MacHinery en de bloemkolen

 

'Ik tref u in welzijn, meneer MacHinery?' vroeg Ah Wong hoffelijk. Hij sprak de naam uit als 'Mackinelli'. In zijn tien jaar in het Verre Oosten was MacHinery gewend geraakt aan deze heidense verbastering van een legendarische Schotse clannaam die zeker zover in de oudheid terugvoerde als al wat de Almanach de Gotha te bieden had. Maar toch kromp zijn trotse Keltische ziel telkens ineen wanneer hij dit te horen kreeg. Toch kon je het Ah Wong eigenlijk niet aanrekenen, overwoog hij goedgunstig. Sommige delen van de wereld waren nog maar net de holwoningen aan het ontgroeien, zogezegd. Primitief, barbaars - het had eigenlijk, zo gaf hij zichzelf toe, heel veel weg van de MacHinerys van een paar eeuwen geleden, toen de dringender zakelijke bezigheden van het roven van vee en het in mootjes hakken van leden van vijandelijke clans hun weinig gelegenheid had gelaten zich met de culturelere kanten van het leven bezig te houden. Maar de twintig tussenliggende generaties hadden hun civiliserende invloed uitgeoefend... MacHinery liet zijn vingertoppen gaan over een litteken dat hij vele jaren terug in Glasgow bij een politiek debat aan een bierflesje had overgehouden en glimlachte toegeeflijk. 'Het gaat mij wél, meneer Wong. Redelijk wel, ja.' 'Het is niet aan u te zien,' zei Ah Wong traag. 'U bent bleek, maar u zweet erg. U zweet, maar u bibbert en rilt. En uw ogen zijn niet de ogen van iemand die zich goed voelt.' Hij draaide zich om naar een wandkast en schonk een amberkleurig vocht in een tumbler. 'Een beproefd middel uit uw eigen vaderland, meneer MacHinery.' 'Ach, kerel, dat was precies wat ik nodig had.' MacHinery nam een uitvoerige slok, beefde hevig en hoestte tot de tranen hem over de wangen stroomden. Ah Wong keek hem aan door opeens ietwat toegeknepen oogjes. Het was nog geen maand geleden dat twee matrozen zo onattent waren geweest dood neer te vallen toen ze in een van zijn etablissementen een fles hadden leeggedronken van wat bij hem voor Schotse merkwhisky doorging. Als hij toen niet in het holst van de nacht een paar vaatjes methylalcohol had binnengesmokkeld in de goedang van een hooggewaardeerde vijand en de overheid een brief had gestuurd met de ondertekening 'Beschermer van het algemeen belang', had hij nu lelijk in de nesten kunnen zitten. Vandaar dat elke ongunstige reactie op zijn whisky Ah Wongs gevoelige ziel tegenwoordig diep aangreep. 'Bevalt mijn whisky u niet, meneer MacHinery?' kwam er langzaam bij hem uit. 'Niet bevallen?' zei MacHinery kuchend. 'Christus, man, 't is prima spul, werkelijk prima.' De kwestie was dat MacHinery de pech had allergisch te zijn voor welke soort whisky ook, maar de rol van de stevig drinkende machinist van de oevers van de Clyde was niet moeilijker vol te houden dan het nepaccent dat ermee gepaard ging. 'Alleen een beetje de koorts te pakken, meneer Wong, meer niet.' Al jaren geleden had hij de ervaring opgedaan dat het niemand interesseerde of die koorts te maken had met waterpokken of builenpest. 'Ach zo.' Ah Wong ontspande zich een tikkeltje. Verder dan dit liet hij zich nooit gaan. 'En u bent dus de nieuwe eerste machinist van de Grasshopper, meneer MacHinery?' 'Als straf voor mijn zonden,' zei MacHinery vinnig. 'Een smeriger bak met oud roest 'Wie zijn hand moet ophouden, kan geen eisen stellen, meneer MacHinery,' merkte Ah Wong onbewogen op. Hij zwaaide met een papier. 'En u moet uw hand ophouden. Volgens deze introductiebrief van mijn goede vriend Benabi hebt u in Djakarta wekenlang in de goot gelegen voor hij u deze baan bezorgde. Zelfs uw machinistenlicentie is vals. De echte is ingetrokken.' 