15

'Maar ik wil nu nog niet naar huis!' zei Philip Durrant. Hij zei dit op een klagerige, geergerde toon.
'Maar Philip, heus, er is toch geen enkele reden om hier nu nog langer te blijven. Ik bedoel, we zijn hier gekomen om bij dat gesprek met Mr. Marshall aanwezig te zijn en dan nog het verhoor door de politie af te wachten. Nu is er toch niets meer dat ons ervan weerhoudt naar huis terug te gaan?'
ik geloof dat je vader het heel prettig zou vinden als we nog niet meteen weggaan,' zei Philip. 'Hij vindt het fijn dat hij iemand heeft met wie hij 's avonds een spelletje schaak kan spelen. De man is werkelijk een tovenaar op het schaakbord. Ik dacht dat ik er wat van wist, maar ik heb nog geen enkel partijtje kunnen winnen.'
'Vader kan best iemand anders vinden om mee te schaken,' zei Mary kortaf.
'Hoe dan... eentje van de Vrouwenclub opbellen?'
in elk geval moeten we nu weer naar huis,' hield Mary vol. 'Morgen moet de werkster het koper poetsen.'
'Polly, de volmaakte huisvrouw!' zei Philip lachend. 'Dat kan het brave mens ook best zonder jou. En als ze dat niet kan, stuur haar dan een telegrammetje dat ze een week overslaat.'
'Jij hebt geen verstand van het huishouden, Philip, en wat daar allemaal wel niet bij komt kijken.'
ik zie niet wat daar voor moeilijks aan zou zijn, tenzij je die moeilijkheden zelf veroorzaakt. Hoe dan ook, ik wil nog wat blijven.'
'O Philip,' zei Mary wanhopig, 'ik kan het hier onmogelijk uithouden, ik vind het hier meer dan afschuwelijk!'
'Maar waarom dan?'
'Het is hier zo somber, zo droefgeestig na alles wat hier gebeurd is. Die moord met z'n hele nasleep.'
'Kom nou, Polly, ga me niet wijsmaken dat dat ook maar enigszins op je zenuwen heeft gewerkt. Jij trekt je van een moord geen ziertje aan, geloof ik. Nee, jij moet nu eenmaal naar huis vanwege die koperpoetserij en je bontjas, waarin anders de mot zal komen.'
' 's Winters komt er geen mot in je bontmantel,' verbeterde Mary.
'Je begrijpt best wat ik bedoel, Polly. Het gaat meer om 't hele idee. Maar je snapt toch wel dat het hier voor mij veel interessanter is.'
'Interessanter dan in ons eigen huis?' Mary klonk verschrikt en gekwetst.
Philip keek haar snel even aan. 'Het spijt me, liefste, dat zei ik niet goed. Nergens is het heerlijker dan in ons eigen huis, dat jij zo gezellig weet te maken. En als het was zoals vroeger, dat ik de hele dag mijn werk had, zou ik het volmaakt vinden om daar iedere avond terug te komen en met jou de dingen te bepraten die me overdag hadden beziggehouden. Maar je begrijpt wel dat het er nu anders voor staat.'
'O, in dat opzicht is het nu anders, dat weet ik,' antwoordde Mary. 'Denk niet dat ik dat ooit vergeet. Ik denk er heus wel aan, Phil. Heel veel zelfs.'
'Ja,' zei Philip, bijna tussen zijn tanden. 'Weieens al te veel, zodat het mij soms moeilijk valt. Het enige dat ik nodig heb is af en toe een verzetje en...' - hij stak zijn hand op - 'nee, vertel me nou niet dat ik genoeg afleiding vind bij een legpuzzel of door die arbeidstherapie, en de mensen die me komen behandelen en me continu boeken voorlezen. Ik heb behoefte eens echt iets te doen. En dat kan ik nu juist hier in huis.'
'Philip,' zei Mary, en haar adem stokte even, 'je bent toch niet aan het voortborduren op dat denkbeeld van je?'
'Op de moordenaarsjacht? Ra ra, wie was de moordenaar? Ja, Polly, je zit er niet ver naast. Ik wil en ik zal erachter komen wie de dader geweest is.'
'Maar waarom? En hoe zou jij daar achter kunnen komen? Als er nu een insluiper geweest is...'
'Jij borduurt nog altijd maar voort op die inbrekershypothese, maar daarmee kom je er niet. Die oude Marshall heeft ons daaraan geholpen om ons gezicht te redden! Maar geen mens gelooft in die theorie, omdat die eenvoudig niet waar is.'
'Als die niet waar is, dan begrijp je toch,' viel Mary hem in de rede, 'dat een van ons het moet hebben gedaan en dan wens ik niet te weten wie. Zijn we niet honderdmaal beter af als we dat nooit te weten komen?'
