7
‘Morgen.’ ‘Morgen,’antwoordde Rosie. Ze kwam net uit de slaapkamer te voorschijn en wreef vermoeid haar ogen uit. ‘Lekker geslapen?’vroeg Bernard. ‘Heerlijk, dank je. Ik heb in tijden niet zo goed geslapen.’ ‘Mooi.’Bernard trok zijn leren jasje aan. ik moet snel weg. Er ligt eten in de koelkast. Tast gerust toe. En ik heb twintig dollar op de keukentafel gelegd. Koop daar maar avondeten voor.’ ‘Zijn er ook speciale dingen die je niet eet?’vroeg ze aarzelend. ‘Je bedoelt in verband met mijn religie of zo? Nee, ik ben geen moslim. Ik ben katholiek opgevoed, maar toen mijn vader overleed heb ik het geloof afgezworen. Haal maar wat je wilt, een pizza, een hamburger, het maakt niet uit.’ ‘Hoe laat ben je terug?’ ‘Je weet hoe dat gaat in de zakenwereld. Die bijeenkomsten kunnen uren doorgaan. Ik hoop om een uur of zes thuis te zijn.’Bernard deed de voordeur open en keek toen naar haar om. ‘Het geld is voor eten, niet voor hasj. Als de politie je weer bij een dealer snapt ben je erbij.’ ‘Ik weet het,’antwoordde ze. ‘Ik koop wel wat hasj, oké?’ ‘Oké,’antwoordde ze grinnikend. ‘Marc?’ ‘Ja?’ ‘Bedankt voor alles.’ Bernard knipoogde naar haar, vertrok en deed de deur achter zich dicht. Rosie maakte een ontbijtje klaar, trok toen het grote witte T-shirt dal Bernard haar geleend had uit en trok haar spijkerbroek aan, met het lichtblauwe shirt dat hij voor haar had klaargelegd. Ze rolde de mouwen op, ging weer naar de keuken en zette nog wat koffie bij. Met een verse kop koffie in beide handen ging ze aan de keukentafel zitten om over de vorige avond na te denken. Hij had haar na de Rollercoaster meegenomen naar een steakhouse, waar hij voor haar de grootste T-bone steak had besteld die ze ooit gezien had. Ze had vreselijke honger, want ze had al zesendertig uur geen fatsoenlijke maaltijd meer gehad: ze had niet alleen de biefstuk helemaal opgegeten, maar zelfs nog plaats over voor ijs. Toen waren ze via een dealer bij het Bryant Park naar zijn appartement gegaan. Daar hadden ze uren zitten praten. Zij althans. Hij had geduldig geluisterd terwijl zij haar ziel blootlegde. Het was alsof er langzaam een enorme last van haar schouders was gegleden. In zijn gezelschap voelde ze zich volkomen op haar gemak. Hij deed haar aan C.W. denken. Twee heren. C.W. was de enige andere persoon met wie ze kon praten wanneer ze problemen had. Ze wist dat C.W. haar flink op haar kop zou hebben gegeven wanneer hij wist dat ze zomaar met een vreemde man was meegegaan, maar dit was voor haar ook een uitzondering. Sterker nog, het was de eerste keer dat het ooit was voorgevallen. En ze had het ook niet gedaan wanneer ze ook maar de minste twijfel over hem had gekoesterd. Maar haar intuïtie had gelijk gehad. Ze vroeg zich af of C.W. het zou begrijpen. Ze zou hem wel bellen. Kon hij de boodschap mooi aan haar ouders doorgeven... Haar gedachten werden onderbroken door de zoemer bij de voordeur. Haar eerste gedachte was dat Marc was teruggekomen voor het een of ander. Hij was waarschijnlijk zijn sleutels vergeten. Dat deed haar moeder ook de hele tijd. Ze zette het kopje op tafel en wilde net opstaan toen ze zich iets anders bedacht. Het kon ook de politie zijn. Als ze haar spoor nu eens gevolgd waren? Maar hoe dan? En hoe dan ook, de flat lag in Murray Hill, een heel eind van Times Square. Ze was niet in overtreding. Maar gisteravond dan? Toen was ze nog op Times Square geweest. Hadden ze een tip gekregen? Van wie? Van Kenny? Maar hij wist niet waar ze was. Er werd opnieuw gebeld. Ze stond op en liep naar de voordeur. Ze deed hem op de ketting open. ‘Rosie?’riep een stem. ‘Kenny?’zei ze, door de kier turend. ‘Kan ik binnenkomen of moeten we zo praten?’Ze deed de ketting van de deur en gooide hem open. ‘Hoe wist je dat ik hier was?’ ‘Ik heb je laten volgen,’antwoordde Doyle en duwde onmiddellijk met zijn handen tegen de deur, omdat Rosie probeerde hem in zijn gezicht dicht te smijten, ik maakte me zorgen om je.’ ‘Dus liet je me bespioneren,’snauwde ze, nog altijd proberend de deur weer dicht te duwen. ‘Ga weg, Kenny. Ga weg en laat me met rust.’ ‘Rosie, ik wil alleen maar met je praten. Alsjeblieft.’ ‘Nee!’riep ze. ‘Ga weg.’ ‘Als je zo blijft schreeuwen belt een van de buren de politie nog. Is dat soms wat je wilt?’ Ze hield op met duwen. ‘Oké, zeg wat je op je lever hebt en smeer hem dan. Ik kan nauwelijks geloven dat je zo doet, Kenny. We waren altijd vrienden.’ ‘Dat zijn we nog steeds.’ ‘Denk je dat?’beet ze hem toe. ‘Rosie, er klopt iets niet met die vent.’ ‘Je begint toch niet weer opnieuw?’ ‘Ik maak me zorgen om je, Jezus. Die vent heeft je gisteravond geholpen, akkoord. Maar het was echt niet nodig om je daarna in zijn armen te gooien.’ ‘Mij in zijn armen te gooien?’vroeg ze verbijsterd. ‘Dat is precies wat je gedaan hebt en dat weet jij ook. Je kon je ogen niet van hem afhouden. Je leeft in een fantasiewereld, weet je dat?’Doyle schudde langzaam zijn hoofd. ‘Doe je ogen eens open, Rosie. Dit is de echte wereld. Je hokt met...’ Rosie sloeg hem in het gezicht, ik hok helemaal niet met hem! Hij heeft me niet eens aangeraakt.’ Doyle drukte de rug van zijn hand tegen zijn mondhoek. Zijn lip bloedde, ik heb mijn best gedaan. Je weigert gewoon uit je fantasiewereld te voorschijn te komen, maar dat zul je nog wel leren. Alleen leer jij het op de hardste manier. Ik zie je nog wel. Pas goed op jezelf.’ Rosie keek toe hoe Doyle in de lift verdween. Ze veegde een traan van haar wang. Waarom had ze hem geslagen? Ze had nog nooit eerder iemand geslagen. En hij was haar beste vriend. Ze wist dat hij alleen probeerde haar te beschermen. Hij was altijd de grote broer geweest die ze nooit had gehad. Maar waarom kon hij niet begrijpen dat ze haar eigen vrijheid nodig had, een vrijheid om haar eigen vrienden uit te zoeken? Ze had zo graag gewild dat hij Marc ook gemogen had. Maar nu besefte ze dat dat nooit het geval zou zijn. Hij zou er voor haar zijn wanneer Marc weg was. Hij was er altijd voor haar. Dat maakte hem zo bijzonder. Dan konden ze weer met elkaar praten. Maar tot dan zou ze bij de Rollercoaster weg moeten blijven, ver weg. Ze deed de deur dicht en ging terug naar de keuken om haar koffie op te drinken. Na de afwas liep ze naar de woonkamer en pakte de krant die Bernard had zitten lezen. Op de voorpagina stond een groot artikel over de mislukte moordaanslag op Jamel Mobuto, voor het United Nations Plaza. Ze nam niet de moeite het te lezen. Ze interesseerde zich niet voor politiek. Ze bladerde de krant door, vond niets dat haar belangstelling prikkelde en gooide hem op het tafeltje midden in de kamer. Ze keek op haar horloge. Vijf voor tien. Ze ging niet de hele dag in deze flat zitten. God, er was niet eens een televisie. Ze ging terug naar de keuken en wilde juist de twintig dollar in haar zak steken toen ze zich bedacht en het geld op de tafel liet liggen. Ze wilde het geld echt alleen maar voor eten gebruiken. Ze keerde haar zakken binnenste buiten. Ze had zes dollar en een paar centen. Genoeg voor een broodje rond lunchtijd. Ze stak haar geld weer in haar zak, pakte de reservesleutel van het tafeltje in de hal en verliet de flat.
