23
Op zijn hotelkamer zat Arthur Calgary telkens en telkens weer
zijn aantekeningen door te lezen. Zo nu en dan knikte hij.
Ja, nu was hij op het juiste spoor. Aanvankelijk had hij de fout
gemaakt zich te veel op Mrs. Argyle te concentreren. In negen van
de tien gevallen zou dat de juiste methode zijn geweest. Maar in
dit geval nu net niet.
De hele tijd had hij het gevoel gehad dat er een onbekende factor
in het spel was. Als hij maar eenmaal die factor zou kunnen
isoleren en identificeren, zou hij de zaak hebben opgelost. Bij
zijn onderzoek was hij totaal in beslag genomen door de
persoonlijkheid van de vermoorde vrouw. Maar die was, dat zag hij
nu in, niet van wezenlijk belang. Ieder willekeurig slachtoffer had
bij wijze van spreken haar plaats kunnen innemen.
Zijn belangstelling had zich toen op de persoon van Jacko
geconcentreerd. Niet op de ten onrechte veroordeelde die het
misdrijf niet had gepleegd, maar op Jacko zoals hij innerlijk als
mens was geweest. Was hij, in calvinistische termen, een schepsel
geweest voorbestemd tot kwaad en verdoemenis? Men had hem alle
kansen in het leven geboden, nietwaar? Maar geen enkel milieu had
hem kunnen redden. Dat had de oude dokter MacMaster verklaard. Was
dat zo? Leo Argyle had met een zekere toegeeflijkheid over hem
gesproken als over een 'mislukking van de natuur'. Hij had het
moderne, psychologische inzicht aanvaard. Een patient, geen
misdadiger. En wat had Hester gezegd? Botweg dat Jacko altijd een
afschuwelijke jongen was geweest.
Een duidelijke, kinderlijke uitspraak. En wat had Kirsten Lindstrom
gezegd? Dat Jacko niet deugde, dat hij door en door slecht was
geweest. Tina had hem nooit sympathiek kunnen vinden en hem ook
nooit vertrouwd. Hun oordeel was dus vrijwel eensluidend.
Het was hem alleen bij diens weduwe gelukt van algemeenheden tot
bijzonderheden te komen. Maureen Clegg had Jacko uitsluitend vanuit
haar standpunt bezien. Zij had zich aan Jacko vergooid. Zij was
gecharmeerd van hem geraakt en wrokte daarover nog na. Nu, veilig
en wel hertrouwd, zei ze na wat haar man gezegd had. Zij had
Calgary een onopgesmukt verslag gedaan van een paar van Jacko's
twijfelachtige zaakjes en methoden om aan geld te komen.
Geld...
In Arthur Calgary's afgematte hersenen leek dat woord wel in
reusachtig grote letters rond te springen. Geld! Geld! Geld!
Precies als het motief in een opera, dacht hij. Het geld van Mrs.
Argyle. Geld, ondergebracht in een fonds. Omgezet in een lijfrente.
Het restant van de erfenis, toegewezen aan de overlevende
echtgenoot. Geld, opgenomen van de bank.
Geld in de laatjes van het bureau. Hester op weg naar haar auto,
zonder geld op zak. Zij kreeg twee pond van Kirsten Lindstrom.
Geld, op Jacko aangetroffen, waarvan hij onder ede verklaard had
dat hij het van zijn moeder had gekregen.
Dit geheel voegde zich aaneen tot een patroon waarin die onbekende
factor langzamerhand iets duidelijker begon te worden. Calgary keek
op zijn horloge. Hij had beloofd Hester op een afgesproken uur op
te bellen. Hij nam dus de hoorn van de haak. Even later drong haar
stem tot hem door, helder, kinderlijk nog.
'Hester, gaat het goed met je?'
'O ja, met mij wel.'
Het duurde even voordat hem duidelijk werd wat die klemtoon op dat
ene woord te betekenen had. Toen klonk scherp zijn vraag: 'Wat is
er dan gebeurd?'
'Philip is vermoord.'
'Philip? Philip Durrant?' Er klonk ongeloof in zijn stem.
'Ja. En Tina ook, dat wil zeggen, ze is nog niet dood. Ze ligt nu
in het ziekenhuis.'
'Vertel me alles,' commandeerde hij.
Zij deed het. Hij vroeg haar nog een paar keer iets, net zolang tot
hem alle feiten bekend waren.
Daarna zei hij op strenge toon: 'Blijf daar, Hester, ik kom bij je.
Ik ben...' - even keek hij op zijn horloge - 'binnen een uur bij
je. Ik moet eerst inspecteur Huish nog even te pakken zien te
krijgen.'
'Wat wilde u precies weten, dr. Calgary?' vroeg inspecteur Huish.
Maar voordat Calgary daarop antwoord kon geven, rinkelde de
telefoon op het bureau van Huish en nam deze de hoorn op.
'Ja. Spreekt u mee. Een ogenblikje!' Hij nam een stuk papier voor
zich, pakte zijn pen op en zei: 'Ja, gaat u uw gang maar. Hoe spelt
u dat laatste woord? O ja, ik begrijp het. Nee, daarvan worden we
niet veel wijzer. Juist. Anders niet? Juist. Danku.'
