18. Thee bij dr. Reilly
Voor we vertrokken deed Poirot de ronde door het huis en de
bijgebouwen. Hij stelde ook langs een omweg enkele vragen aan de
bedienden -- dat wil zeggen: dr. Reilly vertaalde de vragen en
antwoorden uit het Engels in het Arabisch en omgekeerd.
Die vragen gingen hoofdzakelijk over het uiterlijk van de
vreemdeling die mevrouw Leidner en ik door het raam hadden zien
gluren en met wie vader Lavigny de volgende dag had staan
praten.
'Denkt u werkelijk dat die kerel iets met de zaak te maken heeft?'
vroeg dr. Reilly toen we in de auto naar Hassanieh hobbelden.
'Ik heb graag alle inlichtingen die ik krijgen kan,' antwoordde
Poirot.
En inderdaad beschreef dat zeer goed zijn methode. Later merkte ik,
dat niets - al was het een nog zo onbeduidend praatje -- hem
ontging.
Ik moet bekennen dat ik blij was dat ik een kop thee kreeg bij dr.
Reilly thuis, 't Viel me op dat Poirot vijf klontjes suiker in zijn
kopje deed.
Terwijl hij zorgvuldig roerde zei hij: 'En nu kunnen we praten en
uitmaken wie de misdaad waarschijnlijk zal hebben gepleegd.'
'Lavigny, Mercado, Emmott of Reiter?' vroeg dr. Reilly.
'Nee -- nee -- dat was theorie nummer drie. Ik wil me nu
concentreren op theorie nummer twee en even de mogelijkheid van een
geheimzinnige echtgenoot of zwager buiten beschouwing laten. Laten
we eens eenvoudig nagaan welk lid van de expeditie de aanleiding en
de gelegenheid heeft gehad om mevrouw Leidner te vermoorden en wie
het waarschijnlijk gedaan zal hebben.'
ik dacht dat u niet veel voelde voor die theorie.'
'Helemaal niet. Maar ik bezit nog enig fijn gevoel,' zei Poirot
verwijtend. 'Kan ik in bijzijn van dr. Leidner de motieven
bespreken die er waarschijnlijk toe hebben geleid dat een van de
leden van deze expeditie zijn vrouw heeft vermoord? Dat zou
tactloos zijn geweest. Ik moet hem in de waan laten dat zijn vrouw
aanbiddelijk was en dat iedereen haar adoreerde. Natuurlijk was dat
niet zo. Nu kunnen we ronduit zeggen wat we denken en hoeven we
geen rekening te houden met de gevoelens van anderen. En daarin kan
zuster Leatheran ons helpen. Ik ben ervan overtuigd dat zij een
scherp opmerkster is.'
'Och, dat weet ik niet,' zei ik.
Dr. Reilly presenteerde me een schaal met warme broodjes. 'Om u te
sterken,' zei hij. Het waren heerlijke broodjes.
'Kom,' zei monsieur Poirot vriendschappelijk, 'vertelt u ons nu
eens precies, ma soeur, hoe de opinie van de verschillende leden
van de expeditie over mevrouw Leidner was.'
ik ben er pas een week, monsieur Poirot,' zei ik.
'Lang genoeg voor iemand met uw verstand. Een verpleegster vormt
zich gauw een oordeel en houdt zich daaraan. Laten we beginnen met
pater Lavigny.'
'Daar zou ik werkelijk niets over weten te zeggen. Hij en mevrouw
Leidner schenen graag met elkaar te praten. Maar ze spraken meestal
Frans en daar ben ik niet erg goed in, al heb ik die taal op school
wel geleerd. Ik kreeg de indruk dat ze meestal over boeken
praatten.'
'Dus ze stonden op vriendschappelijke voet?'
'Ja, zo kunt u 't wel noemen hoewel ik toch geloof, dat pater
Lavigny haar nogal vreemd vond en zich ergerde over het feit dat
hij haar niet kon doorgronden. Begrijpt u wat ik bedoel?'
