De ontmoeting
Het was nu flink donker en de Great North Road, de Al, de eenzaamste van Europa's autowegen, lag er bijna verlaten bij. Een enkele keer kwam er een knaap van een vrachtwagen van British Roadways uit het duister opdoemen - lichten keurig dimmen, een plotselinge flard geluid van de ploeterende dieselmotor, en de Al was nog eenzamer dan hij al was. Dan had je alleen nog het kalmerende zoeven van de banden, het zwarte lint van de weg en de koplampen van de Jaguar die geheimzinnig hypnotiserend met hun stroken licht de duisternis doorboorden. Eenzaamheid en slaap, slaap en eenzaamheid. De vijanden, de meerijders van de man aan het stuur. De ene zorgde voor wat extra druk op het gaspedaal, de ander wachtte roerloos en voortdurend waakzaam op zijn kans om achter het stuur te glippen en de zaak over te nemen. Ik kende ze goed en was voor allebei beducht. Maar vanavond reden ze niet met me mee. Er was geen plaats voor ze, nu er zoveel passagiers waren. Zoals Stella, die naast me zat, Stella met de lach in haar ogen en het bedroefde hart, die in een Duits kamp was omgekomen. En de succesfiguur Nicky, die op de achterbank onderuit hing, of Passière, die nooit was teruggekeerd naar zijn zonnige wijngaarden in Sisteron. Geen plaats voor slaap en eenzaamheid? Nou, wanneer ik Taffy de machinist, steen en been klagend als altijd, en vice-admiraal Starr met zijn ruige wenkbrauwen er ook nog in had gewurmd, had ik nauwelijks zelf nog ruimte over. Ik keek naar de klok op het dashboard. 2.00 uur in de nacht. Negen uur geleden uit Inverness vertrokken en maar één keer gestopt om te tanken. Het drong tot me door dat ik flinke honger had. Een paar kilometer verderop stond een neonreclame in de stugge motregen opzichtig te knipperen. Een wegrestaurant voor chauffeurs. Ik stuurde de Jaguar van de weg af, parkeerde naast de grote vrachtauto's en trekkebeende naar binnen. Het was een hel verlichte, lawaaiige en vrolijke tent, ongeveer voor de helft bezet. Ik pakte mijn bacon, worstjes en eieren op en liep ermee naar een leeg tafeltje bij het raam. Toen ik klaar was met eten, stak ik een sigaret op en staarde strak in de voortjagende vlagen regen. Nu en dan ving ik gebrom en geruis op wanneer een vrachtwagen of een nachtbus voorbij denderde over de Great North Road. De Great North Road. Het voorspel en naderhand het terugroepen op het toneel bij alle hoogtepunten in mijn leven - lange Italiaanse zomers op het schip van mijn vader, Oxford en de rechtenstudie, de marinekazerne in Portsmouth. Alle vorige keren, bedacht ik, was er sprake geweest van onzekerheid. Deze keer ook. Al die vorige keren opwinding, gespannen verwachting. Maar ditmaal alleen twijfel en verbazing, duistere voorgevoelens en langzaam toenemende ontstemming. Ik haalde Nicky's telegram weer te voorschijn.
***
ALLEEN DE GOEDEN STERVEN JONG STOP HALLELUJA STOP DE DUIVEL BESCHERMT ZIJN VRINDEN STOP TEGENWOORDIG SUCCESVOL FOKKER VAN OLIEBRONNEN STOP LOGEER IN SAVOY BIJ AL DIE ANDERE MILJONAIRS STOP RRR – NICKY
***
Ik stopte het telegram weer in mijn zak. RRR. Codeteken van de Speciale Dienst: Waar ontmoeten we elkaar? Ik had teruggeseind: ONTMOETING SAVOY WOENSDAG 19.00 UUR. Zelfs nu was het me nog niet duidelijk waarom ik het had gedaan. Het moest domweg gebeuren. Dit was een losse draad in mijn leven die weggeknipt moest worden. Moed, angst, nieuwsgierigheid , woede - die stonden er allemaal buiten. Je had ook nog zoiets als een eenvoudige dwanghandeling. Dit moest ik nu eenmaal op me nemen. Ik rekende af, stapte in de Jaguar, reed de Al op, stelde het handgas in en koerste verder naar het zuiden. Ik verkeerde in onzekerheid. Dat over de duivel die zijn vrinden beschermt, had hij van mij overgenomen - dat kon ik begrijpen. Hij had de vurige uitbarsting van wegspattend staal en brandende olie gezien toen de bom van de Heinkel precies in de machinekamer van de F149 was gemikt. Ik had helemaal niet meer in leven horen te zijn, had de chirurg gezegd, maar hij had mijn verbrijzelde been en gemangelde arm een aardige opknapbeurt gegeven. Maar aan de rest van het telegram kon ik geen touw vastknopen. Het was te aardig. Veel te vriendelijk voor de man die toen we voor het laatst uiteengingen - vijf minuten voor die explosie - op een troosteloos strandje in Toscane voor het gevaarlijke uiteinde van mijn dienst Colt .45 had gestaan. Ik kon hem nog voor de geest halen en zag de woede in zijn blik die wegebde, de ongelovige verbazing, het onbewogen masker. Ik stond daar te proberen hem te haten - wat me schromelijk mislukte - en geen afschuw van mezelf te krijgen. Ook dat was me niet gelukt. En weer hoorde ik zijn belofte, bijna terloops uitgesproken: 'Niet vergeten, Mac - vandaag of morgen kom ik bij je langs.' Ik slaakte een zucht. Onze eerste ontmoeting was heel anders geweest. Ik knipte de verlichting van het dashboard aan. 2.45 uur. Nog ruim driehonderd kilometer naar Londen. Ik zette het handgas een streepje verder
***
Malta, 1943. Eiland van het Maltezerkruis. Het eiland van Geloof, Hoop en Liefde - de drie afgedankte strijders ingezet tegen de verwoestende kracht van de luchtvloten van de As. Malta. De deerlijk gehavende hoofdstad Valetta en de Grand Harbour, bestemming van heel weinig koopvaardijschepen die heel veel geluk hadden gehad, de meer dan veertig knopen lopende mijnenleggende kruisers die steeds het vuur na aan de schenen gelegd kregen, van de brandstoftankers voor onderzeeboten, van de onsterfelijke Ohio. Maar de oorlog was ver weg op die lentemorgen. Alles was vredig en stil en lag te baden in de zon terwijl ik naar het marinehoofdkwartier liep. 'Luitenant McIndoe voor admiraal Starr?' herhaalde de onderofficier van dienst. 'De gang in, eerste deur links, meneer. Er is niemand bij hem op het ogenblik.' Ik klopte en ging naar binnen. Een grote kale kamer, met jaloezieën voor de ramen en de wanden vol kaarten, die volkomen gedomineerd werd door de kolossale figuur achter de enige tafel in het vertrek. Zeker tweehonderdvijfentwintig pond, een rode kop, wit haar en ruige wenkbrauwen - dat was vice-admiraal Starr, al bij zijn leven een legende. Het hoofd en het gezicht dat hij zette waren die van een plattelandsfiguur, zijn geest was zo scherp als een mes en hij had een ingekankerde hekel aan figuren die tijd of woorden verspilden. Hij schoof wat papieren in een map en gebaarde dat ik kon gaan zitten. 'Morgen, McIndoe. De instructies uitgevoerd?' 'Tot in alle details, admiraal,' zei ik zorgvuldig. 'Kanonneerboot F149 is volkomen ontmanteld. De extra brandstoftanks zijn ingebouwd, en gisteren zijn de zender-ontvangers voor de korte en lange afstand geïnstalleerd. Hij is volgetankt, geproviandeerd en klaar om uit te varen.' Hij knikte voldaan. 'En uw bemanning?' 'De besten, admiraal. Ervaren en volkomen betrouwbaar.' 'Goed zo.' Hij stond op. 'U neemt vanavond contact op met Ravallo en ontvangt uw definitieve instructies van hem.' 'Ravallo, admiraal?' 'Majoor Ravallo, Amerikaanse landmacht. Spionage-agent van de bovenste plank, en zo'n beetje het beste wat we in het kader van de leen- en pachtwet kunnen krijgen. Van nu af is hij uw directe superieur.' Ik voelde me danig gegrepen. 'Moet ik daaruit opmaken, admiraal...' 'Dat zijn uw orders,'viel hij me in de rede. Bovendien,'zei hij grinnikend, 'zal Ravallo u met open armen welkom heten. De laatste keer dat hij uit Sicilië terugkwam, heeft hij de laatste twee mijl moeten zwemmen. Verdomd pissig was hij toen.' 'Juist, admiraal. Ontmoet ik Ravallo hier?' Admiraal Starr schraapte zijn keel. 'Nou, nee, dat niet precies. Majoor Ravallo is Amerikaan...' Hij zei het alsof daarmee alles verklaard was.'... En niet aan onze discipline onderworpen. U zult hem om zes uur in de Trianon-bar treffen.'
