19
'Dat is nou net wat je kinderen altijd hoort zeggen,' zei
Kirsten. 'Die willen dit niet en dat niet, maar oudere mensen, die
wat meer levenservaring hebben, moeten hen er dan met zachte hand
toe brengen te doen wat goed voor hen is.'
is dat jouw opvatting van een zachte hand?' vroeg Philip. 'Mij van
hier naar daar te commanderen?'
'Ik commandeer helemaal niet. Ik geef je alleen maar goede raad.'
Ze zuchtte, ik zou hun allemaal wel dezelfde raad willen geven.
Micky hoort weer aan het werk te gaan. Tina is toch ook weer naar
de leeszaal teruggegaan. Ik ben blij dat Hester weg is. Die moet
ergens zijn waar ze niet voortdurend aan die ellendige geschiedenis
herinnerd wordt.'
'Ja,' zei Philip. 'Wat dat betreft ben ik het met je eens. Met
Hester heb je gelijk. Maar nou jijzelf, Kirsten? Moest jij zelf ook
eigenlijk niet ergens anders heen gaan?'
'Ja,' erkende Kirsten met een zucht, 'ik moest ook eigenlijk
weggaan.'
' Waarom doe je het dan niet?'
'Dat zou je toch niet begrijpen. Voor mij is het te laat om hier
weg te gaan.'
Philip keek haar nadenkend aan. Toen zei hij: 'Er zijn zoveel
variaties, weet je, variaties op hetzelfde thema. Leo denkt dat
Gwenda de schuldige is, Gwenda denkt hetzelfde van Leo. Tina weet
iets waardoor ze vermoedt wie de schuldige is. Micky weet wie het
gedaan heeft, maar trekt zich er geen klap van aan. Mary gelooft
dat Hester het heeft gedaan.' Hij wachtte even en vervolgde toen:
'Maar het is een feit, Kirsty, dat zijn allemaal variaties op een
en hetzelfde thema. Wij met z'n tweeen weten heel goed wie het
gedaan heeft, he, Kirsty? Jij en ik?'
Zij wierp hem een snelle, van schrik en afschuw vervulde blik
toe.
'Ja, dat dacht ik al,' riep Philip triomfantelijk uit.
'Wat bedoel je? Wat wil je daarmee zeggen?' vroeg Kirsten.
'Dat ik niet echt weet wie het gedaan heeft,' antwoordde Philip.
'Maar jij weet het wel! Je denkt niet alleen dat je weet wie het
heeft gedaan, maar jij weet het echt! Of heb ik het soms mis?'
Nu liep Kirsten naar de deur. Zij deed hem open, draaide zich nog
eenmaal om en zei: 'Het is niet beleefd om het te zeggen, maar toch
doe ik het. Je doet reuze stom, Philip. Wat jij probeert te weten
te komen is veel te gevaarlijk. Jij hebt maar van een soort gevaar
verstand. Je bent oorlogsvlieger geweest. Je hebt daarboven in de
lucht de dood voor ogen gezien. Maar begrijp je dan niet dat je als
je werkelijk in de buurt van de waarheid zou komen, evenveel risico
loopt als toen in de oorlog?'
'En jij dan, Kirsten? Als jij de waarheid kent, loop jij dan geen
risico?'
ik pas wel op mezelf,' zei Kirsten nors. 'Maar jij, Philip, een
invalide in een rolstoel, bent volkomen hulpeloos. Denk daar eens
aan. Bovendien,' voegde ze eraan toe, 'houd ik mijn mond. Ik laat
de dingen met rust, omdat ik er eerlijk van overtuigd ben dat dit
voor iedereen het beste is. Als iedereen hier maar wegging en zich
met zijn eigen zaken bemoeide, kregen we hier heus geen
moeilijkheden. Als ze mij ernaar vragen, heb ik steeds dezelfde
mening. Ik houd vol dat Jacko het heeft gedaan.'
'Jacko?' Philip keek haar met grote ogen aan.
'Ja, Jacko. Dat was een handige jongen. Jacko kon iets zo in elkaar
zetten dat hij geen last zou krijgen van de gevolgen. Hoe vaak
heeft-ie dat als kind niet gedaan! Het ging er tenslotte om met een
vals alibi aan te komen. Gebeurt dat niet elke dag?'
'Dit kan hij onmogelijk hebben vervalst. Dr. Calgary...'
'Och wat, dr. Calgary, dr. Calgary...' Kirsten verloor nu haar
geduld. 'Omdat die man naam gemaakt heeft, praat je over "dr.
