Woensdagnacht - Middernacht

 

De luitenant-ter-zee der eerste klasse Vincent Ryan van de Royal Navy, commandant van de jagerdivisie en van Zijner Majesteits nieuwste S-klasse jager Sirdar, keek zijn stampvolle kaartenkamer rond en plukte nadenkend aan zijn prachtige, volle baard. Nog nooit van z'n leven had hij zo'n armoedige, gemeen uitziende, gewonde en gekneusde troep misdadigers bij mekaar gezien, met uitzondering dan misschien van dat stel zeerovers uit de Bias Baai, die hij had helpen inrekenen toen hij als piepjong zeeofficier in China was gestationeerd. Hij bekeek ze nog eens wat aandachtiger, plukte weer aan z'n baard en kwam toen tot de conclusie dat ze er niet alleen gemeen uitzagen, maar dat hij niet graag opdracht zou krijgen deze vijf kerels in te rekenen. Gevaarlijk, levensgevaarlijk, zo taxeerde hij hen, ofschoon hij niet kon zeggen waarom; het waren alleen maar hun beheerste houding en hun kalme waakzaamheid, die hem een gevoel van onbehagen gaven. „Mijn privé beulen" had Jensen hen genoemd, en Jensen wist hoe hij z'n scherprechters moest kiezen. „Misschien willen de heren benedendeks gaan?" bood hij vriendelijk aan. „We hebben warm water genoeg, droge kleren en warme kooien. Wij gebruiken ze vannacht toch niet." „Dank u, commandant," antwoordde Mallory aarzelend, „maar we zouden deze operatie graag helemaal willen meemaken." „Mooi, dan bent u welkom op de brug," zei Ryan opgewekt. De Sirdar meerderde weer vaart en het dek trilde onder hun voeten. „Maar... eh... op uw eigen risico natuurlijk." „Wij zijn onder een speciaal gesternte geboren," teemde Miller. „Ons overkomt nóóit wat." Het regende niet meer en door de breder wordende scheuren in de bewolking konden ze al enkele sterren zien schitteren. Mallory keek om zich heen, zag aan bakboord het nabije Maidos en aan stuurboord het machtige massief van Navarone opdoemen. Recht achteruit, op een paar kabellengten afstand, kon hij nog juist twee andere schepen onderscheiden; de hoge, witte boeg- golven krulden blank tegen hun donkere silhouetten op. Mallory wendde zich tot de commandant. „Zijn er geen troepenschepen, commandant?" „Geen troepenschepen." Een zonderling mengsel van vreugde en verlegenheid bekroop Ryan nu deze man hem zo vol respect aansprak. „Alleen maar jagers. Dit moet allemaal in een razend tempo gebeuren en daarom kunnen we geen langzame schepen gebruiken... We zijn trouwens al op het tijdschema achter." „Hoeveel tijd hebt u nodig om de mensen van de wal aan boord te krijgen?" „Een half uur." „Wat? Twaalfhonderd man?" Mallory kon z'n oren niet geloven. „Meer." Ryan zuchtte. „De halve bevolking van dat verrekte eiland wil ook evacueren. We zouden het desnoods nóg in een half uur kunnen doen, maar 't zal wel wat meer tijd kosten. We zullen ook zoveel mogelijk materiaal mee nemen." Mallory knikte. Toen gleed zijn blik over de slanke, smalle Sirdar. „Maar waar moet u ze allemaal bergen, commandant?" „Da's een logische vraag," moest Ryan toegeven. „De Londense Underground om vijf uur 's middags zal stil zijn vergeleken bij wat ons te wachten staat. Maar we zullen ze wel ergens stouwen." Mallory knikte andermaal en keek over het donkere water naar Navarone. Nog maar twee, hooguit drie minuten en ze zouden het fort van achter het gebergte zien verschijnen. Hij voelde dat iemand zijn arm aanraakte, draaide zich half om en keek glimlachend in de trieste ogen van de kleine Griek