Hij legde de hoorn weer op het toestel. 'Dat was het ziekenhuis,'
luidde zijn toelichting.
'Over Tina?' vroeg Calgary.
De inspecteur knikte bevestigend. 'Zij is even bij kennis
geweest.'
'Heeft zij toen nog iets gezegd?' vroeg Calgary.
'Ik zou werkelijk niet weten waarom ik u dat zou moeten vertellen,
dr. Calgary.'
'Ik vraag het alleen,' zei Calgary, 'omdat ik geloof dat ik u in
deze zaak van dienst kan zijn.'
Huish keek hem onderzoekend aan. 'U hebt zich dit geval wel erg
aangetrokken, geloof ik, dr. Calgary.'
'Ja, dat heb ik. U begrijpt, ik heb mezelf verantwoordelijk gevoeld
voor de heropening van het onderzoek. Ik voel me zelfs enigszins
aansprakelijk voor deze nieuwe ontwikkelingen in het drama.
Verkeert het meisje nog in levensgevaar?'
'Zij haalt het wel, geloven ze,' antwoordde Huish. 'Het lemmet van
de dolk is rakelings langs het hart gegaan, maar het is op het
nippertje.' Hij schudde zijn hoofd. 'Dat is altijd zo lastig,' zei
hij. 'Men wil maar niet geloven dat moordenaars uiterst gevaarlijk
zijn. Het lijkt gek, maar toch is het zo. Zij wisten allemaal dat
er zich een moordenaar onder hen bevond. Zij hadden alles moeten
vertellen wat ze wisten. Dat is de enige veilige manier: meteen
alles aan de politie vertellen watje weet. Nou, dat hebben ze niet
gedaan. Philip Durrant was een aardige vent, een intelligente vent,
maar hij beschouwde dit geval als een spelletje. Hij is er
misschien achter gekomen wie de schuldige is geweest. Of iemand
anders heeft gedacht dat hij iets te weten was gekomen. Gevolg: ik
krijg een telefoontje met de mededeling dat hij dood is,
doodgestoken, onder in de nek. Dat komt ervan als je je met een
moord wilt gaan bemoeien zonder de gevaren te beseffen die eraan
verbonden zijn.' Hij zweeg en schraapte zijn keel.
'Maar dat meisje?' vroeg Calgary.
'Dat meisje wist iets,' zei Huish. iets wat ze niet heeft willen
vertellen. Ik ben ervan overtuigd,' voegde hij eraan toe, 'dat zij
op de knaap verliefd was.'
'U spreekt nu over Micky?'
'Ja. Ik zou zeggen dat Micky op zijn manier ook op haar gesteld is.
Maar dat weerhoudt je niet wanneer je gek van angst bent. Wat zij
ook wist, het was waarschijnlijk veel ernstiger dan zij zelf heeft
beseft. Toen zij Durrant vermoord had aangetroffen en het huis uit
kwam en zich in zijn armen wierp, heeft hij daarom zijn kans
waargenomen en haar neergestoken.'
'Maar dat is zuiver een gissing van uw kant, nietwaar,
inspecteur?'
'Niet helemaal, dr. Calgary. Het dolkmes zat in zijn zak.'
'Wat zegt u?'
'Ja, bebloed en wel. Het wordt nog onderzocht maar het zal wel
blijken dat het haar bloed is geweest. Haar bloed en dat van Philip
Durrant!'
'Maar dat kan onmogelijk!'
'Wie zegt dat? Waarom zou dat niet kunnen?'
'Dat zegt Hester. Ik belde haar op en toen heeft ze mij de hele
toedracht verteld.'
'Heeft ze dat? Welnu, de feiten zijn eenvoudig genoeg. Mary Durrant
was naar beneden gegaan, naar de keuken. Zij heeft haar man om tien
minuten voor vier levend achtergelaten. Op dat ogenblik waren in
huis: Leo Argyle en Gwenda Vaughan in de bibliotheek, Hester Argyle
op haar slaapkamer op de eerste verdieping en Kirsten Lindstrom in
de keuken. Even over vieren zijn Micky en Tina komen aanrijden.
Micky is toen de tuin in gegaan en Tina naar boven, vlak achter
Kirsten Lindstrom aan, die Philip koffie met biscuits wilde
brengen. Tina heeft nog even met He ster staan praten en heeft
tegelijk met miss Lindstrom de kamer van Philip Durrant betreden.
Daar hebben zij hem dood aangetroffen.'
'Maar al die tijd is Micky toch in de tuin gebleven? Dat levert
toch zeker een volmaakt alibi voor hem op?'
'Wat u niet weet, dr. Calgary, is dat daar een grote magnolia opzij
tegen het huis staat. Als kinderen klommen zij via die boom naar
boven. Vooral Micky. Dat was zijn manier om er ongemerkt in en uit
te komen. Hij kan omhoog zijn geklommen, Durrant in zijn kamer
hebben doorstoken en daarna weer naar buiten zijn gekomen. O ja,
daarvoor is op de seconde af een juiste planning nodig geweest,
maar het is verbluffend wat brutaliteit op dat stuk soms vermag. En
hij moet wanhopig zijn geweest. Ten koste van alles moest hij een
ontmoeting tussen Durrant en Tina zien te voorkomen. Om zelf
vrijuit te gaan, moest hij hen allebei vermoorden.'