'Zeker, en een grover onrecht -' 'Zwijg,' zei Ah Wong minachtend. 'Is de lading van de Grasshopper aan wal gebracht en ingeklaard?' 'Zeker. Nog geen halfuur geleden.' MacHinery rilde opnieuw en schoof ongedurig op zijn stoel heen en weer. Het zweet stroomde van zijn gezicht. Ah Wong deed alsof hij het niet zag. 'Goed zo. U hebt een kopie van de vrachtbrief gehad.' Hij stak zijn hand uit. 'Laat eens zien.' 'Nee zeg, wacht eens even,' zei MacHinery uitgekookt. 'U weet wie ik ben. Dat leest u uit die brief. Maar ik weet niet wie ü bent. Hoe kan ik weten of u elkaar kent? U en Benabi, bedoel ik?' 'Stommerd,' zei Ah Wong ongeduldig. 'Ik, een van de grootste importeurs van levensmiddelen in Malaya? Benabi, van Benabi's Tjitarum Groentekwekerij, de grootste leveranciers van Indonesië? Wij elkaar niet kennen? Ezel!' 'Geen enkele reden om het in het persoonlijke te trekken,' merkte MacHinery bokkig op. 'Ik heb mijn orders, meneer Wong. Van meneer Benabi zelf. U moet dit ook hebben, zegt hij.' Hij haalde een velletje rijstpapier uit zijn portefeuille te voorschijn en liet Ah Wong een merkwaardig gestempeld figuurtje zien dat niet groter was dan de nagel van zijn duim. 'Ach, natuurlijk.' Ah Wong glimlachte. Hij schoof een zegelring aan zijn middelvinger omhoog, drukte hem op een stempelkussen en maakte een identieke afdruk op het papier. 'Het zegel van de gebroken jonk. Wij hebben de enige twee exemplaren van deze zegelring op de hele wereld. Benabi en ik - wij zijn broeders.' 'Dat zou je niet denken,' flapte MacHinery eruit. 'Hij is lang, heeft een goed figuur, is knap om te zien, en u -' 'Dat was figuurlijk bedoeld,' zei Ah Wong niet erg vriendelijk. 'De vrachtbrief, meneer MacHinery.' 'Goed dan.' MacHinery stond op, deed het valies open dat hij midden in Ah Wongs kostbaar ingerichte kamer op de grond had laten staan, viste het papier eruit en overhandigde het. 'Waar is die koffer voor?' vroeg Ah Wong zonder speciale bedoelingen. 'Waar die koffer voor is?' herhaalde MacHinery vinnig. 'De Grasshopper blijft twee nachten in Singapore liggen en als u denkt dat ik die doorbreng aan boord van dat verdomde vlooientheater dat ook nog barst van de kakkerlakken, dan -' 'Houd uw mond!' Ah Wong sloeg de vrachtbrief open. 'Juist, ja. Runderbouten - honderd. Varkensbouten - tweehonderd. Bananen, uien, bonen, pepers, aubergines, boter. Ja, ja, zo te zien is alles erbij. Eerste kwaliteit Bandoengse bloemkool - tachtig kratten. Kropsla - vijftig. Ja, helemaal in orde.' Hij brak zijn woorden af, nam MacHinery peinzend op en zei in het Kantonees: 'Ik steek je dood, vrindje.' 'Zei u wat?' vroeg MacHinery lauw. 'Niks.' Ah Wong glimlachte weer. 'Ik dacht, misschien spreekt u vreemde talen.' Hij pakte een telefoon en voerde in rad Kantonees een gesprek, waarbij hij nu en dan de vrachtbrief raadpleegde en bepaalde posten aanstreepte. Daarna kwam zijn glimlach terug. 'Even wat vlees en groenten uit mijn goedang laten komen, meneer MacHinery. Uit uw eigen lading.' 'En natuurlijk het neusje van de zalm,' zei MacHinery scherp. 'Jullie Chinezen zijn ook niet op je verdomde achterhoofd gevallen.' Nogmaals die glimlach van Ah Wong. Zo'n glimlach, dacht MacHinery grimmig, die je kon verwachten op de snuit van een spin wanneer er een bijzonder sappige vlieg in het web was blijven steken. Ah Wong van zijn kant vond het niet nodig MacHinery mede te delen dat hij van zuiver Armeensen bloede was en dat hij zijn naam had veranderd - deels uit zakelijke overwegingen, omdat op dit gebied de Chinezen de toon aangaven, maar vooral omdat hij vond dat de eerzame naam van zijn voorvaderen onherstelbaar bezoedeld was door veelvuldige vermelding in de archieven van Interpol over de hele wereld.