***
Vanuit een portiek aan de overkant zag Doyle Rosie het gebouw verlaten. Hij wachtte tot ze uit het gezicht verdwenen was, stak toen de straat over en beklom de trap die naar de glazen deuren leidde. Hij keek vluchtig om zich heen en ging naar binnen. De hal lag er verlaten bij. Hij nam de lift naar de derde verdieping en liep het korte stukje naar het appartement van Bernard. Opnieuw keek hij om zich heen, maar hij zag gelukkig niemand. Hij haalde een creditcard uit zijn portemonnaie en stak die voorzichtig tussen de deur en de deurstijl. Hij liet hem tegen het slot glijden, trok hem zachtjes terug en voelde het slot meegeven. Hij luisterde even, duwde vlug de deur open en glipte naar binnen. De deur deed hij zachtjes achter zich dicht. Hij keek in de kamer het dichtst bij de voordeur, de woonkamer. De tweede deur was van een slaapkamer. Het bed was niet opgemaakt. Het T-shirt dat Rosie die nacht gedragen had lag verfrommeld in de hoek. Hij probeerde de volgende deur. Ook die was van een slaapkamer. Het bed was met militaire precisie opgemaakt. Hij liep naar de kast en probeerde de deur. Die zat niet op slot. Hij trok hem open. De kleren waren gestreken en keurig netjes opgevouwen in stapeltjes op de planken gelegd. Hij opende de andere deur. Twee spijkerbroeken hingen naast een zwarte broek en een grijs sits jasje. Hij hurkte neer en ritste de grijze tas open die onder in de kast stond. De tas was leeg. Hij wilde hem net weer dichtritsen toen hij het zwarte attachékoffertje tegen de achterkant van de kast zag staan. Hij duwde de tas aan de kant, haalde het koffertje te voorschijn en legde dat voorzichtig op de grond. Hij veegde het zweet van zijn voorhoofd en keek steels over zijn schouder, als een ondeugende schooljongen die een sigaret achter de toiletten wil opsteken. Hij veegde zijn klamme handen aan zijn overhemd af en probeerde het koffertje open te maken. Dat lukte niet, er zat een combinatieslot op. Hij hield het koffertje scheef om het slot iets beter te kunnen bekijken. Het stond op vier maal nul. ‘Een-negen-zes-zeven.’ Doyle keek om, geschrokken van de stem achter hem. Bernard stond in de deuropening, met een automatische Desert Eagle in de hand. ‘Ga verder,’zei Bernard, naar het koffertje wijzend met de loop van het pistool. ‘De combinatie is één-negen-zes-zeven, het jaar dat het PFLP werd opgericht.’ ‘Wat?’vroeg Doyle, zijn ogen op het pistool gericht. ‘Heb je nog nooit van het PFLP gehoord?’Doyle slikte nerveus en schudde zijn hoofd. ‘Het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina.’ ‘U bent een terrorist!’flapte Doyle eruit. ‘Ik zeg liever "revolutionair". Maar dat ben ik niet meer. Ik werk nu op freelance basis.’ ‘Hoe wist u dat ik hier was?’stamelde Doyle. Bernard wees op het zendertje aan zijn riem. ‘Dit apparaatje begon te piepen toen jij de kast opendeed.’Hij zag dat Doyle hem nog steeds vragend aankeek, ik zat in de flat hiernaast te werken. Je kunt van de ene flat in de andere komen via een deur in de woonkamer. Daarom heb je me ook niet horen binnenkomen. Eerlijk gezegd dacht ik dat het Rosie was die een beetje rondneusde.’ ‘Wat gaat u met haar doen?’ ‘Niets,’antwoordde Bernard kalm, waarna hij weer naar het koffertje gebaarde met zijn pistool. ‘Je hebt het nog steeds niet opengemaakt. Ik dacht dat je wel nieuwsgierig zou zijn naar wat erin zat.’ De handen van Doyle beefden terwijl hij het combinatieslot op de juiste stand zette. Hij plaatste zijn duimen op de palletjes en keek op naar Bernard. Zijn ademhaling kwam met horten en stoten en het zweet stroomde nu tappelings langs zijn gezicht. ‘Hij explodeert niet in je gezicht, hoor, als dat het is waar je je zorgen over maakt,’zei Bernard. ‘Denk je dat ik hier dan zou blijven staan?’ Doyle veegde het zweet van zijn voorhoofd met de rug van zijn hand en maakte het koffertje open. Hij tilde het deksel op. In het koffertje lagen de onderdelen van een geweer en een telescoopvizier, alle verzonken in schuimplastic. ‘Een geweer. Ik had het kunnen weten.’ ‘Een Galil om precies te zijn. Speciaal voor sluipschutters. Ze mogen dan onze vijanden zijn, de Israëli’s maken nog altijd de beste wapens ter wereld. En, is je nieuwsgierigheid nu bevredigd, homojongen?’ Dat laatste woord deed Doyle opspringen alsof hij door een wesp gestoken was. Hij dook op Bernard af, die zijn wilde aanval makkelijk ontweek, waarna hij Doyle een gemene klap in de nek gaf. Doyle wankelde en hield zijn handen op om zijn gezicht te beschermen, terwijl hij ruggelings tegen de muur viel. Bernard haalde een geluiddemper uit zijn zak en schroefde die op de loop van het pistool. Hij keek naar Doyle, die op zijn knieën zat, met gebogen hoofd, en met zijn vingers voorzichtig zijn nek masseerde. ‘Hé, homojongen?’zei Bernard, Doyle een trapje gevend met zijn voet. Doyle keek langzaam op. Bernard glimlachte kil en schoot hem door het hoofd.
