10

 

Ik had vanaf het vliegveld Stanton opgebeld en zowel de generaal als hoofdinspecteur Hardanger wachtte me op in de lounge. Alhoewel het nog vroeg in de avond was, had de generaal op de tafel voor hem het restant van wat een behoorlijke hoeveelheid whisky moest zijn geweest. Ik had hem nog nooit vóór negen uur ‘s avonds een borrel zien drinken. Zijn gelaat was bleek, er lag een gespannen en vermoeide uitdrukking op en voor de eerste maal zag men hem zijn leeftijd aan, wel niet duidelijk waarneembaar, maar het lichte voorover buigen van de schouders duidde op een ondefinieerbare vermoeidheid. Er was iets wonderlijk pathetisch aan hem, de pathos van een man met een groot en eerbiedwaardig verleden, die plotseling eindelijk voelt dat de last die hij met zich draagt te zwaar wordt. Hardanger zag er niet veel beter uit. Ik begroette hen beiden, bestelde een whisky bij de oude ober in hemdsmouwen, wachtte tot deze veilig buiten het gehoor was en was enorm blij dat ik eindelijk kon gaan zitten. Ik vroeg: ‘Waar is Mary?’ ‘Die brengt een bezoek aan Stella Chessingham en haar moeder,’ zei Hardanger. ‘Ze probeert voor de zoveelste keer gebroken harten te lijmen. Ik was het wel met haar eens dat ze er vrij ellendig aan toe moesten zijn na de arrestatie van de jonge Chessingham, maar ik heb wel gezegd dat ik het niet noodzakelijk en ook niet verstandig vond. Het was nog voor de generaal naar beneden kwam. Ze wilde niet naar mij luisteren. Je kent je vrouw, Cavell. En u kent uw dochter, generaal.’ ‘Ze verspilt haar tijd,’ zei ik. ‘Tenminste dit keer. De jonge Chessingham is zo onschuldig ais een pasgeboren lam. Dat heb ik zijn moeder vanochtend om acht uur al verteld - dat moest ik wel doen, ze is een zieke vrouw en de schok zou haar dood betekend kunnen hebben - en ze heeft het ook aan haar dochter verteld zodra de wagen er geweest was om Chessingham te halen. Ze hebben geen van beiden vriendschap of sympathie nodig.’ ‘Wat?’ Hardanger boog zich in zijn stoel voorover, zijn gelaat purper van woede, zijn grote hand dreigde het glas dat hij omklemd hield te verbrijzelen. ‘Waar heb je het in godsnaam over, Cavell? Onschuldig? Er is voldoende bewijsmateriaal aanwezig om...’ ‘Het enige bewijs tegen hem is het feit dat hij de zeer begrijpelijke leugen verteld heeft over zijn rijden en dat de werkelijke moordenaar hem geld gestuurd had onder een valse naam. Om de verdenking op hem te werpen. Om tijd te winnen. Zo iets gebeurt altijd om tijd te winnen. Ik weet niet waarom, maar voor deze moordenaar is tijd uiterst belangrijk. Iedere keer dat hij iemand anders onder verdenking stelt, en hij is zo buitengewoon scherpzinnig dat hij erin slaagt om praktisch gesproken iedereen onder verdenking te stellen, wint hij weer tijd; hij heeft tijd gewonnen toen hij mij vanochtend kidnapte. Belangrijk is dat hij maanden vóór de misdaad werd begaan - voor de eerste keer werd in juli geld op rekening van Chessingham gestort - wist dat het noodzakelijk voor hem zou zijn om tijd te winnen. Waarom? Waarom tijd winnen?’ ‘Jij hebt mij willen misleiden, ellendeling,’ zei Hardanger hees. ‘Je hebt die hele geschiedenis op touw gezet om...’ ‘Ik heb u de feiten verteld zoals ze mij bekend waren.’ Ik was niet in de stemming om zoete broodjes te bakken. ‘Als ik gezegd had dat hij onschuldig was, zou u hem dan gearresteerd hebben? U weet heel goed dat u dat niet gedaan zou hebben. Maar u hebt het wel gedaan, en daarmee hebben wij tijd gewonnen, omdat de moordenaar of de moordenaars dit in hun avondbladen zullen lezen en daaruit zullen concluderen dat wij op een verkeerd spoor zijn.’ ‘Nu wil je zeker gaan beweren dat Hartnell en zijn vrouw ook vals beschuldigd zijn?’ vroeg hij scherp. ‘Wat betreft die hamer, die tang en de modder op de scooter zijn ze dat inderdaad. Dat weet u ook. Voor de rest zijn Hartnell en zijn vrouw schuldig aan het ten laste gelegde. Maar geen enkele rechtbank zal hen ooit veroordelen. Een man wordt gechanteerd om zijn vrouw te laten schreeuwen en zwaaien naar een militaire wagen. Daar is niet veel misdadigs aan. Misschien zou hij een paar jaar krijgen wegens verduistering - als het leger een aanklacht indient, wat ik betwijfel. Maar weer betekent deze arrestatie voor ons tijdwinst. De moordenaars wilden met belastend bewijsmateriaal, de hamer en de tang, zichzelf een tijdwinst bezorgen. Ze weten niet dat wij hier niet ingetrapt zijn. Dat is in ons voordeel.’ Hardanger wendde zich tot de generaal. ‘Wist u er iets van dat Cavell achter mijn rug aan het werk was, generaal?’ De generaal fronste zijn wenkbrauwen. ‘Nu stelt u het wel erg sterk, hoofdinspecteur. En of ik er iets van wist - man, jij bent zelf degene geweest die mij heeft overgehaald Cavell in deze zaak te mengen.’ Dit was een heel handige zet. ‘Ik moet direct toegeven dat hij volgens heel ongebruikelijke methoden te werk gaat. Daar schiet me iets te binnen. Ben je in Parijs nog iets belangrijks over MacDonald te weten gekomen?’ Gedurende enkele ogenblikken antwoordde ik niet. Er was iets afwezigs en iets vreemd onverschilligs in zijn houding, alsof zijn gedachten zich bezighielden met andere, belangrijker zaken. Ik antwoordde op dezelfde wijze. ‘Het hangt er maar van af wat u interessant noemt, generaal. Ik kan nu met grote zekerheid de naam geven van een van de mannen die achter dit alles staat. Dokter Alexander MacDonald. Het is buiten iedere twijfel verheven dat hij gedurende de laatste vijftien jaar, zo niet langer, een zeer vooraanstaand communistisch spion is geweest.’ Dat maakte indruk. Het waren de laatste twee mannen op aarde van wie ik ooit verwacht zou hebben dat hun ogen zouden uitpuilen, maar op dit ogenblik gebeurde het. Maar heel even. Toen keken ze elkaar aan en daarna keken ze allebei naar mij. Ik vertelde hun heel in het kort wat er gebeurd was. Hardanger zei: ‘O lieve God,’ heel rustig en toen stond hij op om een politieauto te roepen. De generaal sprak: ‘Heb je de radiowagen buiten zien staan?’ Ik knikte. ‘We staan in voortdurend contact met Scotland Yard en de regering.’ Hij tastte in zijn binnenzak en haalde de twee getypte papieren te voorschijn. ‘De eerste van deze berichten kwam ongeveer twee uur geleden binnen, de tweede nog maar tien minuten geleden.’ Ik keek er vluchtig in en voor de eerste keer in mijn leven besefte ik dat de uitdrukking ‘het bloed in de aderen doen stollen’ ‘Inderdaad een fysieke oorsprong heeft. Ik voelde me afschuwelijk koud worden, als ijs zo koud, en ik was blij toen ik Hardanger terug zag komen en weer drie whisky’s van de bar zag meenemen. Ik wist nu waarom zowel de generaal als Hardanger er zo ziek, zo wanhopig hadden uitgezien toen ik binnenkwam. Ik wist het nu en ik kon ook begrijpen waarom mijn tochtje naar Parijs hen betrekkelijk onverschillig gelaten had. De eerste boodschap was vrijwel op hetzelfde tijdstip aan Reuter en aan A.P. afgegeven en was heel kort. De bloemrijke stijl was onmiskenbaar. Ze luidde: ‘De muren van het huis van de antichrist staan nog steeds overeind. Mijn bevelen zijn genegeerd. de verantwoording ligt geheel bij u. Ik heb een virusampul in een eenvoudig explosief gemonteerd, dat vanmiddag om 3.45 uur in Lower Hampton in Norfolk tot ontploffing zal worden gebracht. De wind is west-zuidwest. Als de afbraak van Mordon vannacht om middernacht niet is begonnen, zal ik genoodzaakt zijn morgen nog een ampul te breken. Dit zal dan gebeuren in het hartje van Londen. Er zal een slachting aangericht worden zoals de wereld nog nimmer heeft gekend. Aan u de keuze.’ ‘Lower Hampton is een gehucht met ongeveer 150 inwoners en het ligt ongeveer zes kilometer van zee verwijderd,’ sprak de generaal. Bij deze windrichting betekent dit dus dat het virus slechts een kilometer of zes over land gaat en daarna de zee in waait. Tenzij de windrichting verandert. de boodschap werd vanmiddag om 2.45 uur ontvangen. Alle beschikbare politieauto’s werden gecharterd en alle inwoners van het dorp en alle mensen die in de streek tussen het dorp en de zee konden worden bereikt, werden naar het westen geëvacueerd.’ Hij brak zijn zin af en staarde naar de tafel. ‘Het is een rijk landbouwgebied. Er staan vele boerderijen en er zijn maar weinig auto’s. Ik ben bang dat het niet mogelijk is geweest iedereen op tijd te bereiken. Er werd nog een haastig onderzoek naar de bom ingesteld in Lower Hampton, maar het was nog erger dan het zoeken naar een naald in een hooiberg. Precies om 3.45 uur hebben een sergeant en twee agenten een kleine ontploffing gehoord en ze zagen wat vuur en rook uit het dak van een verlaten huisje komen. Ze zijn naar hun wagen gerend en je kunt wel begrijpen hoe gauw ze gemaakt hebben dat ze weg kwamen.’Mijn mond voelde aan of ik as gegeten had. Ik spoelde wat as weg door een paar grote slokken whisky te nemen. De generaal vervolgde: ‘Om 4.20 uur is er een grote bommenwerper, een fotoverkenningsvliegtuig, opgestegen van een basis in Oost- Engeland en die heeft een vlucht boven het gebied gemaakt. De piloot kreeg de waarschuwing niet onder de drieduizend meter te vliegen, maar het was een heldere avond en met de camera’s, die de luchtmacht tegenwoordig tot zijn beschikking heeft kostte het geen enkele moeite een nauwkeurige verkenningsvlucht uit te voeren. Het hele gebied is gefotografeerd - vanaf die hoogte kost het niet veel tijd een paar vierkante kilometer terrein te fotograferen - en het vliegtuig is een halfuur na het opstijgen geland. De foto’s werden binnen enkele minuten ontwikkeld en door een expert onderzocht. Op het tweede papier staan zijn bevindingen.’ Dit bericht was nog korter dan het eerste. Het luidde: ‘Over een wigvormig gebied, waarvan de punt ligt bij het dorp Little Hampton en de basis ongeveer drie kilometer uit de kustlijn waren geen tekenen van leven te ontdekken, noch in de buurt van de huizen en de boerderijen, noch op de akkers. Het aantal stuks gedood vee in de weiden wordt op ongeveer drie- a vierhonderd geschat. Drie kudden schapen, blijkbaar levenloos. Minstens zeven menselijke lijken waargenomen. de karakteristieke houdingen van mensen zowel als van dieren wijzen in de richting van een hevige doodsstrijd. Details volgen nog.’ Ik dronk de tweede helft van mijn glas whisky in één teug leeg. Ik had net zo goed een glaasje sodawater kunnen drinken, ik voelde niet het minste effect. Ik zei: ‘Wat gaat de regering nu doen?’ ‘Dat weet ik niet,’ antwoordde de generaal toonloos. ‘Ze weten het zelf ook niet. Ze zullen vanavond om tien uur een beslissing nemen - en wanneer ze jouw nieuws horen zullen ze nog wel sneller besluiten. Dit verandert alles. We dachten dat we met een krankzinnige te doen hadden, zij het dan een briljante krankzinnige; in plaats daarvan lijkt het erop dat we te doen hebben met een communistisch komplot dat ten doel heeft het machtigste wapen dat Groot-Brittannië ooit bezeten heeft - of dat enig ander land ooit bezitten zal - te vernietigen. Misschien is het wel het begin van een komplot om heel Groot-Brittannië te vernietigen, ik weet het niet, dat schiet me ook nog maar net te binnen en ik heb nog geen tijd gehad om erover na te denken. Het zou kunnen zijn dat de communistische wereld van plan is met het westen af te rekenen, dat ze ervan overtuigd zijn dat ze zo hard en zo meedogenloos kunnen toeslaan dat er geen mogelijkheid meer is wraak te nemen. Dat zal dan ook niet meer mogelijk zijn wanneer Mordon en zijn virussen opgeruimd zijn. God alleen weet het. Ik geloof dat ik liever met een krankzinnige te doen heb. Bovendien weten we nog niet eens, Cavell, of jouw inlichtingen wel juist zijn.’ ‘Er is alleen maar één manier om dit te weten te komen, generaal.’ Ik stond op. ‘Ik zie daar de politiechauffeur. Zullen we eens met MacDonald gaan praten?’

*** 

We bereikten Mordon binnen acht minuten en vernamen bij het hek dat MacDonald twee uur tevoren het hek gepasseerd was. Acht minuten later hielden we voor de voordeur van zijn huis stil. Het huis van dokter MacDonald zag er donker en verlaten uit. Mevrouw Turpin, de huishoudster, had geen toestemming vóór de avond weg te gaan. Maar ze had het toch gedaan. MacDonald was ook weg, niet voor die avond maar voor altijd. MacDonald had niet eens de moeite genomen de deur te sluiten toen hij wegging. Daarvoor had hij veel te veel haast gehad. We gingen de gang binnen, draaiden de lichten aan en keken snel op de benedenverdieping rond. Geen vuur in de haard, geen radiatoren die nog warm aanvoelden, geen kooklucht, geen sigarettenrook die nog in de lucht hing. Degene die het huis verlaten had was niet door een achterraam gestapt toen wij de voordeur binnenkwamen. Hij was lang, lang geleden weggegaan. Ik voelde me oud, ziek en moe. En dwaas. Omdat ik nu wist waarom hij zo snel vertrokken was. We doorzochten het hele huis, we verspilden geen tijd, begonnen bij de donkere kamer op zolder. de dure fotografische uitrusting was er nog, maar dit keer bezag ik alles met andere ogen. Als er maar voldoende feitenmateriaal aanwezig was en voldoende tijd dan kon zelfs Cavell een conclusie trekken. We doorzochten zijn slaapkamer, maar er waren geen tekenen aanwezig van haastig pakken of een haastig vertrek. Dat was vreemd. Mensen die een reis gingen ondernemen waarvan ze naar alle waarschijnlijkheid niet zouden terugkeren, namen toch gewoonlijk enige bagage mee. Een onderzoek van de badkamer was even verwarrend. Scheermes, borstel, scheerzeep, tandenborstel - alles lag er nog. Over de keuken waren we nog meer verbijsterd. Ik wist dat mevrouw Turpin iedere avond om halfzeven wegging als MacDonald thuiskwam, zijn avondeten was dan gereed. MacDonald had de gewoonte zichzelf dan te bedienen en de afwas tot de volgende ochtend te laten staan voor zijn huishoudster. Maar er was geen enkel teken aanwezig dat er een maaltijd toebereid was. Geen vlees in de oven, geen pannen met warm eten, het elektrische fornuis zo koud dat het in geen uren gebruikt kon zijn. Ik zei: ‘De laatste mannen van de huiszoeking zijn op zijn allerlaatst om halfvier vanmiddag vertrokken. Er is geen enkele reden waarom mevrouw Turpin het avondeten voor dokter MacDonald niet zou hebben klaargemaakt - en MacDonald lijkt mij een figuur die bijzonder kwaad zou zijn als hij zijn eten niet op tijd krijgt. Maar ze heeft niets klaargemaakt. Waarom niet?’ ‘Ze wist dat hij niets nodig zou hebben,’ zei Hardanger moeizaam. ‘Uit iets wat ze vanmiddag gezien of gehoord heeft wist ze dat onze waarde dokter geen behoefte zou gevoelen langer in deze vertrekken te vertoeven, nadat ze hem verteld had wat ze gezien of gehoord had. Dit wijst op bekendheid met of een volkomen zeker zijn van de activiteiten van MacDonald.’ ‘Dat is mijn schuld,’ zei ik woedend. ‘Dat vervloekte wijf. Ze moet me met de generaal hebben horen telefoneren over mijn vertrek naar Parijs. God mag weten hoe lang ze in de deuropening heeft staan kijken en luisteren en me heeft zien staan met de brieven in mijn hand. Ze zal dat allemaal wel hebben gezien en toen heeft ze MacDonald telefonisch gewaarschuwd. Ook waarover ik telefoneerde. Ze heeft natuurlijk ook wel gezien dat ik hinkte en MacDonald heeft natuurlijk onmiddellijk begrepen dat ik het geweest moest zijn. Het is verdomme allemaal mijn schuld,’ herhaalde ik. ‘Het is nooit in mijn hersens opgekomen haar te verdenken. Ik geloof dat we maar eens met mevrouw Turpin moeten gaan praten, als ze tenminste thuis is.’ Hardanger ging naar de telefoon en de generaal ging met mij naar de studeerkamer van MacDonald. Ik ging naar het grote, ouderwetse, lage bureau, waarin men MacDonalds correspondentie en zijn fotoalbums had ontdekt. Het was op slot - en dit was normaal, omdat de politie er altijd naar streeft de dingen net zo achter te laten als ze die gevonden heeft. Maar politiespeurders hebben altijd een groot aantal instrumenten bij zich, waarmee ze praktisch gesproken elk slot kunnen forceren. Ik niet. Ik rukte eens heftig aan een la, maar het enige wat ik bewerkstelligde was dat ik het hele bureau verschoof. Ik zei tegen de generaal: ‘Ik ben binnen een minuut terug, generaal,’ en ik ging naar buiten. Ik leende een lantaarn van de politiechauffeur en ging naar de garage. Daar had ik geen lantaarn nodig, want het licht brandde. Ik deed de deur open en stapte naar binnen. Het grootste gedeelte van de ruimte werd in beslag genomen door de grote Bentley van MacDonald. Op dit ogenblik was ik niet bijzonder geïnteresseerd in de Bentley. Wanneer een gezochte man er vandoor wil gaan, dan doet hij dat niet in een zandkleurige Bentley, tenzij hij stapelgek is. Er zijn nog wel eenvoudiger wegen voor een gezochte misdadiger om de aandacht op zichzelf te vestigen. Hij zou bijvoorbeeld het vermoorde slachtoffer bij avond langs het strand kunnen slepen en zo zijn er nog een paar. Aan de andere kant zou hij met zijn eigen wagen ergens naar toe hebben kunnen rijden om daar de auto op te pikken, waarmee hij ervandoor zou willen gaan, als hij dit tenminste met een auto zou willen doen. Op dit moment leek het niet de moeite waard hierover veel zorgen te hebben. Er was niets in de garage dat voor mij van enig nut zou kunnen zijn. Aan de achterzijde ervan bevond zich een grote schuur met gereedschap. Daar brandde geen licht. Ik gebruikte mijn lantaarn en keek eens in het rond. Allerlei tuinbenodigdheden, een stapel lege cementzakken, een werkbank en een fiets. Geen grote hamer, waar ik eigenlijk naar zocht, maar een even goed te gebruiken vrij zware bijl. Hiermee ging ik terug naar de studeerkamer en juist toen Hardanger het vertrek weer binnenkwam liep ik naar het bureau. ‘Ga je dat bureau openbreken?’ vroeg hij. ‘Laat MacDonald maar bezwaar maken als hij daar zin in heeft.’ Ik zwaaide de bijl tweemaal omhoog en de zware la vloog aan splinters. De albums en de correspondentie van de dokter met de Wereldgezondheidsorganisatie lagen er nog in. Ik opende het album bij de bladzijde waarop de foto ontbrak en toonde deze aan de generaal. ‘Hier ontbreekt een foto waarop onze goede vriend geen prijs meer scheen te stellen,’ sprak ik. ‘Ik heb toch het vage gevoel dat dit belangrijk voor ons zou kunnen zijn. Kijkt u maar eens naar dit doorgestreepte onderschrift, dat bestond uit ongeveer zes letters, de een of andere naam van een stad die begint met To. Ik kan er niet achter komen. Als het een ander soort papier was of twee verschillende soorten inkt, dan zou het gemakkelijk genoeg zijn voor de jongens van het lab. Maar witte inkt op witte inkt en dan op dat poreuze vloeipapier? Daar is niets mee te beginnen.’ ‘Nee, niet veel.’ Hardanger schonk mij een achterdochtige blik. ‘Waarom is dat zo belangrijk?’    ‘Als ik dat wist zou ik me er niet zo het hoofd over breken wat het onderschrift geweest is. Hebt u mevrouw Turpin thuis getroffen?’ ‘We kregen geen gehoor. Ze woont alleen, ze is weduwe, dat heb ik van de telefooncentrale gehoord nadat ik haar nummer had gedraaid. Er is een inspecteur heen gegaan om de zaak te onderzoeken, maar hij zal ook wel niets vinden. Ik laat per radio haar signalement verspreiden.’ ‘Dat zal wel helpen,’ zei ik zuur. Ik liep snel MacDonalds correspondentie door, ik zocht er de antwoorden van zijn Wereldgezondheidsorganisatiecorrespondenten in Europa uit. Ik wist precies waar ik naar zocht en het kostte me maar twee minuten om een zestal brieven van een zekere dokter Johann Weissmann in Wenen opzij te leggen. Ik gaf ze aan de generaal en Hardanger: ‘Bewijsstuk A voor de Hoge Raad als MacDonald op weg is naar de Balg.’De generaal keek me aan, zijn gelaat was oud, vermoeid en zonder enige uitdrukking. Hardanger zei bot: ‘Waar heb je het over, Cavell?’ Ik aarzelde en keek naar de generaal. Hij zei kalm: ‘Het is nu wel in orde mijn jongen. Hardanger zal het nu wel begrijpen. En het zal nooit verder komen.’ Hardanger keek van mij naar de papieren en toen weer naar mij. ‘Wat moet ik begrijpen. Het wordt toch tijd dat ik het ga begrijpen, zou ik zeggen. Ik wist direct al dat er iets in deze vervloekte geschiedenis was waar ik niet achter kon komen. Je hebt deze zaak ook met al te veel bereidwilligheid aanvaard.’ ‘Het spijt me,’ zei ik. ‘Het moest zo. U weet wel dat ik na de oorlog verschillende banen heb gehad. Het leger, de politie, de Veiligheidsdienst, narcotica, weer de Veiligheidsdienst, veiligheidshoofd in Mordon en toen privé-detective. Dit betekende eigenlijk allemaal niets. Ik ben gedurende de laatste zestien jaar onafgebroken voor de generaal aan het werk geweest. Elke keer als ik ontslagen werd dan had de generaal dit van te voren geregeld.’ ‘Ik ben helemaal niet verbaasd,’ zei Hardanger zwaarwichtig. Ik was blij te zien dat hij meer geboeid dan kwaad was. ‘Ik heb wel het een en ander vermoed.’ ‘Daarom bent u dan ook hoofdinspecteur geworden,’ mompelde de generaal. ‘In elk geval begon mijn voorganger in Mordon, Easton Derry, ongeveer een jaar geleden zijn verdenkingen te koesteren. Ik wil er niet op ingaan waar en wanneer het precies begon, maar hij kwam tot de ontdekking dat zeer grote geheimen op het bacteriologische en virusterrein uit Mordon werden gesmokkeld. Zijn vermoedens werden bewaarheid toen dokter Baxter hem persoonlijk benaderde en zei dat hij ervan overtuigd was dat bepaalde stoffen een verkeerde weg opgingen.’ ‘Dokter Baxter!’ Hardanger keek lichtelijk verbaasd. ‘Ja, Baxter. Het spijt me - maar ik heb u toch zo duidelijk mogelijk gezegd dat u aan hem geen tijd moest verspillen. Hij zei tegen Derry dat alhoewel het geen hoogst geheime stof was die wegraakte - dat is namelijk onmogelijk omdat dit in het laboratorium A wordt vervaardigd - het niettemin toch bijzonder belangrijke spullen betrof. Inderdaad bijzonder belangrijk. Engeland gaat de wereld vóór in de produktie van microbiologische ziekten die in oorlogstijd tegen mensen, dieren en planten kunnen worden gebruikt. U zult hier nooit iets over horen wanneer er volksvertegenwoordigers rondgeleid worden door de Mordon Gezondheidsdienst. Maar onze geleerden in Mordon hebben ontdekt, of tot de zuiverste en dodelijkste vorm geperfectioneerd, de bacteriën die pest veroorzaken, tyfus, pokken, malaria bij de mens; varkenscholera, hoenderpest, runderpest, mond- en klauwzeer, klierziekten en miltvuur bij de veestapel, en zegeningen als de Japanse kever, de Europese korenslak, de Middellandse-Zeevruchtmuskiet, de korentor, de citroenkanker, de graanroest en de hemel mag weten wat méér bij planten. Dit alles is bijzonder nuttig, hetzij in een beperkte of in een totale oorlogvoering.’ ‘Wat heeft dit allemaal met dokter MacDonald te maken?’ vroeg Hardanger. ‘Daar kom ik nu aan toe. Ongeveer twee jaar geleden begonnen onze agenten in Polen zich te interesseren voor het nieuwgebouwde Lenin Museum in de buitenwijken van Warschau. Tot dusverre was dit museum nooit voor het publiek opengesteld geweest. Dat zal ook nooit gebeuren — het is een equivalent van Mordon, een zuiver microbiologisch onderzoekcentrum. Een van onze agenten - hij is lid van de partij - slaagde erin hier een aanstelling te krijgen en deed de interessante ontdekking dat de Polen daar de verschillende virussen die ik zojuist opsomde, ontdekten en perfectioneerden enkele weken of hoogstens enkele maanden nadat ze in Mordon waren ontdekt. de gevolgtrekking was te duidelijk om gemist te kunnen worden. Easton Derry begon met het onderzoek. Hij maakte twee fouten; hij wilde de zaak te veel alleen opknappen zonder ons te vertellen wat er aan de hand was en hij verraadde zichzelf. Hoe weten we niet. Misschien heeft hij zelfs wel onbewust de man in vertrouwen genomen die verantwoordelijk was voor het smokkelen van de stoffen uit Mordon. Vast en zeker MacDonald - het zou te veel zijn om te verwachten dat er twee spionnen tegelijkertijd aan het werk zouden zijn geweest. In ieder geval kwam iemand erachter dat Easton Derry weleens te veel zou kunnen ontdekken. Daarom verdween Derry. De generaal heeft toen regelingen getroffen om mij uit de Speciale Dienst te lichten en introduceerde mij als hoofd van de Veiligheidsdienst. Het eerste wat ik deed was een val uitzetten. Ik had een stalen flesje van het botulinustoxine, sterkte één - dat stond op het etiket - en dat zette ik in de kast die behoorde bij het laboratorium één. Diezelfde dag nog verdween het flesje. We hadden een ontvanger bij de hekken aangebracht, want in dat flesje zat geen toxine, maar een kortegolfzendertje. Iemand die het flesje bij zich had en binnen een straal van honderdvijftig meter bij het hek zou komen, zou onmiddellijk worden gesignaleerd. U zult kunnen begrijpen,’ zei ik droog, ‘dat iemand die een flesje botulinustoxine heeft weggenomen dat waarschijnlijk niet zal openen om te kijken of er werkelijk toxine in zit.’ ‘We hebben niemand gevonden. Het was niet zo moeilijk te raden wat er gebeurd was. Na het invallen van de duisternis is er iemand naar een verlaten gedeelte van het terrein gelopen en heeft toen het flesje over de omheining gegooid - het is slechts een kwestie van een meter of zeven om over alle omheiningen heen te gooien. Niet omdat ze enige verdenking tegen de inhoud koesterden, maar omdat dit gewoonlijk op deze manier geschiedde. U weet zelf hoe vaak er steekproeven genomen worden op mensen die Mordon verlaten. Om acht uur ‘s avonds hadden kortegolfontvangers, geïnstalleerd op London Airport, op de vliegvelden Southend en Lydd, de Kanaalhavens en...’ ‘Bestond niet de kans dat de zender door de schok kapot gegooid was?’ opperde Hardanger. ‘De Amerikaanse experts die deze zenders vervaardigen, zouden bijzonder ontstemd zijn als er een zou breken,’ sprak ik. ‘Ze kunnen door een kanon afgevuurd worden zonder ook maar in het minst beschadigd te worden. In ieder geval hebben we diezelfde avond laat, een teken vanuit London Airport opgevangen. Het was onmiskenbaar afkomstig van een man die juist aan boord van een toestel stapte om naar Warschau te vliegen. We arresteerden hem en hij vertelde ons dat hij alleen maar een koerier was, die eens in de week zijn boodschappen haalde van een adres in Zuid-Londen. Hij had zijn contactman nooit gezien.’ ‘Vertelde hij je dat?’ vroeg Hardanger zuur. ‘Ik kan me zo indenken hoe je hem ertoe bracht je graag die inlichtingen te geven.’ ‘Dat hebt u toch mis. We hebben hem gezegd - hij was een genaturaliseerd Brits onderdaan, een Tsjech van geboorte - dat spionage tot de zeer ernstige misdrijven werd gerekend en hij meende dat hij belangrijk bewijsmateriaal zou kunnen leveren. Dat deed hij dan ook heel snel. We wilden zijn leverancier uit Mordon grijpen, daarom werd ik eruit gegooid en nu ben ik al drie weken op zoek naar dat vervloekte adres. We konden niemand anders voor dit karwei vinden, omdat ik de enige was die alle wetenschappelijke medewerkers en technici in Mordon kende en kon identificeren. Maar we hadden geen geluk - alleen dat dokter Baxter meldde dat er niets meer verdween. Zo leek het er dus op of wij dit lek tijdelijk hadden gestopt. Maar volgens Baxter en onze Poolse berichtgever was dit niet het enige lek. We hadden ook gehoord dat het Lenin Museum virussen had ontwikkeld die niet gestolen waren uit Mordon - maar die in Mordon waren geproduceerd. Het was duidelijk dat iemand informaties verstrekte over het groeiproces en de ontwikkeling van deze produktie. En nu hebben we dat inderdaad ontdekt.’ Ik klopte op de papieren, de correspondentie van MacDonald met de contactman van zijn Wereldgezondheidsorganisatie in Wenen. ‘Geen nieuw systeem, maar haast onmogelijk te ontdekken. Microfotografie!’ ‘Die hele dure fotografische uitrusting boven?’ mompelde de generaal. ‘Precies. We verwachten een camera-expert uit Londen om deze zaak eens goed te bekijken, maar zijn reis is nu welhaast overbodig geworden. Bekijkt u deze brieven van dokter Weissmann eens. In iedere brief zult u zien, dat er een stip van een i of een punt in de eerste alinea ontbreekt. Weissmann typte een boodschap, verkleinde deze door een microfoto tot de afmetingen van een punt en plakte deze op de brief in de plaats van de een of andere punt. Alles wat MacDonald te doen had was deze los te weken en te vergroten. En hetzelfde deed hij natuurlijk in zijn brieven aan Weissmann. En hij -heeft het zeker niet voor een krats gedaan.’ Ik keek eens om me heen in de rijk gemeubileerde kamer. ‘Hij heeft gedurende de afgelopen jaren een fortuin verdiend - en hij hoefde geen cent belasting te betalen.’ Er hing een stilte van enkele minuten en toen knikte de generaal. ‘Zo zal het wel precies zijn. In ieder geval zal MacDonald ons niet meer lastig vallen.’ Hij keek me aan en glimlachte zonder humor. ‘Er blijft ons nu niet veel meer over. Ik kan nog één deur voor je openen, als het tenminste enig nut voor je zou hebben. Het onderschrift dat uit het album is geschrapt.’ ‘Toulon? Tournai?’ ‘Geen van beide.’ Hij keek weer eens naar de achterkant van het album. ‘Dit is voor enkele leden van de Wereldgezondheidsorganisatie samengesteld door een firma genaamd Gucci Zanoletti, Via XX Settembre, Genua. Het woord dat weggeschrapt is, is Torino - het Italiaanse woord voor Turijn.’ ‘Turijn.’ Slechts één woord, maar hij had me net zo goed een slag met een voorhamer kunnen geven. Dat zou ongeveer hetzelfde effect gehad hebben. Turijn. Ik ging op een stoel zitten omdat ik plotseling voelde dat ik moest gaan zitten, en na de eerste duizelingwekkende schok probeerde ik een paar minder verdoofde hersencelletjes weer uit hun coma te trekken en begon ik weer na te denken. Het had niet veel met nadenken te maken, want na het pak slaag en het natte pak dat ik had doorstaan, het gebrek aan slaap en eten was ik nu een heel eind beneden peil wat betreft mijn vermogen om mijn hersens te laten werken. Langzaam en moeizaam verzamelde ik enkele feiten in de mistige overblijfselen van mijn geest en op de een of andere wijze vormden deze feiten iedere keer weer hetzelfde mozaïek. Twee en twee is altijd vier. Moeizaam kwam ik overeind en ik zei tegen de generaal: ‘Het is zoals wel vaker wordt gezegd, generaal. U spreekt een grotere waarheid dan u zelf weet.’ ‘Je voelt je toch wel goed, Cavell?’ Er klonk ernstige bezorgdheid in zijn stem. ‘Ik zak bijna in elkaar. Maar mijn geest functioneert nog. Tenminste, dat geloof ik wel. Dat zullen we nu spoedig te weten komen.’ Met mijn lantaarn in de hand draaide ik me om en verliet de kamer. De generaal en Hardanger aarzelden, toen volgden ze me. Ik neem aan dat ze allerlei veelbetekenende blikken wisselden, maar ik was het stadium al voorbij mij daar zorgen over te maken. Ik was al in de garage en in de schuur geweest, dus daar hoefde ik niet meer te kijken. Ergens tussen de struiken, dacht ik vermoeid - en het regende nog. In de gang nam ik de keukendeur en ik stond op het punt naar de achterdeur te gaan toen ik een trapje zag dat naar een kelder leidde. Ik herinnerde me vaag dat sergeant Carlisle dit genoemd had toen hij en zijn mannen die namiddag het huis hadden doorzocht. Ik ging het trapje af, opende de kelderdeur en draaide het bovenlicht aan. Ik ging opzij om de generaal en Hardanger in de kelder te laten. ‘Het is net zoals u al zei, generaal,’ prevelde ik. ‘Van MacDonald zullen we geen last meer hebben.’ Wat niet helemaal juist was. MacDonald zou zeker nog wel last veroorzaken. Aan de politiedokter, de begrafenisondernemer en aan de man die het touw moest doorsnijden waarmee hij aan de zware ijzeren ring van het in de zoldering aangebrachte luik was opgehangen. Zoals hij daar bungelde, zijn voeten net even boven de grond en vlak boven de poten van een omvergeworpen stoel, vormde hij het materiaal voor een afschuwelijke nachtmerrie; de ogen die uit het verstarde, dode gezicht puilden, het blauwrode gelaat, de gezwollen tong, die tussen de zwarte lippen uitstak, de lippen, die in een gruwelijke grijns vaneen weken. Nee, nee, dat was niet om over te dromen. ‘Grote God.’ De stem van de generaal klonk fluisterend. ‘MacDonald.’ Hij staarde naar de bungelende gestalte en zei toen langzaam. ‘Hij moet geweten hebben dat zijn tijd bijna voorbij was.’ Ik schudde mijn hoofd. ‘Iemand anders besloot voor hem dat zijn tijd voorbij was.’ ‘Iemand anders...’ Hardanger bekeek de dode man van nabij, uit zijn gelaat viel niets op te merken. ‘Zijn handen zijn vrij. Zijn voeten zijn vrij. Hij was nog bij kennis toen hij stikte. Die stoel is uit de keuken naar beneden gesleept. En toch zeg jij...’ ‘Hij werd vermoord. Kijkt u maar naar de strepen en sporen in het kolengruis, hier vlak bij de stoel en naar die hoop kolen, die aan alle kanten over de keldervloer is geschopt. Kijk maar naar de striemen en het bloed aan de binnenzijde van de duimen.’ ‘Misschien is hij op het laatste ogenblik van mening veranderd,’ mompelde Hardanger. ‘Dat gebeurt zo vaak. Toen hij het benauwd kreeg heeft hij waarschijnlijk het touw boven zijn hoofd gegrepen en net zo lang vastgehouden tot hij niet meer kon. Daar komen ook die plekken op zijn duimen van.’ ‘Die plekken op zijn duimen zijn veroorzaakt doordat ze met touw of draad vastgebonden zijn geweest,’ zei ik. ‘Hij werd hier naar toegebracht, waarschijnlijk met een revolver in zijn rug en gedwongen op de grond te gaan liggen. Misschien was hij geblinddoekt, dat weet ik niet. Waarschijnlijk wel. Degene die hem heeft vermoord, heeft een touw door de ring getrokken en daarna de lus om de nek van MacDonald gelegd en toen is hij gaan hijsen voor MacDonald iets kon doen. Vandaar al die kolen en dat stof. MacDonald heeft natuurlijk als een waanzinnige geprobeerd overeind te komen toen de druk op zijn nek sterker werd. Met zijn handen op zijn rug gebonden is hem dat, met hulp van zijn beul gelukt, maar het zal niet gemakkelijk gegaan zijn. Hij heeft zijn dood er alleen maar vele seconden door vertraagd, de man aan het einde van het touw is blijven trekken. Kunt u zich voorstellen hoe MacDonald er bijna zijn duimen afgetrokken heeft bij de inspanning om zichzelf te bevrijden? Hij zal zo langzamerhand op zijn tenen hebben gestaan, maar dat kan een man ook niet altijd volhouden. Toen hij dood was heeft onze vriend, die van het andere einde van het touw, een stoel gepakt en daarmee MacDonald helemaal van de grond getild - MacDonald was een grote, zware man. Toen hij hem goed had opgehangen heeft hij het touw om zijn duimen doorgesneden en de stoel omgeschopt zodat het op zelfmoord zou lijken. Het is onze oude, tot elke prijs winnende vriend. Als hij ons zou kunnen doen geloven dat MacDonald het zelf had gedaan omdat hij dacht dat het net zich om hem heen gesloten had, hoopte hij  dat wij zouden geloven dat MacDonald de hoofdschuldige in deze zaak was, maar hij was er niet zeker van.’ ‘Je raadt toch maar,’ meende Hardanger. ‘Nee. Kunt u zich voorstellen dat een zo vermetele figuur als MacDonald, niet alleen een zeer hoog gedecoreerde officier die gedurende zes jaar in een tankregiment heeft gevochten, maar ook een spijkerharde spionage-agent, zelfmoord zou plegen als hij ziet dat de zaak mis gaat lopen? MacDonald zou erover denken de zaak op te geven of het bijltje erbij neer te gooien? Hij zou waarschijnlijk niet eens geweten hebben hoe hij dat zou hebben moeten doen. MacDonald werd absoluut, vast en zeker vermoord - hetgeen hij ongetwijfeld toch heeft verdiend. Maar het belangrijkste punt is dat hij niet alleen vermoord werd opdat onze vriend meer dwaalsporen kon leggen en zo meer tijd kon winnen; hij móest toch sterven en onze vriend meende dat hij het dan evengoed als een zelfmoord kon voorstellen, waardoor hij ons nog verder om de tuin leidde. Ik heb inderdaad geraden, Hardanger, maar dat doe ik nu beslist niet.’ ‘Moest MacDonald sterven?’ Hardanger keek me lang en peinzend aan en toen zei hij plotseling: ‘Jij schijnt er nogal zeker van te zijn.’ ‘Ik ben er zeker van. Ik weet het.’ Ik nam de kolenschop en begon wat kolen weg te scheppen die aan de achterwand van de kelder lagen opgetast. Er lagen er zeker een paar ton en ik was niet tot een veel grotere krachtsinspanning dan tanden poetsen in staat, maar ik hoefde maar zeer weinig te doen; met iedere schep die ik van de grond afschepte, kwam het honderdvoudige naar beneden rommelen op de vloer. ‘Wat verwacht je daaronder te vinden?’ vroeg Hardanger sarcastisch. ‘Weer een lijk?’ ‘Precies. Ik verwacht de overleden mevrouw Turpin te vinden. Het feit dat ze MacDonald voor mij waarschuwde en geen moeite deed het middagmaal voor hem klaar te maken, daar ze wist dat MacDonald toch niet eten zou omdat hij naar hogere regionen zou gaan verhuizen, laat er geen twijfel over bestaan dat ze aan alles deel had. Wat MacDonald wist, wist zij ook. Het zou geen zin gehad hebben MacDonald het zwijgen op te leggen en haar nog in leven te laten, zodat ze haar mond voorbij zou kunnen praten. Daar is ongetwijfeld ook voor gezorgd.’ Maar als daar dan voor gezorgd was, dan was dit niet in de kelder gebeurd. We gingen naar boven en terwijl de generaal gedurende lange tijd met de politie telefoneerde, begonnen Hardanger en ik, geassisteerd door twee politiechauffeurs en met behulp van een aantal lantaarns, het terrein te doorzoeken. Het was geen gemakkelijke taak, want de goede dokter die zijn huis zo bijzonder goed had gemeubileerd, had ook goed voor zichzelf gezorgd wat de nodige rust betreft, want zijn grondgebied, gedeeltelijk tuin, gedeeltelijk park, strekte zich over een gebied van minstens anderhalve hectare uit en het geheel was omgeven door een haag van beuken, waar een tank in zou zijn blijven steken. Het was heel donker en heel koud, windstil, de dichte regen viel verticaal door de steeds dunner wordende bladeren van de druipende bomen op de doorweekte grond. Het was een bijzonder passend decor voor het zoeken naar een lijk, bedacht ik grimmig, en er moest lang gezocht worden op deze zwarte, ellendige avond. De beukenheg was enige tijd tevoren geknipt en de afgeknipte takken lagen opgestapeld in een afgelegen hoek van de tuin. We vonden mevrouw Turpin hieronder, ze was niet zo diep begraven, net voldoende takken om haar aan het gezicht te onttrekken. Naast haar lag de hamer die ik niet in de schuur had kunnen vinden en men behoefde slechts even naar de achterzijde van haar hoofd te kijken om te weten waarom die hamer daar lag. Op het eerste gezicht zou ik hebben gezegd dat de man die een aanval op mijn ribben had gedaan ook de hamer op mevrouw Turpin had gehanteerd; mijn ribben getuigden evenals de schedel van de dode vrouw van een zinloze, redeloze, dierlijke woestheid van een geschonden en boosaardige geest. Bij het licht van mijn lantaarn zag ik dat een van de politiechauffeurs, een nog jonge man van even twintig jaar, groengrijs werd en snel in de duisternis wegliep. We vonden een zeil naast de cementzakken in de schuur liggen en bedekten daar het lichaam mee, ik weet niet waarom, het was een zinloze daad, maar of ze het nu verdiend had om te sterven of niet, het leek ons toch verkeerd haar zo in de regen te laten liggen. Weer in het huis teruggekeerd, deed ik een aanval op MacDonalds whisky voorraad. Hij zou er zelf niet meer van gebruiken en omdat hij zo duidelijk verteld had dat hij geen familieleden had en daarom niemand had waaraan hij het kon nalaten, vond ik het spijtig het te laten bederven. Bovendien hadden we het bitter nodig. Ik schonk de glazen boordevol, voor Hardanger, voor mezelf en voor de twee politiechauffeurs, en als Hardanger dan vaag deze diefstal en de overtreding van de dienstorders door het aanbieden van alcoholhoudende dranken aan dienstdoende politieambtenaren constateerde, dan zweeg hij hier toch over. Hij had zijn glas het eerst van ons allen leeg. De twee politiemannen gingen weg toen de gene- raai het vertrek weer binnentrad. Iedere minuut waarin ik hem niet had gezien, scheen hem een jaar ouder te hebben gemaakt, de lijnen om zijn neus en mond waren scherper dan ooit. ‘Hebben jullie haar gevonden?’ Hij nam het hem geboden glas aan. ‘We hebben haar gevonden,’ vertelde Hardanger. ‘Ze was dood, zoals Cavell al had voorspeld. Vermoord.’ ‘Het doet weinig ter zake.’ Plotseling huiverde de generaal en hij nam een grote slok whisky. ‘Ze is een van de velen. Morgen om deze tijd - hoeveel duizenden dan? God mag weten hoeveel duizenden. Deze waanzinnige heeft weer een boodschap gestuurd. Zijn gewone bijbelse taal, de muren van Mordon staan nog overeind, geen tekenen van vernietiging, zijn tijdschema vordert snel. Als met de vernietiging van Mordon om middernacht niet is begonnen dan zal hij vanochtend om vier uur een ampul met botulinustoxine in het hart van Londen breken, binnen driehonderd meter van New Oxford Street.’ Na deze mededeling hadden we behoefte aan nog meer whisky. Hardanger zei: ‘Dit is geen waanzinnige, generaal.’ ‘Nee.’ De generaal wreef vermoeid over zijn voorhoofd. ‘Ik heb ze gezegd wat Cavell te weten is gekomen en wat wij ervan denken. Ze zijn volledig in paniek. Weten jullie dat enkele landelijke dagbladen al verschenen zijn - al even voor zessen? Ongehoord, maar zo is de situatie. De kranten schijnen een nauwkeurig verslag te geven van de doodsangst van de bevolking en zij smeken of eigenlijk eisen van de regering aan de wensen van deze waanzinnige tegemoet te komen, want toen ze gedrukt werden dacht iedereen nog met een gek te doen te hebben. Het nieuws van de vernietiging van het stukje East Anglia begint via de radio en de televisie wereldkundig te worden en iedereen is buiten zichzelf van angst. Wie er dan ook achter deze affaire zit, het is een briljante duivel: nog een paar uur en het hele volk ligt op zijn knieën. Het zijn de angstaanjagende snelheid van de operaties, het ontbreken van een tijdruimte tussen de bedreiging en de uitvoering van de bedreiging die zo verschrikkelijk zijn. Vooral nu iedere krant en iedere radio-uitzending voortdurend op het thema hamert dat deze waanzinnige het verschil niet weet tussen het botulinustoxine en het satanskruid en dat hij misschien het satanskruid nu wel zal gaan gebruiken.’ ‘In feite is het dus zo,’ zei ik, ‘dat al die lieden die zo gekreund en geklaagd hebben dat het leven niet meer de moeite waard is geleefd te worden in de schaduw van een nucleaire slachting nu plotseling hebben ontdekt dat het misschien toch wel de moeite waard is om te leven. Denkt u dat de regering zal toegeven?’ ‘Ik kan er niets van zeggen,’ bekende de generaal. ‘Ik ben bang dat ik de premier verkeerd heb beoordeeld. Ik dacht dat hij met alle winden mee zou draaien. Maar nu weet ik het niet. Zijn houding is op merkwaardige wijze verstevigd. Misschien schaamde hij zich over zijn eerste paniek. Misschien ziet hij hierin een kans om een onuitwisbare indruk in de geschiedenis achter te laten.’ ‘Misschien drinkt hij net als wij whisky,’ zei ik. ‘Misschien. Op het ogenblik vergadert hij met het kabinet. Hij zegt dat hij als dit een communistisch plan is nooit zal toegeven. Als de communisten hierachter zitten, zegt hij, is het laatste wat wij ons kunnen permitteren toe te geven. Want niet aan hun eis voldoen dat Mordon zal worden vernietigd, zal wellicht vele doden tot gevolg hebben, maar wél aan deze eis voldoen zal de eventuele dood van allen tot gevolg hebben. Ik ben van mening dat deze houding de enig juiste is, en ik ben het met hem eens als hij zegt dat hij bereid is heel Londen te evacueren.’ ‘Londen evacueren?’ herhaalde Hardanger ongelovig. ‘Tien miljoen mensen in tien uur. Fantastisch. Die man is gek. Dat is onmogelijk.’ ‘God zij dank behoeft er niet zo drastisch gehandeld te worden. Het is een windstille avond en het meteorologisch instituut voorspelt een windstille nacht en het regent hard. Een virus wordt door een zware regenval naar de aarde gericht, want het vertoont een grotere affiniteit tot water dan tot de lucht. Deskundigen betwijfelen of bij windstilte het virus meer dan honderd meter buiten het punt waar het is losgelaten, zal kunnen komen. Als het nodig is is men voornemens het gebied tussen Euston Road en de Theems te evacueren, vervolgens van Portland Street en Regent Street in het westen naar Gray’s Inn Road in het oosten.’ ‘Dat zal weinig moeilijkheden opleveren,’ vond Hardanger. ‘Dat gedeelte is ‘s nachts toch praktisch verlaten - er zijn hoofdzakelijk kantoren en winkels. Maar het virus. Dat wordt meegevoerd door de regen. Dat zal de Theems besmetten. Misschien komt het in het drinkwater terecht. Wat moet er gebeuren - moet de mensen niet gezegd worden dat ze van wassen en drinken afzien totdat er een oxydatietijd van twaalf uur voorbij is?’ ‘Dat zal gebeuren. Mijn God, wat zal hier uit voortvloeien. Ik heb me nog nooit zo vervloekt hulpeloos gevoeld. Het lijkt wel of we in deze zaak geen enkele reële richtlijn hebben. Als we maar enige verdenking hadden, als we maar wisten wie er achter dit alles zit - ik zweer jullie, als we hem te pakken zouden kunnen krijgen, zou ik me omdraaien en dan zou ik Cavell met hem laten afrekenen.’ Ik dronk mijn glas leeg en ik zei: ‘Meende u dat, generaal?’ ‘Wat denk je dan?’ Hij keek van zijn glas op en staarde me met vermoeide grijze ogen aan. ‘Wat bedoel je daarmee, Cavell? Heb je een aanwijzing?’ ‘Sterker gezegd, generaal. Ik weet wie het is.’ De generaal stelde altijd teleur op het gebied van reacties. Dat had hij altijd gedaan. Geen hijgende ademhaling, geen wijd opengesperde ogen, geen emotioneel gedoe. Hij mompelde: ‘De helft van mijn vermogen, Pierre. Wie is het?’ ‘Nog één bewijs,’ zei ik. ‘Het laatste bewijs en dan kan ik het zeggen. We hebben het gemist en het staarde ons recht aan. Dat wil zeggen, het staarde mij aan. En Hardanger. Dan te bedenken dat het volk met betrekking tot hun veiligheid afhankelijk is van mensen zoals wij. Politiebeambten, rechercheurs. We konden de gaten in de kaas nog niet eens ontdekken.’ Ik wendde me tot Hardanger. ‘We hebben daarnet de tuin vrij grondig onderzocht. Is het niet?’ ‘Inderdaad. En?’ ‘We hebben geen vierkante decimeter overgeslagen?’ ‘Ga door,’ bromde hij ongeduldig. ‘Hebt u sporen gezien van een nieuw gemetseld gebouw? Hutten? Schuren? Muren? Visvijvers? Decoratief metselwerk? Iets dergelijks?’ Hij schudde het hoofd. Er lag een zekere voorzichtigheid in zijn blik. Hij dacht dat ik gek werd. ‘Nee, niets, helemaal niets.’ ‘Wat is er dan gebeurd met al dat cement uit die lege cement- zakken in de schuur die we zagen liggen toen we het zeil vonden? Dat is toch niet zo maar verdwenen? En het puin dat we zagen liggen? Als buiten metselen dan geen hobby was van MacDonald, waar zullen we met de meeste kans naar dit metselwerk binnenshuis moeten zoeken? In een eetkamer? In een slaapkamer?’ ‘Misschien kun jij het zeggen, Cavell?’ ‘Ik weet het nog beter. Ik zal het u laten zien.’ Ik ging naar buiten naar de schuur en zocht naar een breekijzer of een houweel. Ik kon geen van beide vinden. Wat er het meest op leek was een kleine voorhamer. Daar moest ik het dan maar mee doen. Ik nam de hamer mee, pakte ook nog een emmer, ging naar de keuken, waar de generaal en Hardanger op me wachtten, vulde de emmer bij het aanrecht en ging vóór de trap af naar de kelder. Hardanger, die blijkbaar de dode man die van de zoldering bungelde, vergeten was, zei met zware stem: ‘Wat ga je nu laten zien, Cavell? Hoe je briketten maakt?’ Boven in de gang rinkelde de telefoon. Automatisch keken we elkander aan. De binnenkomende gesprekken op dokter MacDonalds toestel zouden weleens bijzonder interessant kunnen zijn. Hardanger zei: ‘Ik zal hem wel nemen,’ en ging weg. We hoorden zijn stem aan de telefoon en toen werd mijn naam genoemd. Ik liep de trap op naar boven en de generaal volgde me. Hardanger reikte me de hoorn. ‘Het is voor jou. Wil zijn naam niet zeggen. Wil je persoonlijk spreken.’ Ik nam de hoorn aan. ‘Met Cavell spreekt u.’ ‘Zo, je bent dus vrij en het kleine dametje liegt dus niet.’ De woorden kwamen over de draad met een lage, duistere, hese fluisterstem. ‘Schei er mee uit, Cavell. Zeg de generaal dat hij ermee uitscheidt. Als je het kleine dametje tenminste levend wilt terugzien.’ De nieuwe kunststofmaterialen zijn tamelijk sterk en daarom werd de hoorn niet in mijn handpalm kapot gedrukt. Toch zal het niet veel gescheeld hebber». Mijn hart scheen gedurende lange seconden stil te staan en begon toen weer heftig te kloppen. Ik zorgde ervoor mijn stem onbewogen te laten klinken en zei: ‘Waar heb je het in godsnaam over?’ ‘Over de mooie mevrouw Cavell. Ze staat hier bij me. Ze zou je graag even willen spreken.’ Een ogenblik was het stil, toen hoorde ik haar stem. ‘Pierre? O lieveling, het spijt me zo...’ Haar stem brak plotseling af en de snik werd gevolgd door een kreet van pijn. Toen stilte. Toen weer de duistere fluisterstem: ‘Hou op, Cavell,’ en toen de klik van de hoorn die op de haak gelegd werd. Ik legde mijn hoorn terug, die rammelend terugviel op het toestel. Mijn hand beefde alsof ik koorts had. Misschien was mijn gezicht door de schok of de angst of door allebei in de normale uitdrukking verstijfd, of misschien was mijn gelaatsuitdrukking door de vermomming niet duidelijk zichtbaar. Hoe het ook zij, ze merkten niets op, en de generaal vroeg op een normaal nieuwsgierige toon: ‘Wie was het?’ ‘Ik weet het niet.’ Ik zweeg even en vervolgde automatisch. ‘Ze hebben Mary.’De generaal had zijn hand al op de deurknop. Nu liet hij deze langs zijn lichaam vallen met een belachelijk, vertraagd gebaar, dat wel tien seconden vergde, het leek alsof er iets wegstierf in zijn gezicht. Hardanger fluisterde iets dat niet geschikt is om neer te schrijven; zijn gezicht was als uit steen gehouwen. Geen van beiden vroeg me te herhalen wat ik had gezegd, geen van beiden koesterde de geringste twijfel omtrent wat ik had bedoeld. ‘Ze zeiden dat we ermee moesten ophouden,’ vervolgde ik op dezelfde afgemeten toon. ‘Anders zullen ze haar doden. Ze hebben haar, dat is waar. Ze heeft enkele woorden gezegd en toen gilde ze. Ze moeten haar erg pijn hebben gedaan!’ Daar stonden we, onbeweeglijk, alsof we een ouderwets drama opvoerden. Ik wist wat de gedachten waren van de beide andere mannen, dezelfde ijzige gedachten beheersten mij. Een man die tweemaal een moord gepleegd heeft om de virussen te veroveren, een man, die honderden dieren en de hemel mag weten hoeveel mensen doodde om de bloedige ernst van zijn bedreigingen en oogmerken te demonstreren - deze man zou het leven van Mary uitblazen alsof het een kaars was, en dat met even weinig consideratie of wroeging. Hardanger vroeg op bijna wanhopige toon: ‘Hoe kan hij te weten zijn gekomen dat je ontsnapt bent? Hoe kan hij het vermoeden? Hoe...’ ‘Door dokter MacDonald,’ zei ik. ‘Hij wist het - mevrouw Turpin heeft het hem verteld - en de moordenaar hoorde het van MacDonald.’ Bijna zonder hem te zien staarde ik de generaal aan, zijn gezicht bleef onbewogen, maar het was of alle leven eruit weggeëbd was. Ik vervolgde: ‘Het spijt me. Als er iets met Mary gebeurt is het mijn schuld. Mijn eigen misdadige nonchalance.’ De generaal zei: ‘Wat doen we nu, mijn jongen?’ Zijn stem klonk vermoeid en lusteloos en paste geheel bij de dofheid die het soldateske vuur in zijn blik had vervangen. ‘Je weet dat ze je vrouw zullen doden. Mensen zoals zij doden altijd.’ ‘Je vrouw’ had hij gezegd. ‘Mijn dochter’ had hij willen zeggen. Misschien zou er een dag komen waarop ik in dezelfde omstandigheden zouden verkeren. ‘U weet dat er geen kans is, generaal. We kunnen de jacht nu onmogelijk staken. Het hare is slechts één leven. God weet hoeveel duizenden andere op de andere kant van de balans liggen, die hij in zijn macht heeft. Hij moet gepakt worden. Er staan zoveel mensenlevens op het spel.’ ‘En jij zou ze graag ruilen voor dat van Mary,’ sprak de generaal. ‘Ik vind het verschrikkelijk voor je, mijn jongen.’ ‘We verdoen onze tijd,’ zei Hardanger hees. ‘Twee minuten,’ zei ik. ‘Ik hoef maar twee minuten te hebben. Dan weet ik het zeker.’ Ik rende naar beneden naar de kelder, nam de emmer op en wierp de helft van de inhoud tegen de muur. Het water verspreidde zich en stroomde snel naar beneden op de grond. Als schoonmaakmethode had dit absoluut niets te betekenen, want het maakte nauwelijks enige indruk op het kolengruis dat er in de loop van de jaren aan was vastgehecht. Terwijl de generaal en Hardanger niet begrijpend toekeken, wierp ik de rest van de inhoud van de emmer tegen de achterwand, waar de kolen zo hoog tegenaan gestapeld hadden gelegen voordat ik mijn afgraving begon. Het water plonsde naar beneden en de muur werd zo schoon en helder alsof hij pas enkele weken tevoren was gemetseld. Hardanger keek ernaar, toen naar mij en toen weer naar de muur. ‘Mijn verontschuldigingen, Cavell,’ sprak hij. ‘Daarom waren die kolen zo hoog tegen de muur opgestapeld, om de sporen van vers metselwerk te verbergen.’ Ik verspilde geen tijd met redeneren, we waren nu in grote tijdnood geraakt; in plaats daarvan hief ik de voorhamer en sloeg deze tegen de bovenste richel van het metselwerk - het onderste leek massief. Ik sloeg maar één keer. Ik had een gevoel of iemand me met een stiletto tussen mijn ribben stak. Misschien had de dokter toch gelijk gehad en lagen mijn ribben niet meer zo vast verankerd als dit in de bedoeling van de natuur had gelegen. Zonder een woord te spreken overhandigde ik de voorhamer aan Hardanger en ging doodmoe op de omgekeerde emmer zitten. Hardanger woog honderdnegentig pond en niettegenstaande de kalme onbewogenheid van zijn gezicht was hij door het dolle heen. Hij trok zijn jas uit, overhandigde deze met een plechtig gebaar aan de generaal en met alle kracht en ijzeren vastberadenheid die in hem was viel hij aan op die gemetselde muur alsof deze de personificatie was van al het kwaad op de wereld. de muur had geen enkele kans. Bij de derde slag versplinterde het eerste blok en laakte los en binnen dertig seconden had hij een gat gemaakt van ongeveer zestig centimeter in het vierkant. Hij hield even op, keek me aan en ik kwam moeizaam overeind, als de oude, oude man, die ik me voelde en knipte mijn lantaarn aan. Samen keken we in het gat. Tussen de valse en de echte keldermuur bevond zich een ruimte van ongeveer een halve meter en op de bodem van dit nauwe gat, half bedekt door stukken metselwerk, stof en splinters, lagen de overblijfselen van wat eens een man geweest was. Gebroken, gruwelijk verminkt, maar ongetwijfeld de overblijfselen van een mens. Hardanger zei met een dreigende, kalme en rustige stem: ‘Weet jij wie dat is, Cavell?’ ‘Ik ken hem, Easton Derry. Mijn voorganger als hoofd van de Veiligheidsdienst van Mordon.’ ‘Easton Derry,’ de stem van de generaal klonk even onnatuurlijk beheerst als die van Hardanger. ‘Hoe weet je dat? Zijn gezicht is onherkenbaar.’ ‘Ja. Maar de ring aan zijn linkerhand heeft een blauwe topaas. Easton Derry droeg altijd een ring met een blauwe topaas. Dit is Easton Derry.’ ‘Hoe - hoe is dit gebeurd?’ De generaal staarde omlaag op het halfnaakte lijk. ‘Een verkeersongeval? Een wild beest?’ Gedurende ruim een minuut staarde hij zwijgend neer op de dode man, toen richtte hij zich op en keerde zich tot mij, de ouderdom en de vermoeidheid van zijn gelaat waren sterker dan ooit geaccentueerd, de oude ogen staarden kil als ijs en zonder enig leven. ‘Dit heeft een mens hem aangedaan. Hij werd doodgemarteld.’ ‘Hij werd doodgemarteld,’ zei ik. ‘En jij weet wie het gedaan heeft?’ herinnerde Hardanger mij. ‘Ik weet wie het gedaan heeft.’ Hardanger trok een bevel tot inhechtenisneming uit zijn binnenzak en haalde een pen te voorschijn, toen wachtte hij. Ik zei: ‘Dat zult u niet nodig hebben, hoofdinspecteur. Niet als ik hem te pakken krijg. Voor het geval dat dit niet lukt, vult u dan de naam in van dokter Giovanni Gregori. de man die zichzelf dokter Giovanni Gregori noemt. de ware dokter Gregori is dood.’