***
'Neem er nog een, Mac,' drong Nicky Ravallo gastvrij aan. 'Die zul je vannacht nog wel kunnen gebruiken.'
***
Majoor Ravallo, bedacht ik, zou een geweldige opgang maken in Hollywood. Met zijn donkere warrige haar, blauwe pretoogjes, gebruinde teint, witte tanden en merkwaardig ratjetoe van een uniform dat hij zelf bijeen had gescharreld, zag hij eruit als kant-en-klaar materiaal voor een Caribische piraat of een nieuwe d'Artagnan. Maar de stoutmoedige majoor, zo leek het me, vatte de oorlog veel te luchtig op. Bovendien zat het me nog steeds hoog dat ik onder het commando van een Amerikaan was gesteld - en dat hij glimlachend had geweigerd me bijzonderheden over de operatie van die nacht mede te delen voordat we op zee zaten. 'Dank u,' antwoordde ik stug. 'Ik heb tot dusver geen behoefte gehad aan enige vorm van alcoholisch opjuinen. En ik ga er nu niet mee beginnen.' Ik besefte dat dit gedrag nergens op leek. 'Zoals je wilt, Scotty.' Ravallo nam er niet alleen geen aanstoot aan, hij was zelfs bepaald vriendelijk. 'Starr zegt dat je specialist bent in de Italiaanse kust en de taal en ook nog zo'n beetje de allerbeste om met kanonneerboten om te gaan. Dat is al waar ik om vraag. Kom mee.' Zwijgend liepen we door de straten met de witte muren naar de haven en zwijgend daalden we met de geduchte open lift langs de rotswand af naar de steeds schemeriger wordende Christustrap. Daar namen we een dico en lieten ons naar motorkanonneerboot F149 roeien, die aan de andere kant van Angelo Creek afgemeerd lag. Aan boord liet ik hem kennismaken met mijn bemanning - Taffy, Passière, Hillyard, Johnson, Higgins en Wilson, mijn tweede man. Ravallo leek een gunstige indruk op hen te maken, en andersom, hoewel ik niet warm liep voor zijn opgewekte uitnodiging 'Noem me maar Nicky, jongens.' Dadelijk gingen ze mij nog 'Sammy' noemen, en ik wist nog zo net niet of ik dat zou nemen. 'Vanwaar Passière?' vroeg Ravallo toen we weer alleen waren. 'Niet bepaald een Angelsaksische naam, zou ik zeggen.' 'Zoals Ravallo?' opperde ik. Hij lachte. 'Die is raak. Maar toch,' hield hij aan, 'wat doet hij hier?' 'Vrije Fransen,' verklaarde ik. 'Daarvan zijn er duizenden aan onze kant - meest op hun eigen schepen. Hij is ontsnapt uit Vichy-Frankrijk, heeft het Croix de Guerre gehad en ik mag wel zeggen dat hij de beste marconist is die ik ooit heb meegemaakt. Ik hoop,' voegde ik er honingzoet aan toe, 'dat u geen bezwaar hebt tegen buitenlanders aan boord?' 'Nogmaals excuus.' Hij lachte. 'Daar had ik wel om gevraagd.' Hij streek quasi-zielig door zijn dichte haardos en grinnikte me spottend toe. Voor het eerst glimlachte ik terug.