Calgary dacht even na. 'U zei daarnet, inspecteur, dat Tina bij
bewustzijn was gekomen. Was zij toen in staat duidelijk te zeggen
wie haar heeft gestoken?'
Huish glimlachte. 'Goed dan, dr. Calgary. Ik zal u maar precies
vertellen wat zij gezegd heeft. Het eerste dat zij noemde was een
naam. Micky.'
'Beschuldigde zij hem dus?' vroeg Calgary.
'Alles wijst erop,' bevestigde Huish. 'Aan de rest van haar woorden
viel geen touw vast te knopen.'
'Wat zei ze dan?'
Huish keek op het papier dat voor hem lag. 'Eerst: "Micky."
Vervolgens een korte pauze. Vervolgens: "De duif in de mast."
Daarna weer even niets. Toen: "Het kopje was leeg." ' Hij keek nu
Calgary aan. 'Kunt u zeggen wat dit betekent?'
'Nee,' antwoordde Calgary. Hij schudde het hoofd en zei verwonderd:
'De duif in de mast... Het kopje was leeg. Wat een zonderlinge
woorden zijn dat.'
'Maar het moet voor haar iets hebben betekend. Hoewel het niet in
verband hoeft te staan met de moord. Wie zal zeggen uit wat voor
nachtmerrie zij ontwaakte?'
Calgary zweeg even. Hij overdacht de feiten. Toen vroeg hij: 'Hebt
u Micky gearresteerd?'
'Hij is in verzekerde bewaring gesteld. Binnen vierentwintig uur
volgt een bevel tot voorlopige hechtenis.'
Nieuwsgierig keek de inspecteur Calgary aan. 'Ik veronderstel dat
deze jongen, Micky, niet uw antwoord op het raadsel is
geweest?'
'Nee,' gaf Calgary toe. 'Ik zou nooit aan Micky hebben gedacht.
Zelfs nu lijkt me dat vreemd.' Hij stond op van zijn stoel. 'Ik
geloof nog altijd dat ik het bij het rechte eind heb,' zei hij,
'maar ik zie ook dat ik nog onvoldoende houvast heb om u te kunnen
overtuigen. Ik moet er nog eens naar toe. Ik moet ze allemaal nog
eens spreken.'
'Nu,' waarschuwde Huish, 'wees maar voorzichtig, dr. Calgary. Maar
wat is overigens uw idee?'
'Zou het u iets zeggen,' vroeg Calgary, 'als ik u zeg dat het
volgens mij een crimepassionnel moet zijn geweest?'
Huish trok zijn wenkbrauwen op. 'Er zijn zoveel vormen van
menselijke passie, dr. Calgary. Haat, hebzucht, hartstochtelijke
begeerte, drift.'
'Wanneer ik de term crime passionnel gebruik,' zei Calgary, 'dan
bedoel ik daarmee hetgeen men daaronder gewoonlijk pleegt te
verstaan.'
'U doelt op Gwenda Vaughan en Leo Argyle,' zei Huish. 'Daaraan
hebben wij ook altijd al gedacht, zoals u weet, maar toch klopt dat
niet.'
'Het geval is veel gecompliceerder,' beweerde Calgary.
Weer viel de schemering toen Arthur Calgary bij Zonnehoek aankwam.
De avond leek veel op die waarop hij hier de eerste keer was
gekomen. Addershoek, dacht hij bij zichzelf toen hij aan de bel
trok.
Opnieuw leek het erop dat de gebeurtenissen zich herhaalden. Het
was namelijk Hester die hem opendeed. Dezelfde uitdagende blik,
hetzelfde voorkomen met iets van dramatische wanhoop. Achter haar
in de hal doemde datzelfde gezicht op van toen, de waakzame,
argwanend kijkende Kirsten Lindstrom. Het leek volkomen een
herhaling van destijds.
Maar toen veranderde het patroon met een slag. Argwaan en wanhoop
verdwenen van Hesters gezicht en ze lachte hem vriendelijk toe. 'O,
bent u het? Wat fijn dat u er bent!' zei ze.
Hij nam haar beide handen in de zijne. 'Ik moetje vader spreken,
Hester. Zit hij boven, in de bibliotheek?'
'Ja. Hij zit daar met Gwenda.'
Kirsten Lindstrom kwam een stap dichterbij. 'Waarom komt u hier nog
eens terug?' vroeg zij op verwijtende toon. 'Denk eens aan alle
moeilijkheden die u de vorige keer over ons gebracht hebt. Wat hebt
u ons allemaal aangedaan! Hesters leven verwoest en dat van Mr.
Argyle... en twee doden. Twee! Philip Durrant en kleine Tina. En
dat is allemaal uw werk, allemaal uw werk.'
'Tina is nog niet dood,' merkte Calgary op, 'en ik heb hier nog
iets te doen dat ik beslist niet ongedaan mag laten.'
