Woensdagavond 2115 - 2345

 

Vlot en behendig vierde Miller het tweemaal om de stang geslagen klimtouw, terwijl Mallory zich in de duisternis het zakken. Vijftien meter gedaald, schatte hij, zeventien, achttien, toen voelde hij de waarschuwende ruk aan het om zijn pols gebonden seinkoord en meteen hield hij het touw strak, bukte zich en maakte het weer vast aan de verticale steun. Toen richtte hij zich op, bond het losse eind van het touw stevig om zijn middel en leunde ver naar voren, tot boven de afgrond. Met beide handen greep hij het hangende touw zo laag mogelijk beet en begon langzaam, aanvankelijk nauwelijks merkbaar en toen met steeds langere zwaaien, man en touw heen en weer te bewegen als de slinger van een uurwerk. Toen de slingeringen langer werden, begon het touw in zijn handen te springen en te rukken en Miller begreep dat Mallory tegen uitstekende rotspunten moest stoten en daarbij machteloos rondtolde. Maar Miller wist dat hij nu niet kon ophouden, want achter hem beukten zonder ophouden de voorhamers. Daarom boog hij zich nog verder over de rand en gebruikte alle kracht van zijn pezige armen en schouders bij zijn poging Mallory steeds verder te slingeren en wel tot vlakbij het touw, dat Brown nu omlaag moest hebben laten zakken, van het balkon achter de woning waar ze hem hadden achtergelaten. In de diepte, tussen de galerij en het onzichtbare water van de haven, slierde Mallory in wijde bogen door regen en duisternis, twaalf meter heen en weer langs de, zijn botten kneuzende, hoekige kanten van de rotswand. Reeds bij een der eerste zwaaien had hij het hoofd hevig tegen een rotspunt gestoten, zo hevig dat hij een ogenblik half bewusteloos was geraakt en zijn handen het touw bijna hadden laten schieten. Maar hij wist nu waar die verraderlijke rotspunt zat en duwde zich er bij het passeren telkens vrij van, ook al had dit tot gevolg dat hij daardoor iedere keer een hele slag draaide. Het maakte niet veel uit, dacht hij, dat het nu donker was, want die verraderlijke botsing had de oude wonde, die Turzig hem had bezorgd, opnieuw geopend, zodat zijn gezicht een en al bloed was en beide ogen er mee dicht zaten. Maar hij bekommerde zich niet om de wonde of om het bloed in zijn ogen. Het touw... alleen daar ging het om. Hing het touw waar het moest hangen? Was er iets met Casey Brown gebeurd? Hadden ze hem overmeesterd voor hij gelegenheid had gekregen het touw te laten zakken? Wanneer dat het geval was, bestond er geen hoop meer voor hen en was er geen andere manier om de afstand van twaalf meter van huis naar kanongalerij te overbruggen. Het touw móést er zijn! Het moest! Maar als het er was, waarom kon hij het dan niet vinden? Drie keer achtereen, op het dode punt van zijn zwaai naar het huis toe, had hij er naar getast met de haak van zijn bamboestok, maar telkenmale had het metaal zonder iets te grijpen langs de kale rots geschraapt. Toen de vierde maal... Zich uitrekkend zo ver hij kon, voelde hij hoe de haak het touw pakte! Onmiddellijk haalde hij het met de stok naar zich toe, greep het nog voor hij terugzwaaide, rukte aan het seinkoord en remde zijn slingerende beweging af. Twee minuten later, uitgeput door een klimpartij, achttien meter omhoog langs het nattige, glibberige touw, krabbelde hij blindelings over de rand van de galerij en bleef daar, naar adem snakkend, een ogenblik liggen. Snel en zonder een woord te zeggen, bukte Miller zich, bevrijdde Mallory's benen uit de erom heen geslagen veiligheidslussen, maakte de knoop los, bond het touw aan dat van Brown, gaf daar een ruk aan en zag toen hoe de aan elkaar gebonden touwen in de duisternis werden weggetrokken. Twee minuten later was de accu naar de galerij overgebracht, die Brown eerst tot onder de galerij had laten zakken, waarna Mallory en Miller hem hadden opgehesen. Weer twee minuten later, doch nu met uiterste voorzichtigheid, werd de tas van zeildoek, waarin de T.N.T., de aanvuurladingen en de ontstekers zaten, naar boven gehesen en lag deze naast de accu. Elk geluid was nu verstomd en ze hoorden niet langer het ge- beuk der voorhamers op de deur. Er was iets dreigends, onheilspellends in die stilte, dreigender nog dan voordien het lawaai was geweest. Was de deur bezweken, het slot opengebroken? Stonden de Duitsers nu in de duisternis van de tunnel op hen te wachten, de automatische karabijnen in de aanslag om hen neer te schieten? Er was geen tijd zich dat af te vragen, hun taak op te geven of hun kansen af te wegen. De tijd van voorzichtigheid was voorbij en 't kwam er niet op aan of ze zouden leven of sterven. Met de