'Daar hoeft u niet verbitterd over te doen, meneer MacHinery,' zei Ah Wong vriendelijk. 'Ik dacht, misschien hebt u wel zin om hier te blijven eten.' 'Blijven eten?' Na een kortstondige worsteling met zijn gevoelens bracht MacHinery een verzoeningsgezind lachje op zijn gezicht. 'Nou zeg, meneer Wong, dat vind ik aardig van u. Verdomd aardig. Ik neem de uitnodiging graag aan.' MacHinery was niet weer gaan zitten en nu begon hij door de kamer te ijsberen, waarbij zijn gezicht baadde in een laagje glanzend zweet. Hij huiverde nog heftiger dan eerst en de ene kant van zijn gezicht begon trekkingen te vertonen. 'U ziet er helaas niet al te best uit,' zei Ah Wong. 'Ik voel me wel best.' Een pauze. 'Verdomme, nee, toch niet. Ik moet even weg om wat medicijnen te halen. Ik... ik weet wat hiertegen helpt.' Hij slikte verwoed. 'Ik voel me beroerd, meneer Wong. Waar is het toilet? Vlug.' 'Door die deur daar.' MacHinery verdween overhaast en deed de deur achter zich op slot. Hij zette beide kranen van de wastafel open, trok de wc door en maakte van het geluid van stromend water gebruik om het zachte geklik te verdoezelen toen hij de jaloezie optrok die de tropische zonnewarmte weerde. Aan de overkant stond een bestelauto met blauw getinte portierramen en op het dak een ventilator die niet in beweging was. MacHinery stak zijn hand naar buiten, zwaaide even, trok zijn hand terug, wachtte totdat hij de ventilator niet meer dan één omwenteling had zien maken en liet de jaloezie even voorzichtig neer als hij haar had opgehaald. Hij draaide de kranen dicht en zocht de kamer van Ah Wong weer op. 'Gaat het nu beter met u, meneer MacHinery?' Het was een heksentoer voor Ah Wong om zowel met zijn gezicht als met zijn stem bezorgdheid tot uitdrukking te brengen, maar hij kreeg het voor elkaar. 'Ik voel me verdomd rot,' verklaarde MacHinery openlijk. Hij sidderde nu als een gebroken beddenveer en begon te klappertanden. 'Ik moet de deur uit, meneer Wong. Heus. Mijn medicijn, 't Is zo gebeurd.' 'Zegt u maar wat voor medicijn u moet hebben, meneer MacHinery. Ik kan u er vast en zeker aan helpen. Ik ben onder andere grossier voor vele apotheken hier.' 'Het spul dat ik nodig heb, is niet bij een of andere rotapotheek te krijgen,' barstte MacHinery uit. 'Een momentje, meneer Wong. Ik ben zo terug.' Hij wendde zich naar de deur en hield abrupt in. Daar stond een man opgesteld. Uit hoffelijkheidsoverwegingen zou je hem althans man kunnen noemen, bedacht MacHinery, maar hij leek meer op het prototype van de Neanderthaler - alleen groter, veel groter. Hij had de schouders van een stier, handen als twee trossen bananen, en een grove debielenkop die met een pneumatische beitel uit graniet gehakt leek. 'Dat is John,' stelde Ah Wong hem voor. 'Mijn secretaris. Ik geloof niet dat hij u wil laten gaan, meneer MacHinery.' 'Zo, uw secretaris? Zo'n intellectueel type pik je er altijd meteen uit, hè?' MacHinery kreeg weer een hevige rilling over zich en temperde zijn stem: 'Opzij, jochie.' 'Doe niet zo dom,' waarschuwde Ah Wong dringend. 