'Wat komt u hier dan nog doen?' Kirsten versperde hem nog steeds de
toegang tot de trap.
'Ik moet afmaken wat ik begonnen ben,' verklaarde Calgary.
Heel vriendelijk legde hij zijn hand op haar schouder en duwde haar
een beetje opzij. Hij liep de trap op. Hester kwam achter hem aan.
Toen keerde hij zich om en zei tegen Kirsten: 'Komt u ook maar mee,
miss Lindstrom. Ik heb u graag allemaal bij elkaar.'
In de bibliotheek zat Leo Argyle voor zijn bureau. Gwenda Vaughan
zat op haar knieen voor het haardvuur en tuurde in de vlammen. Zij
keken verwonderd op.
'Het spijt me dat ik zo onaangediend bij u binnenkom,' begon
Calgary, 'maar zoals ik ook al tegen de beide dames gezegd heb, ik
kom hier om af te maken wat ik begonnen ben.' Hij keek even rond.
'Is Mrs. Durrant hier ook nog in huis? Ik zou het op prijs stellen
als zij er ook bij kwam.'
'Ik denk dat zij rust op het ogenblik,' zei Leo. 'Zij heeft zich
dit alles natuurlijk ontzettend aangetrokken.'
'Toch zou ik haar graag hierbij hebben.' Calgary keek Kirsten aan.
'Wilt u haar even gaan halen?'
'Ze zou weieens kunnen weigeren,' klonk het stuurs uit Kirstens
mond.
'Zeg maar,' zei Calgary, 'dat zij dingen te horen zal krijgen die
de dood van haar man betreffen.'
'Toe Kirsty,' voegde Hester eraan toe, 'doe niet zo wantrouwend. Ik
weet niet wat dr. Calgary ons gaat vertellen, maar we horen er toch
allemaal bij te zijn.'
'Zoals je wilt,' zei Kirsten, terwijl zij de kamer uitging.
'Gaat u zitten,' zei Leo. Hij wees hem een stoel aan de andere kant
van de haard. Calgary nam daarin plaats.
'Houdt u mij ten goede, dr. Calgary,' vervolgde Leo, 'maar ik wou u
toch zeggen dat ik wel wilde dat u hier nooit gekomen was.'
'Dat is niet eerlijk!' viel Hester heftig uit. 'Dat is echt niet
eerlijk!'
'Ik begrijp uw gevoelens,' verklaarde Calgary. 'Ik geloof dat ik er
in uw plaats niet anders over zou denken. Zelf heb ik korte tijd uw
mening gedeeld. Maar bij verder nadenken kan ik mij niet
voorstellen wat ik anders zou hebben kunnen doen.'
Kirsten kwam weer binnen. 'Mary komt zo,' zei ze.
Zij zaten stil te wachten tot Mary Durrant even later de
bibliotheek binnenkwam. Calgary keek haar vol belangstelling aan,
omdat hij haar nog niet eerder ontmoet had. Zij zag er uiterlijk
rustig en zeer verzorgd uit, ieder haartje zat precies op zijn
plaats. Maar haar gezicht leek een masker en zij had iets over zich
dat aan een slaapwandelaarster deed denken.
Leo stelde Calgary voor. Zij groette door even het hoofd te
nijgen.
'Ik stel het zeer op prijs dat u erbij wilt komen, Mrs. Durrant,'
begon Calgary. ik vond dat u ook horen moest wat ik te zeggen
heb.'
'Zoals u wilt,' antwoordde Mary. 'Maar niets van wat u of een ander
zegt kan mij ooit mijn Philip teruggeven.' Zij nam in een stoel bij
het raam plaats.
Toen nam Calgary het woord. 'Laat ik eerst dit zeggen: toen ik hier
de eerste keer kwam, om u te vertellen dat ik Jacko's naam van
blaam wilde zuiveren, stelde de wijze waarop mijn mededelingen
werden ontvangen, mij voor een raadsel. Ik begrijp dat nu wel. Maar
wat de meeste indruk op mij gemaakt heeft, was wat dit meisje' -
hierbij keek hij naar Hester - 'bij het afscheid tegen mij heeft
gezegd. Ze zei dat het niet zozeer aankwam op de gerechtigheid als
wel op hetgeen de onschuldigen werd aangedaan. Het boek Job spreekt
over de "rampspoed der schuldelozen". Daar ging iedereen hier onder
gebukt als gevolg van wat ik was komen vertellen. Maar de
onschuldigen mogen er niet verder onder lijden en om daaraan een
einde te maken ben ik hier om u dat te zeggen.'
Hij zweeg even, maar niemand zei een woord. Met zijn rustige,
docerende stem vervolgde Arthur Calgary: 'Bij mijn eerste bezoek
was het niet bepaald een vreugdevolle boodschap die ik u bracht,
zoals ik ten onrechte gedacht had. U had aanvaard dat Jacko de
dader was. Daarvan was u overtuigd en u had er vrede mee. Het was
voor u ook de beste oplossing die er voor deze moord viel te
vinden.'
