemen. Ze ging achter een boom staan en luisterde of ze Bernard ook achter zich hoorde. Het was stil. Dat verbaasde haar niets. Het was duidelijk dat hij een beroeps was. Kon ze zich maar ergens schuil houden tot de ochtend. Dan kon ze makkelijker verder lopen. Ze wilde juist weer doorlopen toen links van haar een bundel licht door het bos scheen. Ze drukte zich tegen de boom en durfde niet eens het zweet van haar gezicht te wissen. Het prikte in haar ogen. De lichtbundel zwaaide door het duister en verdween even plotseling als hij verschenen was. ‘Rosie?’riep Bernard. De stem klonk achter haar. Die lichtbundel was ergens anders vandaan gekomen. Probeerden ze haar in te sluiten? Ze veegde met haar onderarm over haar gezicht en liep voorzichtig naar rechts, de tak voor zich over de grond schrapend. Het maakte wel lawaai, maar daar kon ze niets aan doen. Ze hoorde geritsel voor zich en dook achter een boom. Nog geen seconde later sneed de lichtbundel weer door het donkeren scande de bomen om haar heen. Elias schreeuwde iets in het Swahili en ze hoorde hem de boom naderen. Had hij haar gezien? Of probeerde hij haar alleen maar uit de tent te lokken? De voetstappen kwamen dichterbij en de zaklamp ging weer uit. Waar was hij? Ze slikte zenuwachtig en bevochtigde haar lippen met haar tong. De stilte was angstaanjagend. Waar was hij nou toch? Ze hield haar rug stevig tegen de boomstam gedrukt, draaide haar hoofd langzaam om en tuurde behoedzaam in de duisternis achter zich. Niets. Hij stond tenminste niet aan de andere kant van de boom. Toen hoorde ze een ander geluid, dit keer rechts van haar. Dat moest Bernard zijn. Maar wisten ze waar ze zat? Ze dwong zichzelf haar hortende ademhaling onder controle te houden. Ze moest zich stil houden. Dat was haar enige kans. Toen scheen een zaklamp op een groepje bomen zo’n tien meter bij haar vandaan. Ze wisten niet waar ze zat! Een enorme opluchting maakte zich van haar meester. Opnieuw riep Bernard haar naam. Zijn stem klonk uit de richting van de lichtbundel. Het licht werd steeds flauwer naarmate het zich verder van haar verwijderde. Ze schreeuwde in doodsangst toen iemand haar arm van achteren greep en haar bij de boom wegtrok. Elias knipte zijn zaklamp aan en riep naar Bernard dat hij haar te pakken had. Zijn stem leek haar weer helemaal bij haar positieven te brengen. Ze haalde uit met de tak en raakte zijn gezicht. De Walther viel op de grond en hij greep naar zijn wang. Meteen draaide ze zich om om weg te rennen, maar hij greep haar ruw beet rond haar hals en gooide haar op de grond. Met zijn ene hand hield hij de zaklamp op haar gericht, met de andere tastte hij over de grond naar zijn wapen. Opeens klonk er een misselijk makend geluid van versplinterend bot toen een klem, verscholen onder een hoopje bladeren, zich rond zijn pols sloot. Hij gilde het uit en de zaklamp viel uit zijn hand. Wanhopig liet hij zich zakken en klauwde naar de tanden van de klem, in een verwoede poging zijn pols te bevrijden. Bernard was intussen bij hen aangekomen en scheen met zijn zaklamp op de klem. Rosie draaide zich snel om en hield haar buik vast terwijl ze tegen de boom begon aan te kotsen. ‘Help me dan!’riep Elias in het Arabisch naar Bernard. ‘Waarom zou ik? Jij bent van geen enkel nut meer voor mij,’zei Bernard minachtend en schoot hem door het hoofd. Rosie dook in elkaar aan de voet van de boom terwijl de echo van het pistoolschot zich een weg baande door het stille woud. Bernard greep haar ruw bij een arm en trok haar overeind. Ze keek bewust niet naar het lichaam op de grond. ‘Is het nu uit met die spelletjes van je?’snauwde Bernard terwijl hij zijn automatische pistool in de holster stak. Ze kon geen woord uitbrengen en knikte alleen maar. ‘Dan gaan we, voor er nog meer ongelukken gebeuren,’zei hij. Hij hield haar arm in een ijzeren greep en marcheerde terug naar het huis.