'Hij kan u zo in tweeën breken. Kom, meneer MacHinery. Gaat u zitten en trek uw jasje uit. Het is dwaasheid het aan te houden bij deze hitte en als je zo zweet als u.' 'Ik ben allergisch voor zonlicht,' bromde MacHinery tussen opeengeklampte kaken door. "k Trek het nooit uit. Opzij, jij.' 'Hierbinnen hebben we geen zon,' zei Ah Wong op zachte toon. 'Ik moet eruit!' MacHinery zette een keel op. 'Ik móét! Verdomme, Wong, je weet niet wat je me aandoet.' Hij stoof als een stier op de deuropening af en probeerde onder Johns uitgestrekte armen door te duiken en beukte met hoofd en schouders tegen een ijzeren traliehek. Het voelde tenminste aan als een traliehek. Een paar mechanische grijpers sloten zich om MacHinery's bovenarmen, lichtten hem zonder moeite op en droegen hem terug naar de leunstoel in het midden van de kamer. 'U doet ontzettend dom,' zei Ah Wong met spijt in zijn stem. 'Ik wil juist uw vriend zijn, meneer MacHinery. En ik wil dat u mijn vriend wordt. Ik denk dat u mij iets te bieden hebt wat iemand in mijn positie hoogst zelden kan verkrijgen - een onwankelbare trouw die niet met geld of goede woorden kan worden gekocht.' MacHinery spartelde vergeefs in de greep van de reusachtige handen. Met verstikte stem zei hij: 'Hiervoor vermoord ik je, Wong.' 'Mij vermoorden? Uw dokter vermoorden? De enige man vermoorden die u kan helpen aan de medicijn die u nodig hebt?' Ah Wong glimlachte. 'Uw verstand schiet opvallend te kort. Trek zijn jasje uit, John.' John hielp MacHinery uit zijn jasje. Dat deed hij door de witte voering bij de middennaad los te rukken en toen de twee afzonderlijke helften weg te trekken. 'En nu de hemdsmouwen,' murmelde Ah Wong. John wrikte met zijn vingers, de manchetknopen spatten weg en de mouwen werden tot boven MacHinery's ellebogen opgestroopt. Een poosje staarden ze alle drie neer op de binnenkant van de onderarmen van MacHinery. Beide wemelden van de lichtpaarse pukkels, die geen van alle meer dan een centimeter van de rest verwijderd waren. Ah Wong bleef een uitgestreken gezicht zetten. Hij boog zich over het valies van MacHinery, gooide een overhemd opzij en pakte een smal rechthoekig doosje op. Hij verschoof de sluiting, sloeg het houten dekseltje open en haalde een injectiespuit te voorschijn die hij bij de zuiger vasthield. 'Dat is gemakkelijk bij de hand,' zei hij bedaard. 'Uw medicijn moet hier zeker in, MacHinery? En er is op uw armen nauwelijks nog ruimte voor, hè? Een junk, meneer MacHinery. Een verslaafde. En nu vliegt u tegen de wanden op, zoals ze dat noemen, omdat het al lang tijd is voor uw volgende shot. Zit het zo niet in elkaar, meneer MacHinery?' 'Ik vermoord je, Ah Wong.' De stem van MacHinery klonk zwak, zonder bezieling. Heftig schokkend zat hij op zijn stoel. 'Moge de Here me bijstaan, ik zal je vermoorden.' Hij kromde zich stram op de armstoel, het wit van zijn ogen werd zichtbaar, zijn mond sperde zich krampachtig open. 'Ik sla je dood,' kwam er schor uit. 'Mij doodslaan?' vroeg Ah Wong bedaard. 