'Spreekt u nu niet een beetje gevoelloos?' vroeg Leo.
'Volstrekt niet,' antwoordde Calgary. 'Het is de waarheid. Jacko
leek u de aangewezen dader, omdat er geen sprake kon zijn geweest
van een buitenstaander en omdat u, in Jacko's geval, de
noodzakelijke verklarende omstandigheden wist aan te voeren. Hij
was erfelijk belast, geestelijk onvolwaardig, delinquent en wat
dies meer zij. Allemaal termen die wij tegenwoordig zo graag
gebruiken om de schuld af te zwakken.
U, Mr. Argyle, aarzelde zelf geen ogenblik te verklaren dat hem
eigenlijk geen schuld trof. U ging zelfs zover te zeggen dat zijn
moeder, het slachtoffer zelf, Jacko er geen verwijt van zou hebben
gemaakt. Er was er maar een die hem schuldig achtte.' Daarbij keek
hij Kirsten Lindstrom aan. 'Dat bent u geweest, miss Lindstrom. U
zei kort en bondig dat hij door en door slecht was. Zo hebt u het
gezegd: "Jacko deugde niet. Hij was door en door slecht."'
'Misschien wel,' gaf Kirsten Lindstrom toe, 'dat heb ik misschien
ook wel gezegd. Het was de waarheid.'
'Ja, het was waar. Hij was door en door verdorven. Anders was dit
allemaal niet gebeurd. Toch weet u allemaal maar al te goed,'
vervolgde Calgary, 'dat hij door mijn getuigenis van het eigenlijke
misdrijf is vrijgesproken.'
Kirsten zei: 'Je kunt de juistheid van een zaak niet altijd
aantonen. U hebt een hersenschudding opgelopen. Ik weet wat de
gevolgen daarvan kunnen zijn. Je herinnering raakt als het ware
uitgevaagd. Je haalt dan gemakkelijk van alles door elkaar.'
'Dus dat blijft voor u nog altijd de oplossing van het probleem?'
vroeg Calgary. 'Gelooft u dat Jacko het misdrijf werkelijk heeft
gepleegd, maar er op de een of andere manier in geslaagd is zijn
alibi te vervalsen? Zeg ik het goed?'
'Bijzonderheden zijn mij niet bekend. Maar zoiets moet het wel zijn
geweest. Ik houd vol dat hij de schuldige is. Van al die ellende
die wij hier hebben doorstaan en die sterfgevallen, ja, die
verschrikkelijke sterfgevallen, daarvan is hij alleen de schuldige.
Alles is Jacko's werk!'
Hester riep: 'Maar Kirsten, je bent toch altijd zo dol op Jacko
geweest.'
'Misschien wel,' gaf zij toe, 'maar toch zeg ik je dat hij door en
door verdorven was.'
'In dit opzicht ben ik het met u eens,' zei Calgary, 'maar in een
ander opzicht vergist u zich. Hersenschudding of geen
hersenschudding, mijn geheugen is volmaakt betrouwbaar. Op de avond
waarop Mrs. Argyle is vermoord, heb ik Jacko op het bekende
tijdstip een lift gegeven. Het is niet mogelijk, en ik kan dit niet
nadrukkelijk genoeg herhalen, het is onmogelijk dat Jacko Argyle
zijn moeder zou hebben vermoord. Zijn alibi is onaantastbaar.'
Leo bewoog zich enigszins onrustig op zijn stoel. Calgary
vervolgde: 'U denkt dat ik almaar op hetzelfde aambeeld blijf
hameren? Dat is niet het geval. Er zijn namelijk een paar nieuwe
aspecten bij gekomen. Een daarvan is de verklaring van inspecteur
Huish dat Jacko zo bijzonder vlot en volkomen zeker van zichzelf
met zijn alibi voor de dag kwam. Hij had, leek het wel, alle
bijzonderheden omtrent de juiste tijd en plaats genoteerd, net of
hij geweten had dat hij ze naderhand nodig kon hebben. Dit klopt
precies met wat dokter MacMaster mij verteld heeft. Die heeft een
uitgebreide ervaring met allerlei misdadige grensgevallen. Dat
Jacko een moordlustige aanleg had, verwonderde hem niet, maar wel
dat hij tot de gewelddaad zou zijn overgegaan. Hij zei dat hij van
Jacko verwacht zou hebben dat hij iemand anders tot het plegen van
het misdrijf zou hebben aangezet. Hierdoor ben ik ertoe gekomen
mezelf af te vragen: "Is Jacko er wellicht van op de hoogte geweest
dat het misdrijf die avond zou worden gepleegd? Wist hij dat hij
een alibi nodig zou hebben en is hij er toen opzettelijk op uit
geweest zich dat te verschaffen?" Wanneer dat zo is, moet iemand
anders Mrs. Argyle hebben vermoord. Maar Jacko wist dat het zou
gebeuren en hij is - naar wij veilig mogen aannemen - de
aanstichter van het misdrijf geweest.'