***
‘Dat is beter,’zei Bernard nadat hij haar met handboeien aan de radiator van de slaapkamer had vastgeketend. Ze trok kwaad aan de handboeien en liet zich toen tegen de muur zakken. Hij verliet de kamer, trok de deur achter zich dicht en ging naar de badkamer om de wond boven zijn oog te verzorgen. Het bloeden was gestopt en de huid rond zijn oog was al opgezwollen. Morgenochtend zou het wel dicht zitten. Hij maakte een washandje nat en depte daarmee voorzichtig zijn wenkbrauw. De wond bleek dieper te zijn dan hij aanvankelijk gedacht had. Hij waste zijn handen en gezicht en vond jodium en watten in het kastje boven de wastafel. Hij sprenkelde wat jodium op het watje en drukte dat tegen zijn wenkbrauw. Zijn gezicht bleef uitdrukkingsloos terwijl de jodium zijn wond brandschoon maakte. Vervolgens gooide hij het watje weg, liep naar zijn slaapkamer en trok een schoon overhemd aan. Daarna ging hij op de rand van het bed zitten en pakte de telefoon. Hij draaide een geheim nummer, zette het kussen tegen de muur en ging er met zijn rug tegenaan zitten. Er werd wel opgenomen, maar het bleef stil aan de andere kant van de lijn. ‘Columbus hier,’zei Bernard. ‘Met Zeevogel. Ik probeer al uren je te bereiken. Waar zit je verdomme?’ ‘In het huis bij de Garden State Parkway.’ ‘Wat?’klonk het ongelovig. ‘Daar heb je helemaal geen permissie voor.’ ‘Ik had weinig keus. Of heb je niet gehoord wat er in het appartement gebeurd is?’ ‘Natuurlijk heb ik dat gehoord,’antwoordde Zeevogel kwaad. ‘Dat was een van onze veiligste appartementen in de stad. En dank zij jou zijn we het kwijt. Drie lijken waarvan twee agenten, wat is er verdomme gebeurd? En wat heeft die nicht van Whitlock ermee te maken?’ Bernard legde in het kort uit hoe het zat, vertelde van haar connectie met Doyle en de reden dat de politie naar het appartement was gekomen. ‘En waarom ben ik er niet over ingelicht dat jij de nicht van Whitlock vasthoudt?’zei Zeevogel toen Bernard was uitgepraat. ‘Je kunt de hele operatie wel verknallen.’ ‘Ik heb je niet ingelicht omdat het jou niet aangaat. Ze is mijn verzekering voor het geval er morgen iets mis mocht gaan.’ ‘Verzekering waartegen? Denk je nu werkelijk dat de UNACO jou zomaar zal laten gaan omdat je de nicht van Whitlock hebt? Ze zijn professioneler dan dat, hoor.’ ‘Natuurlijk laten ze mij niet zomaar gaan. Maar ik kan haar gebruiken om tijd te rekken.’Bernard zwaaide zijn benen van het bed af. ‘Maar dat zijn allemaal speculaties. Er gaat niets mis, dat garandeer ik je.’ ‘Hoe komt het toch dat ik me niet gerustgesteld voel?’ ‘Je moet iets voor me doen, daarom bel ik,’zei Bernard. Hij legde uit wat er net gebeurd was. ik heb iemand anders nodig om op het meisje te passen.’ ‘O ja?’klonk het sarcastisch. ‘En wie is die Elias wel helemaal?’ ‘Het vijfde lid van het Zimbalese team.’ ‘Het vijfde? Ik dacht dat er maar vier waren.’ ‘Ik heb voor alle zekerheid een vijfde man meegenomen. Dat leek me wel verstandig voor het geval de anderen werden gedood of gearresteerd voor de operatie begon.’ ‘Dat heb je op eigen houtje gedaan? Luister, deze hele operatie heeft maanden van nauwgezette voorbereiding gekost. Dat kan jou allemaal niet schelen, geloof ik, hè? Jij doet goddomme gewoon wat jou uitkomt, of niet? Je werkt voor ons, hoor, voor het geval je dat vergeten was. En wij zeggen wat jij te doen hebt. Is dat duidelijk?’ ‘Zeker,’antwoordde Bernard ongeïnteresseerd. ‘Hoe zit het met die babysitter?’ ‘Die krijg je niet!’ ‘Zoek dan ook maar een andere schutter,’antwoordde Bernard en smeet de hoorn op het toestel. Even later ging de telefoon weer. Bernard nam meteen op. ‘Ja?’ ‘Columbus?’ ‘Ja.’ ‘Doe dat nooit weer!’ ‘Dan kunnen we maar beter afspreken dat iemand op het meisje komt passen,’zei Bernard zakelijk. ‘Goed,’klonk het verbitterde antwoord. ‘Morgenvroeg heb je een babysitter. Eerder kan niet.’ ‘Dat is vroeg genoeg. Ik heb hem alleen nodig om op het meisje te passen als ik in het Trade Center ben.’De verbinding werd verbroken.