***
Een uur later passeerde de 149 de monding van Grand Harbour. Ravallo zat bij mij in de stuurhut op een klapstoel rustig te roken. Opeens nam hij het woord. 'We gaan op Sicilië af, Mac. Ontmoeting middernacht, twee mijl ten noordwesten van kaap Passero. Oké?' Ik zei niets, maar dook in mijn kaarten en nautische tafels. 'Machines halve kracht, chef,' gaf ik Wilson op. 'Koers nul-vijfnul. Hillyard en Johnson op wacht. Begrepen?' 'Tot uw orders, meneer.' Ravallo sprong overeind. 'Zeg, hoe zit dat?' vroeg hij dringend. 'Halve kracht? Hoor eens, Mac, we moeten precies op tijd op de afgesproken plek zijn. Middernacht, Scotty, middernacht- en niet morgenochtend. De vorige keer dat ik uit Sicilië terugkwam, heeft het veertien uur geduurd. En ik heb nog twee uur moeten zwemmen ook,' voegde hij er bits aan toe. Wilson en ik keken elkaar grinnikend aan. 'Chef,' zei ik treurig, 'we zitten helaas met een twijfelaar opgescheept. De majoor en ik lopen even naar de bak. Zeg Taffy dat hij vol gas geeft - alleen bij wijze van demonstratie.' De demonstratie was kortstondig en beantwoordde volkomen aan de opzet. Toen het voorbij was, stapten we langzaam terug naar achteren en gingen zitten, met de rug tegen de geledigde rekken van de dieptebommen. Ravallo zat er peinzend en bijna versuft bij. De uitwerking was bijna altijd hetzelfde. Het hypnotische effect van het langsschietende water en de gigantische boeggolf, gepaard gaande met de zware trilling van het dek die een louter fysieke aanslag op je botten deed en het gierende kabaal van de grote vliegtuigmotoren, was bijna letterlijk adembenemend. Ravallo verbrak het zwijgen. 'Alweer excuus, Mac.' Zijn gezicht klaarde op bij de enthousiaste herinnering. 'Mijn God, Mac, dat moest wel haast een van de laatste sensaties zijn die je nog op aarde kunt vinden. Hoe hardliep hij wel - vijfenveertig, vijftig knopen?' 'Dat is officieel geheim,' verklaarde ik. 'Maar serieus - ik geloof niet dat u bang hoeft te zijn dat er aan de oppervlakte van de Middellandse Zee iets te vinden is dat ons kan inhalen. En nu - wat zou u denken van wat meer informatie, majoor?' 'Nicky,' verbeterde hij terloops. 'Goed, Mac, het volgende is het geval. Al dat geheimzinnige gedoe met verzegelde orders is niet zo maar een geintje. Het is bittere noodzaak. Weet je hoeveel agenten we dit jaar alleen al in Italië verloren hebben?' vroeg hij traag. 'Zesentwintig.' Hij bonkte zachtjes met zijn vuist op het dek. Zijn blik was rustig, zijn stem beheerst. 'Zesentwintig,' herhaalde ik. 'Maak het nou.' (We wisten toen geen van beiden dat de Britten er in Nederland al twee keer zoveel kwijt waren. Die zijn allen omgebracht.) Hij leek me niet te horen. 'Een stuk of wat door natuurlijke risico's. Misschien vijf of zes doordat er iets was uitgelekt. De rest...' Hij maakte een wuivend gebaar naar voren.'... Nou, daar is deze boot voor bestemd.' Hij pauzeerde. 'Nou, ga verder.' Ik begon belangstelling te krijgen. 'Duitse en Italiaanse afluisterstations,' verklaarde hij. 'Bijna alle informatie gaat per radio. Nogal krachtige zendinstallaties die even gemakkelijk door de vijand kunnen worden opgepikt als door ons. Een kruispeilinkje hier en eentje daar en - fini.' 'Maar je hebt nog steeds niet uitgelegd...' 'Daar kom ik nu aan toe. Het idee is onze agenten uit te rusten met zwakke korte-afstandszendertjes - nauwelijks meer dan veldapparatuur, waardoor negentig procent van de opsporingskans wordt weggenomen. Jouw boot ligt vlak onder de kust - op twee tot drie mijl - vangt op de ontvanger voor de korte afstand de meldingen van onze agenten op en seint ze door naar de basis via de zware apparatuur. Starr zegt dat hij voor het eind van het jaar zes van die boten in de vaart heeft.' 'Aha,' zei ik. 'Het begint me te dagen. Dat had ik eerder moeten bedenken. Dat heeft kans van slagen.' 'Het móét slagen,' zei hij onstuimig. 'We zijn al te veel van onze agenten kwijtgeraakt.' We bleven een tijdje in een vriendschappelijke sfeer zwijgend onze laatste sigaret van de dag aan dek oproken. Daarna liet Ravallo zijn peuk overboord tollen en stond hij vlot op. 'Mac?' Ik keek naar hem op. 'Vind je het goed als ik een kijkje neem in de radiohut?' 'Ga je gang. Passière is net aan het eten.' Hij liet me alleen. Ik bleef nog een paar minuten nadenken over wat Ravallo had verteld en ging toen het schip verduisteren.
***
Na het avondeten gingen we naar de stuurhut. Ik loste Wilson af, die naar beneden ging. De zee was rustig als een molenvijver en er scheen die avond geen maan. Ik keek op mijn horloge. 23.00 uur. Ik had wel een sigaret willen opsteken. 'Wat gaat er gebeuren op het ontmoetingspunt, Nicky?' 'Agent oppikken,' zei hij, kort van stof. 'Het gebied om Syracuse wordt op het ogenblik te riskant.' 'Vriend van je?' 'Min of meer. Je kunt er in onze branche geen vrienden op na houden,' merkte hij zachtjes op. 'Te veel misère. Bovendien... moedigt Stella geen... uh... vriendschap aan.' 'Stella?' Ik wierp hem snel een blik toe. 'Wil je zeggen...' 'Tja, die hij is een zij,'antwoordde Nicky laconiek. 'Waarom niet? Ze is een van de besten in deze branche - en wordt niet zo licht gewantrouwd. Twee maanden geleden daar geparachuteerd.' Daar liet ik mijn gedachten overgaan. 'Spreekt zeker vloeiend Italiaans?' 'Het zou gek zijn als het niet zo was.' Nicky glimlachte. 'Ze is in Livorno geboren.' 'Een Italiaanse!' Ik zette een vies gezicht. 'Enfin, de betaling zal wel goed zijn.' In twee haastige stappen was hij bij me en had hij mijn schouder in zijn greep. 'Je moet wel even uitkijken, Scotty,' bromde hij zachtjes. 'Oppassen met je woorden. Zij is een genaturaliseerde Amerikaanse, net als ik.' In stilte verwenste ik mezelf en zacht haalde ik zijn hand weg. 'Het lijkt wel een record-avond te worden wat excuses betreft, Nicky,' merkte ik zuur op. 'Blijf scherp uitkijken, ja?'