'De kip met de gouden eieren slachten? Je dokter vermoorden, zoals ik al zei. De dokter vermoorden die niet alleen symptomen onderkent maar ook het middel kan voorschrijven? Voorschrijven en leveren. Nu meteen leveren. Heroïne, nietwaar, meneer MacHinery?' Johns greep verslapte. MacHinery krabbelde op de been en pakte Ah Wong bij de armen beet. 'Hebt u stuff?' fluisterde hij. 'God, u hebt het spul? Hier in huis?' 'Hier in huis.' Ah Wong keek naar de gepijnigde ogen. 'Mijn vriend Benabi. Hij is nog uitgekookter dan ik had gedacht. De zwakste schakel is altijd de koerier tussen Djakarta en hier geweest. Dat is nu over. U kunt zoveel van het witte poeder krijgen, meneer MacHinery, zo vaak u wilt, wanneer u maar wilt - voor de rest van uw levensdagen.' 'U bedoelt... u wilt zeggen dat ik er nooit meer over hoef te tobben? Nooit meer de boel bedonderen of bedelen of stelen om het te pakken te krijgen? Dat het er altijd zal zijn?' 'Zolang u voor Benabi en mij blijft werken, zal het altijd verkrijgbaar zijn.' 'Ik blijf mijn leven lang uw mannetje,' zei MacHinery simpelweg. 'Daar twijfel ik niet aan.' Ah Wong keek hem vol afkeer aan, rukte zijn handen vrij, pakte de telefoon op en voerde een rad gesprek. Hij hing weer op en zei: 'Overeen minuutje. Langer niet.' 'Godbewaarme!' zei MacHinery verdwaasd. 'Als ik bedenk hoe dikwijls ik niet in Singapore heb rondgesjeesd en het bijna uitgilde omdat ik geen stuff meer had en me suf peinsde waar ik wat te pakken kon krijgen, waar de bron was, zou ik -' 'U bent nu aan de bron, meneer MacHinery. U hoeft zich niets meer af te vragen.' 'U... u bevoorraadt de hele stad?' 'Een groot gedeelte.' 'Maar... maar hebt u nooit stilgestaan bij wat u doet? Hebt u nooit iemand, een junk die zwaar verslingerd is, meegemaakt wanneer hij geen spul te pakken kan krijgen? Of iemand die probeert af te kicken? Die worden allebei gek. Hartstikke knettergek de gordijnen in. Zo iets nooit gezien?' 'Wees toch niet zo naïef, meneer MacHinery. Natuurlijk heb ik het wel eens gezien. Wie zijn verstand bij elkaar heeft, houdt zich aan één bolletje opium. Maar de eigengereiden' - zijn lippen krulden zich minachtend - 'willen het met alle geweld puur hebben. Als ik het dan niet lever, doen anderen het wel. Wilt u nu misschien de politie waarschuwen?' 'Ik snijd nog eerder mijn strot door,' fluisterde MacHinery. 'Of schiet me voor mijn kop. Maar een mond opendoen - nooit en te nimmer.' 'Dat weet ik,' zei Ah Wong laconiek. 'Zo, daar hebben we het.' Een bediende kwam op de tafel af en kwakte er een krat bloemkool neer. 'Bloemkolen?' zei MacHinery onnozel. 'Eerste kwaliteit Bandoengse,' bevestigde Ah Wong. Hij pakte er eentje uit, legde met een mes voorzichtig het binnenste ervan open, haalde een cellofaan zakje te voorschijn en strooide wat wit poeder in de bibberige hand van MacHinery. 'Proeft u maar.' MacHinery legde het op zijn tong, proefde, proefde nogmaals en fluisterde toen: 'Mijn God, dit is het. Dit is het. En... en op deze manier komt het Singapore binnen.' 'Al jaren,' zei Ah Wong bedaard. 'Een gewone bloemkool, waarvan het hart voorzichtig is opengesneden, de heroïne erin aangebracht, met schellak als bescherming en om de vertakkingen weer tegen elkaar te plakken. De douane heeft de Grasshopper al drie keer van top tot teen doorzocht, maar wie denkt er nu aan bloemkolen?' 