zware Colt .445 aan de heup stapte Mallory over de stang, sloop langs de grote kanonnen en ging de tunnel in. Halverwege knipte hij z'n lantaarn aan. De ruimte was verlaten en boven hem de deur nog altijd intact. Snel klom hij de ladder op en luisterde. Hij meende gemompel van stemmen en ook een zacht sissend geluid aan de andere kant van de deur te horen, maar was daar niet zeker van. Naar voren leunend om beter te kunnen horen, legde hij een handpalm tegen de deur en trok die met een gesmoorde kreet van pijn meteen terug. Vlak boven het slot was de deur bijna roodgloeiend. Mallory sprong van de ladder af in de tunnel, juist toen Miller met de zware accu kwam aangewankeld. „Die deur is zo heet als de hel. Ze branden.. „Hebt u iets gehoord?" onderbrak Miller hem. „Een soort gesis..." „Snijbrander," zei Miller kortaf. „Ze zullen het slot uitbranden. Dat duurt wel even, want die deur is van pantserstaal." „Waarom blazen ze 'm niet op... met geligniet of waar ze dat mee doen?" „Alsjeblieft, chef!" zei Miller gejaagd. „Praat daar niet eens over! Sympathische explosie is een raar ding... Ze zouden de kans lopen dat de hele zaak de lucht inging. Help me even hiermee, chef, als u wilt." Seconden later was Dusty Miller volkomen in zijn element; de gedachte aan het gevaar buiten en aan de aftocht langs de steile rotswand kwam eenvoudig niet bij hem op. Zijn werk nam in totaal vier minuten in beslag. Terwijl Mallory de accu onder het plankier onderin de liftschacht duwde, kroop Miller tussen de verticale rails en bukte zich om de achterste daarvan met zijn lantaarn te beschijnen. Hij zag aan de plotselinge overgang van gepolijst naar dof metaal waar het met een veer tegen de rail gedrukte wiel van de lift tot rust kwam, haalde een rol zwart isoleerband te voorschijn, wikkelde dit kleefband een keer of tien om de rail, deed een pas achteruit en knikte voldaan: er was niets van te zien. Vlug bevestigde hij twee geïsoleerde draden met kleefband op de rail en omwikkelde deze zodanig dat alleen maar de blank gemaakte puntjes ervan zichtbaar waren. Op deze puntjes legde hij verticaal twee strips van koper van ongeveer tien centimeter lengte en maakte deze onder en boven eveneens met zwart isoleerband vast. Ze lagen ongeveer een centimeter van elkaar. Uit de tas van zeildoek haalde hij de blokken T.N.T., de aanvuur- lading en de ontsteker — een kwikontsteker, gemaakt naar zijn eigen ontwerp -, verbond deze met elkaar en maakte een der geïsoleerde draden van de rail aan een der contactpunten van de ontsteker vast. De andere geïsoleerde draad van de rail bevestigde hij aan de positieve pool van de accu en tenslotte leidde hij een derde draad van dé negatieve accupool naar het tweede contactpunt van de ontsteker. De munitielift hoefde slechts in het magazijn te zakken - hetgeen het geval zou zijn zodra de kanonnen het vuur openden - en het zijwiel zou de blanke strips raken, sluiting veroorzaken en aldus de elektrische ontsteker in werking stellen. Nog even controleerde Miller de blanke verticale strips en richtte zich toen tevreden op. Mallory kwam juist langs de ladder omlaag. Miller tikte hem op z'n been teneinde zijn aandacht te trekken en zwaaide onverschillig met het stalen lemmet van z'n mes, op een paar centimeter afstand van de strips. „Weet u eigenlijk wel, chef," zei hij, gemoedelijk keuvelend, „dat als ik dit mes even op die stukkies koper leg, de hele verrekte tent de lucht in gaat?" Hij schudde peinzend het hoofd. „Eén kleine misgreep, één tikkie en Mallory en Miller bennen verleden tijd." „Doe alsjeblieft dat mes weg!" snauwde Mallory zenuwachtig. „En dan als de bliksem er vandoor! Ze hebben al een halve cirkel in die deur gebrand." Vijf minuten later was Miller in veiligheid; hij had zich alleen maar langs het door Mallory onder een hoek van 45 graden strak gehouden touw hoeven laten glijden naar het balkon, waar Brown hem opving. Mallory keek nog even de kanongalerij rond en zijn mond vertrok. Hij vroeg zich af hoeveel manschappen bij een geschutsactie de kanonnen en het magazijn bedienden. Ze zullen geen flauw benul hebben van wat er met hen gebeurd, arme kerels, dacht hij. Toen herinnerde hij zich, voor de honderdste keer, al die mannen op Kheros en op de torpedobootjagers. Meteen werd zijn mond een strakke lijn en draaide hij zich om. Zonder om te kijken liet hij zich over de rand zakken en gleed door de duisternis omlaag. Hij was halverwege, op het laagste punt van het nu in een bocht hangende touw en begon juist omhoog te klimmen, toen hij boven zich het venijnige geratel van machinegeweren hoorde.