***
We lagen een uur op het punt van samenkomst te wachten en de spanning nam toe. Ik zag dat Nicky zich zorgen maakte en een beetje van de kook raakte - dat leek me niets voor hem. Even na enen hoorden we het vinnige knorren van een buitenboordmotortje. Een twaalfvoetsjol met twee silhouetten aan boord kwam uit het duister opdagen en gleed langszij. Een lichte bons, een paar uitgestrekte armen, een sjor - en meteen was het bootje weer verdwenen en stond een slanke figuur in slacks en een windjack aan dek onwillekeurig te rillen van de kou. Nicky zette een barse lage stem op - misschien van opluchting, misschien uit boosheid. 'Je bent te laat. Veel te laat, verdomme. Hoe vaak moet het je gezegd worden dat je een boot in vijandige wateren niet moet laten wachten? Moest je je soms eerst nog even opkalefateren?' 'Sorry, Nicky,' zei ze verontschuldigend. Haar stemgeluid was warm en zacht en gesluierd. 'Johnny ontdekte een lek in de benzinetank en moest terug om bij te tanken en...' 'Stil!' fluisterde ik dringend. Nicky beet van zich af: 'Hoor eens, Mac, dat is de tweede keer...' 'Kop dicht, en luister!' Nu hoorden zij het ook - een gedempt geknerp, dreigend, stiekem. 'Benzine - vergeet het maar!' bromde ik verbitterd. 'Gauw even terug om zijn vrindjes te waarschuwen, zul je bedoelen. Breng haar naar mijn hut, Nicky, en vlug.' Ze maakte zich uit zijn greep los en pakte mij bij mijn lapel. 'Maak dat u wegkomt, zo vlug mogelijk,' fluisterde ze. 'De Duitsers hebben twee snelle motorboten in de haven. Die zijn gewapend. Ze zijn dag en nacht bemand en...' 'Breng haar naar beneden,' onderbrak ik haar. Ik wrong haar hand los. 'En zorg dat ze daar blijft.' De mannen van de 149 waren uitstekend getraind. Een paar zachte commando's, en terwijl onze magnesiumvuurpijlen van bakboord en stuurboord langs de hemel scheerden, schoot de 149 al met tegen de twintig knopen het water door. Wilson stond aan het zoeklicht en alle stukken waren bemand. We hadden er drie voor de boeg - roeibootjes, elk met drie soldaten aan boord. Het leken me Duitsers. Ze hadden stuk voor stuk een reddingvest aan en waren tot de tanden gewapend - een venijnige entergroep zoals ik in geen tijden had meegemaakt. Maar dit werd een fluitje van een cent. Ik stopte de machines even, draaide een raam omlaag, brulde de bemanning toe dekking te zoeken, bestelde volle kracht bij Taffy en gooide de 149 in een slippende halve draai. Twintig seconden later was het voorbij. Een korte fusillade met karabijnen - die een paar sterretjes in het pantserglas van de stuurhut opleverden, een paar scherpe slingers bij een vijfentwintig-mijls vaart, en de drie bootjes waren volgelopen en sloegen om. We stopten, visten een paar half verzopen soldaten uit het water -gevangenen waren altijd welkom op het hoofdkwartier - en koersten zuidwestelijk op huis aan. Toen pas drong het tot me door dat Nicky en Stella nog bij mij in de stuurhut waren. 'Ik dacht dat ik jullie had gezegd naar beneden te gaan,'zei ik nijdig. 'Vergeet het maar!' zei Nicky enthousiast. 'Dat was te mooi om te missen.' 'Doe alsjeblieft wat ik zeg. Jullie lopen hier alleen maar in de weg,' zei ik streng. 'Higgins brengt jullie wel koffie en sandwiches.' Toen ik hen een halfuur later opzocht, stonden de koffie en sandwiches er onaangeraakt bij. Stella zat op mijn kooi. Dit was de eerste keer dat ik haar gezicht te zien kreeg, en zelfs het rauwe licht van de plafondlamp kon geen afbreuk doen aan dat volmaakte ovaal, die olijfkleurige teint, de patricische neus, de opgerolde vlechten, zijdeachtig glanzend en zwart als de vlerken van een raaf. Zelfs haar vochtige ogen en betraande wangen konden dat niet. 'O God!' zei ik mat. 'Wat krijgen we nou?' 'Professionele onenigheid,' zei Nicky kortaf. Zijn zwarte haardos was nog warriger dan anders. 'Kijk eens, Mac. Er is ergens iets misgegaan. Dat er op de basis iets is uitgelekt, is bijna onmogelijk. Dus het moet bij Stella liggen. Ergens, op een of andere manier, heeft ze de afgelopen twee dagen een fout gemaakt. Dat kan niet anders.' 'Maar dat héb ik niet gedaan, Nicky,' fluisterde ze met hese stem. 'Dat bezweer ik je. Ik heb geen misstap gezet. Heus, Nicky.' Hij zag er nogal vermoeid uit, en zo klonk zijn stem ook. 'Goed dan, Stella. Oké. Laten we er verder niet op ingaan.' Nicky en ik gingen naar buiten en bleven over de reling geleund staan. Na een minuut draaide ik me naar hem toe. 'Nicky.' 'Ja?' 'Je verdenkt haar toch niet echt, hè?' Hij wendde zich traag en keek me aan. 'Ben je nou zo stom of lijkt het maar zo, Scotty?' zei hij. Zijn stem klonk onvriendelijk, vijandig. Abrupt liep hij weg. Ik bleef alleen achter met mijn gedachten. En ik had heel wat om mijn gedachten over te laten gaan.
***
'Wat denk jij dat admiraal Starr van dit alles vindt?' vroeg Nicky. Ik dronk mijn benedictine op, zette mijn glaasje bedachtzaam neer en keek hem glimlachend aan. Acht uur slaap had ons in een veel beter humeur gebracht. 'Moeilijk te zeggen. Die oude rekel laat zich niet zo gauw uit zijn tent lokken. Maar ik denk dat hij net zo in het duister tast als wij.' 'Dat had ik ook al zo'n beetje bedacht. Ha, daar heb je Stella.' Hij knikte naar de voordeur van het Trianon en wuifde. Ze was de moeite waard om naar te wuiven, constateerde ik. In haar simpele witte doorknoopjurk, volkomen onopgesmukt met sieraden, zag ze er uit als een aanlokkelijke schoonheid, en dat was ze ook. Nicky had zeker naar mijn gezicht gekeken. 'Ze is niet niks, hè, Mac?' Ik knikte langzaam maar zei niets. 'Ik zou het niemand kwalijk kunnen nemen als hij verkikkerd op haar werd,' mompelde hij. Het glimlachje op zijn gezicht hield min of meer een vraag in. 'Zelfs jou niet, Mac.' 'Wie weet,' zei ik kalmpjes. Met een merkwaardig, raadselachtig gezicht keek hij me aan. 'Niet doen, manneke, niet doen hoor.' Hij grinnikte. 'Het is zoals ik je al zei, Mac - in onze branche geeft dat te veel misère. Goedenavond, Stella.' Hij glimlachte haar toe en wendde zich tot de man achter de tapkast. 'Een Dubonnet voor deze dame.' Het gesprek sprong een poosje van de hak op de tak. Ik stak een sigaret op, tuurde in de spiegel achter de bar en vroeg opeens: 'Is de vrede alweer getekend tussen jullie tweeën?' Stella glimlachte. 'Ja, hoor.' 'Dat dacht ik al.' Ik reikte achter haar langs en maakte met een beslist gebaar de hand los die ik in de spiegel teder die van Stella had zien omsluiten. 'Tut-tut, majoor Ravallo!' zei ik ernstig vermanend. 'Afblijven! Niet in onze branche - te veel misère, weet je.' Ze keken elkaar en toen mij aan en lachten.
