De City of Benares
Colin Ryder Richardson, een commissionair, en Kenneth Sparks, een postambtenaar, wonen beiden in de westelijke voorsteden van Londen, de eerste in Worcester Park in Surrey, de laatste in Alperton in Middlesex. Ze zijn vrijwel even oud, zijn beiden getrouwd en hebben een zoontje. Oppervlakkige overeenkomsten zijn het; overeenkomsten die je nog wel tienduizend keer kunt herhalen, maar door de schering en inslag van het dagelijks leven van deze twee mannen loopt als een gekleurde draad een herinnering waarmee ze bij al die anderen afsteken - de herinnering aan die donkere en bittere wanhoopsnacht van vele jaren geleden, toen de getorpedeerde City of Benares weggleed onder de door storm en ijsregenbuien gestriemde oppervlakte van de noordelijke Atlantische Oceaan en hen achterliet om te creperen in die koude en vijandige wateren. Die nacht hadden ze het eigenlijk moeten afleggen. Hun kansen om het te overleven, de overlevingskansen van ieder willekeurig kind in wateren als deze, waren uiterst gering. Maar het ongelooflijke geschiedde: ze overleefden het - zij en nog een handje vol kinderen. Een handjevol, meer niet. De kansen waren gering, en bij het vergaan van de City of Benares, een tragedie die meer medelijden en verontwaardiging heeft ontketend dan welke andere scheepsramp ook tijdens de oorlog, heeft de wet van de gemiddelden onverbiddelijk haar invloed doen gelden. Van de honderd jonge kinderen aan boord zijn er niet minder dan drieëntachtig ver van hun ouders, hun thuis en de vriendjes en vriendinnetjes die tot dan toe heel hun leven hadden uitgemaakt, in die nacht van 17 september 1940 omgekomen. Kenneth Sparks was dertien en Colin Richardson elf toen de City of Benares Engeland verliet op weg naar Canada met 406 opvarenden - 191 passagiers en een bemanning van 215 koppen. Kenneth Sparks herinnert zich zelfs nu nog het vage gemopper van sommige bemanningsleden over de keuze van de afvaartdatum - vrijdag 13 september. Maar geen mens schonk aandacht aan hun sombere voorgevoelens - zeker niet de kinderen, variërend van vijf tot vijftien jaar, voor wie deze reis het opwindendste avontuur van hun leven was. Er viel zoveel te zien - al die andere schepen van het konvooi, druk omzwermd door de jagers - en er was zoveel te doen - het grote mailschip verkennen, spelletjes spelen, hun best doen op het heerlijke eten dat ze voorgezet kregen. Bijna alle kinderen, met inbegrip van Kenneth Sparks, werden in het kader van een officieel overheidsplan geëvacueerd uit gebieden die van hevige luchtaanvallen te lijden hadden, zoals Londen, Middlesex, Sunderland, Liverpool en Newport. Er waren negen begeleiders aangesteld. Colin Richardson vormde een uitzondering; hij reisde particulier onder de hoede van de heer Raskay, een Hongaar die met Colins ouders was overeengekomen onderweg als zijn beschermer op te treden. Op de derde dag nadat ze Engeland hadden verlaten, nu de schepen die ze escorteerden veilig door de erkende gevarenzone waren geloodst, keerden de jagers terug en lieten het konvooi aan hun lot over. Zelfs bij de meest geharde zeelui in oorlogstijd komt er altijd weer een gevoel van verlatenheid en kwetsbaarheid op wanneer de marine-escorte zich moet terugtrekken. Maar deze volkomen logische beduchtheid nam de avond van de volgende dag aanzienlijk af toen het schip in hinderlijke dwarszeeën begon te stampen en te slingeren. Kreunend en fluitend om de bovenbouw en door het want liep de wind op tot stormkracht en stuwde hij zware golven op. De spanning aan boord van de City of Benares nam af; je kon nu bijna in alle veiligheid je aandacht laten verslappen. Onderzeeboten vormden uiteraard de grootste bedreiging. Maar iedereen wist hoe het vrijwel onmogelijk was bij een dergelijke zeegang nauwkeurig een torpedo te lanceren. Bovendien moest zo'n U-bootcommandant eerst nog maar het geluk hebben dat hij je zag en dan de gelegenheid krijgen zuiver te richten door de vlagen koude regen en ijsnaaldjes heen die over de duister wordende zee begonnen te jagen. Bovendien bestond er een alom aanvaarde conventie tegen het torpederen van