Calgary" als over Onze Lieve Heer! Maar laat ik je dit zeggen. Als
je een hersenschudding hebt opgelopen, zoals hem is overkomen, dan
kun je je de feiten niet meer zo precies herinneren. Het kan dan
een heel andere dag geweest zijn, een ander uur, op een heel andere
plaats!'
Philip keek haar aan, het hoofd wat opzij. 'Dus dat is jouw
lezing,' zei hij. 'En je houdt die vol. Een prijzenswaardig
streven. Maar zelf geloof je dat toch niet, he, Kirsty?'
ik heb je gewaarschuwd!' herhaalde Kirsten. 'Meer kan ik niet
doen.'
Ze liep de deur uit, maar stak nog even haar hoofd om de hoek en
zei op haar gewone nuchtere manier: 'Zeg maar tegen Mary dat ik het
schone goed in de tweede la heb gelegd!'
Philip moest even glimlachen om deze anticlimax. Maar zijn glimlach
was spoedig verdwenen. Hij had het gevoel dat hij nu werkelijk zijn
doel dicht was genaderd. Zijn gesprek met Kirsten was alleszins
bevredigend verlopen, maar hij twijfelde er sterk aan of hij verder
nog iets uit haar zou kunnen krijgen.
Haar bezorgdheid irriteerde hem nogal. Zijn invaliditeit maakte hem
lang niet zo kwetsbaar als zij deed voorkomen. Hij zou net zo goed
op zijn hoede blijven en, grote genade, werd er niet constant op
hem gelet? Mary was bijna niet van hem weg te slaan.
Hij trok een blad papier naar zich toe en begon erop te schrijven.
Korte notities, namen, vraagtekens. Opeens knikte hij en schreef
'Tina'. Hij dacht erover na. Daarna nam hij een nieuw vel papier.
Toen Mary binnenkwam keek hij nauwelijks op.
'Wat doe je daar, Philip?'
'Een brief schrijven.'
'Aan Hester?'
'Hester? Nee. Ik weet trouwens niet eens waar ze logeert. Kirsty
heeft pas een briefkaart van haar gekregen. Daarop stond alleen
maar: Londen.' Hij keek haar lachend aan. 'Ik geloof haast dat je
jaloers bent, Polly. Is dat zo?'
Haar blauwe ogen keken koel in de zijne. 'Misschien.'
Philip voelde zich niet helemaal op zijn gemak.
'Aan wie schrijf je?' Ze kwam een stap dichterbij.
'Aan de officier van justitie,' antwoordde Philip opgewekt. Maar
toch voelde hij zich gekwetst. Kon hij nu niet eens meer een brief
schrijven zonder daarover ondervraagd te worden?
Maar toen hij haar gezicht zag, zakte zijn woede. 'Ik houd je voor
de mal, Polly. Ik schrijf aan Tina.'
'Aan Tina? Waarom?'
'Tina is mijn volgende zet op het schaakbord. Waar ga je heen,
Polly?'
'Naar de badkamer,' zei ze, terwijl ze de deur uitliep.
Philip grijnsde. Naar de badkamer, net als op de avond van de
moord... En toen hij aan het gesprek dacht dat zij er samen over
gehad hadden, moest hij weer lachen.
'Vertel maar eens, knul,' zei inspecteur Huish aanmoedigend. 'Laat
eens horen watje te zeggen hebt!'
De kleine Cyril Green haalde diep adem. Maar voordat hij iets kon
uitbrengen, kwam zijn moeder tussenbeide. 'Ja, eerlijk gezegd, Mr.
Huish, heb ik er indertijd niet zoveel aandacht aan geschonken. U
weet hoe kinderen zijn. Altijd maar praten en denken over
ruimtevaart en spoetniks en weet ik veel. En toen komt-ie thuis en
zegt: "Moe, ik heb nou een echte spoetnik gezien, die is hier naar
beneden gekomen." Nou, ik bedoel maar, eerst waren het vliegende
schotels, 't Is altijd wat. Dat komt van die Russen, die brengen
hun gedachten op hol.'
Inspecteur Huish zuchtte en dacht hoeveel makkelijker het zou zijn
als moeders niet met alle geweld met hun kinderen wilden meekomen
om in hun plaats het woord te doen.
'Vertel nu maar eens, Cyril,' zei hij, 'je bent toen thuisgekomen
en hebt je moeder - zo is het toch, nietwaar? - verteld datje een
Russische spoetnik of zoiets gezien had.'
'In die tijd wist ik niet beter,' verklaarde Cyril. 'Ik was toen
nog zo klein. Da's ook al twee jaar geleden. Ik weet nou wel
beter.'