***
Ik voelde me opeens moe. Niet slaperig- alleen moe. De regen was opgehouden en de maan spande zich in om door de waterige wolken heen te breken. De dashboardklok stond op 4.15 uur. Nog ruim honderdvijftig kilometer naar Londen. Het waren de eerste en de laatste ontmoeting met Nicky, bedacht ik, die zo duidelijk in mijn geheugen gegrift stonden. In mijn terugblik vormde het tussenliggende jaar een vage kaleidoscoop. Wij drieën - Stella, Nicky en ik - waren dik bevriend geraakt. Samen met de bemanning vormden we een geweldig team - de eerste tijd. Drie keer was onze uitvalsbasis verlegd naar Palermo, Salerno, Napels. Elf maal hadden we hen, alleen of samen, op de vijandelijke kust afgezet, en elke keer weer zonder tegenslag opgehaald. De volkomen onbaatzuchtige toewijding van mijn mannen - vooral van Wilson en Passière, die beiden twee maal promotie hadden afgeslagen - was buitengewoon. Maar tegen het einde was er een gestadige verslechtering ingetreden - in verscheidene opzichten. Ik merkte dat er steeds minder gemakkelijk een lach in Stella's ogen opkwam. Ze was magerder geworden, bijwijlen stond ze op springen en dan weer was ze zwaarmoedig en lusteloos. Er ging vrijwel geen week voorbij of ze zag Vliegende Forten, Liberators en Lancasters doelen in haar eigen vaderland bestoken - twee keer, naar ik met zekerheid weet, op grond van informatie die van haar afkomstig was. Het moet een hel voor haar zijn geweest. Ook Nicky was veranderd. De lachende ridder zonder vrees of blaam uit de Maltezer tijd was er niet meer. Hij was zwijgzaam en onmededeelzaam geworden en een glimlach kon er zelden meer af. Het was natuurlijk ook zijn vaderland. Misschien kwam het door Stella, maar ik was er vrij zeker van dat het daar niet gezocht moest worden. Na die korte bevlieging op Malta volgde Nicky zijn eigen raad op en kweekte hij onverschilligheid tegenover haar aan. Ze spraken elkaar zelden zonder dat het op krakeel uitdraaide. In de winter van '43 had je het geval van het gemengde bataljon van Amerikaanse rangers en Britse commando's, dat als voorloper van de geallieerde strijdkrachten aan de kust was geland in een rustig baaitje dat door het hoofdkwartier was uitgezocht en door Nicky en Stella als vrij van vijandelijke troepen was gegarandeerd. Een halfuur nadat de laatste man voet aan land had gezet, was het bataljon door een tankdivisie aan mootjes gehakt. Dat had toeval kunnen zijn. Een maand later was de grootste dropping van wapens en munitie uit de hele oorlog in Duitse handen gevallen. De partizanen die de zending opwachtten, waren uitgeroeid - volledig. Ook dat had toeval kunnen zijn - maar met toeval kon je niet verklaren hoe de vijand aan de juiste herkenningssignalen en de afgesproken volgorde van de markeringsfakkels was gekomen. Ten slotte waren tegen het einde van het voorjaar acht agenten door de 149 in de buurt van Civitavecchia aan land gezet. Drie nachten lang hadden we op radiosignalen gewacht. Die kwamen niet. We hoefden niet te vragen wat er aan de hand was.
***
Het begon nu licht te worden op de Al, maar mijn stemming monterde er niet van op. Ik had weer dat onbestemde trieste gevoel over me, dezelfde bedruktheid als toen ik op die gloeiende zomerse middag het kantoor van admiraal Starr in Napels opzocht. Ik wist, althans onderbewust, waarom hij me had laten komen. Ook admiraal Starr was veranderd. Hij zag er vermoeider uit, er tekenden zich meer rimpels op zijn gezicht af. Hij maakte van zijn hart geen moordkuil. 'Verraad is een heel lelijk woord, McIndoe,' bracht hij er moeizaam uit. 'En het moment is aangebroken om het in de mond te nemen. Duizenden Britse en Amerikaanse jongens worden er iedere maand gedood of verminkt. We laten het er niet meer bij zitten. Akkoord?' Ik knikte zwijgend. 'We hebben geen bewijzen,' vervolgde hij somber. 'Geen snipper. Maar dit weet ik wel: drie van die toevalligheden zijn er drie te veel. Bovendien is na de afslachting van dat bataljon de hele veiligheidsstaf op de basis vervangen. Het maakte niets uit. Het lek zit aan jouw kant, McIndoe. Aan die logica valt niet te tornen.' Hij pauzeerde even en er kwam een miezerig glimlachje bij hem op. 'Ik neem aan dat ik boven verdenking verheven ben.' Hij keek neer op zijn vingers. 'Ravallo en zijn vriendin zijn beiden Amerikanen van Italiaanse afkomst,' vervolgde hij bedaard. 'De Amerikaanse militaire inlichtingendienst bezweert dat ze volkomen zuiver op de graat zijn. Daar ben ik nog niet zo zeker van. En ik vermoed jij ook niet, McIndoe.' Hij wierp me onder zijn borstelige wenkbrauwen vandaan een blik toe - om te zien hoe ik er op reageerde, denk ik. Weer hield ik mijn mond. 'Je ontmoet die twee morgen in Anzio,' zei hij met barse stem. 'Daar vertel je hun dat dit vanwege een lek op het hoofdkwartier hun laatste opdracht wordt. Je wekt bij hen de indruk dat het om een normale opdracht gaat die georganiseerd is door de veiligheidsstaf van onze basis. Maar dat is niet zo. Alleen jij en ik, McIndoe, zijn op de hoogte. Beiden hebben ze volkomen bewegingsvrijheid totdat ze aan boord van de 149 komen. Begrepen?' 'Zeker, admiraal.' 'Zijn je eerste officier en je radioman te vertrouwen?' 'Onvoorwaardelijk.' 'Mooi. Dan neem je die - en die alleen - in vertrouwen. Niet raadzaam, misschien, maar onvermijdelijk. Zij moeten zorgen dat er niemand aan de seinapparatuur en in de radiohut komt. Nog vragen?' Ik gaf niet meteen antwoord. Bij het woord 'radiohut' was er bij mij een bom ontploft. En toen de brokstukken neerkwamen, paste alles precies in elkaar. Ik vervloekte me om mijn eigen onnozelheid. 'Geen vragen, admiraal.' Ik haalde diep adem. Dit zou een pijnlijke kwestie worden. 'U hebt gelijk met uw conclusie. Ik koester al een poosje mijn verdenkingen, 't Is Ravallo, admiraal.' Hij keek verrast op. 'Mijn God, kerel, hoe weet je dat zo zeker?' Ik vertelde het hem.
