26. De volgende zal ik zijn

Het was afgrijselijk. Dr. Leidner zag eruit of hij flauw zou vallen en ik voelde mezelf ook een beetje onwel.
Dr. Reilly bekeek het met beroepsmatige aandacht.
'Geen vingerafdrukken?'
'Nee.'
Dr. Reilly nam een pincet uit zijn zak en begon met zijn onderzoek.
'Hm... een stukje menselijke huid -- en haar -- lichtblond haar. Dat is het onofficiele oordeel. Natuurlijk zal ik een behoorlijke test moeten nemen, bloedgroep enzovoort, maar veel twijfel bestaat er niet. Is het onder het bed van juffrouw Johnson gevonden? Zo, zo -- is dat het? Dus zij heeft haar vermoord, daarna kwamen het berouw en het zelfverwijt en maakte ze een eind aan haar leven. Het is een theorie - maar een goeie.'
Dr. Leidner kon alleen hulpeloos zijn hoofd schudden.
'Niet Anne -- niet Anne,' mompelde hij.
'Ik weet niet waar ze het ding eerst heeft verborgen,' zei Maitland. 'Elke kamer is nauwkeurig doorzocht na die eerste moord.'
Ik moest plotseling denken: In de bergkast voor papier en voorraad, maar ik zei niets.
'Waar het ook geweest mag zijn, ze was niet tevreden over die bergplaats en nam het ding mee naar haar eigen kamer, die al doorzocht was. Of misschien deed ze het pas nadat ze besloten had zelfmoord te plegen.'
'Ik geloof het niet,' zei ik hardop.
Ik kon niet geloven dat die aardige, vriendelijke juffrouw Johnson mevrouw Leidner de hersens had ingeslagen. Ik kon het niet aannemen. En toch klopte het wel met sommige dingen -- die huilbui bijvoorbeeld. Tenslotte had ikzelf 'berouw' gezegd -- alleen had ik nooit gedacht dat het berouw was over iets anders dan die kleinere, meer onbeduidende fout.
'Ik weet niet wat ik geloven moet,' zei kapitein Maitland. 'De verdwijning van die Franse monnik moet ook nog opgehelderd worden. Mijn mannetjes zijn al overal aan 't rondsnuffelen of zijn lijk soms ergens in een afvoerkanaal gegooid is.'
'O, nu herinner ik me...' begon ik.
Iedereen keek me vragend aan.
'Gisterenmiddag heeft hij me ondervraagd over die schele man die laatst heeft geprobeerd door het raam te kijken. Hij vroeg me precies aan te wijzen waar hij op het pad had gestaan en zei toen, dat hij eens rond wilde gaan kijken. Hij zei dat in detectiveverhalen de misdadiger altijd de een of andere aanwijzing achterlaat.'
' 'k Mag hangen als mijn misdadigers dat ooit doen,' zei kapitein Maitland. 'Zo, dat wilde hij weten? Verdraaid, zou hij wat gevonden hebben? 't Zou wel toevallig zijn als hij en juffrouw Johnson zowat tegelijk een aanwijzing voor de identiteit van de moordenaar zouden hebben gevonden.'
Hij voegde er gemelijk bij: 'Een schele man? Daar zit
meer achter dan je zo oppervlakkig zou zeggen. Ik snap niet waarom mijn mannen hem niet te pakken kunnen krijgen.'
'Misschien omdat hij niet scheel is,' zei Poirot kalm.
'Bedoelt u, dat hij het maar heeft voorgewend? Ik wist niet dat je kon doen of je scheel bent, tenminste niet aanhoudend.'
Poirot zei alleen: 'Loensen kan heel nuttig zijn.'
'Dat zal waar zijn. Ik zou er wat voor over hebben als ik wist waar die vent nu zit, scheel of niet.'
ik denk dat hij al over de Syrische grens is.'
'We hebben Teil Kotchek en Uba Kemal gewaarschuwd -- alle grensposten.'
ik denk dat hij de route door de heuvels zal hebben genomen, de weg die de lorries soms nemen als ze smokkelwaar vervoeren.'
Kapitein Maitland gromde: 'Dan kunnen we beter naar Dier ez Zor telegraferen.'
'Dat heb ik gisteren al gedaan - ik heb ze geseind dat ze moesten uitkijken naar een auto met twee mannen erin, die onberispelijke paspoorten hebben.'
Kapitein Maitland keek hem verbaasd aan. 'Hebt u dat gedaan? En twee mannen zegt u?'
Poirot knikte. 'Er zijn twee mannen bij deze zaak betrokken.'
'Het frappeert me, monsieur Poirot, dat u heel wat achter hebt gehouden.'
Poirot schudde het hoofd. 'Nee,' zei hij, 'dat heb ik niet. De waarheid is pas vanmorgen tot me doorgedrongen, toen ik naar de zonsopgang stond te kijken. Een prachtige zonsopgang.'
Ik geloof niet dat een van ons had gemerkt dat mevrouw Mercado de kamer binnen was gekomen. Ze moet het gedaan hebben toen wij allemaal van streek waren door het vertonen van die afschuwelijke grote, met bloed bevlekte steen.
Maar nu maakte ze plotseling een geluid als een varken dat zijn keel wordt afgesneden.
'O, mijn God!' riep ze. 'Ik zie het allemaal voor me. Ik zie het! Het was pater Lavigny. Hij is krankzinnig -godsdienstwaanzin. Hij vindt -- alle vrouwen zondig. Hij vermoordt ze allemaal! Eerst mevrouw Leidner en toen juffrouw Johnson. En de volgende zal ik zijn...'