En ik vertelde hem van het gesprek dat ik die eerste dag bij de
opgravingen met hem had gevoerd en dat hij mevrouw Leidner toen een
'gevaarlijke vrouw' had genoemd.
'Dat is zeer interessant,' zei Poirot. 'En hoe denkt u dat haar
oordeel over hem was?'
'Dat is ook moeilijk te zeggen. Het was niet makkelijk te weten wat
mevrouw Leidner over de mensen dacht. Ik denk dat zij dikwijls niet
uit hem wijs kon worden. Ik herinner me dat ze eens tegen dr.
Leidner zei, dat ze nog nooit een priester had ontmoet die zo
weinig op een priester leek.'
'Een strop voor pater Lavigny,' zei dr. Reilly schertsend.
'Beste vriend, moet je niet naar je patienten?' vroeg Poirot. 'Ik
zou je voor geen geld van de wereld van je beroepsplichten willen
afhouden.'
'Ik heb een ziekenhuis vol patienten,' zei Reilly. Hij stond op,
zei dat hij de wenk begrepen had en ging lachend weg.
'Dat is beter,' zei Poirot. 'Nu kunnen we een interessant tete a
tete hebben. Maar vergeet uw thee niet.'
Hij gaf me een schaal sandwiches aan en drong erop aan dat ik me
nog een kopje thee inschonk. Hij had werkelijk aardige, attente
manieren.
'En laten we nu doorgaan met uw indrukken. Wie had, volgens u, een
hekel aan mevrouw Leidner?'
'Het is alleen mijn opinie en ik zou niet graag willen, dat die
werd herhaald als afkomstig van mij.'
'Natuurlijk niet.'
'Volgens mij haatte die kleine mevrouw Mercado haar.'
'Aha! En meneer Mercado?'
'Hij was een beetje verliefd op haar. Ik denk niet, dat andere
vrouwen, behalve zijn vrouw, ooit veel notitie van hem hebben
genomen. En mevrouw Leidner had op een aardige manier
belangstelling voor mensen en wat ze haar vertelden. Ik denk dat
dat de arme man een beetje naar zijn hoofd is gestegen.'
'En dat beviel mevrouw Mercado niet?'
'Ze was gewoon jaloers - dat is de hele zaak. Je moet nu eenmaal
erg voorzichtig zijn als er een echtpaar in de buurt is, daar
zou ik u staaltjes van kunnen vertellen! U hebt geen idee, wat voor
wonderlijke dingen vrouwen zich in hun hoofd kunnen halen als het
om hun mannen gaat...'
ik twijfel er geen seconde aan. Dus mevrouw Mercado was jaloers? En
ze haatte mevrouw Leidner?'
ik heb haar naar haar zien kijken of ze haar wel zou willen
vermoorden - o, goeie genade!' Ik schrok er zelf van. 'O, monsieur
Poirot, dat bedoelde ik niet zo - ik bedoel, ik heb geen ogenblik
gedacht...'
'Nee, nee, dat begrijp ik volkomen. Dat zinnetje ontsnapte u. En
trok mevrouw Leidner zich die vijandschap van mevrouw Mercado
aan?'
'Och nee, dat geloof ik niet, ik denk zelfs, dat ze het nooit
gemerkt heeft. Ik heb er weieens over gedacht haar erop attent te
maken maar ik deed het toch maar liever niet.'
'Heel verstandig. Kunt u me een voorbeeld geven hoe mevrouw Mercado
haar gevoelens toonde?'
Ik vertelde hem van ons gesprek op het dak.
'Dus ze noemde het eerste huwelijk van mevrouw Leidner?' zei Poirot
peinzend. 'Kunt u zich herinneren of ze, toen ze dat zei, eruitzag
alsof ze zich afvroeg of u een andere lezing had gehoord?'