Hij keerde zich tot Kirsten Lindstrom met de woorden:' U voelt dat
niet zo, nietwaar? U hebt ook nu nog het gevoel dat Jacko eigenlijk
de moordenaar is geweest en niet u... U hebt het gevoel dat u dat
op zijn aandringen en onder zijn invloed hebt gedaan. Daarom wilt u
hem alle schuld in de schoenen schuiven!'
'Ik?' vroeg Kirsten. 'Ik? Waar hebt u het over?'
'Ik heb het hierover,' zei Calgary, 'dat hier in huis slechts een
persoon te vinden is aan wie de rol van Jacko's medeplichtige kan
worden toebedacht. En dat bent u, miss Lindstrom. Jacko had de
reputatie dat hij vrouwen van middelbare leeftijd het hoofd op hol
kon brengen. Die invloed heeft hij willens en wetens ten eigen bate
aangewend. Ook bezat hij de gave anderen te doen geloven dat het
volkomen waar was wat hij hun wijsmaakte.' Calgary boog zich naar
haar toe. 'Hij heeft u het hof gemaakt, is het niet?' vroeg hij op
vriendelijke toon. 'Hij heeft u laten geloven dat hij dolverliefd
op u was, dat hij met u wilde trouwen en dat hij, wanneer alles
voorbij was en hij de beschikking had gekregen over zijn moeders
geld, met u naar een ver land zou trekken. Zo is het toch
gegaan?'
Kirsten zat hem strak aan te kijken. Ze zei geen woord. Het leek
wel of ze verlamd was.
'Dit alles is wreed, harteloos en met voorbedachten rade gedaan,'
vervolgde Arthur Calgary. 'Hij is hier op de bewuste avond
aangekomen, wanhopig om geld verlegen, met de dreiging van
arrestatie en gevangenisstraf voor ogen. Mrs. Argyle had geweigerd
hem geld te geven. Toen heeft hij zich tot u gewend.'
'Dacht u,' vroeg Kirsten Lindstrom, 'dacht u dat ik hem geld van
Mrs. Argyle zou hebben gegeven in plaats van mijn eigen geld?'
'Nee, dat niet,' verzekerde Calgary. 'U zou hem uw eigen geld
hebben gegeven wanneer u dat gehad had, maar ik geloof niet dat u
dat had. U had een behoorlijk inkomen uit de lijfrente die Mrs.
Argyle voor u gekocht had, maar ik vermoed dat hij u dat al
afhandig had gemaakt. Hij is die avond dus ten einde raad geweest.
Toen Mrs. Argyle naar boven was gegaan om hier in de bibliotheek
met haar man te overleggen, heeft hij u opgewacht en u gezegd wat u
doen moest. Eerst moest u hem het geld geven en daarna, voordat de
diefstal kon worden ontdekt, Mrs. Argyle van het leven beroven. Dat
was eenvoudig genoeg, heeft hij u gezegd. Een harde klap op het
achterhoofd. Dat ging pijnloos. U moest de laatjes opentrekken om
de indruk te wekken dat er een inbreker was geweest. Zelf zou hij
voor een deugdelijk alibi zorgen. Daarom moest u er goed op letten
dat het binnen de juiste tijdgrenzen gebeurde: tussen zeven en
halfacht.'
'Het is niet waar,' zei Kirsten. Ze trilde nu van de zenuwen. 'U
lijkt wel gek om zoiets te beweren.' Maar er sprak niet de minste
verontwaardiging uit haar woorden. Vreemd genoeg klonk haar stem
machinaal en dodelijk vermoeid. 'Zelfs als het waar was,' vervolgde
ze, 'dacht u dan dat ik hem van moord had laten beschuldigen?'
'O jawel,' antwoordde Calgary. 'Hij had u toch immers gezegd dat
hij voor een deugdelijk alibi zou zorgen? U hebt misschien gedacht
dat hij daarmee zijn onschuld zou aantonen. Dat vormde toch ook een
onderdeel van het hele plan?'
'Maar toen hij zijn onschuld niet kon aantonen,' zei Kirsten, 'zou
ik hem toch een veroordeling hebben bespaard?'
'Misschien,' antwoordde Calgary, 'wanneer zich niet een belangrijk
feit had voorgedaan. Het feit namelijk dat op de ochtend van de
moord Jacko's echtgenote hier is verschenen. U wist niet dat hij
getrouwd was. Het jonge ding moest het u twee- of driemaal zeggen
voordat u het kon geloven. Toen is uw hele droomwereld in stukken
gevallen. Op dat moment zag u Jacko in zijn ware gedaante als de
harteloze intrigant, de bedrieger die geen zier om u gaf. Toen is
het pas goed tot u doorgedrongen waarvoor hij u eigenlijk gebruikt
had.'
Opeens barstte Kirsten Lindstrom los. De woorden tuimelden zonder
samenhang over haar lippen. 'Ik heb hem liefgehad, van harte
liefgehad. Maar ik ben een zottin geweest, een goedgelovige, ouwe
zottin. Ik heb hem geloofd, dat hij niets om jonge meisjes gaf. Hij
zei... nee, dat kan ik niet allemaal vertellen wat hij zei. Ik ben
gek op hem geweest. Ik zeg u, ik heb hem liefgehad. Maar toen kwam
dat huilerige, onnozele wicht aan de deur. Toen zag ik dat het een
en al leugens en verdorvenheid geweest was. Zijn verdorvenheid,
niet de mijne.'