***

Miller hielp hem over de balustrade van het balkon - een bezorgde Miller, die telkens over zijn schouder in de richting van het geweervuur keek. Dat vuur was het hevigst, realiseerde Mallory zich plotseling met schrik, aan hun eigen kant van het plein, aan de westzijde, en slechts drie of vier huizen van hen vandaan. Hun ontsnappingsroute was geblokkeerd! „Vooruit, chef!" zei Miller gejaagd. „Laten we hier meteen vandaan gaan. 't Is hier beslist niet gezond." Mallory knikte in de richting van het geweervuur. „Wie schieten daar?" vroeg hij gejaagd. „Een Duitse patrouille." „Maar hoe ter wereld kunnen we dan hier vandaan komen?" vroeg Mallory. „En waar is Andrea?" „Aan de overkant van het plein, chef. Die kerels hiernaast schieten op hem." „De andere kant van het plein?" Hij keek op zijn horloge. „Wat voor den duivel moet hij daar?" Hij liep nu het huis door en sprak over zijn schouder. „Waarom heb je hem laten gaan?" „Ik heb hem niet laten gaan, chef," zei Miller nadrukkelijk. „Hij was er al vandoor gegaan toen ik hier kwam. 't Schijnt dat Brown hier een grote patrouille zag, die alle huizen om het plein ging doorzoeken. Ze begonnen aan de overkant en deden drie huizen tegelijk. Andrea - hij was juist teruggekomen - was er zeker van dat ze het hele plein rond zouden gaan. Dan konden ze in twee, drie minuten in dit huis zijn... Daarom ging hij er als de bliksem vandoor. Over de daken." „Om ze weg te lokken?" Mallory stond nu naast Louki en keek uit het raam. „Maar hij is gek! Ze zullen 'm te pakken krijgen. Vast en zeker! Er zijn overal soldaten. Bovendien zullen ze er niet in trappen, 't Is hem één keer in de bergen gelukt, maar die Duitsers zullen hem..." „Daar ben ik nog niet zo zeker van, kapitein," onderbrak Brown hem opgewonden. „Andrea heeft het zoeklicht aan deze kant kapot geschoten! Ze zullen vast en zeker denken dat we willen proberen over de muur... Kijk, kapitein, kijk! Daar gaan ze!" Brown danste bijna van opwinding en vergat helemaal de pijn in zijn been. ,,'t Is gelukt, kapitein! Hij heeft het 'm geleverd!" Het was werkelijk zo, zag Mallory: de patrouille in het huis rechts van hen was uit dekking gekomen en rende in een verspreide linie het plein over. De zware laarzen kletterden over de keistenen; de Duitsers struikelden, vielen en kwamen weer overeind op de natte, glibberige, ongelijke bestrating. Op hetzelfde ogenblik zag Mallory lichten op de daken van de tegenover hem liggende huizen en de schimmen van mannen, die ineengedoken slopen naar de plaats waar Andrea zich had bevonden toen hij het grote zoeklicht kapot schoot. „Ze zullen hem van alle kanten omsingelen." Mallory sprak beheerst, maar zijn vuisten waren zo stijf gebald dat de nagels in zijn handpalmen sneden. Enkele ogenblikken stond hij doodstil, bukte zich toen en raapte een schmeisser van de vloer op. „Hij heeft geen schijn van kans. Ik ga hem helpen." Hij draaide zich plotseling om, doch werd op hetzelfde ogenblik tot staan gebracht, want Miller versperde hem de weg naar de deur. „Andrea liet de boodschap achter dat we hem alleen moesten laten, omdat hij zich zelf wel zou weten te redden." Miller sprak heel kalm, heel beleefd. „Hij zei dat niemand hem mocht helpen... onder geen enkele voorwaarde." „Probeer niet me tegen te houden, Dusty." Mallory’s stem was toonloos en haast mechanisch. Hij scheen nauwelijks te bemerken dat Dusty Miller voor hem stond. Het enige wat hij wist was dat hij meteen naar buiten moest gaan, naar Andrea, om hem te helpen zo goed als hij maar kon. Ze hadden te lang samen opgetrokken en hij dankte te veel aan die glimlachende reus om hem zo maar te laten sterven. Hij