***
Bailey zat peinzend in zijn studeerkamer nadat hij de hoorn had neergelegd. Hij pakte het glas bourbon en nam een slok. Maar goed dat hij geregeld had dat Bernard na de dood van Mobuto zou worden geëlimineerd. Een babysitter, het mocht wat! Hij keek op zijn horloge. Kwart voor acht. Brett zou al wel in het hotel zijn, hij had Rogers om zes uur afgelost. Hij vond het nummer van het United Nations Plaza en vroeg de receptionist te worden doorverbonden met de kamer die speciaal voor de presidentiële lijfwachten gereserveerd was. Brett nam op. ‘Met Bailey, kun je praten?’ ‘Nee,’kwam snel het antwoord. ‘Kun je naar een andere telefoon gaan en me terugbellen?’ ‘Jawel,’antwoordde Brett. ‘Ik wacht,’zei Bailey. Hij legde de hoorn neer en dronk het glas leeg. Vijf minuten later belde Brett terug. ‘Hoe laat komt Rogers je aflossen?’vroeg Bailey. ‘Morgenvroeg om acht uur,’antwoordde Brett. ‘Mooi. Wanneer hij er is moet je rechtstreeks naar ons huis aan de Garden State Parkway gaan. Je weet welk ik bedoel?’ ‘Dat mag ik hopen, meneer; ik heb zelf geholpen die klemmen te plaatsen.’ ‘Bernard is daar.’ ‘Maar ik dacht dat hij in het appartement in Greenwich Village zat?’vroeg Brett. ‘Dat zat hij ook, tot hij er twee agenten doodschoot.’ ‘Allemachtig, hoe is dat gebeurd?’ ‘Dat vertel ik je morgen wel. Het enige waar jij je druk om hoeft te maken is dat je morgen snel naar dat huis gaat.’ ‘Doe ik.’ ‘Hij houdt de nicht van Whitlock daar vast als een soort van verzekering voor het geval er morgen in het Trade Center iets mis mocht gaan. Hij wil dat jij haar bewaakt zolang hij weg is.’ ‘Verzekering? Is hij aan het doorslaan?’ ‘Nee, hij is gewoon slim, zoals altijd. Doe wat hij zegt en dood hem zodra hij weer terugkomt, ongeacht wat er in het Trade Center gebeurd is. We kunnen hem na morgen toch niet meer gebruiken. Maar wees voorzichtig. Hij is slim. Hij verwacht vast en zeker dat wij hem uit de weg willen ruimen als het eenmaal achter de rug is.’ ‘En het meisje?’ ‘Zij is getuige, dus dat weet je wel. Maar je mag haar niets doen voordat je hem gedood hebt. Zoals ik al zei, hij is slim. Het zit er dik in dat hij een methode heeft ontwikkeld om het huis ongezien te naderen. En als hij ziet dat zij dood is, trekt hij zich weer terug. En dan zijn we hem kwijt.’ ‘Ik begrijp het.’ ‘Goed. Hoe is het met de president?’ ‘Die is weer in conclaaf met een stel collega’s van de VN. Ze hebben zich al drie uur in zijn suite opgesloten. Joost mag weten wat ze allemaal bekokstoven.’ ‘Het maakt niet zoveel meer uit, of wel? Morgen om deze tijd is hij dood.’ Brett gniffelde. ‘Ja, meneer, inderdaad.’ Bailey glimlachte bij zichzelf en legde de hoorn neer. Hij verliet zijn studeerkamer, deed de deur achter zich op slot en liep naar beneden om zich bij zijn vrouw en kinderen in de woonkamer te voegen.