passagiersschepen bij zware storm - in zulke gevallen zouden de overlevingskansen van de opvarenden wel uiterst gering zijn. De City of Benares werd die avond om precies 22.00 uur getorpedeerd. Het projectiel trof het schip ver naar achter aan bakboord, vrijwel ter hoogte van het gedeelte waar het merendeel van de geëvacueerde kinderen was ondergebracht. Het is niet precies bekend hoeveel er meteen om het leven zijn gekomen op het moment van de inslag, toen de ontploffende torpedo de ongepantserde romp van de City of Benares van ver boven tot ver beneden de waterlijn openscheurde. Waarschijnlijk is toen bijna de helft van de kinderen hetzij gestorven bij de eerste klap, hetzij te zwaar gewond geraakt om zich los te wurmen of zelfs maar om hulp te roepen, hetzij in hun hutten opgesloten door ontwrichte deuren die bleven vastzitten en daarna met het schip ondergegaan zonder enige bijstand in hun buurt. Daar staat tegenover dat sommige kinderen aanvankelijk niet eens in de gaten hadden hoe ernstig de schade was of zelfs dat er schade was aangericht. Tot die argelozen behoorden Colin Richardson en Kenneth Sparks. Colin was op dat moment alleen in zijn hut en lag in bed een stripverhaal te lezen. Hij voelde een zware bonk, maar besteedde er geen aandacht aan - we kunnen alleen maar veronderstellen dat hij de inhoud bijzonder boeiend vond - en ging door met lezen. Pas toen de alarmbellen rinkelden, liet hij met tegenzin zijn strip in de steek, schoot zijn sloffen aan, deed een kamerjas over zijn pyjama aan, zijn felrode kapok reddingvest - door zijn moeder meegegeven met de opdracht het voortdurend te dragen, en zo verblindend van kleur dat hij over het hele schip al bekendstond als het Rooie Gevaar - over zijn kamerjas, en over dit alles heen zijn kurken reddingvest. Hij begaf zich naar de eetzaal, waar de passagiers zich aan het opstellen waren om hun posities bij de sloepen in te nemen. Kenneth lag in bed om 22.00 uur, in diepe slaap verzonken. Door het aanhoudende lawaai van de alarmbellen werden hij en zijn twee hutgenoten op de been gebracht, maar de laatsten zouden in het nachtelijk duister om het leven komen. Ze wurmden zich in hun jassen en reddinggordels voordat ze zich naar hun posities op het sloependek haastten. Nog maar even tevoren gewekt uit de dekenwarmte waarmee ze volledig omringd waren, en vaak nog niet klaar wakker, stonden de kinderen te huiveren en probeerden ze dieper in hun dunne nachtkleding weg te duiken terwijl de venijnige nachtwind, nu tot zware stormkracht aangewakkerd, door hun jammerlijk ontoereikende kledingstukken joeg en hen bij vlagen met regen en hagel doordrenkte, en verblindde met het striemende schuim dat hij van de golftoppen had weggerukt. Het zinkende schip, dat steeds meer vaart verloor, begon in de diepe golftroggen hulpeloos te slingeren. Toen pas drong het tot Kenneth Sparks door wat er aan de hand was - bij het zien van de weggeblazen luiken, de geknakte en verbrijzelde mast, de brokstukken die overal verspreid lagen, de Laskaarse bemanningsleden ten prooi aan verbijstering en schrik, werd het hem duidelijk dat het schip onder zijn voeten wegzonk. Zowel hij als Colin Richardson weet zich nog goed te herinneren dat er onder de kinderen geen paniek heerste. Alleen stond er een jongetje te huilen in het donker; zijn stem was maar vaag hoorbaar in de plotselinge momenten van stilte, wanneer de City of Benares ver overhelde en even het rumoer en de kracht van de storm blokkeerde. Eén voor één werden de sloepen gestreken - een moeilijke en vaak gevaarlijke taak op een gemeen slingerend schip dat in die woeste en pikdonkere zeeën vrijwel geen vaart meer maakte. Een paar reddingboten kapseisden onmiddellijk en gooiden hun inzittenden het water in - van deze mensen zijn er maar weinig weergezien. Sommigen kregen water naar binnen en dreven af. Anderen belandden aan de voet van touwladders, en er kwamen vrouwen en kinderen naar hen omlaaggeklauterd - de helft van de keren om tot de ontdekking te komen dat er geen sloep meer lag. En dan merkten ze ook dat ze niet meer de kracht hadden om terug te klimmen naar