wist niet meer hoe vaak Andrea hém te hulp was gesneld, meer dan eens terwijl hij reeds alle hoop had opgegeven. .. Hij greep Miller bij de borst. „U zult hem alleen maar in de weg lopen, chef,"'zei Miller met overtuiging. „Dat hebt u zelf gezegd..." Mallory duwde hem opzij, liep naar de deur en hief heftig de vuist op toen twee handen zich om zijn bovenarm sloten. Nog juist op tijd hield hij zich in en keek in Loukis bezorgde gezicht. „De Amerikaan heeft gelijk," zei Louki dringend. „U mag niet gaan. Andrea zei dat u ons naar de haven moest brengen." „Ga maar alleen naar de haven!" zei Mallory heftig. „Je weet de weg en je kent de plannen." „Wilt u ons verlaten, zodat we..." „Ik wil de hele wereld laten verrekken, als ik Andrea ermee kan helpen." De Nieuw-Zeelander was volkomen oprecht. „Andrea zou mij ook nooit in de steek laten." „Maar u hem wel," zei Louki rustig. „Zo is het toch, nietwaar, majoor Mallory?" „Wat bedoel je, voor den donder?" „Door niet te doen wat hij verlangt. Misschien wordt hij gewond of gedood en als u achter hem aan gaat en u wordt gedood, dan is al zijn moeite vergeefs geweest. Hij zou dan voor niets zijn gevallen. Wilt u uw vriend op die manier belonen?" „Goed, goed... je zult je zin hebben," zei Mallory nijdig. „Neen, u moet doen wat Andrea wil," mompelde Louki. „Iedere andere manier zou..." „Hou op met dat gepreek! Kom, heren, we gaan." Hij was weer zich zelf, rustig en ontspannen; de primitieve begeerte er op af te vliegen en te doden was onderdrukt. „We zullen bovenover gaan, over de daken. Duik in die keukenkachel daar en smeer zoveel mogelijk as over handen en gezicht. Zorg ervoor dat je niets wits aan je hebt. En denk eraan: monden stijfdicht." De tocht van vijf minuten naar de haven, een zwijgende, sluipende tocht waarbij Mallory zelfs elk begin van gefluister onderdrukte - leverde geen enkel incident op. Niet alleen zagen ze geen soldaten, ze zagen niemand. De inwoners van Navarone hielden zich heel verstandig aan de avondklok en de straten waren volkomen verlaten. Andrea had de op wraak beluste vijand weggelokt. Mallory vreesde dat de Duitsers hem te pakken hadden gekregen, maar juist toen ze bij de haven kwamen, hoorden ze weer geweervuur, dit keer een eind verder, helemaal in het noordoosten van de stad, achter het fort. Mallory stond op de lage kademuur van de haven, keek even naar zijn metgezellen en tuurde toen over het donkere, als olie glanzende water. In de zware regen kon hij links en rechts van zich nog juist de vage omtrekken zien van de met de achtersteven aan de kade gemeerde kaïks; verder zag hij niets. „Nou, ik geloof niet dat we nog natter kunnen worden dan we al zijn," veronderstelde hij. Hij wendde zich tot Louki en belette de kleine man aldus iets over Andrea te zeggen. „Ben je er zeker van dat je het in 't donker kunt vinden." Dat 'het' was de privé barkas van de commandant, een tien meter lange tientonner,, die altijd op een boei, dertig meter uit de wal lag gemeerd. De machinist, die tevens als wacht optrad, sliep aan boord, had Louki gezegd. „Ik bén er al," blufte Louki. „U mag me blinddoeken en dan zal ik..." „Goed, goed!" zei Mallory vlug. „Ik geloof je graag. Leen me je hoed, Casey." Hij duwde zijn automatisch pistool in de bol van de hoed, trok deze stevig over z'n haren, gleed in het water en zwom gelijk met Louki op. „Die machinist," zei Louki zacht. „Ik denk wel dat ie wakker is, majoor." „Dat denk ik ook," zei Mallory grimmig. Weer hoorden ze het geratel van automatische karabijnen, met daar doorheen de zwaardere klap van een mauser. „Iedereen in Navarone is nu wel wakker, als ze tenminste niet doof of dood