'Die autoscooters,' onderbrak zijn moeder hem, 'waren in die tijd
ook pas nieuw. Er was er nog niet een in het dorp geweest, dus het
spreekt vanzelf dat toen-ie er een zag - een vuurrooie nog wel -
dat-ie toen niet meteen snapte dat het een doodgewone auto was. En
toen we de volgende ochtend hoorden dat Mrs. Argyle om zeep was
geholpen, zei Cyril tegen mij: "Moe," zei-ie, "dat hebben de Russen
gedaan, die zijn in die spoetnik naar beneden gekomen, het huis
binnengedrongen en hebben d'r vermoord." "Klets geen onzin," zei
ik. Maar ja, later op de dag hoorden we dat d'r eigen zoon was
gearresteerd, omdat die 't gedaan had.'
Geduldig richtte inspecteur Huish zich weer tot Cyril. 'Dat was dus
in de avond, begrijp ik? Hoe laat ongeveer, weetje dat nog?'
'Ik had al gegeten,' antwoordde Cyril hijgend van de inspanning die
het hem kostte om zijn geheugen te raadplegen, 'en moe was naar de
Vrouwenclub. Toen ben ik een beetje gaan spelen met de jongens en
we waren aan 't lol trappen, die kant uit, op de nieuwe weg.'
'En wat deed je daar, dat zou ik weieens willen weten,' kwam zijn
moeder weer tussenbeide.
Agent Good, die met deze veelbelovende nieuwe getuige was komen
aanzetten, vond het nu welletjes. Hij wist best wat Cyril en de
andere jongens daar in het donker op de nieuwe weg waren komen
doen. Diverse eigenaars van tuinen hadden hoogst verbolgen geklaagd
dat de chrysanten voor hun huis verdwenen waren. Hij wist ook dat
er kooplui in het dorp woonden die de jeugd heimelijk aanspoorden
hen aan bloemen te helpen, die ze dan zelf weer op de markt
verkochten. Maar agent Good wist ook dat het nu niet het juiste
ogenblik was om op overtredingen terug te komen die enkele jaren
geleden waren begaan. Met een krachtig stemgeluid zei hij: 'Zo zijn
jongens nu eenmaal, Mrs. Green, ze halen weieens wat kattenkwaad
uit.'
'Wij deden spelletjes,' zei Cyril, 'toen ik het ding in de gaten
kreeg. "Hee," riep ik, "wat hebben we daar?" Nou weet ik het
natuurlijk. Ik ben geen stom kind meer. Het was gewoon zo'n
autoscooter. Vuurrood was-ie.'
'En hoe laat was dat?' informeerde inspecteur Huish geduldig.
'Nou, zoals ik zei, we hadden net gegeten en al een tijdje
gespeeld, ik denk zo tegen zevenen. Want toen ik later de klok
hoorde slaan, dacht ik: o jee, moe komt zo thuis en dan zwaait er
wat als ze me niet thuis treft. Dus ik naar huis. Daar heb ik haar
verteld dat ik dacht dat de Russen met een satelliet naar beneden
waren gekomen. Moe dacht dat ik stond te liegen, maar dat deed ik
niet. Alleen wist ik toen nog niet wat het was!'
Inspecteur Huish zei dat hij het begreep. Nadat hij nog een paar
vragen had gesteld, liet hij Mrs. Green en haar spruit gaan.
Agent Good bleef nog even met een voldaan gezicht staan, alsof hij
zeggen wilde dat hij als politieagent een pluimpje had verdiend.
'Het schoot me te binnen,' zei hij, 'dat de jongen indertijd had
rondverteld dat de Russen naar beneden waren gekomen en Mrs. Argyle
van kant hadden gemaakt. Nou, dacht ik bij mezelf, daar zit
misschien iets in.'
'Dat is zeker het geval,' verzekerde de inspecteur. 'Miss Tina
Argyle heeft zo'n rood babykarretje. Alles wijst erop dat ik haar
nog een paar vragen zal moeten stellen.'
'Bent u daar die avond geweest, miss Argyle?'
Tina keek de inspecteur aan. Haar handen lagen losjes in haar
schoot, haar ogen, zwart en onbeweeglijk, waren zonder
uitdrukking.
'Het is zo lang geleden,' antwoordde ze, 'dat ik het mij echt niet
kan herinneren.'
'Uw autootje is daar toen gezien,' zei Huish.
'Werkelijk?'
'Kom nou, miss Argyle. Toen wij u hebben gevraagd verslag uit te
brengen van uw doen en laten op die bewuste avond, hebt u ons
verteld dat u naar huis bent gegaan en de hele avond niet uit bent
geweest. U hebt uw maaltijd klaargemaakt en grammofoonplaten
gedraaid. Dit blijkt nu niet waar te zijn. Even voor zeven uur is
uw wagentje op de weg vlak bij Zonnehoek opgemerkt. Wat hebt u daar
gedaan?'