'Denkt u dat ze de waarheid erover wist?'
'Het is mogelijk. Zij kan die brieven geschreven hebben en die hand
die op 't raam tikte en de rest in scene gezet hebben.'
'Dat heb ik me ook weieens afgevraagd. Het was net iets voor haar
om zoiets te doen.'
'Ja, iets wreeds in haar karakter zou ik zeggen. Maar toch niet het
temperament voor een koelbloedige, lage moord, tenzij
natuurlijk...'
Hij zweeg even en zei toen: 'Het is wel vreemd dat ze tegen u zei:
ik weet waarom u hier bent. Wat bedoelde ze daarmee?'
ik heb er geen flauw idee van.'
'Ze dacht dat u er om de een of andere bijzondere reden was. Wat
voor reden? En waarom zou ze zich daar zo druk over gemaakt hebben?
De manier waarop ze u die dag dat u aankwam voortdurend heeft aan
zitten kijken onder 't theedrinken is ook vreemd.'
'Nu ja, maar ze is geen dame, monsieur Poirot,' zei ik.
'Dat is een excuus, ma soeur, maar geen verklaring.'
Ik begreep hem niet dadelijk, maar hij ging haastig voort: 'En de
andere leden van de staf?'
Ik dacht even na. 'Ik geloof dat juffrouw Johnson haar ook niet
graag mocht. Maar ze was daarin heel eerlijk. Ze bekende als het
ware dat ze bevooroordeeld was. Ziet u, ze is erg gesteld op dr.
Leidner en heeft jaren met hem samengewerkt. En natuurlijk brengt
een huwelijk veranderingen mee - dat valt niet te ontkennen.'
'Ja,' zei Poirot, 'en van juffrouw Johnsons standpunt bekeken is
het natuurlijk een ongeschikt huwelijk. Het zou inderdaad beter
zijn geweest als dr. Leidner met haar was getrouwd.'
'Dat zou het zeker,' gaf ik toe, 'maar zo zijn de mannen nu
eenmaal. Niet een op de honderd doet de juiste keus. Juffrouw
Johnson, die arme ziel, is nu niet bepaald aantrekkelijk van
uiterlijk en mevrouw Leidner was bepaald mooi -- niet jong
natuurlijk -- maar o, ik wilde dat u haar gekend had. Ze had
iets... ik herinner me dat meneer Coleman eens gezegd heeft dat ze
leek op zo'n wezen dat de mensen in het moeras lokt. Dat was niet
erg goed uitgedrukt maar - ja, nu zult u me wel uitlachen, maar er
hing iets - iets onaards om haar heen.'
'Ja, ik begrijp wat u bedoelt, ze kon iemand betoveren,' zei
Poirot.
'Ik geloof niet dat zij en meneer Carey goed met elkaar konden
opschieten,' ging ik voort. 'Ik heb zo'n idee, dat hij net als
juffrouw Johnson jaloers was. Hij deed altijd erg stijf tegen haar
en zij tegen hem. Ziet u, ze gaf hem bijvoorbeeld dingen aan en was
erg beleefd en noemde hem
altijd meneer Carey. Hij was natuurlijk een oude vriend van haar
man en sommige vrouwen kunnen de vrienden van hun man niet
uitstaan. Ze vinden het een naar idee, dat iemand hem eerder gekend
heeft dan zij -- ik zeg dat natuurlijk weer wat verward...'
ik begrijp u volkomen En de drie jongelui? U zei, meen ik, dat
Coleman geneigd was zich poetisch over haar uit te laten.'
Ik kon mijn lachen niet inhouden. 'Het was zo grappig, monsieur
Poirot,' zei ik. 'Hij is zo'n nuchtere jongen.'
'En de andere twee?'
'Over meneer Emmott kan ik werkelijk niet oordelen. Hij is altijd
zo stil en zegt nooit veel. Ze was altijd heel vriendelijk tegen
hem. Ze noemde hem David en plaagde hem een beetje met juffrouw
Reilly en zo.'
