Tante Patent: en de grote Sof

Hé…dacht tante Patent, toen ze vroeg in de ochtend wakker werd. Ik heb gedroomd. Ik heb heel vreemd gedroomd. Ik droomde dat ik een Batavier te logeren had. Wat een malle droom.

Even bleef ze stil liggen soezen: toen hoorde ze een hevig gesnurk uit de logeerkamer.

“Het was geen droom,” zei tante Patent. “Het is waar gebeurd: ik heb een Batavier in huis.” Wat een pijnlijke toestand, dacht ze, terwijl ze zich aankleedde. Wat zullen de mensen hiervan zeggen als ze het merken? Ze zullen zeggen: Heb je ‘t gehoord van tante Patent? Altijd een keurige vrouw geweest en nu heeft ze een barbaar onder haar dak. Zij repte zich naar de logeerkamer, maar tot haar verwondering vond ze het bed leeg. “Vertrokken…naar het Walhalla…” prevelde tante.

Maar de Batavier bleek niet vertrokken te zijn naar het Walhalla. Hij lag breeduit op de piano en keek nors.

“Wel wel, en hebt u lekker geslapen?” informeerde tante Patent opgewekt. “Was het bed niet helemaal naar uw zin? Prefereerde u de piano?”

“Waar is mijn offervat?” gromde de wildeman.

O help, daar begint hij weer over z’n vervelende offervat, dacht tante Patent. “Kom kom,” zei ze sussend, “dat offervat komt wel. U zult vermoedelijk trek hebben in een kopje thee. En blieft u een eitje? Hier heb ik iets voor u om aan te trekken, een duster. Het is weliswaar een nylon damesduster, maar u kunt niet in beestenvacht aan tafel verschijnen, wel?”

En zo sprekend deed ze zorgzaam de knoopjes voor hem dicht.

Tante Patent verdween in haar keukentje en was druk bezig met theezetten en eieren koken, toen ze ontzettend lawaai hoorde in de richting van de eetkamer. Gerinkel van aardewerk, heftige dreunen en een driftig hijgen. Met de eierwekker in haar hand vloog ze op het tumult af. Een merkwaardig tafereel bood zich aan haar oog: de Batavier was bezig haar poes Dommeltje op te jagen. Hij achtervolgde het stomme dier met zijn knots en onder een vervaarlijk gebrul joeg hij het beest kamer in, kamer uit.

“Help, niet doen…” jammerde tante Patent. “Meneer de Sof, astublieft, wat gaat u nou toch beginnen! Mijn arme lieve Dommeltje.”

De poes vluchtte blazend en miauwend van het ene vertrek in het andere, terwijl de woeste Batavier met zijn knots achter het dier aan stoof.

“Vlees…lekker vlees…” brulde hij. “Vlees, buit…njef njef!”

“Dat is geen vlees, dat is mijn lieve Dommeltje…” jammerde tante Patent. “U bent een moordenaar, een kannibaal. Zijn dat de manieren van de Batavieren? Is dit de dank van een logé? Heb ik u daarvoor onderdak verleend? Ga terug naar uw Thor en uw Wodan. Ga naar ‘t Walhalla en laat mijn Dommeltje met rust.”

Zo huilde en smeekte tante Patent, maar de grote Sof luisterde totaal niet. Met bloeddorstige ogen bleef hij de kat achtervolgen, die in doodsangst zijn toevlucht zocht in de klimplant.

“Ik roep de brandweer! Ik bel de politie! Ik roep de bb!” schreeuwde tante Patent, die nog steeds met de eierwekker in haar hand stond. “Valsaard! Wilt u mijn zoete poes opeten?”

De grote Sof lette niet op haar woorden. Hij liet zijn tanden zien en sprong op het schakelmeubel om van daaruit de kat uit de klimplant te plukken. Gelukkig was Dommeltje een behendige en vlugge poes die steeds op het laatste moment aan zijn greep wist te ontkomen.

“Vlees…lekker vlees…” hijgde de Batavier.

“Ik verbied het u!” gilde tante Patent. “U bent geen heer! O, wat is het verschrikkelijk om een Batavier in huis te hebben. Wat ben ik begonnen.”

Toen de barbaar zag dat hij op deze manier de kat niet kon bereiken, greep hij de antieke luchter, hees zich daaraan op en begon door de kamer te zwaaien.

De grote Sof hing in de kaarsenkroon en keek grimmig neer op tante Patent. “Ik heb thee en een eitje voor u…” weeklaagde ze. “U hoeft mijn poes niet te nuttigen, zo zijn onze zeden niet. Wij leven in een beschaafde maatschappij en ik ben iemand met humanistische levensopvattingen…”

Het had allemaal geen effect. De Batavier luisterde niet. Hij zwaaide woest heen en weer in de luchter en greep wild naar de kat, die uit de klimplant vluchtte en radeloos door de kamer stoof.

Toen liep de eierwekker af. De grote Sof schrok daar ontzettend van. Hij liet zich met een plof op het hogepool tapijt vallen en zat daar enigszins wazig terneer. Dommeltje rende door de openslaande deuren de tuin in en tante Patent zat snikkend in haar rotanstoel.

“Waarom doet u niet gewoon?” vroeg ze. “Het leven kan zo gemakkelijk zijn wanneer men gewoon doet.”