***
Kolchinsky wreef zich vermoeid in de ogen en sloeg een van de dossiermappen open die voor hem op het bureau van Philpott waren klaargelegd. Er lagen er zes, elk met een verslag van de vorderingen van de eenheden die momenteel in het veld waren. Ze werden door analisten in het commandocentrum opgesteld. Hij las de eerste twee alinea’s van het verslag, onderdrukte een geeuwtje en stond op. Het drong niet meer tot hem door. Hij moest er even uit. Hij schonk een kopje koffie in en nam plaats op de bank naast het bureau. Hij had net een sigaret opgestoken en wilde zijn koffie weer pakken toen de deur tussen zijn kantoor en het commandocentrum opengleed en Hans binnenkwam, de analist die zich met de vingerafdrukken op de krant uit het appartement in Greenwich Village had beziggehouden. ‘De uitslag.’Hans overhandigde hem de map. ‘Kijkt u maar eens.’Kolchinsky sloeg de map open. Er zat een uitdraai in van het bestand dat met de gevonden vingerafdrukken correspondeerde. De naam stond in levensgrote kapitalen boven aan de pagina: JEAN-JACOUES BERNARD. Hij deed de map weer dicht en legde hem op het tafeltje. ‘Is er verder nog iets van uw dienst?’ ‘Nee, dank je, Hans,’antwoordde Kolchinsky. Hans keerde weer terug naar het commandocentrum en liet de deur achter zich dichtglijden. Kolchinsky keek naar de map. Hij wist dat hij verbaasd zou moeten zijn, maar dat was hij niet. Hij kon het gevoel niet uitleggen. Het was bijna alsof hij onbewust al iets dergelijks verwacht had. Was dat zo? Hij keek naar de telefoon op het bureau van Philpott. Whitlock had hem gevraagd te bellen zodra hij iets wist. Maar wat voor zin had het om Whitlock met dit nieuws te wekken? Dan kon hij vast geen oog meer dicht doen. En ze konden er toch niets aan doen. Nee, hij zou het Whitlock morgenvroeg wel vertellen. Hij wilde de map weer pakken en stootte per ongeluk zijn bekertje koffie om. De koffie droop op het tapijt. Hij vloekte kwaad, maar toen hij zich bukte om de beker op te rapen zag hij dat er iets aan de onderkant van het tafeltje vast zat. Eerst dacht hij dat het een spin was of misschien zelfs wel een stukje kauwgom, maar toen hij beter keek besefte hij dat het een microfoon was ter grootte van een jasknoop. Er zaten twee punten aan de achterkant waarmee hij in het hout was gedrukt. Hij haalde het ding niet weg. Nee, dat zou degene die het daar geplant had alleen maar alarmeren. En er was maar één man die het gedaan kon hebben en dat was Dave Forsythe. Hij was degene die het afgelopen jaar iedere ochtend het commandocentrum en de kantoren van Philpott en Sarah op afluisterapparatuur had gecontroleerd. Hij was een van de oudste elektronica-experts binnen de organisatie. Kolchinsky kon het nauwelijks geloven, maar het bewijs was er. En hoe lang had het daar al gezeten? Hoelang werden ze hier al afgeluisterd? Hij stond op en pakte de dossiers. De rest zou hij thuis wel lezen. Daar voelde hij zich tenminste niet verraden. Hij drukte op het knopje om de deur te openen, knipte het licht in Philpotts kantoor uit en sloot de deur weer achter zich.