zijn. Blijf een eind achter me zodra we de boot zien en kom pas wanneer ik roep." Er verliepen tien, vijfden seconden, toen pakte Louki Mallory bij de arm. „Ja, ik zie 'm," fluisterde Mallory. De schim van de boot was geen vijftien meter van hen vandaan. Geruisloos naderde hij, ervoor zorgend dat armen en benen het water niet in beroering brachten, tot hij de vage omtrekken van een man op het achterdek zag, vlak achter het luik naar de machinekamer. Hij stond onbeweeglijk en keek in de richting van het fort en de bovenstad. Langzaam zwom Mallory om de boot heen en naderde de man van achteren. Voorzichtig ontdeed hij zich van zijn hoed, pakte het pistool en hield zich met een hand aan het lage gangboord vast. Hij wist dat hij op een afstand van goed twee meter niet kon missen, maar hij kon de man onmogelijk neerschieten, niet op dat moment. De zeereling was vrijwel waardeloos, niet meer dan vijftig centimeter hoog, en indien de man er overheen en met een plons in het water viel, zou dat zeker de aandacht trekken van de wacht aan de ingang van de haven. „Als je beweegt ga je er aan!" zei Mallory zacht in het Duits. De man verstijfde. Mallory zag dat hij een karabijn in de hand hield. „Leg dat geweer neer. Draai je niet om!" Weer gehoorzaamde de man en binnen enkele seconden was Mallory aan dek, zonder de man ook maar een moment uit het oog te verliezen en steeds zijn pistool gereed houdend. Zacht liep hij op de man toe, draaide de revolver in zijn hand om, sloeg toe, ving de man op voor deze overboord kon slaan en liet hem voorzichtig op het dek zakken. Drie minuten later waren de anderen allemaal veilig aan boord. Mallory volgde de hinkende Brown naar de machinekamer en sloeg de onderofficier gade, die zijn lantaarn ontstak en met kennis van zaken naar de grote, glimmende zescilinder diesel keek. „Dat," zei Brown eerbiedig, „noem ik nou een kar! Wat een juweel! Loopt op net zoveel cilinders als je maar wilt. Ik ken dit type, majoor." „Daar heb ik nooit aan getwijfeld, Casey. Kun je 'm starten?" „Eerst even de boel bekijken, kapitein." Brown bewoog zich met de typerende rust en kalmte van de geboren machinist. Langzaam en systematisch belichtte hij met zijn lantaarn alle hoeken van het smetteloze interieur van de machinekamer, opende de brandstofkraan en wendde zich tot Mallory. „Dubbele bediening, kapitein. We kunnen de machine ook boven regelen." In het stuurhuis hield hij een zelfde grondige inspectie, terwijl Mallory ongeduldig wachtte. Het regende nu wat minder hard; het verschil was wel niet groot, maar hij kon tenminste vaag de ingang van de haven zien. Voor de zoveelste maal vroeg hij zich af of de wachtpost daar opdracht had te letten op een ontsnappingspoging over zee. Het leek niet waarschijnlijk, want Andrea maakte zoveel lawaai dat de Duitsers wel de indruk moesten krijgen dat hun tegenstanders geen moment aan ontvluchten dachten... Hij boog zich naar Brown en tikte hem op de schouder. „Twintig over elf, Casey," mompelde hij. „Als de jagers een beetje vroeg de Straat in stomen, lopen we de kans een paar duizend ton rotsen op onze test te krijgen." „Ik ben er klaar voor, kapitein," meldde Brown. Hij wees naar het met meters overladen dashboard onder het windscherm. „Doodeenvoudig." „Blij dat je er zo over denkt," mompelde Mallory opgelucht. „Breng 'm dan maar op gang. Langzaam en zachtjes." Brown kuchte verontschuldigend. „We liggen nog op de boei gemeerd, kapitein. En 't zou verstandig zijn als we de mitrailleurs controleerden, de zoeklichten, de seinlampen, de zwemvesten en de boeien, 't Is nuttig om te weten waar alles is," voegde hij er nuchter aan toe. Mallory lachte