'Op de avond dat ik hier kwam,' ging Calgary verder, 'voelde u
angst, nietwaar? Om alles wat er het gevolg van zou kunnen zijn,
ook voor de anderen. Want u hield van Hester en ook op Leo was u
bijzonder gesteld. U begreep wel wat het voor hen zou betekenen,
maar hoofdzakelijk was u toch bang voor uzelf. Nu ziet u waartoe uw
angst heeft geleid. U hebt twee nieuwe moorden op uw geweten.'
'Wilde u beweren dat ik Tina en Philip heb vermoord?'
'Natuurlijk!' verklaarde Calgary. 'Tina is bij kennis gekomen.'
Nu zakten Kirstens schouders omlaag. Zij was aan een diepe wanhoop
ten prooi. 'Ze heeft u dus verteld dat ik haar die steek heb
toegebracht? Ik dacht dat ze het niet wist. Ik was gewoon
krankzinnig, ik was toen gek van angst. De onthulling kwam steeds
dichterbij.'
'Zal ik u eens vertellen wat Tina gezegd heeft toen ze bijkwam?'
zei Calgary. 'Ze zei: "Het kopje was leeg." Ik heb begrepen wat ze
bedoelde. U hebt net gedaan of u Philip Durrant zijn koffie bracht,
maar in werkelijkheid had u hem al doodgestoken en kwam u juist
zijn kamer uit toen u Tina zag aankomen. Toen hebt u zich
omgedraaid en net gedaan alsof u het blaadje binnen wilde brengen.
Tina verstijfde van schrik toen ze ontdekte dat Philip vermoord
was. Maar haar geest heeft werktuiglijk geregistreerd dat het kopje
dat op de grond lag, leeg was.'
Hester riep uit: 'Maar Kirsten kan haar toch onmogelijk een dolk in
haar rug hebben gestoken? Tina is de trap afgelopen, de deur uit en
de tuin in naar Micky. Toen mankeerde haar nog niets!'
'Lieve kind,' legde Calgary uit, 'er zijn gevallen bekend waarbij
mensen na een messteek nog een hele straat zijn uitgelopen zonder
te beseffen wat hun overkomen was. In de shocktoestand waarin Tina
verkeerde, zal ze er niets van hebben gemerkt. Een speldenprik, een
lichte pijn misschien.' Nu keek hij Kirsten streng aan. 'Maar later
hebt u dat dolkmes in Micky's zak gestopt. Dat was het allerlaagste
van alles!'
Kirsten Lindstrom hief haar handen smekend op. 'Ik kon er niets aan
doen... ik kon er niets aan doen. De onthulling was zo nabij.
Philip was er al zo dichtbij. En Tina ook, die had, geloof ik, die
avond mijn gesprek met Jacko bij de keuken afgeluisterd. Ze kwamen
steeds dichterbij. En ik probeerde me in veiligheid te brengen.
Maar nooit ben je ergens meer veilig.' Haar handen zakten omlaag.
'Ik wilde Tina heus niet vermoorden. En wat Philip betreft...'
Mary Durrant was nu opgestaan. Ze bewoog zich langzaam door het
vertrek, maar steeds doelbewuster. 'Heb jij Philip vermoord?' vroeg
ze. 'Heb jij Philip vermoord?'
Onverwachts sprong ze als een tijgerkat op Kirsten af. Gwenda
sprong overeind en greep Mary vast. Calgary kwam haar te hulp en
beiden hielden ze haar in bedwang.
'Jij! Jij!' schreeuwde Mary Durrant.
Kirsten Lindstrom keek haar aan. 'Waar bemoeide hij zich mee?'
klonk het verwijtend uit haar mond. 'Waarom wou hij iedereen
uithoren en strikvragen stellen? Hij werd nergens van verdacht. Hij
stond er helemaal buiten. Hij deed het voor zijn eigen plezier.'
Zij was overeind gekomen en liep langzaam naar de deur. Zonder hen
verder aan te zien, verliet zij het vertrek.
'Houd haar tegen,' riep Hester. 'O, laten we haar toch tegenhouden!
'
Leo Argyle zei echter: 'Laat haar gaan, Hester.'
'Maar ze pleegt nog zelfmoord.'
'Dat betwijfel ik,' zei Calgary.
'Zij is zo'n trouwe vriendin voor ons geweest, jarenlang,' zei Leo.
'Trouw en vol toewijding, en nu dit!'
'Denk je dat zij zichzelf zal aangeven?' vroeg Gwenda.
'Het lijkt me het waarschijnlijkste,' zei Calgary, 'dat ze naar het
station gaat en daar de eerste trein naar Londen zal nemen. Maar ze
kan de justitie natuurlijk niet ontlopen. Ze pakken haar gauw
genoeg.'
'Onze beste Kirsten!' zei Leo nog eens op meewarige toon.