het dek; korte tijd bleven ze dan hangen, werden tegen de romp gekwakt, en beurtelings ondergedompeld en hoog boven water geheven door de diepe, trage slingering van het wegzakkende schip; daarna begaven hun laatste krachten het, lieten hun vingers los en verdwenen ze voorgoed. Andere vrouwen namen een kind in de armen en sprongen in het duister van de zee, in de buurt van de plek waar ze een vlot hadden zien neerploffen. Soms - een heel enkele keer - wisten ze het te bereiken, zich erop te hijsen en er hulpeloos op te blijven liggen, neergeslagen door wind, hagel en golven, zelfs niet in staat ook maar hun hoofd op te heffen. Meestal slaagden ze er niet in het vlot te onderscheiden in de diepe donkerte van een zee waarin de hoog oprijzende golftoppen het zicht beperkten tot niet veel meer dan een meter. En als ze een vlot vonden, dreef het vaak harder weg dan zij konden zwemmen. De City of Benares verging iets meer dan tien minuten na de inslag van de torpedo en eigenlijk is het een wonder dat er nog zoveel mensen zijn weggekomen. Bemanningsleden sprongen het water in om gekapseisde boten terug te kantelen en waar ze maar konden de passagiers de reddende hand te bieden. Anderen bleven tot het laatst toe druk in de weer met het losmaken van vlotten en het alsnog strijken van boten die waren blijven steken. In maar al te veel gevallen waren ze nog aan het ploeteren toen de City of Benares onderging en hen meesleurde. Bij vrijwel alle bemanningsleden en passagiers was alle aandacht op de kinderen gericht. De gezagvoerder kwam om terwijl hij benedendeks nog naar kinderen aan het zoeken was. Hetzelfde lot trof kolonel Baldwin-Webb, Lagerhuislid voor het district Wrekin en Shropshire, die voortdurend met onverstoorbare kordaatheid was opgetreden en veel kinderen uit de hutten naar de sloepen had gebracht. En eveneens de begeleider van Colin, de heer Raskay, die zijn plaats in een sloep afstond aan een vrouw met kind, terugkeerde naar beneden, nog meer vrouwen en kinderen uit brandende hutten bevrijdde, weer naar het bovendek ging en in zee dook - niet om zich in veiligheid te brengen maar om kinderen die dreigden te verdrinken te redden. Het is niet bekend hoe of waar hij is omgekomen, maar het stond vast dat hij om het leven zou komen. Raskay was Hongaar maar hij hechtte niet aan ras of geloof - alleen aan mensen. De kwartiermeester stierf ook bij het zoeken naar kinderen. Hij had een reddingboot vol vrouwen en kinderen geladen en toevertrouwd aan een matroos, was weer aan boord geklommen en is nadien nooit meer gezien. En de officiële begeleiders van de kinderen hebben ruimschoots beantwoord aan het vertrouwen dat in hen was gesteld - maar drie van hen hebben het overleefd. Een van hen was mevrouw Towns. Ze was aan boord gebleven om zoveel mogelijk kinderen in de boten te helpen, wees een plaats voor zichzelf vandehanden sprong daarna het water in - hoewel ze nog nooit van haar leven had gezwommen. Op een of andere wijze zag ze kans een omgeslagen sloep te bereiken, waaraan ze zich vastklampte. Zij was een van de vijftien - in hoofdzaak kinderen -die dit deden. Maar de kou drong diep door, de vinnige hagel en de slagzeeën verdoofden lichamen en ledematen. De kinderen moesten één voor één loslaten in de loop van die barre en eindeloze nacht. Toen de dag aanbrak, waren alleen nog mevrouw Towns en twee kleine meisjes over; zij drieën hebben het overleefd. Colin Richardson en Kenneth Sparks troffen het beter - zij hadden kans gezien in reddingboten te ontkomen. Colin herinnert zich nog levendig het moment van de ondergang van de City of Benares, toen hij zag hoe een man naar buiten werd geslingerd toen een deur met een knal opensloeg, het snelle wegzinken, het losbarsten van de deuren en ventilatoren toen de luchtdruk binnen in enkele ogenblikken onhoudbaar hoog opliep. Ook herinnert hij zich nog de vreemde aanblik van de zee, besprenkeld met de rode lichtjes die vastzaten aan de reddingvesten van bemanningsleden die in het water spartelden; degenen die langszij zwommen en smeekten in de toch al overladen sloep te worden toegelaten; de rustige, gelaten aanvaarding bij vrijwel allen die te horen kregen dat er geen plaats over was. Ze zwommen weg, op zoek naar wrakstukken, de meesten in de wetenschap dat het alleen maar even uitstel zou kunnen bieden van de dood door uitputting en kou die ongetwijfeld degenen te wachten stond die niet over een boot of vlot beschikten. En de dolzinnige zelfzuchtigheid van de enkeling die zich in een wanhoopspoging aan boord hees en daarmee bijna de sloep tot zinken bracht. 