Waar de koning trek in had

Maar Knelia! zei de koning

al tegen de koningin.

Kijk, hier op dit potje staat honing

en er zit geen honing meer in!

De koningin zat te beven

en vroeg aan de keukenmeid:

Och, wil je wat honing geven

voor Zijne Majesteit?

Maar toen de koning de honing zag

toen wou hij toch liever maar hagelslag.

Hij greep naar de hagelslagtrommel

en zei tot de koningin:

Wat is dit nu weer voor den drommel,

er zit geen hagelslag in!

De koningin zat te beven

en vroeg aan de keukenmeid:

Och, wil je wat hagelslag geven

voor Zijne Majesteit?

Maar toen de hagelslag er was

toen wilde de koning rammenas.

De rammenas kwam en toen, helaas,

wilde de koning pindakaas

en toen de pindakaas er kwam,

wilde hij enkel een boterham.

Maar, zei hij met bulderende stem,

ik wil op die boterham bosbessenjam.

En toen de bosbessenjam er stond

wilde hij liever een suikerklont

en toen de suikerklont kwam zei hij:

Nu wil ik toch liever frambozengelei.

En toen wou hij muisjes en toen wou hij pasta

en toen zei de koningin eindelijk: Basta!

En zo ging Zijne Majesteit

de straat op zonder zijn ontbijt.

Daar stond hij te huilen, en wie kwam daar an?

De ijscoman, de ijscoman!

Toen at de koning een liter ijs

vlak voor ‘t koninklijk paleis.

Joehoe, riep de koning, Knelia, schat,

dit was nu waar ik trek ik had!