***
We verlieten Napels 's ochtends vroeg en bereikten omstreeks het middaguur Anzio. Onderweg had ik Wilson en Passière beiden op de hoogte gebracht. Ze konden het nauwelijks geloven, natuurlijk, en het ging hun aan het hart - zo moet ik het wel uitdrukken. Ze hadden een genegenheid voor Nicky en Stella ontwikkeld die voor de mijne nauwelijks onderdeed. Om middernacht lag de 149 drie mijl benoorden Civitavecchia vlak voor de kust. Zowel Ravallo als Stella was bijzonder zwijgzaam -al de hele tijd sinds ik hun had verteld wat er ging gebeuren. Ze wekten de indruk of ze opgelucht waren. Alleen Stella zou aan wal gaan. Ze zou in verbinding treden met de plaatselijke partizanengroep - die via een parachutedropping de vorige nacht door Starr was gewaarschuwd voor een Duitse actie in de loop van deze nacht - en zo spoedig mogelijk per radio bericht terugsturen. Ik had verwacht dat Ravallo heftig zou tegenstribbelen toen de overgeseinde instructies van Starr een paar uur tevoren waren binnengekomen - maar hij had niets gezegd. Ik nam aan dat het in zijn straatje paste. Naar ik vermoedde, had hij zich met de vijand in verbinding gesteld voordat hij Anzio verliet. Hoe, was me niet duidelijk, maar er werd beweerd dat het er barstte van de spionnen. Ravallo had in ieder geval niet de kans gehad met de wal in contact te komen sinds hij aan boord was. Daar hadden Wilson en Passière voor gezorgd. Stella werd aan wal gezet en Hillyard roeide het rubberbootje terug. Drie uur later begon in de radiohut de ontvanger te piepen. Ravallo en ik stonden in de deuropening te wachten. Opeens sloeg de uitdrukking op het gezicht van Passière om. Hij keek nu verschrikt en bezorgd. Hij luisterde intens, rammelde drie of vier keer verwoed aan de seinsleutel en sprong toen overeind terwijl hij zijn hoofdtelefoon afrukte. Zijn handen beefden. 'Ze hebben haar te pakken!' barstte hij los. 'Ze hebben Stella! Direct na de oproepcode en de bevestiging kwam er MMR, MMR.' (Het codesein van de Speciale Dienst voor gevaar.) 'Daarna volgde er iets over een tank. En toen - afgelopen.' Hij maakte een afkappend gebaar met zijn rechterarm. Ik voelde me beroerd. De beste plannen en wensen van muizen en mensen... Ergens was de boel spaak gelopen. Stella - gepakt! Waarom waren de partizanen er niet geweest? Ik wierp Ravallo een blik toe. Zijn gezicht stond uitgestreken. Ik vroeg me woest af hoe hij er zou moeten uitzien. Had Judas zo'n gezicht gezet? Werd Nicky Ravallo in zilverlingen betaald? Met moeite bepaalde ik mijn gedachten tot het heden. Ik wist nu wat me te doen stond. Ook wist ik waar het voor mij op zou uitdraaien: de krijgsraad. Maar dat interesseerde me toen niet. Gehaast sprak ik Ravallo aan. 'Weet jij waar ze naar toe is, Nicky?' vroeg ik dringend. 'Ja zeker.' Hij had onmiddellijk mijn bedoeling geraden en zat al in de boot toen ik instapte. Hillyard roeide ons naar de wal. We sprongen eruit op de kiezels langs het water en holden het strand op. Halverwege bleef ik staan en riep zacht: 'Nicky!' Hij draaide zich om. 'Verdomme, Scotty, we hebben geen tijd om...' Hij brak zijn woorden af. Hij hoefde er geen arendsogen voor te hebben om de matte glans van de .45 in mijn vuist te zien. Hij bleef roerloos staan. 'Wat moet dit verbeelden?' vroeg hij langzaam. 'Tot hier ga ik mee,' zei ik, 'en verder niet. Tussen twee haakjes, dat was prima komediespel. Mijn compliment.' Hij gaf zich niet zo maar gewonnen, dat moest ik toegeven. De woede, het ongeduld, de verbazing - de uitvoering was perfect. 'Blijf staan waar je staat!' waarschuwde ik fel. Hij had een stap mijn kant uit gezet. 'De enige uitleg waar je recht op hebt, is waarom je nog in leven bent. Dat zal ik je zeggen. Overlopers zijn niet altijd monsters. Ik mocht jou graag, Ravallo - om het in jullie idioom uit te drukken, ik vond je een jongen van de gestampte pot. Bovendien is oorlog geen reden om onmenselijk te zijn. Dat weet jij ook wel. En ik beschouw het als onmenselijk van iemand te verlangen dat hij zijn eigen land bespioneert.' 'Wat wil je me nou vertellen?' Zijn stem was weinig meer dan een gefluister. 'Spaar je de moeite, Ravallo. Ik had je mee terug kunnen nemen naar Napels. Je weet waar dat op uitdraait. Krijgsraad - en het vuurpeloton. Of we hadden je overboord kunnen smijten. Ook dat ging me te ver. Jij krijgt dus wat je Stella nooit gegund hebt, Ravallo - een kans. Bij je eigen mensen,' voegde ik er verbitterd aan toe. 'Een jaar geleden al heb je jezelf verraden, Ravallo. Dat is pas gisteren tot me doorgedrongen. Passero - weet je dat nog? Weet je nog hoe de Duitsers die nacht roeibootjes gebruikten om ons proberen te enteren? Weet je nog het bezoek dat je aan de verlaten radiohut bracht? Weet je nog de snelle motorboten die de Duitsers volgens Stella in Passero hadden klaarliggen? Weet je dat nog, Ravallo, weet je dat nog?' Ik slingerde hem de woorden in het gezicht. Ze hadden geen enkele uitwerking. Hij leek versuft; van enige reactie was geen sprake. De man was een acteur van jewelste. 'Hoe waren de Duitsers op de hoogte gekomen, Ravallo?' ging ik meedogenloos door. 'Waarom stuurden ze niet hun snelle motorboten op ons af. Dat zal ik je zeggen, Ravallo. Omdat ze wisten dat ze dan geen schijn van kans hadden om ons te pakken te krijgen. Ze wisten dat een overval in alle stilte hun enige hoop was. Dat wisten ze omdat jij het hun had verteld, Ravallo. En alleen jij kon het hun verteld hebben. Van alle verdachten was jij de enige die voldeed aan de vier essentiële voorwaarden: jij kende de snelheid van de 149, jij kende onze bestemming van die nacht, jij kon met een zender omgaan en jij had er een bij de hand - die van de 149.' Hier viel niets tegen in te brengen en dat wist Ravallo. Van verweer kon geen sprake zijn, alleen van ontkenning. Een hele poos bleef hij met gebogen hoofd staan zwijgen. De bijna volle maan, die door een wolk was gebroken, had haast om weer te verdwijnen. Traag keek hij op. 'Je hebt de hele zaak rond, hè, Mac?' 'Dat heb ik zeker. Ik zou bij God willen dat het niet zo was. Je hebt jezelf vandaag weer in de kaart laten kijken. 'Starr had het aantal verdachten teruggebracht tot twee - jou en Stella. Hij vermoedde dat jij het was - of liever, dat was mijn idee. Hij had het zo geregeld dat jij de kans kreeg om Stella voor de haaien te gooien. Jij dacht dat haar bruikbaarheid voorbij was en gooide haar inderdaad voor de haaien. Wat je niet wist, was dat er op de basis niemand van deze opdracht op de hoogte was gebracht, hè, Ravallo? Alleen jij en Stella en Starr en ik waren ingewijd. En er is een moment geweest, Ravallo, dat ik gezworen zou hebben dat je van haar hield.' Ik keek naar hem en gaf me alle moeite om hem te haten. 'Weet je,' zei ik, 'zoiets zou ik zelfs een hond niet hebben kunnen aandoen.' Zijn gezicht stond uitgestreken. 'Dus jullie hebben haar voor de haaien gegooid? Waar of niet, Mac?' Waarom hadden de partizanen niet voor haar gezorgd, dacht ik. Ze waren ruimschoots gewaarschuwd. Het was onlogisch, maar ik had een godsgruwelijk schuldgevoel over me en voor het eerst proefde ik het bitter van een walging van jezelf. Maar ik liet er niets van blijken - dat wist ik zeker. 'Ik had mijn orders. Bovendien, Nicky,' voegde ik er ironisch aan toe, 'zou het ons nooit zijn gelukt zonder jouw onschatbare medewerking. Gegroet.' Hij riep me na: 'Mac!' Ik keek om. 'Niet vergeten, Mac - vandaag of morgen kom ik bij je langs.'