Gwenda pakte hem bij zijn arm en schudde hem door elkaar. 'Hoe kun
je dat nu nog zeggen, Leo? Denk eens aan wat ze ons heeft
aangedaan! Waaronder wij allen hebben geleden!'
'Dat weet ik,' gaf Leo toe, 'maar zij heeft van ons allemaal nog
het meeste geleden. Ik geloof dat het haar lijden geweest is dat
wij allen hier in huis hebben ondergaan.'
'Daaraan zou misschien nooit een eind zijn gekomen als het van haar
had afgehangen,' betoogde Gwenda. 'Maar dit einde danken we aan dr.
Calgary.' Met een dankbare blik in haar ogen keek zij hem aan.
'Dus tenslotte,' zei Calgary, 'heb ik u toch nog kunnen helpen, zij
het ter elfder ure.'
'Helaas te laat!' klonk het vol bitterheid uit de mond van Mary.
'Te laat! O, waarom zijn we niet eerder op het idee gekomen?'
Verwijtend keek zij naar Hester. 'Ik heb altijd gedacht dat jij het
gedaan had.'
'Dat heeft hij nooit gedacht,' zei Hester. Zij keek daarbij naar
Calgary.
Mary Durrant zei rustig: 'Ik wou dat ik dood was.'
'Kindlief, ik wilde dat ik je helpen kon,' zei Leo.
'Geen mens kan mij helpen,' antwoordde Mary. 'O, het is allemaal
Philips eigen schuld. Hij wou hier blijven en zich voortdurend met
die zaak bemoeien. Zo heeft hij zich zijn dood op de hals gehaald.'
Ze keek iedereen om de beurt aan. 'Jullie begrijpen het geen van
allen.' Toen verliet ze het vertrek.
Calgary en Hester volgden haar voorbeeld. Toen zij de deur uit
gingen, keek Calgary nog eens om en zag dat Leo zijn arm om
Gwenda's schouders had geslagen.
'Kirsten heeft me gewaarschuwd, weet je,' vertelde Hester. Haar
ogen stonden groot en verschrikt. 'Ze heeft van het begin af aan
tegen me gezegd dat ik haar niet moest vertrouwen, dat ik voor haar
net zo goed bang moest zijn als voor ieder ander.'
'Vergeet dat nu, lieve kind,' zei Calgary. 'Dat is watje nu te doen
staat: vergeten. Jullie zijn nu allemaal bevrijd. De onschuldigen
gaan niet langer gebukt onder de doem der verdenking.'
'Maar Tina? Zou zij erdoor komen? Is ze buiten levensgevaar?'
'Ik geloof wel dat zij buiten gevaar is,' antwoordde Calgary. 'Ze
is op Micky verliefd, is het niet?'
'Dat zou best kunnen!' antwoordde Hester op verbaasde toon. 'Ik heb
er nooit eerder aan gedacht. Ze zijn natuurlijk altijd als broer en
zus samen geweest, maar dat zijn ze niet echt.'
'Hester, heb jij overigens enig idee wat Tina kan hebben bedoeld
toen ze het had over: "De duif in de mast?"'
'De duif in de mast?' Hester fronste het voorhoofd. 'Wacht eens
even. Dat komt me verschrikkelijk bekend voor. Dat was een liedje.
Een wiegeliedje, dat Kirsten ons vaak heeft voorgezongen. Ik weet
er nog maar een paar regels van. Dat ging zo:
"O, meisjelief, hier woon ik niet. Ik heb geen nest tot mijn
verdriet. Maar wat mij troost in mijne smart, dat ik mag wonen in
uw hart."'
'Nu begrijp ik het,' zei Calgary, 'ja, nu is alles duidelijk.'
'Ze gaan misschien wel gauw trouwen,' zei Hester, 'als Tina
erbovenop is en ze met hem naar Koeweit kan gaan. Tina heeft altijd
al ergens willen wonen waar het erg warm is. En daar aan de
Perzische Golf moet het erg warm zijn, is het niet?'
'Te warm naar mijn smaak,' zei Calgary.
'Niets is Tina te warm,' verklaarde Hester.
'Maar jij zult nu ook wel gelukkig worden,' zei Calgary, Hesters
handen in de zijne nemend. Hij probeerde te glimlachen. 'Jij trouwt
met je jonge dokter en vindt dan eindelijk rust. Nooit zul je meer
last hebben van die wilde dromen en gevoelens van wanhoop.'
'Trouwen met Don?' riep Hester op een toon van verbazing. 'Nooit
van mijn leven trouw ik met Don!'
'Maar je houdt toch van hem?'
'Nee, ik geloof niet dat ik echt van hem houd. Wel heb ik het een
ogenblik gedacht. Maar hij had geen vertrouwen in me, hij was er
niet van overtuigd dat ik onschuldig was. Daar had hij zeker van
moeten zijn.' Zij keek Calgary daarbij aan. 'Zoals jij! Daarom zou
ik met jou willen trouwen.'
'Maar Hester, ik ben zoveel ouder dan jij! Je kunt toch
niet...'
'Dat wil zeggen, als jij me wilt hebben,' zei Hester plotseling
vertwijfeld.
'Ik ben gek op je!' zei Arthur Calgary.