zacht en klopte hem op de schouder. „Jij zou een pracht van een diplomaat zijn, sergeant. We zullen doen wat je zegt." Ofschoon op en top een landrot, besefte Mallory welk een grote afstand er tussen hem en de ervaren zeeman was en hij aanvaardde dit verschil zonder meer. „Wil je ons naar buiten brengen, Casey?" „Direct, kapitein. Wilt u Louki vragen of hij hier wil komen? Ik geloof wel dat het water overal behoorlijk diep is, maar er kunnen klippen of riffen zijn. Je kunt nooit weten." Drie minuten later was de barkas halverwege de haveningang, zachtjes op twee cilinders lopend. Mallory en Miller, nog altijd in Duitse uniform, stonden voor het stuurhuis aan dek, terwijl Louki ernaast zat weggedoken. Plotseling begon, zo'n zestig meter van hen vandaan, een seinlamp tegen hen te knipperen; het gejaagde gekletter was in de stilte van de nacht duidelijk hoorbaar. „Daniël Boon Miller zal ze wel 's even leren," mompelde Miller. Hij schoof dichter naar het machinegeweer aan stuurboord. „Met mijn geweertje zal ik..." Hij zweeg toen zijn stem plotseling verloren ging in een gekletter, dat uit het stuurhuis achter hem kwam, het onregelmatige, stotterende geluid van een door geoefende handen bediende seinlamp. Brown had het stuurwiel aan Louki overgegeven en seinde nu energiek naar de haveningang. De kille regen striemde bleek door de telkens afbrekende lichtflitsen. De vijandelijke seinlamp had een ogenblik gewacht, maar begon thans opnieuw. „Nou, die hebben mekaar ook heel wat te vertellen," zei Miller vol bewondering. „Hoe lang moet die hartelijkheid nog duren, chef?" „Ik zou zo denken dat ze er juist klaar mee zijn." Mallory liep vlug naar het stuurhuis. Ze waren nu nog geen dertig meter van de haveningang. Brown had de vijand in de war gebracht en kostbare seconden gewonnen - meer dan Mallory had durven hopen - maar 't kon onmogelijk zo blijven. Hij tikte Brown op de arm. „Geef vol gas zodra 't geduvel begint." Twee seconden later stond hij weer op het voorschip achter een der schmeissers. „Nou komt je grote kans, 'Daniël Boone', zorg ervoor dat het zoeklicht geen kans krijgt... Wanneer ze dat eenmaal op je gericht hebben, word je onherroepelijk verblind!" Hij was nog niet uitgesproken of het licht van de seinlamp bij de haveningang verdween plotseling en twee verblindend witte lichtbundels - een aan elke kant van de ingang - priemden door de duisternis en verlichtten de ganse haven met hun felle gloed. Doch deze gloed duurde slechts enkele seconden en maakte plaats voor een inktzwarte duisternis toen twee korte vuurstoten van machinegeweren de sterke lampen vernietigden. Van zo'n korte afstand was het vrijwel onmogelijk geweest de doelen te missen. „Liggen! Allemaal!" schreeuwde Mallory. „Plat op dek!" De door de hoge muur aan de zeezijde van het fort teruggeworpen echo's van het mitrailleurvuur stierven weg toen Casey Brown alle zes cilinders van de machine in actie bracht en volle kracht vooruit gaf, zodat het aanzwellende gebrul van de machtige diesel alle andere nachtelijke geluiden overstemde. Vijf, tien seconden... toen joegen ze tussen de havenpieren door... vijfden. twintig seconden en nog altijd werd er geen schot op hen gelost. Een halve minuut... ze waren buitengaats met hoog uit het water rijzende voorsteven en diep weggezakte achtersteven, waarachter zich een lang, schuimend lint van fosforescerend wit uitstrekte. De zware machine brulde luider en luider. Brown haalde er het uiterste uit en draaide de boot in een scherpe bocht naar stuurboord teneinde onder de bescherming van de hoge, steile kust te komen. „Een wanhopige strijd, chef, maar de besten hebben gewonnen." Miller