'Werkelijk? En vond hij dat leuk?'
'Dat weet ik niet,' zei ik weifelend. 'Hij keek haar dan alleen
maar aan. Op een nogal wonderlijke manier. Je wist niet wat er in
hem omging.'
'En meneer Reiter?'
'Ze was niet altijd aardig tegen hem,' zei ik langzaam, ik geloof
dat hij op haar zenuwen werkte. Ze zei dikwijls van die
sarcastische dingen tegen hem.'
'En trok hij zich dat aan?'
'Hij werd dan erg rood, de arme jongen. Natuurlijk was het niet
haar bedoeling om onvriendelijk te zijn.'
En toen opeens verdween dat gevoel van medelijden met de jongen en
bedacht ik, dat hij misschien een koelbloedige moordenaar was en al
die tijd een rol had gespeeld.
'O, monsieur Poirot,' riep ik, 'wat denkt u dat er werkelijk
gebeurd is?'
Hij schudde nadenkend het hoofd. 'Bent u niet bang om er vanavond
weer naar toe te gaan?'
'O nee. Natuurlijk herinner ik me wat u gezegd heeft, maar wie zou
mij willen vermoorden?'
ik geloof niet dat iemand het zou kunnen doen. Daar om juist
wilde ik zo graag alles horen wat u me te vertellen hebt. Ik geloof
-- nee, ik ben er zeker van, dat u geen gevaar loopt.'
'Als iemand me in Bagdad verteld had...' begon ik en hield op.
'Hebt u voor u hier kwam praatjes over de Leidners en de expeditie
gehoord?' vroeg hij.
Ik zei hem welke bijnaam mevrouw Leidner had en iets van wat
mevrouw Kelsey over haar had gezegd.
Ik was nog aan 't vertellen toen de deur open ging en juffrouw
Reilly binnenkwam. Ze had getennist en hield haar racket nog in de
hand.
Ik merkte dat Poirot al in Hassanieh kennis met haar had
gemaakt.
Ze gaf me op haar gewone nonchalante manier een hand en nam een
sandwich.
'En, monsieur Poirot,' vroeg ze, 'hoe staat het met ons plaatselijk
mysterie?'
'Schiet niet hard op, mademoiselle.'
'Ik zie dat u de zuster uit de wrakstukken gered hebt.'
'Zuster Leatheran heeft me waardevolle inlichtingen gegeven over de
verschillende leden van de expeditie. Ik ben heel wat te weten
gekomen over het slachtoffer. En het slachtoffer is zeer vaak de
sleutel tot het mysterie, mademoiselle.'
'Dat is erg knap van u, monsieur Poirot. Het is ongetwijfeld een
feit, dat als ooit een vrouw verdiende vermoord te worden het
mevrouw Leidner was.'
'Juffrouw Reilly!' riep ik verontwaardigd.
Ze lachte een kort, hatelijk lachje.
'Aha, ik dacht wel dat u niet de volle waarheid gehoord had. Zuster
Leatheran is er, als zoveel andere mensen, ingevlogen. Weet u,
monsieur Poirot, ik hoop werkelijk dat deze zaak niet een van uw
successen zal worden. Ik zou het fijn vinden als de moordenaar van
Louise Leidner niet gepakt werd. Ik zou haar zonder gemoedsbezwaren
zelf
wel hebben kunnen vermoorden.'
Ik walgde gewoon van het meisje. Monsieur Poirot vertrok geen spier
van zijn gezicht. Hij boog alleen maar even en zei heel
beminnelijk: 'Dan hoop ik dat u een alibi voor gisterenmiddag
hebt.'