'Laat die bloemkolen maar barsten,' zei MacHinery schor. Zijn stem was onvast, zijn handen beefden nog heftiger. 'Los het in jezusnaam voor me op!' Ah Wong knikte, liep naar het toilet en kwam een minuutje later terug met een klein flesje met een melkachtige vloeistof. Hij knikte naar de spuit die op tafel lag. 'Uw medicijn, meneer MacHinery.' 'Ach, zou u de spuit voor me willen vullen?' smeekte MacHinery. 'Mijn handen -' 'Ja, ik zie het,'zei Ah Wong. 'Onvast, mag je welzeggen.' Hij pakte de spuit, drukte de zuiger omlaag en stak de naald in het flesje. 'Zo wel voldoende, zou ik zeggen, meneer MacHinery?' 'Ja, ja, dat is wel goed zo.' MacHinery pakte de spuit bij de zuiger aan, aarzelde en barstte toen los: 'God weet dat ik maar een junk ben, maar je hebt toch je trots. Zelfs als junkie. Het... het toilet. Ik voel me weer beroerd.' 'U maakt mij beroerd,' merkte Ah Wong onbewogen op. 'Gaat u maar.' MacHinery haastte zich naar het toilet, trok door, haalde de jaloezie op en stak de spuit naar buiten. Beneden kwamen vijf man uit de bestelwagen gestoven. MacHinery trok zijn arm naar binnen en legde de spuit die hij nog steeds zorgvuldig aan de zuiger vasthield voorzichtig op de vensterbank. Hij wachtte twintig tellen en stapte Ah Wongs kamer weer binnen op het moment dat de buitendeur met een dreun opensloeg en de vijf mannen uit de wagen, vijf geuniformeerde agenten met getrokken pistool, halsoverkop op het toneel verschenen. MacHinery wees met een knikje naar John. 'Pas op die grote jongen daar. Als hij zijn wenkbrauw ook maar optrekt, schiet je een stelletje kogels in zijn bast. Niet in zijn hoofd - daar ketsen ze toch maar op af.' Ah Wong stond er roerloos en met een uitgestreken gezicht bij. Na enkele ogenblikken zei hij met zachte stem: 'Wat heeft deze overval te betekenen?' 'Ik ben inspecteur Hambro,' maakte de commandant van het groepje agenten bekend. 'Bevel tot aanhouding van u, meneer Wong. Wegens het in ontvangst nemen, wederrechtelijk in uw bezit hebben en verspreiden van verboden narcotica. Ik moet u waarschuwen dat -' 'Wat is dit voor flauwekul?' Ah Wong zette een volkomen strak gezicht en keek heel scherp uit zijn ogen. 'Wat een loze kreten. Narcotica, beweert u?' 'Narcotica, beweer ik.' Hambro wendde zich naar MacHinery. 'Deze persoon hier zal getuigen. 'Die man,' zei Ah Wong op ongelovige toon. 'Die aan lager wal geraakte Schotse machinist...' 'Toevallig is hij vroeger inderdaad machinist geweest,' zei Hambro. 'Schot is hij ook. Maar aan lager wal - bepaald niet. Jaren geleden naar een ander beroep overgestapt. Meneer Wong, mag ik u voorstellen: inspecteur Donald MacHinery van de zedenpolitie in Hongkong? Gedetacheerd naar Singapore voor... uh... speciale opdrachten. De gezichten van mijn eigen mensen zijn in deze contreien te bekend.' 'U kunt hem opbrengen, inspecteur Hambro,' zei MacHinery op matte toon. 'Ik weet niet hoeveel geruïneerde levens en zelfmoorden hij op zijn conto heeft, en het doet er ook niet meer toe. We hebben genoeg tegen hem verzameld om hem voor de rest van zijn leven op te sluiten.' 