***
Kolchinsky zat een dossier te lezen toen de intercom zoemde. ‘C.W. is hier, meneer Kolchinsky.’ ‘Laat hem maar binnen, Sarah,’antwoordde Kolchinsky. Hij drukte op het knopje en de deur gleed open. ‘Morgen, Sergei,’zei Whitlock. Kolchinsky keek op zijn horloge. ‘Middag. Het is één minuut over twaalf.’ Whitlock haalde zijn schouders op. ‘Over één minuutje ga ik niet bekvechten.’ ‘Ga zitten,’zei Kolchinsky. Hij wees naar de zwarte bank die het dichtst bij zijn bureau stond, ik dacht dat jij de president vanmorgen naar het African-American Institute zou vergezellen?’ ‘Dat tripje is afgelast.’Whitlock ging zitten. ‘Hij is de hele morgen in bespreking. En ik vind het best. Hoe minder hij van New York ziet hoe beter.’ ‘En dat uitstapje naar Harlem dan, van vanmiddag?’ ‘Dat gaat helaas wel door. Het staat voor twee uur op het programma. Daarom had ik even tijd om langs te wippen. Heb je nog iets van die twee sluipmoordenaars gehoord?’ ‘Niets. Ik heb vanmorgen weer met Zimbala gebeld. Naar het schijnt heeft de geheime politie een heleboel documenten vernietigd voor Jamel Mobuto de organisatie ontmantelde. Een hele hoop dossiers over het eigen personeel zijn ook vernietigd. Ze hebben beloofd me te bellen zodra ze iets gevonden hebben.’Kolchinsky duwde een dossier over het bureau naar hem toe. ‘Dit kwam vanmorgen binnen, van het lab. Het is het rapport over de schietpartij voor het United Nations Plaza. Grotendeels een routineverhaal, maar er was iets dat me in het oog sprong - tweede pagina, derde alinea. Kijk maar eens.’ Whitlock sloeg het dossier open en las de betreffende alinea, waarna hij Kolchinsky aankeek. ‘Ja, ik zie wat je bedoelt. De schutter stond op zo’n dertig meter van Mobuto, maar schoot toch bijna een meter naast. Zijn ze zeker van die berekeningen?’ ‘Ze hadden een hele club persfotografen om op scherp te stellen.’Whitlock klapte de map dicht en legde hem weer op het bureau. ‘Iedere sluipschutter die zijn vak een beetje verstaat had het beter gedaan. Vanaf die afstand.’ Kolchinsky vertelde in het kort wat Sabrina eerder over een ‘derde man had gemeld. ‘Als Bernard die mysterieuze derde man is, waarom zouden ze hem dan niet gebruiken om Mobuto uit de weg te ruimen?’vroeg Whitlock. ‘Waarom zouden ze dan al die moeite doen om een stel ex leden van de geheime politie te ronselen...’Hij keek Kolchinsky vragend aan. ‘Om ons af te leiden?’ ‘Daar had ik ook al aan gedacht. Maar waarom? We weten dat Bernard nog niet eens in het land was toen die aanslag gepleegd werd. Hij zat nog in Beiroet.’ Whitlock stond op en liep naar het raam. Hij beet bedachtzaam op zijn lip en draaide zich toen om naar Kolchinsky. ‘Als die derde man er nu eens wél bij was toen die mislukte aanslag gepleegd werd?’ ‘Als ondersteuning?’ ‘Nee, om raak te schieten. Die schutter in het publiek was bedoeld om ons van hem af te leiden.’ Kolchinsky tikte op de dossiermap. ‘De kogel die uit de muur is gehaald kwam uit het pistool dat die schutter liet vallen toen jij hem op de hielen zat.’ ‘Precies,’zei Whitlock knikkend. ‘Hij schoot expres ver naast. Dat zou kloppen met onze gegevens.’ ‘Waarom heeft die derde man Mobuto dan niet neergelegd?’ ‘Waarschijnlijk omdat hij daar de kans niet meer voor kreeg.’Whitlock liep naar het bureau en keek Kolchinsky aan. ik weet dat het allemaal nog vaag is, Sergei, maar het klopt allemaal wel. Kijk, die schutter trekt onze aandacht door in het wilde weg te schieten en geeft de werkelijke sluipschutter de kans Mobuto in de verwarring dood te schieten. Maar zoals ik al zei stonden er waarschijnlijk andere mensen voor. En hij moest natuurlijk wel in één keer raak schieten.’ ‘Maar als die theorie van jou klopt, waarom probeerde de eerste schutter dan niet ook om Mobuto dood te schieten? Waarom zou hij er expres naast schieten?’ ‘Omdat ze Mobuto dood willen hebben. Wie is betrouwbaarder, de man in de menigte die alleen een handwapen heeft of de sluipschutter die het hele gebied kan overzien? Als die eerste schutter hem nu eens alleen maar verwond had? In het ziekenhuis zouden ze nooit bij hem kunnen komen. Daar zou hij nog beter bewaakt worden dan Fort Knox.’ ‘Als je theorie klopt kan Bernard nooit de derde man zijn.’ ‘Waarom niet?’vroeg Whitlock. ‘Omdat hij eergisteren nog in Beiroet zat.’ ‘Dat zegt Bailey. Jij zei dat Bernard door een CIA-agent op het vliegveld is gezien. Bernard kan hem makkelijk hebben omgekocht om dat te zeggen. Als hij hier al die tijd nu eens wél geweest is?’ Kolchinsky keek peinzend naar de dossiermap en keek toen op naar Whitlock. ‘Als je gelijk hebt, moet de volgende poging vanmiddag plaatsvinden. Het is de enige keer dat de president zich in het openbaar vertoont.’ ‘Precies. Ik wil meer sluipschutters van de politie hebben om het gebied rond de school in de gaten te houden.’ ‘Hoeveel?’ Whitlock dacht even na. ‘Twaalf, voor alle veiligheid.’Kolchinsky maakte een notitie, ik zal het met de commissaris bespreken.’ ‘Nou, ik kan maar beter naar het hotel gaan. Bel me zodra je de commissaris gesproken hebt.’ Kolchinsky knikte en deed de deur voor Whitlock open. Toen de deur weer dicht zat pakte hij de telefoon.
***
‘Hallo?’zei Bernard. Hij had de hoorn maar één keer laten overgaan. ‘Zeevogel,’zei een stem. ‘Columbus,’antwoordde Bernard. Dat was zijn codenaam. ‘Whitlock weet wat we van plan zijn,’vertelde Zeevogel. ‘Plan A gaat niet door. Ga niet naar Harlem vanmiddag.’ ‘En Sibele en Kolwezi dan?’ ‘Stuur die maar alsof er niets aan de hand is. Zij zijn vervangbaar. Dan denkt Whitlock meteen dat hij gelijk had.’ ‘Dus het wordt Plan B.’ ‘Inderdaad,’zei Zeevogel. ‘En het geweer?’ ‘Ik stuur wel iemand langs om het op te halen. Maak je geen zorgen, we krijgen het zonder problemen langs de beveiliging.’Bernard legde de hoorn neer en glimlachte bij zichzelf. De aanslag op Mobuto was nu aan hem en zo zag hij het graag.