'Het was een ellendige nacht,' verklaart Colin Richardson terugblikkend. 'Bar weer en we hadden het verschrikkelijk koud. We werden vrijwel voortdurend belaagd door een ijzige wind, regen en hagel. Er werd zonder veel overtuiging geprobeerd ons te laten zingen om de moed erin te houden, maar lang heeft dat niet geduurd, want telkens wanneer we onze mond openden, kregen we er zout water in. Dus besloten we ons alleen maar grimmig en zwijgend te concentreren op het behouden van onze plaats in de reddingboot.' Dat was dan ook bijna onbegonnen werk. Colins sloep raakte lek, maakte water tot aan de dolboorden en bleef alleen drijven op haar luchtkasten. Iedereen zat tot zijn middel - en kinderen als Colin tot zijn borst - in het koude water. Telkens wanneer er een golf aankwam, en de hele nacht door kwamen de golven in een eindeloze reeks, moesten ze zich stevig vasthouden om niet naar de zee te worden meegesleurd. Als je, zoals Colin, niet eens met je voeten de bodemplanken bereikte, was de kans om je blijvend vast te houden gering. Maar Colin hield toch vast - en bracht het er levend af. Maar velen konden het niet opbrengen en stierven. Eén voor één begaven ze het - van de kou, van simpele verdrinking op de plek waar ze zaten, door de verraderlijke kramp die hun houvast aan het dolboord en aan het leven ontkrachtte en toeliet dat ze overboord werden gespoeld naar de vergetelheid en snelle verlossing van de verdrinkingsdood. De Laskaarse matrozen kwamen het eerst om - tien kort achter elkaar. Ze waren hun leven lang gewend geweest aan tropische en subtropische hitte; ze hadden geen verweer tegen die ondraaglijke kou. Daarna blanke leden van de bemanning, en ook sommige vrouwen en kinderen - doordat ze de hele nacht tot aan de borst in het ijskoude water hadden gezeten, begaf hun hart het simpelweg. Eén man kreeg een aanval van waanzin en sprong overboord. Een oude boordverpleegster stierf in Colins schoot nadat hij haar een hele tijd had proberen te bemoedigen terwijl hij haar moede hoofd in zijn armen wiegde én telkens verzekerde dat er spoedig redding zou opdagen. (Tijdens het vraaggesprek dat enige tijd geleden met hem gevoerd is, verzweeg de heer Richardson dat hij een koninklijke onderscheiding heeft ontvangen voor zijn moedig gedrag tijdens die nacht in de reddingboot - ongetwijfeld een van de allerjongsten die zo zijn geëerd.) Het begon te dagen, de zee werd kalmer maar het bleef nog even koud. Nog steeds bezweek de een na de ander, maar zijn levendigste herinnering van die dag, zegt Richardson, is de aanblik van een gekapseisde sloep met vijf mensen die zich eraan vastklampten. 'Toen we hen in het oog kregen, wuifden de vijf ons opgewekt toe. Maar met het vorderen van de dag raakten ze verzwakt, lieten ze één voor één los en verdronken. Vijf, vier, drie, twee, een...' De redding kwam om 16.00 uur toen de jager Hurricane hen in zicht kreeg en langszij kwam. Maar één persoon bleek in staat langs de uitgeworpen touwladdernetten omhoog te klimmen. Dat was de vijfentwintigjarige Angus MacDonald, de scheepstimmerman die de leiding van de sloep had en aan wiens voortreffelijke zeemanschap ongetwijfeld alle overgeblevenen hun leven te danken hebben. Alle overgeblevenen - tien van de oorspronkelijke veertig. De lotgevallen van Kenneth Sparks staan in merkwaardig contrast met die van Colin Richardson. Ook hij bevond zich in een afgeladen reddingboot - er waren niet minder dan zesenveertig personen aan boord - maar in plaats van achttien uur ronddobberen voordat ze werden gered, zoals bij Colin, moesten hij en zijn vijfenveertig metgezellen acht dagen en nachten doorbrengen op het