Philip Durrant keek vragend naar haar op. 'Steek je je kop liever in het zand, Polly? Ben je van nature dan helemaal niet nieuwsgierig?'
ik zeg je: ik wens niet te weten wie het gedaan heeft. Ik vind het afschuwelijk. Ik wil het zo gauw mogelijk weer vergeten, er nooit meer aan denken.'
'Hield je dan zo weinig van je moeder dat het je niet kan schelen wie haar heeft vermoord?'
'Wat schieten we ermee op wanneer we dat weten? Twee jaar lang hebben we in de overtuiging geleefd dat Jacko het had gedaan.'
'Ja,' erkende Philip, 'allerliefst, de manier waarop we dat allemaal hebben aanvaard.'
Met een zekere twijfel keek zijn vrouw hem aan. ik weet niet watje nu weer bedoelt, Philip.'
'Begrijp je niet, Polly, dat daarin een zekere uitdaging voor mij ligt? Ik wil echt niet beweren dat de dood van je moeder mij bijzonder getroffen heeft of dat ik erg op haar gesteld was. Je weet wel beter. Wat heeft ze niet allemaal gedaan om te voorkomen dat wij elkaar zouden krijgen! Maar omdat het haar niet gelukt is, heb ik haar toch nooit een kwaad hart toegedragen. Waar of niet, meisje? Nee, het is dus niet uit zucht naar wraak of gerechtigheid. Ik geloof dat het alleen maar uit nieuwsgierigheid is.'
'Toch is dat iets waarmee je je beter niet kunt inlaten,' hield Mary vol. 'Je moetje niet met zulke dingen bemoeien, daar kan nooit iets goeds uit voortkomen. Toe, Philip, alsjeblieft, bemoei je er niet mee! Laten we naar huis gaan en alles vergeten.'
'Nu,' zei Philip, 'je kunt me natuurlijk overal heen rijden waar je wilt. Maar ik wil hier blijven. Wil jij me niet eens een keertje laten doen wat ik graag wil?'
'Ik gun je alles watje hebben wilt,' verzekerde Mary hem.
'O nee, Mary. Je wilt me verzorgen als een zuigeling en voor mij uitmaken wat het beste voor me is.' Hij lachte.
Weifelend keek Mary hem aan. 'Ik weet nooit of je serieus bent of niet.'
'Maar afgezien van nieuwsgierigheid,' ging Philip Durrant verder, 'moet er iemand zijn die achter de waarheid komt, weetje. Niet dat ik, als ik het ontdekt heb, de dader in de gevangenis wil laten draaien. Dat geloof ik niet. Dat hangt helemaal van de omstandigheden af. Waarschijnlijk zal er wel nooit voldoende bewijsmateriaal te vinden zijn om dat te bereiken.'
'Maar als dat er niet is,' hield Mary vol, 'hoe wou je dan ooit achter de waarheid komen?'
'O, er bestaan honderd en een manieren om iets met zekerheid te weten te komen. En dat begint zo langzamerhand tijd te worden ook. Het gaat hier in huis beslist niet goed en het zal binnenkort nog wel erger worden, vermoed ik.'
'Waarom denk je dat?'
'Heb je dan niets in de gaten, Polly? Denk eens aan je vader en Gwenda Vaughan.'
'Waarom zou mijn vader op zijn leeftijd willen hertrouwen...'
'Dat begrijp ik best,' verklaarde Philip. 'Hij is er in zijn huwelijk tenslotte bekaaid afgekomen. Nu krijgt hij zijn kans om eens echt gelukkig te worden. In de herfst van zijn leven, zul je zeggen, maar goed, de kans heeft hij nog. Of moeten we misschien zeggen: had hij nog? Zoals de zaken er nu voor staan, ziet het er bepaald niet rooskleurig voor hen uit.'
ik geloof dat deze hele geschiedenis...' begon Mary aarzelend.
'Precies,' viel Philip haar bij, 'deze hele geschiedenis. Die drijft hen elke dag verder uit elkaar. En daarvoor kunnen twee redenen bestaan. Verdenking en schuld.'
'Verdenking? Op wie rust dan verdenking?'
'Op allebei. Ze kunnen elkaar ervan verdenken. Of er is verdenking bij de een en er zijn schuldgevoelens bij de ander, watje maar wilt.'
'Alsjeblieft, Philip, je maakt me in de war.' Maar opeens scheen Mary op te leven. 'Dacht jij dus aan Gwenda? Misschien heb je wel gelijk. O, wat zou het een zegen zijn als het Gwenda was.'