***
Rogers zat bij de deur van de suite van Mobuto een tijdschrift te lezen toen de liftdeuren opengingen en Whitlock uit de lift te voorschijn kwam. De twee agenten bij de lift checkten zijn pasje en lieten hem door. Rogers gooide het tijdschrift op het tafeltje naast zich en stond op. ‘Ze zijn nog steeds in bespreking,’zei hij toen Whitlock bij hem was aangekomen. Whitlock keek geïrriteerd op zijn horloge. ‘Wat wil hij toch? Hij weet dat hij over een uur op die school moet zijn. Het barst al van de persfotografen beneden.’ ‘Ze ruiken zeker bloed,’zei Rogers cynisch. ‘Ongetwijfeld,’beaamde Whitlock. ‘Als hij een halfuur geleden klaar was geweest, hadden we geen last van de pers gehad.’Opeens ging de deur open en verscheen de enorme gestalte van Masala. ‘De president is over vijf minuten klaar om te vertrekken.’Whitlock wachtte tot de Zimbalese ambassadeur bij de Verenigde Naties en zijn gevolg waren vertrokken en ging naar binnen. ‘Kan ik de president even spreken?’vroeg hij aan Masala. ‘De president is zich aan het verkleden,’klonk het scherpe antwoord. ‘Is er iets?’vroeg Mobuto vanuit de deuropening van zijn slaapkamer. ‘Het zou kunnen,’antwoordde Whitlock. ‘Komt u maar even binnen dan,’zei Mobuto, en hij verdween weer in de slaapkamer. Mobuto stond voor de spiegel een rode zijden das te strikken toen Whitlock binnenkwam. ‘En wat is er dan wel aan de hand?’Whitlock slikte zijn boosheid over Mobuto’s sarcastische toon in. ‘We hadden afgesproken dat u over een halfuur klaar zou zijn om de mensen van de pers te ontwijken.’ ‘De vergadering duurde langer dan ik verwacht had,’antwoordde Mobuto. Hij keek Whitlock aan via de spiegel. ‘Nou, de pers is inmiddels op volle sterkte. We zullen u door de achterdeur naar buiten moeten smokkelen.’Mobuto had zijn das gestrikt en draaide zich om naar Whitlock. ‘Moet ik soms ook een papieren zak over mijn hoofd dragen?’ ‘Dit zou allemaal niet nodig geweest zijn als we op tijd vertrokken waren,’kaatste Whitlock terug. Hij kon zich niet langer inhouden. ‘Je klinkt net als mijn vader. Alles wat hij deed moest met militaire precisie gedaan worden. Hij was een man van de klok. Het woord flexibiliteit kwam in zijn woordenboek niet voor.’Mobuto stak zijn hand op voor Whitlock kon reageren. ‘Laten we één ding duidelijk stellen, Clarence. Ik ben van plan hier via de voordeur te vertrekken. En als er een sluipschutter tussen de mensen staat, laten we dan hopen dat je net zo snel bent als de vorige keer. Maar ik buig mijn hoofd niet voor hun terreur door me via achterdeuren naar buiten te laten smokkelen. Is dat begrepen?’Whitlock knikte. Mobuto trok zijn jasje aan en stak een anjer in zijn knoopsgat, ik ben klaar. Zullen we gaan?’ Nog voor Whitlock antwoord kon geven ging zijn pieper over. Hij schakelde hem uit en liep meteen naar de zitkamer, waar een speciale telefoon stond die niet kon worden afgeluisterd. Hij belde naar de UNACO en gaf Sarah zijn identiteitsnummer. Ze verbond hem onmiddellijk door met Kolchinsky. ‘Bailey heeft net gebeld,’meldde Kolchinsky. ‘Bernard heeft contact met hem opgenomen.’ ‘Eindelijk,’antwoordde Whitlock. ‘Heeft hij gezegd wanneer de aanslag zou plaatsvinden?’ ‘Bij de school.’ ‘Waar bij de school?’ ‘Er is geen definitief plan, maar Bernard heeft de schutter gezegd dat hij buiten de school moest toeslaan.’ ‘Dus is er ook een tweede sluipschutter in het spel.’ ‘Misschien,’antwoordde Kolchinsky. ‘Het team bestaat uit twee man, net als eerst: een chauffeur en een schutter. Ze rijden in een rode Buick, kenteken 472 ENG.’ ‘Kijk, daar heb ik wat aan,’zei Whitlock, terwijl hij het nummer neerkrabbelde. ‘Het zit me niet lekker, C.W. Wees voorzichtig.’ ‘Daar kun je op rekenen,’antwoordde Whitlock. ‘Houd me op de hoogte.’ ‘Doe ik,’zei Whitlock en hij legde de hoorn op de haak. ‘En?’vroeg Mobuto. Whitlock vertelde wat Kolchinsky hem zojuist gemeld had. ‘Nu weten we in elk geval wat er gaat gebeuren,’zei Mobuto toen Whitlock was uitgepraat. Ik hoop het,’antwoordde Whitlock zacht, waarna hij Mobuto naar de deur volgde.
***
De Mercedes met de president aan boord reed tussen twee politiewagens in. Een tweede Mercedes vormde de achterhoede. Whitlock zat voor in de presidentiële auto. Hij dacht diep na. Had hij aan alles gedacht toen hij vanmorgen de veiligheid rond en in de school geregeld had? Was er een zwakke schakel? Hij had plattegronden van de buurt bestudeerd met het hoofd van het team scherpschutters dat de politie geleverd had. Hadden ze niets over het hoofd gezien? Als er iets met Mobuto gebeurde nu ze gewaarschuwd waren dat er opnieuw een aanslag gepleegd zou worden, zouden er beslist koppen gaan rollen, die van hem het eerst. Hij had de politie inmiddels gewaarschuwd dat ze moesten uitkijken naar de rode Buick. En hij had strikte orders gegeven dat ze niet het vuur mochten openen, tenzij het absoluut noodzakelijk was. Een gevangene om te ondervragen zou van onschatbare waarde zijn in een geval dat om antwoorden schreeuwde, en de kans dat de schutter gedood zou worden was veel groter dan dat de chauffeur eraan zou gaan. Dan had je Bernard nog. Waar paste hij in deze puzzel? Was hij de derde man? En zo ja, werkte hij voor Bailey of had hij de CIA belazerd? Werkte hij voor Ngune? Zoveel vragen en op geen ervan had hij een antwoord. Daar maakte hij zich ongerust om. En dit bezoek van Mobuto aan Harlem zat hem net zomin lekker als Kolchinsky... ‘Ben je getrouwd, Clarence?’vroeg Mobuto vanaf de achterbank, ik realiseerde me opeens dat ik niets van je weet vanaf het moment dat je bent afgestudeerd.’ Whitlock wilde maar dat Mobuto eens ophield hem Clarence te noemen. Maar hij kon er niets tegen doen. Mobuto had al aan Kolchinsky gemeld dat hij hem Jamel had genoemd op de luchthaven. Kolchinsky had hem de volgende dag te verstaan gegeven dat hij de president niet meer mocht tutoyeren. Mobuto was een gast van het land en een belangrijke gast ook nog. Kolchinsky had ook gezegd dat de president hem niet wilde beledigen, hij sprak hem alleen maar bij zijn voornaam aan. Whitlock wist dat hij gelijk had. Clarence, wat een naam! ‘Ja, ik ben al zeven jaar getrouwd. Mijn vrouw werkt toevallig in Harlem.’ ‘O ja? Wat doet ze dan?’ ‘Ze is kinderarts.’ ‘O, interessant,’zei Mobuto zonder echt overtuigend te klinken. ‘Heb je ook kinderen?’ ‘Nee.’ Het werd weer stil in de auto. ‘Nu zijn we in Harlem,’zei Whitlock toen de Mercedes de politiewagen achterna reed, Lenox Avenue op. Mobuto keek door het getinte glas. ‘Wat ziet dat er allemaal akelig en deprimerend uit.’ ‘Dat is het ook. Armoede is hier wijdverbreid omdat er zoveel werkloosheid is. De jeugd gaat aan de drugs of duikt de misdaad en de prostitutie in. Het is nauwelijks te geloven dat dit Amerika is, het land van de vrijheid.’ ‘Ik zou graag een paar mensen spreken,’zei Mobuto met een gemartelde uitdrukking op zijn gelaat. ‘Chauffeur, stop eens.’De chauffeur keek Whitlock nerveus aan, maar die schudde zijn hoofd. ‘We stoppen niet eerder dan dat we bij de school zijn.’ ‘Waarom niet?’vroeg Mobuto. ‘Dit zijn ook jouw mensen, Clarence.’ ‘We mogen dan zwart zijn, meneer de president, maar wij horen hier niet. Ze houden niet van mensen van buiten. En dat kun je ze ook nauwelijks kwalijk nemen, als je al die ellende hier ziet. Dit is wat een paar opeenvolgende Amerikaanse regeringen voor Harlem gedaan hebben. Het stemt me bitter, iedere keer als ik hier kom. Maar deze mensen willen mijn medeleven niet. Ze willen niemands medeleven. Ze willen alleen maar met rust worden gelaten, zodat ze hun eigen problemen kunnen oplossen.’Whitlock keek Mobuto aan via zijn spiegeltje. ‘Denk niet dat het makkelijk was om Harlem binnen te komen. Dat was het niet. De regering moest met plaatselijke gemeenschapsleiders onderhandelen om het konvooi binnen te laten. We rijden nu door het gebied van de een of andere bende. Het is een soort terreinvredebreuk. Als ons bezoek niet door de gemeenschapsleiders was gesanctioneerd, zou het konvooi allang zijn aangevallen.’ ‘Maar dan zou de politie toch in actie komen?’lien flauwe glimlach krulde de mondhoeken van de chauffeur. ‘De bendes zijn niet bang voor de politie,’zei Whitlock. ‘Het is eerder andersom. U hebt misschien wel gezien dat alle agenten in het konvooi zwart zijn. Het zijn allemaal agenten die in Harlem werken. De mensen kennen hen.’Mobuto zweeg. De grote menigte toeschouwers die zich buiten de school verzameld had, werd door een cordon agenten bij de poort weggehouden. Sommigen waren oprecht in de man geïnteresseerd, anderen waren aangetrokken door de enorme belangstelling die de pers voor het bezoek aan de dag had gelegd sinds de mislukte aanslag op zijn leven van twee dagen geleden. De schoolkinderen die langs de weg stonden hadden kleine Zimbalese vlaggetjes gekregen en begonnen er allemaal tegelijk mee te zwaaien op het moment dat de optocht in zicht kwam. Mobuto glimlachte en wuifde. Whitlock negeerde de kinderen. Zijn ogen waren op de omringende gebouwen gericht. Hij zag de politiescherpschutters op de daken staan, hun gezichten tegen de felle zon beschermd door de zwarte klep van hun pet. Hij had opdracht gegeven dat ieder huis binnen een straal van zevenhonderd meter van de school doorzocht en in het oog gehouden moest worden. Hij wist dat dat al een hoop woede had gewekt bij de bewoners, vooral omdat de agenten die zich ermee belast hadden voornamelijk blanken waren, maar hij kon er niets aan doen. Het was zijn plicht om Mobuto te beschermen. De Mercedes volgde de politiewagen door de ijzeren poort en stopte tweehonderd meter verder voor de hoofdingang van de school, waar de directeur en een deputatie gemeenschapsleiders de president van Zimbala stonden op te wachten. Whitlock deed zijn oortelefoontje in, waarmee hij contact hield met de leider van het scherpschuttersteam, stapte uit en wachtte tot Rogers en Masala uit de tweede Mercedes waren gestapt en bij hem waren komen staan alvorens hij het portier voor Mobuto opentrok. De directeur kwam naar voren toen Mobuto uitstapte en stak zijn hand uit. Hij heette Mobuto welkom op de school en stelde hem voor aan de vijf gemeenschapsleiders die waren uitverkoren om hem te ontmoeten. Whitlock en Rogers wisselden bezorgde blikken uit. Waarom kon dat niet binnen gebeuren? Mobuto was een prachtig doelwit, zo pal voor die ingang. Whitlock zette zijn zonnebril op en keek naar het dak van het aangrenzende gebouw. Daar stonden twee scherpschutters van de politie. Hij voelde het zweet langs zijn gezicht druppelen. Bernard had gezegd dat de aanslag buiten de school gepleegd zou worden. Daarom had hij Mobuto er al van weerhouden iets eerder uit de auto te stappen en de toeschouwers te begroeten. Dat zou het noodlot tarten zijn. Maar als Bernard de scherpschutter nu eens was, waarom had hij Bailey dan van tevoren getipt? Hij kon er geen touw meer aan vastknopen. Maar het was nu niet het geschikte moment om over de betrokkenheid van Bernard te speculeren. Hij keek nog één keer om zich heen en keek toen naar Mobuto, die juist aan de laatste gemeenschapsleider werd voorgesteld. Hij knikte naar Masala, die bij de deur ging staan zodat hij zo direct vooraan kon lopen, sprak kort met de politieagenten die een cordon rond de hoofdingang hadden gevormd en herhaalde nog eens wat hij die morgen ook al een paar keer gezegd had: niemand mocht langs hen naar binnen wanneer Mobuto eenmaal naar binnen was gegaan. Hij droeg hen ook op contact te houden met de andere politiemensen in en rond het schoolgebouw en contact met hem op te nemen als er iets vreemds gebeurde, hoe triviaal het volgens hen misschien ook was. Hij wilde de sluipschutter, of sluipschutters, graag in handen krijgen zonder dat er een schot gelost hoefde te worden. Daarmee zou hij het steekje kunnen goedmaken dat hij aan het begin van het bezoek, voor het hotel, had laten vallen. Rogers tikte hem op de arm. Ze waren gereed om naar binnen te gaan. Whitlock had niet goed geweten of hij Rogers nu wel of niet in de hal aanwezig moest laten zijn. Hij zou de enige blanke in het hele gebouw zijn. Uiteindelijk was besloten dat hij de deur achter het podium in de gaten zou houden. Hij zou vanuit de hal niet te zien zijn door de zware rode gordijnen die het podium aan drie kanten begrensden. Whitlock keek nog één keer om zich heen en liep toen achter Mobuto aan het gebouw binnen.
***
Walter Sibele had acht jaar bij de Zimbalese geheime politie gezeten toen die door Jamel Mobuto werd opgeheven, dus toen de kans zich voordeed om naar Amerika te gaan als lid van een vierkoppig team dat Mobuto uit de weg ging ruimen, had hij die kans met beide handen aangegrepen. Massenga had hen voorgehouden het niet als wraakoefening te zien. Ze moesten de zaak klinisch en professioneel aanpakken. Ze hadden een week getraind op een boerderij vlak buiten Kondese toen Massenga onverwachts was langsgekomen met een man die geen van hen ooit eerder had gezien. Massenga stelde hem voor als ‘Columbus’. Het plan werd gewijzigd. Columbus was de nieuwe teamleider en hij zou Mobuto vermoorden. Ze moesten naar hem luisteren en ieder bevel van hem opvolgen. Ze zetten geen vraagtekens bij deze order van Massenga, maar koesterden wel een wrok tegen de nieuwkomer. Hij moest zichzelf nog bewijzen. Op de tweede dag had hij de handschoen geworpen. Als iemand van hen hem op de schietbaan de baas was, zou diegene niet alleen de nieuwe leider worden, hij mocht ook nog Mobuto de kogel geven. Het was een uitdaging die ze gretig hadden aangenomen. Geen van hen kon echter aan hem tippen, noch met een handwapen, noch met een geweer. Dat was het keerpunt geweest. Tegen de tijd dat de vier mannen naar Amerika waren gevlogen, wilden ze wel voor hem door het vuur gaan. En nu de andere twee dood waren, was het aan Kolwezi en hem om zichzelf tegenover Columbus te bewijzen, ook al betekende het hun dood. Ze waren er klaar voor. Zolang Mobuto tenminste met hen stierf. Dan kon Ngune de macht overnemen en zouden zij martelaars worden. En als ze het overleefden, zou Ngune hen in het openbaar voor hun moed onderscheiden. Maar wat