30
Een dronk op twee Laura’s
“Ik hef mijn glas op de gezondheid van de Museumdirecteur van Middelum!” riep meneer Tump. En hij hief zijn glas moezelwijn heel hoog.
“Hoera! Hoera!”
“Dank u, dank u,” zei de Museumdirecteur van Middelum.
“En mag ik dan op de gezondheid drinken van het vreemdste gezelschap, wat ik ooit bij elkaar aan een tafel heb gezien?”
Ze lachten allemaal. Het was een vreemd gezelschap. Daar zat allereerst natuurlijk Abeltje naast Laura. En Laura had het wit-en-zwarte konijn op haar schouders. Naast haar zat juffrouw Klaterhoen en daarnaast professor Pinsky met zijn vrouw. Daarnaast zat Abeltjes moeder, stralend van geluk omdat haar zoon weer veilig teruggekeerd was en aan haar zijde zaten de degenslikker en Rosalita de tijgertemster. En aan de andere kant naast meneer Tump zaten Leilos en zijn goede vrouw Marguerita. En tenslotte de stationschef en zijn vrouw. En allemaal keken ze lachend naar de directeur van het museum, wiens gasten ze waren.
“Jullie hebt allen geholpen om mijn schilderij terug te brengen,” zei de museumdirecteur. “En ik kan niet zeggen, HOE dankbaar ik daarvoor ben. Het is onze vriend Abeltje die tenslotte het stuk heeft gevonden in een oude molen, heel toevallig. En toen ik aan Abeltje vroeg, wat hij voor beloning wou hebben, heeft hij gezegd: Een feest, met alle vrienden! Welnu, hier zijn we dan bij elkaar en we vieren feest. En ik hoop dat jullie allemaal mijn vrienden zullen blijven. En nu drink ik dan op Laura. Eerst op de Laura die in mijn museum hangt, die weer teruggevonden is, de onsterfelijke Laura, en dan op de Laura die hier aan tafel zit en ook weer teruggevonden is, de jonge Laura!”
“Hoera! Hoera! Lang zullen ze leven…” riepen ze allemaal.
De zaal, waarin ze zaten, was verlicht met honderden kaarsen. Er stonden bloemen op tafel. Er was wijn en er waren verrukkelijke dingen om te eten: pasteitjes en zalm en een grote ijstaart toe. Abeltje moest nog eens en nog eens vertellen aan Leilos en aan professor Pinsky, wat er allemaal gebeurd was.
“Wel wel,” zei de degenslikker, toen hij het verhaal gehoord had. “Het was dus een schilderijtje waar die kerels het over hadden? En was dat schilderijtje vijftigduizend gulden waard?”
“Veel meer,” zei de museumdirecteur. “Het was onbetaalbaar.”
“O,” zei Klaterhoen, terwijl ze de kring rondkeek, “wat vind ik het gezellig dat we hier allemaal bij elkander zijn. En wat ben ik blij dat het nu gedaan is met die avonturen en met al dat reizen en trekken.”
Abeltje en meneer Tump keken elkander weemoedig aan. “Wij niet, hè Abeltje,” zei meneer Tump. “Wij hadden nog wel een jaartje verder willen trekken met de gele woonwagen.”
“Ja,” zei Abeltje dromerig. “Ik zou het m’n verdere leven wel willen volhouden. En ik heb het meeste spijt van de lieve Bessie. Ik hield zo van dat paard, en nu zullen we haar nooit meer zien.”
“Zeker wel,” zei professor Pinsky en hij streek zijn mooie zwarte snor op. “ik zal ieder jaar hier in Middelum komen en ieder jaar, als wij hier op de kennis staan, mogen jullie met de woonwagen en met Bessie op stap. Nou? Wat zeg je daarvan?”
“Heerlijk!” zei Abeltje.
“En kom dan vooral bij ons op bezoek,” zei Leilos. “Wij zijn ook de volgende zomer weer hier in de buurt. We gaan nu naar Joegoslavië…morgen vertrekken we.”