Op dat moment werd er gebeld.

Tante Patent haastte zich met verwarde haren naar de voordeur.

“Pardon,” zei de dokter, die op de stoep stond. “Ik kwam even horen hoe het met u ging…ik bedoel…u had vannacht een nachtmerrie enne…”

Tante Patent zou ‘t liefst haar hoofd op zijn schouder hebben gelegd om eens heerlijk te schreien en uit te roepen: Help mij tegen de barbaar. Maar ze schaamde zich. Hij mag niet weten dat ik een vieze wildeman in huis heb, dacht ze. “Ja dokter, het was een nachtmerrie, maar ik ben blij dat u even langskomt want ik zou zo dolgraag de vaas terug die ik u gisteren gegeven heb. Is dat mogelijk?”

“Tja…” zei de dokter verlegen. “Mijn vrouw heeft die vaas in gebruik genomen. Zij had een inmaakpot nodig voor snij- en witte bonen.”

“O,” zei tante Patent verbluft.

“Ze zitten er al in,” zei de dokter. “Maar zodra de pot leeg is…over een jaar…”

“O juist, ja,” zei tante Patent. “Over een jaar dus…”

“En nu moet ik naar mijn spreekuur,” zei de dokter. “Tot ziens.”

En hij reed weg in zijn wagentje terwijl tante Patent verslagen achterbleef.

“Het spijt me erg,” zei tante Patent bits tot de Batavier. “Dokter Vierus kwam even langs en ik heb hem naar uw offervat gevraagd, maar mevrouw Vierus heeft het als inmaakpot in gebruik. Snijbonen en witte bonen. Over een jaar kunt u het krijgen, maar nu niet. Het lijkt me dus het beste dat u zonder offervat naar het Walhalla weerkeert. Doe de groeten aan Thor en zeg hem dat hij kan opwippen.”

Toen tante Patent dit briesend van kwaadheid had gezegd, flitste er een bliksemstraal langs het raam en een knetterende donderslag volgde, hoewel het buiten stralend weer was.

De Batavier knikte plechtig en voldaan met zijn ruige hoofd. “De grote Thor heeft gesproken,” zei hij. “De grote Thor zal u straffen.”

“Ik ben niet bang voor uw Thor,” zei tante Patent. Zij greep de grote Sof bij een knoop en keek hem onbevreesd aan. “Ik ben helemaal niet bang,” zei ze. “Niet voor die Thor en niet voor u. Onweren jullie maar zo hard als je wilt. En u, meneer de Sof, daar is de deur. U hebt bijna mijn poes opgegeten, u hebt mijn antiek blauw gebroken; ik wil u niet langer in huis hebben. Mijn duster mag u aanhouden, maar u gaat.”

Ze had verwacht dat de Batavier opnieuw zou dreigen en donderen, maar hij reageerde ditmaal anders. Hij viel op zijn knieën, sloeg zijn handen voor zijn gezicht en schreide bitter. Grote druppels vielen op het parket.

“Zonder offervat…” kermde hij, “…zonder offervat kan ik niet weerkeren in het Walhalla. Heb meelij, vrouw.”

Tante Patent was niet gewend om ‘vrouw’ genoemd te worden, maar ze kreeg meelij met de arme barbaar en werd zachter gestemd.

“Kom,” zei tante Patent, “laten we eerst ontbijten. Als men eenmaal ontbeten heeft zien alle problemen er makkelijker uit, vindt u niet? De eitjes zijn ongetwijfeld veel te hard, ziet u, dat komt ervan. Goed, na het ontbijt zullen we beslissen wat er gedaan moet worden. Wanneer u belooft dat u zich behoorlijk zult gedragen en mijn arme Dommeltje met rust zult laten, dan beloof ik u dat de vaas op een of andere manier terugkomt. En u moet netjes eten. Niet een heel ons boterhamworst meteen in uw mond stoppen. Niet uw vuist in de marmelade steken.

En nu ga ik boodschappen doen. In de tussentijd kunt u zich verdienstelijk maken in het huishouden. Misschien wilt u stofzuigen? Een stofzuigende Batavier is natuurlijk nooit eerder voorgekomen: welnu, ik zal u uitleggen hoe een stofzuiger werkt.”

Tante Patent zette haar hoed op en maakte zich gereed om uit te gaan.

“Kijk,” zei tante Patent. “Misschien wilt u zo vriendelijk zijn om de kamer te stofzuigen, terwijl ik naar de slager ben? Ik zal u uitleggen hoe dit ding werkt.”

Toen ze de stekker in het stopcontact stak, sprong de Batavier een meter in de lucht van schrik, want hij had nog nimmer een stofzuiger in werking gezien en het gezoem en gebrom bracht hem even buiten bezinning van angst. Maar dat wende heel vlug en toen tante Patent de deur achter zich dichttrok en met haar boodschappenmandje de straat opging, liep de grote Sof zielstevreden achter de stofzuiger. Hij neuriede een krijgszang en zoog het tapijt. Na een poosje begon het hem te vervelen. Hij probeerde of hij de chocoladehagelslag uit het kommetje op de tafel ook kon opzuigen. Het lukte bijzonder goed. De Sof lachte tevreden.