***
Vandaag of morgen. Dat moment was nu dus gekomen. Om zes uur in de ochtend was ik in Londen aangekomen en ik was meteen in bed gedoken. Nog uren had ik wakker gelegen, om een verklaring voor de hele kwestie te vinden. Er was geen touw aan vast te knopen. Waarom hadden de geallieerden hem niet na de oorlog in zijn kladden gepakt? Hij was nu kennelijk een welgestelde figuur. Hij had veel te verliezen - ik verbaasde me over zijn lef om contact met mij te zoeken. Waar was het hem om te doen? Alleen maar om zich te verkneukelen? Nee, wat je van Ravallo kon zeggen, bekrompen was hij nooit geweest. Wraak - dat kon het alleen maar zijn. Maar hoe dan? Een regen van schoten in de zaal van Savoy? Belachelijk- te gek om los te lopen. Bovendien was Nicky een uitgekookte jongen. Omstreeks de middag gaf ik het op en viel ik in een rusteloze slaap. 19.00 uur. Het was druk in de zaal van Savoy, maar ik ontdekte hem vrijwel meteen. Moeilijk was het niet, want hij was de enige aanwezige man in wandelkostuum. Hij zat aan de overkant bij de muur, en het was tekenend voor hem dat hij een tafeltje voor hem alleen had weten te krijgen - en te behouden. Uiterlijk was Ravallo niet veranderd. Nog steeds de vitale, donkere, lachende d'Artagnan. En hij lachte nu werkelijk - de glimlach op de snuit van de tijger. Hij sprong op en kwam met uitgestrekte hand haastig op me af. Zijn witte tanden blikkerden in een brede welkomstgrijns. 'Mac, oude reus!' riep hij me opgewekt toe. 'Man, man, wat is het geweldig je weer te zien!' 'Bedoel je dat je alle hoop had laten varen me ooit nog eens te pakken te krijgen?' vroeg ik bedaard. Ik maakte geen aanstalten hem een hand te geven en hij liet de zijne langzaam zakken. Het drong vaag tot me door dat tientallen nieuwsgierigen naar ons keken. Ravallo had nog steeds een glimlach over zich, al kleefde er nu iets van zelfbeklag aan. Het was het volmaakte beeld van de ten onrechte voor het hoofd gestoten vriend die toch zijn goede humeur en toegeeflijkheid weet te bewaren. Je doet het goed, Ravallo, dacht ik, je doet het verdomd goed. 'Mijn adres,' vroeg ik scherp. 'Hoe ben je daaraan gekomen?' 'Heel eenvoudig. De Admiraliteit - je staat nog bij de reservisten ingeschreven.' Het glimlachje had nu iets weifelends over zich. Dat had ik zelf kunnen bedenken. 'Nou, hier ben ik dan. Wat staat er op je programma, Ravallo? Een gezellig Italiaans steekpartijtje? Misschien een van je vrindjes bij de mafia als messentrekker? Wat wil je, Ravallo?' 'Wellevendheid, Scotty, wellevendheid.' De glimlach was nu finaal verdwenen. 'En vijf minuutjes van je tijd - als je tenminste kans ziet je zo lang niet als een volslagen zwakzinnige te gedragen. Hier is mijn tafeltje. Wat drinken?' 'Dat er negen jaar is verstreken en dat de oorlog is afgelopen, maakt verraad er als wandaad niet minder afschuwelijk om.' Ik deed niet eens moeite mijn stem te dempen. 'En wat drinken betreft, niet met jou, Ravallo. Ik bestel zelf wel.' Er stond me iets volkomen wazigs voor de geest - ik moest de gelegenheid hebben om na te denken. Ik draaide me om en wilde me door het gekrioel van mensen om me heen een weg naar de bar banen. Ravallo pakte me bij de arm. Hij was ongelooflijk sterk. 'Net als bij Civitavecchia, hè, Mac?' zei hij zachtjes. 'Nog steeds dezelfde jury, rechter en beul. Zo zit het, hè?' 'Ja,' zei ik met vlakke stem. 'Zo zit het.' 'En ik ben de veroordeelde?' 'En jij bent de veroordeelde.' 'Een laatste gunst dan.' Zijn stem was bijna onhoorbaar. 'Daar heb ik recht op.' Er was iets aan hem, aan zijn stem, zijn blik, zijn oprechtheid door dik en dun, dat me pakte. Zó goed speelde zelfs Spencer Tracy niet. Voor het eerst begon ik te twijfelen. Ik liep langzaam achter hem aan naar zijn tafeltje en ging zitten. Het nieuwsgierige publiek ebde geleidelijk weg. 'Nou, ik luister.' 'Zelfs dat hoef je niet eens te doen, Mac,' zei hij met een glimlachje. 'Lees dit alleen maar.' Zorgvuldig legde hij twee documenten op tafel en streek ze glad. Na enig aarzelen, pakte ik er een op. Het was een transcriptie van het Centraal Archief van de Amerikaanse marine. Het was gemaakt in het Pentagon en luidde:
***
Seiner 1ste klasse Georges Passière, officieel ingeschreven onder No. P/JX 282131. Een lijk in tropenuitrusting van de Royal Navy is aangetroffen op het strand twintig kilometer ten zuiden van Civitavecchia, op 16 mei 1944. Bovenstaande identiteit vastgesteld aan de hand van identiteitsplaatje. Geheime voering ontdekt in klep van gordeltasje. Etuitje van wasdoek. Lijst van dertig golflengten van zend-ontvangstations - FM (zeer hoge frequentie) - in hoofdzaak met kort bereik. Zes met zekerheid geïdentificeerd als Duits, overige onbekend.
***
Traag, heel traag, legde ik het papier weer op tafel. Vaag merkte ik iets van een kelner die naast me stond en van een blad met drankjes. Werktuiglijk, bijna blindelings, pakte ik met mijn ene hand een glas op en het resterende document met de andere.
***
Deutscher Geheimdienst Archiefmateriaal Duitse contraspionage buitgemaakt Turijn. Gedecodeerd Napels, oktober 1944. Luigi Metastasio: geboren Rome 1919. (Daarop volgde een opsomming van Metastasio's schoolopleiding, burgerbetrekkingen, fascistische indoctrinatie, militaire dienst, opleiding voor contraspionage.) Spreekt vloeiend Frans, Duits en Engels. Frankrijk binnengesmokkeld april 1940, door Duitsers bezet gebied augustus 1940, daar uit Fécamp per vissersboot naar Engeland. Toegelaten Royal Navy, basis Portsmouth, mei 1941: gediplomeerd telegrafist.
***
De rest was van geen belang meer - en ik wist wat er op de laatste regel stond eer ik hem had gelezen.
***
Schuilnaam: Georges Passière.