“En u?” vroeg Abeltje aan de degenslikker. “Waar gaat u heen?”
“Ik ga mee,” zei de degenslikker. “We zijn tot een overeenstemming gekomen. Ik ga in hetzelfde circus in Joegoslavië degens slikken. Kijk zo…” en hij nam het voorsnijmes van de tafel en slikte het in.
“Aaaaaaaah,” zei iedereen bewonderend.
“En zo…en zo,” zei de degenslikker en hij slikte nog een paar messen in en een groentelepel.
“Goeie help,” zei Klaterhoen verbluft. “Waar laat ie het?”
Maar nu was professor Pinsky aan het toveren. Hij haalde een pannenkoek uit z’n ene broekspijp. Hij lichtte het deksel van de appelmoesschaal op en er vloog een koppel duiven uit. En plotseling liep er ergens een wekker af…
“Hemel,” riep de museumdirecteur. “Ik geloof dat ik een wekker in m’n jas heb.”
Hij greep in zijn jas en haalde er een ratelende wekker uit tevoorschijn. “Hoe is het mogelijk,” zuchtte hij, “hebt u die erin getoverd, professor?”
“Ja,” zei professor Pinsky trots. En hij grinnikte.
“Bravo! Bravo!” riepen ze allemaal. “O kijk, nu is Laura aan het kunsten maken.”
Laura was midden in de zaal gaan staan, met Sam en ze vertoonde een voor een al haar toeren. Sam was het nog niet verleerd, daar in het donkere hokje van de kostschool. Hij kende alle kunsten nog. Laura stond op haar handen en Sam balanceerde op z’n achterpootjes op haar ene voet. Laura ging achterover op handen en voeten staan en maakte zo een brug, waar Sam keurig overheen trippelde op z’n voorpootjes…
“Geweldig…enorm…” prevelde de grote Leilos. Hij zat met schitterende ogen toe te kijken. “Jij zou een goed figuur slaan in het circus,” zei hij tegen Laura. “Heb je zin om met ons mee te gaan naar Joegoslavië?”
“Niks hoor,” snibde Klaterhoen. “Ik heb m’n lieve Laura net terug, ik wil haar niet meteen weer missen.”
“Het volgend jaar dan,” zuchtte Leilos. “Dan kom ik haar halen. Maar laten we nu een beetje muziek maken.”
Hij nam z’n gitaar en begon te spelen. De museumdirecteur zette meteen in en ze zongen het ene lied na het andere. Het was nu diep in de nacht.
“Lang leve Abeltje,” zei meneer Tump. “Onze eigen Abeltje, waarmee we altijd vreemde dingen beleven. Die op knopjes drukt en die aan touwtjes trekt, met de wonderlijkste resultaten.”
“Maar nu asjeblieft voorlopig geen avonturen meer, Abeltje,” zei juffrouw Klaterhoen. “Ik heb er even genoeg van.”
En Abeltje keek Laura aan en glimlachte.
Dames en heren, EERSTE ETAGE: babyartikelen, stoffen, schoenen, hoeden, speelgoed…PARTERRE: garnituren, herenmode-artikelen, paraplu’s, tassen, handschoenen, bijouterieën, naaidozen…
Abeltje drukte op de knop van de lift. Hij liet de mensen erin. Hij liet andere mensen eruit. Hij stond weer in het warenhuis knots en het ging naar boven en naar beneden, de hele dag maar door. En ondertussen dacht hij aan de gele woonwagen, aan de lieve Bessie, aan de zonnige weiden en de groene bossen.
“Zie je die liftjongen,” fluisterden de mensen. “Die heeft het beroemde schilderij uit het museum teruggevonden, toen het was gestolen. En hij heeft een meisje ook teruggebracht, een meisje dat ontvoerd was en naar een kostschool was gebracht, ergens ver weg…ja, ja…dat is die jongen.”
Maar Abeltje hoorde dat niet. Hij dacht: Het volgend jaar ga ik weer met de woonwagen op stap. Met Laura. En dan blijven we ons hele verdere leven rondtrekken.
EOF