de toekomst ook mocht brengen, Mobuto moest sterven... Sibele was gefouilleerd toen hij het gebouw binnenging en het nummer op zijn uitnodiging was gecheckt op een lijst. Hij had zijn kaartje eerlijk gekocht van een handelaar in het St. Nicholas Park. Er waren slechts vijfhonderd kaartjes in omloop en driehonderdvijftig daarvan waren, op uitdrukkelijk verzoek van Mobuto, vrij te koop geweest. Al het geld ging naar hulp aan kinderen in Harlem. Wanneer alle kaartjes naar de welvarende zwarten van New York waren gegaan, de zwarten die het gemaakt hadden, zoals oorspronkelijk de bedoeling was geweest, dan zou hij nooit binnen zijn gekomen. Het was ironisch dat Mobuto op die manier zijn eigen noodlot over zich had afgeroepen. Het pistool, een Beretta, was een week geleden het gebouw binnen gesmokkeld door een conciërge die ruim beloond was voor zijn moeite. Hij had gewacht tot de toiletten door de politie waren doorzocht, waarna hij het pistool achter een doortrekbak had gehangen, waar Sibele het een paar minuten later had weggehaald. Hij had de Beretta op zijn rug in zijn broekriem gestoken, waarna hij snel een plaatsje had gezocht. Hij was vroeg gekomen, zodat hij verzekerd kon zijn van een stoel dicht bij het podium. Hij had meer dan een uur zitten wachten, maar hij wist dat Mobuto inmiddels gearriveerd was en dat hij over een paar minuten de hal zou binnenkomen... De dubbele deuren achter in de hal werden opengeduwd en de dreigende gestalte van Masala verscheen. Er werd hier en daar gefluisterd, maar toen de directeur ook te voorschijn kwam werd het weer rustig. Het grootste deel van het publiek herkende Mobuto onmiddellijk van de aandacht die in kranten en op de televisie aan zijn bezoek geschonken was en aller ogen volgden hem terwijl hij door het gangpad liep, samen met de rest van de delegatie. Ze beklommen het trapje naar het podium en de directeur wees hem op de stoel die het dichtst bij het publiek stond. De gemeenschapsleiders gingen zitten en lieten de stoel naast Mobuto vrij voor de directeur. Whitlock en Masala gingen achteraan zitten. Whitlock keek in de coulissen. Rogers stak zijn duim naar hem op, gluurde door de gordijnen naar het publiek en liep toen naar de deur achter het podium. De directeur liep naar het spreekgestoelte. Hij keek uit over de zee van zwarte gezichten en schraapte zijn keel. ‘Dames en heren, van harte welkom. Ik had een speech geschreven ter introductie van onze gast, maar dank zij de efficiëntie van de Amerikaanse pers betwijfel ik of hier iemand aanwezig is die het hele levensverhaal van president Mobuto nog niet kent.’ Er werd beschaafd gelachen. Mobuto bleef onbewogen naar het podium staren. ‘President Mobuto is zo vriendelijk geweest erin toe te stemmen om na afloop van zijn redevoering uw vragen te beantwoorden. Dus ik zou zeggen, geef de nieuwe president van Zimbala, Jamel Mobuto, een warm, Harlems welkom.’ Dat was het sein voor Sibele. Terwijl het applaus opklonk trok hij de Beretta en sprong overeind. De vrouw naast hem gilde. Masala duwde de directeur uit de weg en gooide Mobuto tegen de grond, waarna hij hem vliegensvlug achter het podium trok nog voor Sibele kon schieten. Vrouwen en kinderen begonnen te gillen, stoelen werden omver gegooid en een vlucht richting achterdeuren begon. Whitlock trok zijn Browning, maar kon niet schieten: de kans dat hij iemand uit het publiek zou raken in plaats van Sibele, was te groot. Sibele keek naar de galerij, die wegens een renovatie gesloten was. Geen teken van Columbus. Waar was hij? Hij had gezegd dat hij er zou zijn. Er moest iets verkeerd zijn gegaan. Sibele draaide zich weer naar het podium. Hij was alleen. Whitlock was bij de rand van het podium aangekomen toen Sibele de Beretta op hem richtte en vuurde. De kogel raakte Whitlock in de arm. De Browning vloog uit zijn hand. Sibele rende naar het trapje van het podium. Rogers kwam van achter het gordijn te voorschijn en schoot twee keer toen Sibele boven aan het trapje was aangekomen. De kogels troffen Sibele in de borst. Hij viel achterover, op de eerste rij stoelen, waarvan er een paar in elkaar klapten. Rogers sprong van het podium, trapte Sibele de Beretta uit de hand, drukte zijn Smith & Wesson in zijn nek en voelde zijn pols. ‘En?’vroeg Whitlock vanaf de rand van het podium, zijn hand op de kogelwond. ‘Dood,’antwoordde Rogers, waarna hij bezorgd zijn wenkbrauwen fronste. ‘Gaat het?’ Whitlock knikte en haastte zich naar waar Mobuto lag. ‘Alles goed met u?’ ‘Met mij is het prima.’Mobuto kwam overeind en kromp ineen toen hij de bloeddoordrenkte mouw van Whitlock zag. ‘Je verliest een hoop bloed. Je moet naar het ziekenhuis.’ ‘De kogel is erdoorheen gegaan. Het lijkt veel erger dan het is.’De directeur en de gemeenschapsleiders kwamen van achter de gordijnen te voorschijn en keken van het lichaam van Sibele naar de gewonde arm van Whitlock. ‘Hoe is hij hier met dat pistool binnengekomen?’vroeg de directeur. ik dacht dat de politie iedereen gefouilleerd had die hier vandaag was?’ ‘Dat hebben ze ook,’antwoordde Whitlock. iemand moet het wapen al eerder naar binnen hebben gesmokkeld.’Twee geüniformeerde agenten kwamen via de achterdeur de hal binnen, gealarmeerd door de schoten. ‘Bel een ambulance,’riep Rogers hen toe. ‘En doe die deuren dicht. De pers mag hier onder geen beding binnen komen voor het lichaam verwijderd is.’ ‘Ja, meneer,’zei een van de agenten. Ze verdwenen en deden de deuren weer dicht. Whitlock verbond zijn arm zo goed en zo kwaad als het ging met zijn zakdoek, keek over de inmiddels verlaten hal uit en richtte zijn aandacht toen op de galerij. Waarom had Sibele daar naar gekeken? Was dat waar de sluipschutter geacht werd zich schuil te houden? De deur naar de galerij werd door een politieagent bewaakt. Had dat de sluipschutter afgeschrikt? ‘U hebt het ook gezien,’zei Masala achter hem. Whitlock knikte. Er werd op de deur geklopt en een agent, helemaal buiten adem, kwam de hal binnen. Hij keek naar het lichaam van Sibele en zag toen Whitlock staan. ‘We hebben geprobeerd u te bereiken, maar u reageerde niet.’ Whitlock keek instinctief naar het zendertje aan zijn riem. De draad naar het oortelefoontje zat los. Waarschijnlijk losgerukt toen hij viel. Hij keek naar de agent. ‘Wat is er?’ ‘De chauffeur zit een paar straten verderop in de vluchtauto. We wachten op uw instructies.’ Whitlock richtte zich tot Rogers. ‘Ga er meteen op af. We moeten hem levend in handen zien te krijgen. Prent dat iedereen goed in. Als ze gedwongen worden te schieten, zeg dan dat ze op zijn knieën moeten richten.’ ‘Ik ben al weg,’zei Rogers. Hij sprong soepel van het podium. ‘Wacht, ik ga mee,’zei Masala en hij keek naar Mobuto. ‘Ja, toe maar. En vergeet niet wat meneer Whitlock gezegd heeft. Dood hem niet.’ Masala knikte en liep achter Rogers aan de hal uit. Ze werden onmiddellijk belaagd door de pers, maar geen van beiden zei iets terwijl ze zich een weg baanden door het woud van uitgestoken microfoons en cassetterecordertjes. Rogers droeg de politie bij de ingang op, de pers naar buiten te sturen, waarna hij met Masala naar de poort liep. Daar had zich een nog grotere menigte verzameld nadat het nieuws over de aanslag zich door de buurt verspreid had. Een lid van het scherpschuttersteam van de politie stond hen op te wachten. ‘Hoe staan de zaken ervoor?’vroeg Rogers. ‘We hebben hem in een zijstraat gezien. Dezelfde wagen als we hadden doorgekregen. De straat is afgezet, maar we zijn nog niet bij de auto geweest. Hij blijft gewoon zitten.’ ‘Laten we erheen gaan.’ De drie mannen renden de honderd meter naar een zijstraat. Op de hoeken had zich een menigte toeschouwers verzameld. Een politiewagen stond dwars op de weg geparkeerd, zodat de Buick er onmogelijk langs kon. Aan de andere kant van de straat stond ook een politiewagen die de weg blokkeerde. Zes scherpschutters stonden op de daken aan weerszijden van de straat, hun geweren op de auto gericht. De inspecteur die het bevel voerde stond te wachten. Rogers vertelde hem wat Whitlock gezegd had, waarop hij de instructies onmiddellijk aan zijn mannen doorgaf. ‘Wat gaan we doen?’vroeg de inspecteur vervolgens. ‘Ik zal proberen met hem te gaan praten,’antwoordde Rogers. ‘Die auto kan wel vol explosieven zitten,’zei de inspecteur. Rogers haalde zijn schouders op. ‘Dat risico zal ik moeten nemen. Hoe langer we hem zo laten zitten, hoe groter de kans dat er gekke dingen gaan gebeuren. We moeten hem levend in handen zien te krijgen.’ De inspecteur knikte. Rogers liep om de politiewagen heen en trok zijn jasje uit. Vervolgens haalde hij zijn Smith & Wesson uit de holster, stak hem in de lucht, zodat Kolwezi het goed kon zien, en overhandigde het wapen aan Masala. ‘Bent u gek?’vroeg de inspecteur verbaasd. ‘Hij kan u wel neerschieten.’ ‘Als hij dat doet, dood hem niet, maar zorg dat u hem levend in handen krijgt.’ De inspecteur zuchtte diep, stapte achteruit en gaf aan zijn mannen door dat Rogers er ongewapend op af ging. Rogers liep langzaam naar de Buick, zijn armen ver van zijn lichaam. Toen hij voor de Buick stond knikte hij dat Kolwezi zijn raampje moest opendoen. Kolwezi veegde het zweet van zijn voorhoofd en draaide het raampje naar beneden. Hij richtte zijn Walther op Rogers en beval hem het raampje tot op anderhalve meter te naderen. Rogers deed wat van hem verlangd werd. Hij keek naar de dichtstbijzijnde scherpschutter op het dak boven hen. Die was op zijn minst vijftig meter van de auto verwijderd - buiten gehoorafstand. ‘We kunnen praten, ze horen ons toch niet,’zei Rogers in het Arabisch. ‘Sibele is dood.’ ‘En Mobuto?’ ‘Nog niet.’ ‘En Columbus dan?’ ‘Die kon het gebouw niet in komen,’loog Rogers. ‘De bewaking was te scherp. Maar we konden Sibele onmogelijk waarschuwen voor hij naar binnen ging. Hij had geen schijn van kans.’ ‘Tot twee keer toe hebben we gefaald,’zei Kolwezi verbitterd. ‘Mobuto leidt een betoverd leven, net als toen zijn vader nog de macht in handen had.’ ‘Maak je geen zorgen, jullie dood zal niet tevergeefs zijn. Mobuto zal morgen sterven.’ ‘Columbus?’ Rogers knikte en keek naar Masala en de inspecteur. ‘Ik word geacht te proberen jou over te halen je over te geven.’ ‘Ga nu, mijn vriend.’Rogers draaide zich om en liep weer terug naar de politiewagen. Kolwezi drukte heel kalm de loop van het pistool tegen zijn verhemelte en haalde de trekker over.
***
Carmen had haar receptioniste laten afsluiten en zich meteen naar het ziekenhuis gerept vanwaar Whitlock haar gebeld had. Hoewel zijn arm zwaar verbonden was, had hij haar verzekerd dat het geen ernstige verwonding was. Hij wist dat die leugen haar in ieder geval een beetje gerust zou stellen. Maar het deed wel vreselijke pijn. De dokter had hem een recept voor slaappillen gegeven die ze onderweg naar huis hadden opgehaald. Hij had licht gegeten en was vroeg naar bed gegaan, vastbesloten de volgende morgen weer aan het werk te gaan. Carmen was aan het afwassen toen de telefoon ging. Ze droogde haar handen aan de theedoek af en nam het toestel in de keuken op. ‘Carmen?’ ‘Rosie?’riep Carmen verrast uit. ‘Ja,’antwoordde Rosie. Ze noemde hen, op hun eigen aandringen, geen oom en tante meer. Oom Clarence! Whitlock had het gehaat. Nu noemde ze hem gewoon C.W. ‘Rosie, waar ben je?’vroeg Carmen ongerust. ‘Je ouders maken zich vreselijke zorgen om je. Je moet je moeder bellen...’ ‘Nee,’onderbrak Rosie haar ferm. ‘Daarom heb ik jou ook gebeld. Zeg maar tegen haar dat het prima met me gaat. Ik bel haar over een paar dagen.’ ‘Waar slaap je?’ ‘Bij een vriend.’ ‘Waarom kom je niet een poosje bij ons logeren?’stelde Carmen voor. ‘Je hoeft je ouders niet eerder te zien dan jij dat wilt. Maar dan weten ze tenminste waar je bent.’ ‘Tja...’antwoordde Rosie. ik bel je morgen op je werk en dan regelen we wel iets.’ ‘Beloof je dat?’ ‘Tuurlijk. Mijn geld is op. Ik bel je morgen, oké?’ ‘Oké.’ De verbinding werd verbroken. Carmen legde de hoorn neer en keek even om het hoekje van de slaapkamer om te zien of hij ook wakker was geworden van de telefoon. Hij lag diep in slaap. Ze glimlachte, deed de deur van de slaapkamer dicht en ging terug naar de keuken om de afwas af te maken.
***
Rosie haalde een pizza bij een pizzeria vlak bij de telefooncel en ging toen terug naar het appartement. Ze deed de deur open en zag het leren jasje van Bernard op de stoel in de hal liggen. Hij zat in de woonkamer naar het nieuws op de radio te luisteren. ‘Ben je allang thuis?’vroeg ze vanuit de deuropening. ‘Twintig minuten,’antwoordde Bernard met een glimlach. ‘Hoe was het vandaag?’ ‘Praat me d’r niet van,’zei hij terwijl hij opstond en naar de doos in haar hand wees. ‘Wat voor pizza heb je gehaald?’ ‘Met ham en champignons. Is dat goed?’ ‘Prima. Ik verga van de honger.’Bernard maakte plaats voor de doos op het tafeltje. ‘En hoe was jouw dag?’ ‘Ik ben vanmorgen al vrij snel na jou vertrokken,’zei ze. Ze maakte de doos open. ‘En ik ben nu pas terug.’ ‘Waar ben je geweest?’vroeg Bernard. ‘Ik heb de metro genomen naar Fifth Avenue en heb een beetje etalages gekeken. Je kunt daar weinig anders met vijf dollar op zak.’ Bernard glimlachte en nam een stuk pizza, ‘Ik heb mijn tante zojuist ook gebeld.’ ‘Je tante?’vroeg Bernard argwanend, het stuk pizza vlak voor zijn mond. ‘Carmen. Ze stelde voor dat ik vanaf morgen bij hen kom logeren. En misschien is dat niet eens zo’n gek idee. Niet dat ik niet op prijs stel wat je voor me gedaan hebt, want dat doe ik echt. Maar zij is familie. Ik wilde alleen maar dat mijn ouders net zo soepel waren als mijn oom en tante.’ ‘En je wilt morgen naar hen toe?’ ‘Ja, ik denk het. Ik kan altijd heel goed met hen opschieten. Is er iets mis?’ ‘Nee, het lijkt me een uitstekend idee. Ik moet over een paar dagen toch weer terug naar Beiroet.’Bernard dacht razendsnel na: Carmen, de vrouw van Whitlock. Als Rosie bij hen introk kon hij zijn plannetje wel vergeten. Dat maakte de zaken alleen maar ingewikkelder. Waarom moest ze nu uitgerekend vandaag bellen en niet morgen? Morgen wist hij of hij haar nodig zou hebben. Hij zou moeten improviseren. Er zat niets anders op. Er werd aangebeld. Bernard fronste zijn wenkbrauwen. Was dat de koerier voor het geweer? Die verwachtte hij pas over een paar uur en hij verwachtte verder niemand. Hij veegde zijn handen af aan een papieren servetje en liep naar de voordeur. Het waren twee agenten van politie. ‘Goedenavond, meneer,’zei de ene, terwijl hij aan zijn pet tikte. ‘Bent u Marc Giresse?’ Bernard knikte langzaam. ‘Ja. Wat is het probleem, heren?’ ‘Mogen we binnenkomen?’ ‘Ja, natuurlijk,’antwoordde Bernard. Hij deed de deur verder open. Mijn naam is Deacon,’zei de man die het woord voerde toen ze eenmaal binnen stonden. ‘En dit is Cummings.’Bernard zag dat hun politiepenningen echt waren. ‘U hebt nog steeds niet gezegd wat het probleem is.’ Deacon wilde net iets zeggen toen Rosie uit de woonkamer te voorschijn kwam. Hij keek haar aan. ‘Bent u Rosie Kruger?’Ze keek Bernard aan, haar ogen wijd opengesperd van angst. ‘Ja,’stamelde ze. ‘Kent u Kenneth Doyle?’ ‘Ja,’antwoordde ze. Ze keek opeens bezorgd. ‘Is er iets met hem?’ ‘Ik had gehoopt dat u die vraag zou kunnen beantwoorden.’Deacon trok een papiertje uit zijn zak en hield dat op. ‘Meneer Doyle heeft dit briefje bij een vriend achtergelaten. Er staat in dat hij vanmorgen naar u toe zou gaan, juffrouw Kruger. Hij schrijft ook dat als zijn vriend om vier uur vanmiddag nog niks gehoord heeft, hij met dit briefje naar de politie moet gaan. Het klinkt allemaal nogal sinister, of niet?’ ‘Er moet een logische verklaring voor zijn,’zei Bernard. Hij vocht tegen de onrust die hem een wee gevoel in zijn onderbuik gaf. Wist u dat juffrouw Kruger zestien jaar is, meneer Giresse? En dat ze van huis is weggelopen?’ ‘Ja, dat wist ik,’antwoordde Bernard. ‘Dat heeft ze me zelf verteld. Daarom heb ik haar ook een slaapplaats voor de nacht aangeboden. Ze is te jong om ‘s nachts op straat rond te lopen.’ ‘En waar heeft ze dan wel geslapen?’vroeg Cummings. Hij keek van Bernard naar Rosie. ‘Klootzak!’riep Rosie. ‘Marc heeft me niet eens aangeraakt.’Bernard stak zijn handen op. ‘Rustig, Rosie,’zei hij. ‘Is meneer Doyle vanmorgen ook hier geweest?’vroeg Deacon aan Rosie. Ze knikte. ‘Hij had iets met Marc. Hij vertrouwde hem niet. Hij wilde dat ik hier wegging. Ik zei dat hij moest oprotten. Marc is fantastisch voor me geweest.’ ‘En is hij toen weggegaan?’vroeg Cummings. ‘Ja.’ ‘Is hij nog teruggekomen?’vervolgde Cummings. ‘Weet ik niet. Ik ben vrij snel daarna zelf weggegaan en ben net weer terug.’ ‘Hebt u hem ook gezien?’vroeg Deacon aan Bernard. ‘Ik ben de hele dag weggeweest, agent,’antwoordde Bernard. ‘Het spijt me dat ik u niet kan helpen. Ik heb hem maar één keer ontmoet, en dat was in de Rollercoaster, waar hij werkt.’ ‘Hebt u de Rollercoaster al geprobeerd?’ ‘We hebben al zijn favoriete gelegenheden geprobeerd, juffrouw Kruger. Hij lijkt wel van de aardbodem verdwenen. En dat is helemaal niet zijn stijl, zeggen zijn vrienden.’ ‘Dat klopt,’zei Rosie. ‘Kenny is een echt gezelschapsdier. Volgens mij is hij nooit alleen.’ ‘U zei dat hij meneer Giresse niet vertrouwde,’zei Cummings. ‘Waarom niet?’ ‘Kenny beschermde mij altijd. Hij was als een grote broer voor me. Hij was altijd heel erg op zijn hoede voor nieuwe vrienden die ik maakte, vooral als het mannen waren. Ik weet niet waarom hij Marc niet vertrouwde. Hij bleef maar volhouden dat er iets niet met hem klopte.’ ‘U kunt beiden beter even met ons meegaan naar het bureau,’zei Deacon. ‘Gaat u een proces-verbaal opmaken?’vroeg Bernard. ‘Nee,’antwoordde Deacon. ‘We willen u alleen verder ondervragen.’ ‘Nou, goed,’zei Bernard tegen Rosie. ‘Laten we maar meegaan. Zoals ik al zei zal er vast wel een logische verklaring zijn. Heb je een jas?’ ‘Nee.’ ‘Pak die van mij maar,’zei Bernard. Hij wees naar de stoel en richt- te zich toen tot Deacon. ‘Kan ik een jasje uit de slaapkamer halen?’Deacon knikte en volgde Bernard naar de slaapkamer. In de deuropening bleef hij staan. Bernard deed de kast open, pakte het grijze jasje van de klerenhanger en stak toen zijn hand onder een stapel overhemden. Zijn vingers kromden zich rond de Desert Eagle. De geluiddemper zat er nog op. Zijn eerste gedachte was dat hij Deacon meteen moest neerschieten, maar dan zou Cummings gewaarschuwd zijn. Hij moest ze allebei tegelijk pakken. Hij trok het automatische pistool te voorschijn en hing het jasje over zijn hand om het te verbergen. Toen deed hij de kast weer dicht en liep naar Deacon. Cummings was nu ook in zicht, hij stond klaar bij de voordeur. Maar Rosie stond in de weg. Hij vloekte inwendig. Als Cummings de deur eens opendeed voor Rosie zich verroerd had? Een vuurgevecht buiten het appartement zou zijn hele dekmantel verpesten. Nog steeds dacht hij razendsnel na toen Cummings de deurkruk pakte. Bernard moest wel in actie komen, ook al zou Rosie getroffen worden. Zijn dekmantel intact houden was veel belangrijker dan het achter de hand hebben van een gijzelaar. Hij tilde het wapen onder het jasje op en schoot Deacon door het hoofd. Rosie gilde terwijl Deacon achteruit wankelde, tegen de muur viel en met zijn gezicht op de grond belandde. Cummings duwde haar instinctief aan de kant en wilde zijn Colt Python pakken, maar Bernard was hem te snel af en schoot hem neer. Cummings sloeg achterover tegen de deur en gleed, met een uitdrukking van verrassing in zijn levenloze ogen, langzaam naar de vloer. Bernard wierp het jasje weg en richtte het wapen op Rosie, die gehurkt tegen de muur zat, haar handen gevouwen onder haar kin. Langzaam keek ze naar hem op, de doodsangst op haar gezicht. Alsjeblieft, schiet me niet dood,’jammerde ze hoofdschuddend. Ik ga je niet doodschieten. Je bent veel te waardevol voor mij.’Bernard hield het wapen op haar gericht terwijl hij controleerde of beide agenten dood waren. Tevreden beval hij haar op te staan. Ze deed langzaam wat hij zei, als versteend. ‘Je had naar je vriend Kenny moeten luisteren, of niet?’ ‘Wat heb je met hem gedaan?’vroeg ze, al voorbereid op het ergste . ‘Hij kwam naar de flat terug toen jij weg was. Ik geloof dat hij zichzelf een beetje als een soort detective zag. Hij ging veel te ver. Jammer, want hij bedoelde het goed.’ ‘Je hebt hem vermoord, of niet?’ ‘Ja,’antwoordde hij met een onverschillig schouderophalen. Ze vocht tegen haar tranen. Waarom had ze niet naar Kenny geluisterd? Hij had gelijk gehad. Ze had in een fantasiewereld geleefd. En nu werd ze plotseling met geweld de realiteit in geslingerd. Ze verlangde er wanhopig naar haar oude wereld te kunnen binnenkruipen, waar ze wist dat ze veilig was. Maar ze wist dat dat niet kon. Nooit meer. En toen kwam het verschrikkelijke besef dat ze deels verantwoordelijk was voor de dood van Kenny. Als zij naar hem geluisterd had, zou hij nu nog leven. En op dat moment veranderde haar angst in woede. Ze viel uit naar Bernard en wenste bijna dat hij de trekker nog één keer zou overhalen. Hij ontweek haar klauwende handen en vanuit haar ooghoek zag ze dat hij uithaalde met zijn pistool. Hij raakte haar achter op het hoofd en toen werd alles zwart.