Het bleef even stil en het racket van juffrouw Reilly viel
kletterend op de grond. Ze nam niet de moeite het op te rapen. Laks
en slordig als al dat soort meisjes! Ze zei een beetje ademloos: 'O
ja, ik was aan het tennissen in de club. Maar in ernst, monsieur
Poirot, ik vraag me af of u wel alles af weet van mevrouw Leidner
en het soort vrouw dat ze was.'
Weer maakte hij dat grappige buiginkje en zei: 'Licht u me maar in,
mademoiselle.'
Ze aarzelde even en zei toen met een ongevoeligheid en gebrek aan
tact die me misselijk maakte: 'Het is nu eenmaal gebruikelijk dat
er van de doden geen kwaad wordt gezegd. Idioot vind ik. De
waarheid is altijd de waarheid. Over het algemeen is het beter je
mond te houden over levende mensen, je zou ze natuurlijk beledigen.
De doden hebben daar geen last meer van Maar het kwaad dat ze
hebben gedaan overleeft ze soms. Heeft zuster u verteld van de
eigenaardige sfeer die er in Teil Yarimjah was? En hoe nerveus ze
allemaal waren? En hoe ze elkaar allemaal als vijanden aankeken?
Dat was het werk van Louise Leidner. Toen ik drie jaar geleden hier
was, was het een gelukkige, vrolijke troep. Zelfs verleden jaar was
alles nog in orde. Maar dit jaar was het helemaal mis -- en dat was
haar werk. Ze was een vrouw die niet kon velen dat iemand gelukkig
was. Er zijn van die vrouwen en zij was er een van. Ze moest altijd
alles verknoeien. Alleen maar voor haar plezier -- uit
machtswellust -- of misschien alleen omdat haar karakter zo was. En
ze was het soort vrouw dat elk mannelijk wezen binnen haar bereik
wil inpalmen.'
'Juffrouw Reilly,' riep ik, 'ik geloof niet dat dat waar is. Ik
weet dat het niet zo is!'
Ze nam niet de minste notitie van me en ging voort: 'Het was haar
niet genoeg dat haar man haar aanbad. Ze moest die houten Klaas,
die idiote Mercado ook inpalmen. En toen kreeg ze Bill te pakken.
Bill is een verstandige vent, maar ze kreeg hem helemaal in haar
macht. Ze amuseerde zich er mee Carl Reiter te martelen. Dat ging
makkelijk. Hij is een gevoelige jongen. En ze schoot al aardig op
met David. Maar David kon haar beter aan en verzette zich. Hij
onderging haar charme -- maar ik geloof dat hij genoeg gezond
verstand had om te weten dat ze in werkelijkheid geen zier om hem
gaf. En daarom haat ik haar zo. Ze is niet zinnelijk. Ze is
helemaal niet uit op affaires. Het is alleen maar wreed
experimenteren en het genot om mensen op te jutten en ze tegen
elkaar op te zetten. Dat vond ze fijn. Ze is iemand die nooit ruzie
heeft gehad met iemand - maar die overal waar ze komt ruzies
ontketent. Ze is een vrouwelijke Jago. Ze moet drama's om zich heen
zien. Maar ze wil er zelf niet in verwikkeld worden. Zij houdt zich
er altijd buiten -- kijkt toe -- en geniet. Begrijpt u een beetje
wat ik bedoel?'
'Misschien meer dan u vermoedt, mademoiselle,' zei Poirot.
Ik begreep de toon van zijn stem niet. Die klonk niet
verontwaardigd, maar -- ach, ik kan het niet uitleggen.