naast zich. „Nog maar even, Louki," zei hij kalm. „De mensen, majoor," mompelde de Griek. „De mensen in de stad... Zal hun niets overkomen?" „Geen zorgen, Louki. Dusty zegt dat het dak van de galerij recht omhoog zal gaan. Het meeste zal in de haven terechtkomen." „Ja, maar de boten..." „Hou nu op met je gepieker! Er is geen sterveling aan boord. Je weet zelf dat ze voor de avondklok in huis moeten zijn." Hij draaide zich om toen iemand hem bij de arm pakte. „Kapitein Mallory, dit is luitenant-ter-zee Beeston, mijn officier van artillerie." Er was een lichte koelheid in Ryans stem, die Mallory de indruk gaf dat de commandant nu niet bepaald enthousiast over zijn officier van artillerie was. „Mijnheer Beeston maakt zich zorgen." ,Zéker maak ik me zorgen!" De toon was kil, hooghartig en had iets neerbuigends. „Ik hoor dat u de commandant hebt aangeraden geen verzet te bieden." „Dat klinkt als van een omroeper van de B.B.C. die een communiqué voorleest," zei Mallory nors. „Maar u hebt gelijk. Dat heb ik inderdaad geadviseerd. U zou die kanonnen alleen maar met een zoeklicht kunnen lokaliseren en dat zou fataal zijn. 't Zelfde geldt voor kanonvuur." „Het is me volstrekt niet duidelijk." In de duisternis kon men bijna het optrekken van de wenkbrauwen zien. „U zou daarmee uw positie verraden," legde Mallory geduldig uit. „En dan zouden ze u meteen onderhanden nemen. Geef die kerels twee minuten en hun vuur ligt dekkend. Ik heb alle reden om aan te nemen dat de accuratesse van hun kanonniers fantastisch is." „De Marine denkt er precies zo over," merkte Ryan nuchter op. „Met hun derde salvo troffen ze de Sybaris in het B munitiemagazijn." „Zou u dan misschien kunnen vertellen hoe dat mogelijk is, kapitein Mallory?" Beeston was volstrekt niet overtuigd. „Ze vuren met behulp van radar," antwoordde Mallory. „Ze hebben twee enorme zoekers boven op het fort." „De Sirdar heeft vorige maand radar gekregen," zei Beeston stijfjes. „Ik veronderstel dat we zelf ook treffers kunnen plaatsen wanneer we..." „U kunt gewoonweg niet missen," teemde Miller, nuchter en uitdagend, ,,'t Is een verrekt groot eiland, makker." „Wie... wie bent u eigenlijk?" Beeston wist niet hoe hij 't had. „Wat bliksem bedoelt u eigenlijk?" „Korporaal Miller," Dusty was onverstoorbaar. „Dat moet een verrekt gevoelig instrument zijn, luitenant-op-zee, als je daarmee één bepaalde grot uit zo'n honderd vierkante mijl rots kunt pikken!" Even was het stil, toen mompelde Beeston iets en draaide zich om. „U hebt z'n gevoelens gekwetst, korporaal," mompelde Ryan. „Hij is fel op een geschutsactie. Maar we zullen ons rustig houden. Hoe lang hebben we nodig om voorbij die kaap te komen, kapitein?" „Ik weet het niet precies." Hij draaide zich om. „Wat zeg jij ervan, Casey?" „Een minuut, kapitein. Meer niet." Ryan knikte zwijgend. Het was stil op de brug, een stilte die nog werd geaccentueerd door het sissen en ruisen der golven en het onwezenlijke, eentonige geping van de asdic. De hemel was wat lichter geworden en een bleke maan trachtte zich door de dunner wordende wolkenlagen te worstelen. Niemand sprak, niemand bewoog zich. Mallory voelde dat Andrea's machtige gestalte naast hem stond, met achter zich Miller, Brown en Louki. Geboortig uit het binnenland, het voorgebergte van de Zuidelijke Alpen, was Mallory in alle opzichten een landrot, voor wie de zee en de schepen totaal vreemd waren; maar nog nooit in zijn