'Arme Gwenda. Alleen omdat ze niet tot jullie gezin behoort, bedoel je?'
'Ja,' antwoordde Mary. 'Dan was het tenminste niet een van ons!'
'Dat is het enige watje bezighoudt, niet?' zei Philip. 'Wat voor gevolgen het voor ons heeft.'
'Vanzelfsprekend,' zei Mary.
'Natuurlijk, natuurlijk,' zei Philip geergerd. 'Het probleem met jou is dat jij geen greintje verbeeldingskracht hebt, Polly. Jij kunt je niet in de positie van een ander indenken.'
'Waar is dat ook voor nodig?' merkte Mary op.
'Ja, waarvoor?' zei Philip. 'Als ik eerlijk moet zijn, zou ik zeggen: om de tijd te doden. Maar in elk geval kan ik mij indenken in de positie van je vader en die van Gwenda. Die twee leven nu in een hel wanneer ze beiden onschuldig zijn. Stel je voor... Gwenda, die nu opeens een afstand tussen hen voelt. In haar hart te weten dat ze niet kan trouwen met de man die ze liefheeft. En denk je eens in de plaats van je vader. Hij weet - dat kan niet anders - dat de vrouw op wie hij verliefd is de gelegenheid heeft gehad de moord te plegen en eveneens een goed motief. Hij hoopt dat ze het niet gedaan heeft, hij denkt dat ze het niet gedaan heeft, maar zeker weet hij het niet. En wat nog erger is, hij zal die zekerheid nooit krijgen.'
'Op zijn leeftijd...' begon Mary.
'Och wat, op zijn leeftijd,' herhaalde Philip ongeduldig. 'Besef je niet dat het voor een man op zijn leeftijd nog veel erger is? Dit is voor hem de laatste liefde van zijn leven. Het is niet waarschijnlijk dat hij er nog een beleeft. Dat gaat diep. En neem nu de andere mogelijkheid,' ging hij voort, 'stel dat Leo een ogenblik te voorschijn is getreden uit het eigen wereldje waarin hij zich al zo lang heeft teruggetrokken. Stel dat hij het geweest is die zijn vrouw heeft neergeslagen? Dan heb je bijna te doen met de arme kerel, is het niet?' Peinzend voegde Philip eraan toe: 'Niet dat ik mij echt zou kunnen voorstellen dat hij een ogenblik tot zoiets in staat is geweest. Maar ik twijfel geen moment of de politie denkt wel degelijk aan deze mogelijkheid. Kom, Polly, zeg jij eens watje denkt. Wie heeft het gedaan, denk je?'
'Hoe zou ik dat nou kunnen weten?' zei ze.
'Misschien kun je dat ook niet,' stemde Philip toe. 'Maar je zou er een gooi naar kunnen doen als je eens even nadacht.'
'Ik zeg je nogmaals, ik weiger gewoon daarover na te denken.'
'Ik zou weieens willen weten waarom? Eenvoudig uit afkeer? Of komt het misschien omdat je het weet? Misschien ben je in je eigen koele, rustige gedachten volkomen overtuigd. Zo overtuigd dat je er niet meer over denken wilt en het mij ook niet wenst te vertellen. Denk je soms aan Hester?'
'Waarom zou Hester in 's hemelsnaam moeder hebben willen vermoorden?' vroeg Mary.
'Nee, een reden bestaat er eigenlijk niet, he?' zei Philip nadenkend. 'Maar je weet zelf datje er weieens over leest. Een zoon of dochter die volstrekt niet is verwaarloosd, maar juist wordt vertroeteld. Een van de ouders weigert dan een kleinigheid, bijvoorbeeld geld voor de bioscoop, of zegt alleen maar: "Als je met je vriendje uitgaat, moet je zorgen om tien uur thuis te zijn." Het hoeft niets van belang te zijn. Maar het lijkt dan net of er een lucifer in een kruitvat valt. De opgroeiende jongeman of vrouw wordt opeens razend, grijpt een hamer, een bijl of een pook misschien, en dan gebeurt het. Altijd moeilijk te verklaren. Maar het gebeurt dan toch maar. Een hoop verdrongen opstandigheid komt dan tot uitbarsting. Dat is het patroon dat op Hester van toepassing zou kunnen zijn.
Begrijp je, bij Hester is de moeilijkheid datje er niet achter komt wat er in haar hoofdje omgaat. Zij voelt zich zwak en zo'n gevoel wreekt zich. En jouw moeder was nu net het type om zo'n meisje dat tekort te doen beseffen. Ja,' besloot Philip, 'ik zou een prachtige theorie over Hester kunnen opbouwen.'
'O, wil je er alsjeblieft over ophouden!' riep Mary.