Zij gaf geen antwoord. Huish wachtte nog enkele ogenblikken en
vroeg haar toen: 'Bent u het huis binnengegaan, miss Argyle?'
'Nee,' antwoordde Tina.
'Maar u was wel in de buurt?'
'U zegt dat ik in de buurt was.'
'Dat is niet zomaar een bewering van mij. Wij hebben het
bewijs.'
Tina zuchtte. 'Ja,' zei ze, 'ik ben er 's avonds heen gereden.'
'Maar u zegt dat u niet binnen bent geweest?'
'Nee, ik ben niet binnen geweest.'
'Wat hebt u dan gedaan?'
'Ik ben naar Redmyn teruggereden. Daar heb ik, zoals ik zei, mijn
maaltijd klaargemaakt en plaatjes gedraaid.'
'Waarom bent u er dan heen gereden als u niet binnen geweest
bent?'
'Ik was van gedachten veranderd,' antwoordde Tina.
'Wat heeft u tot andere gedachten gebracht, miss Argyle?'
'Toen ik er aankwam, wilde ik niet naar binnen gaan.'
'Omdat u iets gezien of gehoord had?'
Ze gaf hierop geen antwoord.
'Luistert u eens, miss Argyle. Het was de avond waarop uw moeder
vermoord is. Dat is gebeurd tussen zeven uur en halfacht. U bent
daar geweest, uw autootje is daar gezien, even voor zevenen. Hoe
lang het daar heeft gestaan is niet bekend. Het is mogelijk, weet
u, dat het daar geruime tijd heeft gestaan. Het is zelfs mogelijk
dat u in het huis bent geweest. U hebt een huissleutel, geloof
ik?'
' Ja,' gaf Tina toe,' ik heb de sleutel.'
'Nou dan, u kunt naar binnen zijn gegaan. Misschien bent u wel naar
de zitkamer van uw moeder gegaan en hebt u haar dood aangetroffen.
Of misschien...'
Tina hief haar hoofd op. 'Of misschien heb ik haar wel vermoord?
Bedoelt u dat, inspecteur Huish?'
' Het is een van de mogelijkheden,' gaf Huish toe,' maar ik acht
het waarschijnlijker, miss Argyle, dat iemand anders het misdrijf
gepleegd heeft. Als dat zo is, geloof ik dat u weet -of althans een
zeer sterk vermoeden hebt - wie de dader is.'
'Ik ben niet binnen geweest,' zei Tina.
'Dan moet u iets gezien of gehoord hebben. U hebt iemand naar
binnen zien gaan of naar buiten zien komen. Misschien iemand van
wie bekend was dat hij er niet woonde. Is het uw broer Michael
geweest, miss Argyle?'
Tina antwoordde: 'Ik heb niemand gezien.'
'Dan hebt u dus iets gehoord!' merkte Huish listig op. 'Wat hebt u
gehoord, miss Argyle?'
'Ik heb u al gezegd,' hield Tina vol, 'dat ik van gedachten was
veranderd.'
'Neemt u mij niet kwalijk, miss Argyle, maar daar geloof ik niets
van. Waarom zou u helemaal van Redmyn zijn gekomen om uw familie
een bezoek te brengen, maar teruggereden zijn zonder hen te hebben
opgezocht? Er moet iets geweest zijn dat u tot andere gedachten
heeft gebracht. Iets wat u hebt gezien of gehoord.' Hij boog zich
voorover. 'Ik geloof, miss Argyle, dat u weet wie uw moeder heeft
vermoord.'
Heel langzaam schudde zij ontkennend haar hoofd.
'U weet iets!' herhaalde Huish. Tets wat u vastbesloten bent niet
te vertellen. Denk daar echter over na, miss Argyle, denk er eens
goed over na. Weet u wel wat de gevolgen van uw houding zullen zijn
voor uw familie? Wilt u op hen allen de verdenking laten rusten?
Want daar komt het op neer zolang wij de dader niet hebben
opgespoord. Wie het ook geweest is die uw moeder heeft vermoord,
hij verdient het niet in bescherming te worden genomen. Want dat is
het toch, nietwaar? U neemt nu iemand in bescherming.'
Weer keken haar zwarte, ondoorgrondelijke ogen in de zijne. 'Ik
weet helemaal niets,' zei Tina. 'Ik heb niets gehoord en ik heb
niets gezien. Ik ben alleen maar... van gedachten veranderd.'