leven had hij zich zo thuis gevoeld, nooit zo goed geweten wat het was ergens thuis te horen als op dit ogenblik. Hij was meer dan blij, dacht hij bij zich zelf, hij was tevreden. Hij had Andrea en zijn nieuwe vrienden en ze hadden een onmogelijke taak goed volbracht - wat kon een man dan anders zijn dan tevreden? Ze keerden niet allen naar huis terug; Andy Stevens was niet meer bij hen, doch merkwaardig genoeg kon hij daarover geen verdriet voelen, doch enkel een lichte melancholie... Als had hij zijn gedachten geraden, leunde Andrea naar Mallory toe, in het donker hoog boven hem uit stekend. „Hij had erbij moeten zijn," mompelde hij. „Andy Stevens had ook hier moeten staan. Daar sta je nu aan te denken, nietwaar?" Mallory knikte glimlachend, doch zei niets. „Het doet er eigenlijk niets toe, nietwaar, m'n beste Keith?" Geen bezorgdheid, geen vraag, alleen maar het constateren van een feit. „Het doet er werkelijk niets toe." „Het doet er volstrekt niets toe." Nog terwijl hij sprak, keek hij snel op. Een felle, oranjekleurige vlam. was plotseling van de steile rotswand onder het fort gesprongen; zonder dat hij 't had bemerkt waren ze om de hoge kaap heen gevaren. Er klonk een gierend gefluit - Mallory moest vreemd genoeg denken aan een sneltrein, die uit een tunnel kwam aangestormd - vlak boven hun hoofden en de zware granaat plonsde dicht achter hen in zee. Mallory klemde de lippen op elkaar en balde onwillekeurig de vuisten. Het was nu niet moeilijk meer te begrijpen hoe de Sybaris was ondergegaan. Hij hoorde de officier van artillerie iets tegen de commandant zeggen, doch de woorden drongen niet tot hem door. De anderen keken naar hem en hij keek naar hen, doch zonder hen te zien, want zijn gedachten waren elders. Zou nu de volgende granaat komen? Of zou de echo van het eerste salvo nu over de zee rollen? Of misschien... Weer stond hij in dat donkere magazijn, diep in de rotsen; maar nu zag hij daar mensen, niets vermoedende, ten dode opgeschreven mensen. Hij zag hoe de aan de zoldering bevestigde takels de zware granaten en ladinghulzen naar de liftschacht sleurden... zag de munitielift langzaam dalen naar de wachtende, blanke draden, geen centimeter van elkaar... het door een veer tegen de glimmende rail gedrukte, soepel draaiende wiel... de zachte bons, waarmee de lift... Een witte zuil van vuur schoot honderden meters omhoog naar de nachtelijke hemel toen de ontzaglijke explosie het hart uit het machtige fort van Navarone scheurde. Er volgde geen andere gloed, er waren geen zwarte, wentelende rookwolken - alleen maar die verblindende, witte kolom, die een ogenblik de ganse stad verlichtte, zich machtig tot in de wolken verhief en toen verdween alsof hij er nooit was geweest. En toen, de een na de andere, kwamen de schokgolven, de enkele donderslag van de explosie - zelfs op die grote afstand ontstellend - en tenslotte het zware gerommel, waarmee duizenden tonnen rots majestueus in de haven tuimelden: duizenden tonnen rots en de twee grote kanonnen van Navarone. Nog altijd hoorden ze het gedonder en de ver over de Aegeïsche Zee wegstervende echo's toen de wolken werden opengespleten en de maan verscheen, een volle maan, die de donkere rimpels op de zee verzilverde en het, op witte kant lijkende kielzorg van de Sirdar deed glinsteren. En recht vooruit, zich badend in het witte maanlicht, mysterieus en ver, lag het eiland Kheros op de zee te dromen.