stond weer en hield zich aan een mitrailleur op het onder zijn voeten hellende dek overeind. „Ik zal er m'n kleinkinderen van vertellen." „Ik vermoed dat de lui van de havenbewaking allemaal in de stad naar ons aan 't zoeken waren. Of misschien stonden er toch een paar arme kerels achter die zoeklichten. Misschien ook hebben we ze totaal verrast." Mallory schudde het hoofd. „Hoe je 't ook bekijkt, we hebben verdraaid geboft." Hij liep naar het stuurhuis, waar Brown aan het stuurwiel stond naast een bijkans jubelende Louki. „Dat was prima werk, Casey," zei Mallory ernstig. „In één woord prachtig. Minder vaart wanneer we aan het eind van het klif komen. We hebben ons werk voltooid. Ik ga aan wal." „Dat hoeft u niet, majoor." Met een ruk draaide Mallory zich om. „Wat zeg je?" „Dat hoeft u niet. Ik heb ettelijke keren geprobeerd het u onderweg te vertellen, maar u zei telkens dat ik m'n mond moest houden." Loukis stem klonk beledigd. Hij wendde zich tot Casey. „Minder alsjeblieft vaart. Het laatste wat Andrea tegen me zei, majoor, was dat we deze kant uit moesten gaan. Waarom denkt u dat hij zich benoorden de stad naar de hoge kust liet drijven in plaats van het land in te trekken, waar hij zich gemakkelijk had kunnen verbergen?" „Is dat waar, Casey?" „U moet mij niets vragen, kapitein. Die twee... ze kletsen de hele tijd Grieks." „Natuurlijk, natuurlijk!" Mallory keek naar het lage klif aan stuurboord, waar ze nu gestopt voor lagen, en toen weer naar Louki. „Ben je er zeker van..." Hij maakte de zin niet af, doch vloog het stuurhuis uit. De plons - het was zeer beslist geen ander geluid - was bijna recht vooruit geweest. Mallory en Miller tuurden in de duisternis, zagen op geen zes meter afstand een donker hoofd boven water komen en leunden met uitgestoken armen ver overboord toen de barkas langzaam opstoomde. Even later stond Andrea aan dek, druipnat en zijn brede gezicht één stralende lach. Mallory bracht hem meteen naar het stuurhuis en knipte het lampje boven de kaartentafel aan. „Hoe is 't mogelijk, Andrea! Ik dacht al dat ik je nooit zou terugzien. Wat is er allemaal gebeurd?" „Ik zal 't dadelijk vertellen," lachte Andrea. „Zodra..." „Je bent gewond!" riep Miller. „Door de schouder geschoten." Hij wees naar een steeds groter wordende rode vlek op het kletsnatte jasje. „Kijk nou! Ik geloof dat je gelijk hebt." Andrea deed hogelijk verrast. „Niet meer dan een schram, m'n vriend." „Natuurlijk, natuurlijk! Dat zou je ook gezegd hebben als ze je een arm hadden afgeschoten. Kom gauw in de kajuit. Voor iemand met mijn medische kwaliteiten is dit een peulenschilletje." „Maar de kapitein..." „Die moet maar even wachten. En je verhaal ook. De grote medicijnman Miller duldt niet dat zijn patiënten worden lastiggevallen. Kom mee!" „Goed dan, goed dan," zei Andrea onderworpen. Met goed gespeelde berusting schudde hij het hoofd en volgde Miller naar de kajuit. Brown liet de diesel weer op volle toeren draaien en bracht de barkas om de noord bijna tot Kaap Demirci teneinde de zeer geringe kans te vermijden dat de batterijen langs de haven het vuur zouden openen, stoomde vervolgens een paar mijl naar het oosten om daarna op zuidelijke koers Straat Maidos in te varen. Mallory stond naast hem in het stuurhuis en keek uit over de donkere, kalme zee. Plotseling zag hij in de verte een witte streep, greep Brown bij de arm en wees naar voren. „Ik geloof dat ik recht vooruit branding zie, Casey. Of kunnen het misschien riffen zijn?" Zwijgend tuurde Casey een tijdje in de verte en schudde toen het hoofd. „Boeggolf," zei hij op onverschillige toon. „De torpedoboot- jagers stomen de Straat in."