Sheila Reilly scheen het wel te begrijpen en werd vuurrood. 'U kunt
denken wat u wilt,' zei ze. 'Maar ik heb gelijk in alles wat ik van
haar heb gezegd. Ze was een sluwe vrouw, ze verveelde zich en
experimenteerde met mensen, zoals andere mensen experimenteren met
chemicalien. Ze genoot ervan als ze die arme ouwe Johnson met haar
gevoelens kon plagen en als ze zag hoe die zich goedhield en zich
beheerste, die kranige ouwe ziel. Ze vond het heerlijk om die
kleine Mercado dol te maken en mij gemeen te behandelen -- en dat
deed ze telkens weer. Ze vond het heerlijk om dingen over mensen te
weten te komen en die hun dan onder de neus te wrijven. O, ik
bedoel niet regelrecht chantage -- ik bedoel dat ze hun alleen maar
liet merken dat ze wist -- en ze dan in het onzekere liet wat ze
van plan was verder met die wetenschap te doen. Die vrouw was
gewoon een artieste in dat soort dingen, haar methode was door en
door geraffineerd.'
'En haar man?'
'Hem wilde ze nooit pijn doen,' zei juffrouw Reilly langzaam, ik
heb haar nooit anders dan lief tegen hem gezien. Ik geloof dat ze
dol op hem was. Hij is een schat -- gaat helemaal op in zijn eigen
wereldje -- zijn opgravingen en zijn theorieen. En hij adoreerde
haar en vond haar volmaakt. Dat zou sommige vrouwen gehinderd
hebben maar haar niet. Hij leefde als het ware in een wereld van
illusies en toch ook weer niet, omdat zij in zijn ogen voor hem was
zoals hij dacht dat ze was. Hoewel dat moeilijk te rijmen is
met...' Ze zweeg.
'Ga door, mademoiselle,' zei Poirot.
Ze wendde zich plotseling tot mij. 'Wat hebt u over Richard Carey
gezegd?'
'Over meneer Carey?' vroeg ik verbaasd.
'Ja, over haar en Carey.'
ik heb gezegd dat ze niet best met elkaar konden opschieten..'
Tot mijn verbazing barstte ze in lachen uit. 'Niet met haar
opschieten! Dwaas! Hij is tot over zijn oren verliefd op haar. En
dat maakt hem kapot, omdat hij ook zo'n verering heeft voor
Leidner. Hij was al jaren met hem bevriend, maar dat kon ze
natuurlijk niet hebben. Ze legde het erop aan tussen hen in te
komen. Maar toch heb ik gedacht...'
'Eh bien?'
Ze fronste nadenkend het voorhoofd, ik geloof dat ze nu eens een
keer te ver is gegaan -- dat ze zelf de dupe werd. Carey is erg
aantrekkelijk... verbazend aantrekkelijk... Ze was een koude
duivelin -- maar ik geloof dat ze bij hem die koelheid wel
verloren zou hebben...'
'Het is schandelijk wat u daar zegt,' riep ik. 'Ze spraken bijna
geen woord met elkaar.'
'O nee? Daar weet u wat van! Het was "meneer Carey" en "mevrouw
Leidner" in huis, maar ze ontmoetten elkaar buiten. Ze wandelden
langs het rivierpad. En hij liet zijn opgravingen soms een uur in
de steek. Ze ontmoetten elkaar altijd tussen de fruitbomen. Ik heb
hem eens zien teruglopen naar de opgraving toen hij van haar af
kwam en zij stond hem na te kijken. Het was gemeen van me, maar ik
had een verrekijker en keek daarmee eens goed naar haar gezicht.
Als u het mij vraagt was ze doodsbang voor Richard Carey.'
Ze zweeg en keek Poirot aan. 'Neem me niet kwalijk dat ik me met uw
zaken bemoei,' zei ze met een nogal geforceerd glimlachje, 'maar ik
dacht dat u de "lokale kleur" graag correct zoudt willen
kennen.'
En ze stapte de kamer uit.
Hij keek me glimlachend aan.
'Monsieur Poirot,' riep ik, 'ik geloof er geen woord van.'
Hij keek me glimlachend aan en zei (nogal onbegrijpelijk, vond ik):
'U kunt niet ontkennen, zuster, dat juffrouw Reilly een zeker licht
op de zaak geworpen heeft.'