***
Ik legde dit rapport op het andere en bleef er als gehypnotiseerd naar staren. Ik zei niets - ik kon trouwens niets zeggen. Er wilden geen woorden en geen gedachten bij me opkomen. Het leek of mijn geest tot stilstand was gebracht. Ik voelde me verslagen, leeg, ellendig - en hopeloos in de war. Nicky betoonde zich barmhartig, in hoge mate. Aanvankelijk hoorde ik zijn stem nauwelijks. 'Het was een makkie, Mac. Het prachtige van de korte-afstandradio.' Er kwam even een lachje tussendoor. 'Inderdaad, de Duitsers konden de radioberichten van onze agenten niet afluisteren. Gebaseerd op hetzelfde principe konden door ons niet de berichten van Passière worden afgeluisterd, die meteen daarna waarschijnlijk aan Duitse en Italiaanse luisterposten werden doorgegeven. De afslachting van de partizanen, het in de pan hakken van de rangers en de commando's, het inrekenen van onze agenten, het verraden werk bij Passero - allemaal aan vrind Passière te danken.' 'En... en Stella?' Met moeite bracht ik de woorden eruit. Mijn hersens waren weer gaan werken, het grimmige en ongenadige besef van wat ik al die jaren geleden had gedaan, kwam nu aan als een klap met de hamer. Ik gaf antwoord op mijn eigen vraag, en mijn stem klonk als een ongelovig gefluister: 'Passière! Daardoor is Stella tegen de lamp gelopen, Nicky. Zo moet het zijn gebeurd. Passière! Ik, ikzelf had hem in vertrouwen genomen. Nicky - ik had hem alles verteld!' 'Hm,' bromde Nicky voor zich heen. 'Ik dacht wel dat het iets dergelijks moest zijn geweest. Als hij wist dat zij had afgedaan, dat ze niet meer voor hem van nut kon zijn, zou hij wel proberen haar erbij te lappen, hè?' Misschien was Nicky daarmee niet uitgepraat, misschien ging hij nog door. Ik zou het niet kunnen zeggen. Ik weet alleen dat zijn stem, zacht en gedempt en vriendelijk, in mijn oor wegstierf. Ik kon Nicky niet meer aanhoren. Ik kon hem zelfs niet aanzien. Ik wist dat ik excuses zou moeten maken, iets zeggen in de geest van dat ik het me nooit zou vergeven - maar ik wist dat dit niet in woorden te vatten was. 'Ik heb haar opgegeven. Ik heb haar voor de haaien gegooid,' zei ik op matte toon. 'Dat heb ik gedaan. Niemand anders, Nicky. Alleen ik.' Ik begroef mijn gezicht in mijn handen. Ik wist dat honderd paar ogen op mij gericht waren en het liet me koud. Het was heel stil geworden in de zaal. De seconden - elk een eeuwigheid van zelfverachting, bitterheid en wanhoop - tikten weg. Verschrikkelijk langzaam. Ik versteende opeens toen twee zachte handen zich over mijn ogen vlijden en een stem die in mijn herinnering verankerd lag, omfloerst van emotie fluisterde: 'Zo is het wel genoeg, Nicky. Dag, lieve Mac.' Vier of vijf seconden lang duizelde het me en was ik ten prooi aan ongeloof terwijl ik roerloos bleef zitten. Toen schoot ik overeind, draaide me met een ruk om, stootte verscheidene glazen om die in scherven vielen - de sjieke clientèle van Savoy kreeg vanavond waar voor haar geld - en stond oog in oog met Stella. Stella! Ik kon even geen woord uitbrengen. Ik kon alleen maar staan kijken - en kijken. Daar stond ze, donker en mooi en met een lachje, de oude Stella van toen we nog op Malta zaten - alleen had ze nu tranen in haar ogen. Toen pakte ik haar beet. Ik omhelsde haar tot ze om genade riep. Ten slotte kuste ik haar. Het publiek had zich niets laten ontgaan. Het volgde de ontwikkelingen op de voet, en dit was het teken. We gingen onder stormachtig handgeklap zitten.
***
'Hadden ze je dan toch niet te pakken gekregen?' vroeg ik wezenloos. 'Waarom hadden ze mij te pakken moeten krijgen?' vroeg ze glimlachend. 'Passière gaf een vals bericht van haar door,' legde Nicky uit. 'Er was geen sprake van een MMR, of van een tank. Bij het opspringen heeft hij waarschijnlijk een klap tegen de ontvangstschakelaar gegeven. Hij had gehoopt dat wij achter haar aan zouden gaan, dan zou hij zijn vrinden waarschuwen en konden zij ons allemaal in handen krijgen. Maar het is niet helemaal zo gegaan. Jij kwam terug, en zijn vrinden - die vent in die Heinkel - waren vlugger met contact zoeken.' 'Nicky heeft me die avond opgehaald,' vervolgde Stella. 'Hij vertelde me wat er gebeurd was - over het vergaan van de 149. Ik heb gehuild. Nietwaar, Nicky? Ik heb de hele nacht gehuild. Eigenlijk ben ik een vreselijke jankerd. Erg slap beslag om spionnen van te bakken.' Ze bette haar ogen met een klein kanten zakdoekje. Ik glimlachte en richtte me tot Nicky. 'Dus jij hebt Stella na de oorlog weer opgezocht? Is dat het?' Hij grinnikte. 'Zo'n beetje, ja.' Ik keek naar de ringen aan haar linkerhand. 'Dus toen,' vervolgde ik knorrig, 'zijn jullie naar ik aanneem getrouwd?' Stella glimlachte. 'Nou, nee, dat niet, hoor. Weet je, dat waren we de hele tijd al - van 1938 af, om precies te zijn.' Mijn zenuwen konden er niet veel meer bij hebben. Ik had zo'n beetje al mijn reacties verbruikt. Half verdoofd zat ik erbij, maar ik merkte wel dat mijn gezicht vuurrood aanliep. 'Het spijt me, Mac,' zei Nicky verontschuldigend. 'Zelfs jou hebben we niet in vertrouwen kunnen nemen. Als iemand het te weten was gekomen - aan onze kant, aan de andere kant - dan was het met onze bruikbaarheid gedaan geweest. Ik heb het je al zo vaak gezegd, Mac. Je moet de fortuin geen gijzelaars in handen spelen.' Geleidelijk kwam het me allemaal weer voor ogen te staan. Ik kon me wel voor mijn kop slaan dat ik er blind voor was geweest. De overdreven nonchalance en ongeïnteresseerdheid over en weer. Het voortdurende gekibbel, en toch wederzijds trouw en vertrouwen waaraan niet te tornen viel - echt zoals dat in een huwelijk gaat, dacht ik chagrijnig. Nickys merkwaardige gedrag bij het idee dat ik wel eens verliefd op haar kon worden (de herinnering hieraan lag me niet lekker). Zijn kwaadheid toen ik mijn afkeer voor haar spionagewerk liet blijken. Het stiekeme handjes vasthouden. Dat hij er steeds afgetobder ging uitzien - kristeneziele, dacht ik, hoe zou ik me gevoeld hebben als mijn vrouw zich in die situatie had bevonden. En ten slotte de wanhopige drang haar te hulp te schieten - lijnrecht in strijd met alle voorschriften van de Speciale Dienst, en voor zover hij op dat moment wist, met een zekere gevangenneming of dood in het vooruitzicht. Zonder een woord te zeggen, schoof ik mijn stoel terug en stond omzichtig op. Langzaam haalde ik mijn ene been naar achteren, en doelbewust gaf ik mezelf een welgemikte schop. Het publiek, echte premièregangers en door en door ervaren, applaudisseerde vurig. En toen ik weer ging zitten, kreeg ik door dat het tomeloze enthousiasme niet uitsluitend op mij gericht was. Een lach en een traan en de liefde gaan altijd hand in hand. Stella en Nicky waren elkaar met een hoogst onengels gebrek aan ingetogenheid aan het zoenen. Je zou waarachtig denken dat ze pas getrouwd waren. En voor mij waren ze dat ook.