water van de eindeloze en dreigende Atlantische Oceaan. Wonder boven wonder hebben ze het nog allen overleefd ook. Op het eerste gezicht lijkt dit verschil in overlevingspercentages niet te verklaren, maar men dient te bedenken dat de sloep van Kenneth Sparks niet lek was en dus geen water maakte. Daardoor waren de opvarenden niet gedoemd ineengedoken te zitten met het ijskoude water tot op borsthoogte. Door met overleg kledingstukken en dekens te delen en bijeen te kruipen om elkaar warm te houden, kan men zelfs de kille nachten op de oceaan doorstaan; alleen als men in het koude water zelf zit, valt er geen verweer te bieden. Ze hadden nog een groot voordeel - een aandrijving. Bij de boot van Colin Richardson waren al meteen de riemen weggeslagen, maar die van Kenneth kon geen riemen kwijtraken. Deze sloep had een schroef aan een lange as die aan het draaien werd gebracht met behulp van verticale hefbomen tussen de banken. Niet alleen kwamen ze door vaart te lopen stabieler in het water te liggen en kon de man die de leiding had, derde officier Purvis, bij zware zeegang de kop in de golven houden, het gunstige was dat iedereen zijn aandeel kon leveren en door de lichaamsinspanning zelfs op de koudste nachten heilzame lichaamswarmte kon opdoen. Natuurlijk hadden ze het zwaar te verduren - heel zwaar zelfs. Ze zijn de hele tijd aan de kou en de elementen blootgesteld geweest. Kenneth moest na zijn redding nog twee maanden in een ziekenhuis doorbrengen - zo zwaar hadden het ongerief en de zuiver lichamelijke uitputting van het doorzetten op de stormachtige zee hem aangegrepen. Ze hadden te eten en te drinken, maar niet voldoende. Hun gedachten raakten vervuld van honger, dorst en slapeloosheid. Kenneth Sparks is er vast van overtuigd dat hij en de vijf andere kinderen in die boot het leven te danken hebben aan juffrouw Cornish, een officiële begeleidster die later eveneens voor haar moedig gedrag onderscheiden is. Bijna de hele tijd dat ze haar ogen open had, is ze bezig geweest de handen en voeten van de kinderen te wrijven om hun bloed goed te laten stromen, hen oefeningen te laten doen en hun talloze verhalen te vertellen om hun aandacht af te leiden van de wanhopige situatie waarin ze zich bevonden. Het is een duidelijke aanwijzing voor het succes van haar inspanningen dat Kenneth verklaart dat niemand van hen ooit de hoop op redding had opgegeven. En die redding kwam ten slotte. In eerste instantie werden ze door een patrouillerend vliegtuig opgemerkt, en later kwam er een jager om hen op te pikken en veilig naar Schotland terug te brengen. Zo luidt dan het tragische relaas over de City of Benares, vrijwel zeker één van de droevigste verhalen over de oorlog ter zee. Het is niet onredelijk te hopen dat zelfs de meest meedogenloze onderzeecommandant de City of Benares niet zou hebben getorpedeerd als hij had geweten dat er honderd kinderen aan boord waren, maar zulke speculaties brengen geen troost en maken het verhaal niet minder droevig. Een verschrikkelijk verhaal, maar niet zonder lichtpunten. Behalve Colin en Kenneth met zijn vijf metgezellen hebben nog twaalf kinderen het er levend afgebracht. Een schraal handjevol. Maar het was om dit schrale handjevol de kans te geven het leven te behouden dat tientallen van de 163 slachtoffers onder de bemanning hun eigen leven uit vrije wil opofferden. Wie was bijvoorbeeld de man die een vlot van het zinkende schip wegsleepte op het moment dat het groot gevaar liep onder water te worden gezogen, de kinderen die zich erop bevonden veilig aan boord van een sloep bracht, terugkeerde, nog een vlot met een vrouw en vier kinderen erop de hoge zeeën naar een andere reddingboot sleepte, nogmaals in het duister terugkeerde op zoek naar overlevenden en nooit is weergezien? We weten het niet en het doet er ook niet toe. Wat we wel kunnen weten is dat deze man die zo onbaatzuchtig zijn leven gaf geen moment aan een onderscheiding heeft gedacht en er ook niet warm voor zou zijn gelopen als hij er een had gekregen. Een onbekende, een naamloze, maar hij zal voorgoed de geest op de City of Benares symboliseren.