'Ik ben niet schuldig aan alles wat er tegen me wordt aangevoerd,' verklaarde Ah Wong somber. 'Als een van de grootste kooplieden en vooraanstaande burgers...' 'Houd op,' zei MacHinery kortaf. 'U had wel gelijk, meneer Wong. Uw vorige koerier, de voormalige eerste machinist van de Grasshopper, was inderdaad uw zwakke schakel. Hij is op een avond in Djakarta dronken geworden en heeft zijn mond voorbijgepraat in het bijzijn van een rechercheur in burger. Net genoeg voor een klein houvast, meer niet. We wisten dat hij niet zou spreken. Wie in uw branche zijn mond openzet, is nog voordat de avond valt een lijk, dus we hebben hem met rust gelaten terwijl ik me in het havenkwartier een reputatie als machinist die zoop en spoot opbouwde. Toen de tijd rijp was, hebben ze hem in Djakarta opgepikt en geïsoleerd gehouden. En ik zat daar te wachten, als de ideale vervanger. Uw vrind Benabi was niet eens slim, laat staan uitgekookt.' 'U hebt geen enkel bewijs. U kunt geen -' 'We kunnen alles bewijzen. Tien jaar in Hongkong en ik spreek even goed Kantonees als u. Nog beter zelfs - jullie Armeniërs hebben moeite met bepaalde klinkers. Ja, Armeniërs, meneer Wong-we weten alles van u af. Ik heb u de nummers horen opgeven aan uw goedang - die zullen overeenstemmen met de nummers op de krat.' "t Is uw woord maar...' 'De politie had voor alle zekerheid ook nog uw telefoon afgetapt.' 'Afgeluisterde informatie wordt niet als bewijsmateriaal toegelaten...' 'En', ging MacHinery onverdroten voort, 'ons gesprek is woord voor woord vastgelegd voor het nageslacht. Het onderstuk van dat valies van me - een prima recorder, dat kan ik u verzekeren. Bovendien zullen de tekentjes die u op die vrachtbrief hebt gezet, verwijzen naar de nummers van de kratten die uit uw goedang zijn gehaald. Uit een grafiettest zal blijken dat de tekens zijn aangebracht met het potlood op die tafel daar, en een vingerafdrukken onderzoek zal aantonen dat u de laatste bent geweest die dat potlood heeft gehanteerd. Dat zegel op een ring waarvan Benabi en u samen een exemplaar hebben - elke rechtbank in de Oost zal de betekenis daarvan onderkennen. Die krat hier in huis, met stuff in iedere bloemkool - hoe wilt u die uit de wereld redeneren? Jezus, man, alleen al op het toilet ligt voldoende bewijs om u voorgoed weg te sluiten - een spuit vol heroïne met uw vingerafdrukken overal op het glazen buisje.' 'U bent zelf een junkie.' De stem van Ah Wong was een warrige fluistering. 'Verslaafden kunnen geen getuigenis afleggen. Ik... ik ken alle symptomen. U...' 'Symptomen?' MacHinery moest glimlachen. 'Ik ril al niet meer. Zonder moeite. En als ik die drie borstrokken uittrek die ik onder mijn overhemd aan heb, houdt dat zweten van me ook wel op. Bleke teint - make-up. Junkie-ogen - wist u niet dat je met pepertjes net zo'n effect krijgt?' 'Maar uw armen,' wierp Ah Wong in wanhoop tegen. 'Kijk daar dan eens naar. Vol met prikken. Hoe...' 'Bijgeslepen breinaald gesteriliseerd en in de anilineverf gedoopt. Probeer het zelf maar niet, meneer Wong. Het doet verdomde pijn.'