Met een waanzinnige kreet vloog ze de kamer door en pakte dr. Reilly's jas beet.
'Ik wil hier niet blijven, zeg ik u. Ik blijf hier geen dag langer. Er is gevaar. Er is overal gevaar. Hij verbergt zich ergens - hij wacht zijn tijd af. Hij zal opeens op me af springen.'
Ze begon weer te krijsen.
Ik liep haastig naar dr. Reilly, die haar bij de polsen had gegrepen, en gaf haar een klap op elke wang. Met hulp van dr. Reilly zette ik haar in een stoel neer.
'Niemand zal u vermoorden,' zei ik, 'daar zullen wij voor zorgen. Ga zitten en gedraag u behoorlijk.'
Ze schreeuwde niet meer. Haar mond was nu dicht en ze keek me met verbijsterde, domme ogen aan.
Toen volgde er een andere interruptie. De deur ging open en Sheila Reilly kwam binnen.
Haar gezicht was bleek en ze keek ernstig. Ze ging regelrecht naar Poirot toe.
'Ik ben vroeg naar het postkantoor geweest, monsieur Poirot,' zei ze, 'er was een telegram voor u - ik heb het meegebracht.'
'Dank u, mademoiselle.'
Hij scheurde het open, terwijl zij zijn gezicht bestudeerde.
Daar kwam geen verandering op. Hij las het telegram, streek het glad, vouwde het netjes op en stak het in zijn zak.
Mevrouw Mercado vroeg met verstikte stem: 'Komt dat -- uit Amerika?'
Hij schudde het hoofd. 'Nee, madame, uit Tunis.'
Ze staarde hem een ogenblik aan alsof ze hem niet begreep, toen leunde ze met een diepe zucht achterover in haar stoel.
'Pater Lavigny!' zei ze. ik had gelijk. Ik heb altijd gevonden dat er iets vreemds aan hem was. Hij heeft eens dingen tegen me gezegd, die... Ik vermoed dat hij gek is...' Ze zweeg even en ging toen voort: ik zal kalm zijn. Maar ik moet hier weg. Joseph en ik kunnen in het Rusthuis gaan logeren.'
'Geduld, madame,' zei Poirot. ik zal alles uitleggen.'
Kapitein Maitland keek hem nieuwsgierig aan.
'Gelooft u dat u achter de oplossing bent gekomen?' vroeg hij.
Poirot boog. Het was een theatrale buiging die kapitein Maitland nogal scheen te hinderen.
'Nou, kom er dan mee voor de dag, man,' snauwde hij.
Maar op die manier deed Hercule Poirot de dingen niet. Ik zag heel goed dat hij er een hele drukte van zou maken. Ik vroeg me af of hij werkelijk de waarheid kende of dat hij maar deed alsof.
Hij wendde zich tot dr. Reilly. 'Dokter Reilly, wilt u zo goed zijn de anderen hier te roepen?'
Dr Reilly ging gehoorzaam weg en even later kwamen de andere leden van de expeditie binnen. Eerst Reiter en Emmott, daarna Bill Coleman en Richard Carey en tenslotte meneer Mercado.
De arme man zag er uit als een levend lijk. Ik denk dat hij doodsbang was dat hij onder handen zou worden genomen omdat hij zo onvoorzichtig was geweest gevaarlijke chemicalien te laten staan.
Iedereen ging om de ronde tafel zitten zoals op de dag dat monsieur Poirot was aangekomen. Bill Coleman en David Emmott aarzelden even voor ze plaatsnamen en wierpen een blik naar Sheila Reilly. Ze stond met haar rug naar hen toe uit het raam te kijken.
'Een stoel, Sheila?' vroeg Bill.
David Emmott zei met zijn diepe, prettige stem: 'Wil je niet gaan zitten?'
Toen keerde ze zich om en keek hen even aan. Beiden wezen op een stoel en ik vroeg me af welke ze zou accepteren.
Maar ze accepteerde geen van beide.
'Ik ga hier zitten,' zei ze bruusk en nam plaats op de hoek van de tafel dicht bij het venster. 'Dat wil zeggen, als kapitein Maitland het goed vindt dat ik hier blijf?'
Ik weet niet wat kapitein Maitland wilde gaan zeggen, want Poirot voorkwam zijn antwoord. 'Blijft u vooral, mademoiselle. Ik heb u een paar vragen te stellen.'
Ze zei niets meer, trok alleen haar wenkbrauwen op. Ze keek weer uit het raam alsof ze vastbesloten was alles wat in de kamer achter haar voorviel te negeren.
'En nu zullen we dan misschien de waarheid te horen krijgen,' zei kapitein Maitland.
Hij sprak op ongeduldige toon. Hij was een man van de daad en ik ben ervan overtuigd, dat hij ernaar hunkerde om weg te gaan en iets te doen -- het zoeken naar het lijk van pater Lavigny te leiden of mannen uit te sturen om hem te arresteren.
Hij keek met iets van afkeer naar Poirot.
'Als die vent wat te zeggen heeft, waarom zegt-ie het dan niet?'
Ik zag die woorden op zijn lippen.
Poirot stond op.
Ik weet niet wat ik verwachtte dat hij zeggen zou -- stellig iets dramatisch, zo'n type was hij wel.
Maar ik had zeker niet verwacht dat hij met een zin in het Arabisch zou beginnen, en toch gebeurde dat. Hij sprak langzaam en plechtig - bijna vroom.
'Bismillahi ar rahman ar rahim.'
En daarna de vertaling in het Engels: 'In de naam van Allah, de barmhartige, de meedogende.'