'Met alle plezier,' beloofde Philip. 'Maar zo maak je jezelf een voorstelling van de manier waarop de moord kan worden verklaard en die pas je dan toe op de personen die erbij zijn betrokken. En daarna zet je je strikken uit en kijkt wie van hen erin tippelt.'
'Er waren maar vier mensen in huis,' zei Mary. 'Je praat alsof er op z'n minst een stuk of vijf of meer bij betrokken zijn geweest. Ik ben het met je eens dat vader het onmogelijk kan hebben gedaan en het is even onzinnig te veronderstellen dat Hester ook maar enige reden zou hebben gehad om zoiets te doen. Dan blijven alleen Kirsty en Gwenda over.'
'Aan wie geef jij de voorkeur?' vroeg Philip ironisch.
'Ik kan me werkelijk niet voorstellen dat Kirsty tot zoiets in staat zou zijn geweest,' antwoordde Mary. 'Zij had altijd zoveel geduld en zo'n goed humeur. Ze was echt aan moeder verknocht. Ik geloof wel dat zo iemand opeens gek zou kunnen worden. Je hoort daar weieens van, maar volgens mij was er aan haar geen steekje los.'
'Nee,' zei Philip instemmend, 'ik zou ook zeggen dat Kirsty een heel normale indruk maakt, een type dat ook een normaal vrouwenleven wil leiden. In zekere zin is zij net zo'n type als Gwenda, alleen ziet Gwenda er knap en aantrekkelijk uit, terwijl die arme, oude Kirsty nogal lelijk is. Ik kan me niet voorstellen dat er ook maar een man is die twee keer naar haar gekeken heeft. Maar ze zou dat maar al te graag gewild hebben. Zij zou dolgraag verliefd en getrouwd zijn geraakt. Het moet afschuwelijk zijn als vrouw lelijk en onaantrekkelijk te zijn wanneer dat niet wordt gecompenseerd door een of ander bijzonder talent of een helder verstand. Het is natuurlijk waar dat zij hier veel te lang is blijven hangen. Ze had na de oorlog onmiddellijk weg moeten gaan en haar beroep van masseuse weer moeten opnemen. Dan had ze misschien een of andere welgestelde patient op leeftijd aan de haak kunnen slaan.'
'Jij bent al net als alle andere mannen,' merkte Mary op. 'Jullie denken allemaal dat wij vrouwen er alleen maar op uit zijn getrouwd te raken.'
Philip lachte een beetje. 'Toch geloof ik dat dat de wens is
van alle vrouwen,' zei hij. 'Heeft Tina trouwens nog geen vriendjes?'
'Niet dat ik weet,' antwoordde Mary. 'Maar ze is nogal gesloten.'
'Mooi is ze niet bepaald, maar wel hoogst elegant. Ik zou weieens willen horen wat zij van het geval af weet.'
'Ik geloof niet dat zij iets weet,' zei Mary.
'O nee? Nou, ik wed van wel!' antwoordde Philip.
'O, jij haalt je van alles in je hoofd!' spotte Mary.
'Het is geen verbeelding van me. Weet je niet meer wat ze zei? Dat ze hoopte dat ze er niets vanaf wist. Nogal een ongewone manier van uitdrukken. Maar ik wil wedden dat ze er toch iets vanaf weet.'
'Wat dan bijvoorbeeld?'
'Misschien iets wat met iets anders te maken heeft, maar waarvan ze het belang zelf nog niet duidelijk ziet. Ik hoop het uit haar te peuteren.'
'Philip!'
'Het heeft geen zin, Polly. Ik heb een taak in mijn leven. Ik heb mijzelf ervan overtuigd dat het in het algemeen belang is dat ik ermee doorga. Maar waarmee zal ik beginnen? Ik denk dat ik eerst Kirsty maar eens ga bewerken. In vele opzichten is ze een eenvoudige ziel.'
'O, wat zou ik toch graag willen dat je dat krankzinnige denkbeeld liet varen en rustig met me naar huis ging,' pleitte Mary nog. 'We waren zo gelukkig. We hadden zo'n prettig leven...' Haar stem brak af, terwijl ze zich omdraaide.
'Polly!' riep Philip uit. 'Trekje het je zo erg aan? Ik had niet begrepen dat het zo diep bij je zat.'
Mary draaide op haar hakken rond. Er gloorde een straaltje hoop in haar ogen. 'Wil je dan mee naar huis? En dat alles hier vergeten?'
'Ik zou het onmogelijk kunnen vergeten,' antwoordde hij.
'Ik zou toch blijven piekeren en nadenken. Laten we daarom nog tot het eind van de week blijven, Mary, nou, en dan zullen we wel weer zien.'