17
'Zo ben ik nou eenmaal,' verklaarde Hester. 'Want alles wat ik
dacht dat ik bereiken kon, is altijd misgegaan. Ik heb mijn eigen
leven willen leven, ik heb iemand willen zijn, iets willen
presteren. Maar dat is allemaal mislukt. Ik blijk nergens voor te
deugen. Ik heb er dikwijls over gedacht mezelf van kant te maken.
Al sinds mijn veertiende jaar.'
Philip keek haar met belangstelling aan. Op rustige toon zei hij
constaterend: 'Het spreekt eigenlijk vanzelf dat veel mensen met
zulke ideeen rondlopen tussen hun veertiende en hun negentiende. In
die jaren lijkt alles buiten proportie. Schooljongens plegen
zelfmoord omdat ze geen examen kunnen doen. Meisjes denken erover
omdat hun moeder niet goedvindt dat ze met een bepaald vriendje
naar de bioscoop gaan. In die levensjaren zie je alles in heel
sterke kleuren. Vreugde en smart. Hemelhoog juichend, ten dode
bedroefd. Maar daar kom je overheen. Bij jou is het lastige,
meisje, dat je er langer over doet dan de meeste anderen.'
'Moeder had altijd gelijk,' ging Hester voort. 'Er was zoveel dat
ik van haar niet mocht en dat ik juist zo graag wilde. Ik had het
altijd bij het verkeerde eind. Het was eenvoudig ondraaglijk. Toen
dacht ik: ik zal flink zijn, ik ga er in m'n eentje vandoor. Ik zal
mezelf eens op de proef stellen. Maar het ging allemaal mis. Van
acteren bracht ik niets terecht.'
'Je had er ook geen enkele opleiding voor gehad, kindje. Daarvoor
is een ijzeren discipline nodig. Je kunt niet zomaar het toneel op
wandelen. Jij doet veel te gauw theatraal. Nu ook weer.'
'Hoe het ook zij, daarna dacht ik de echte, grote liefde in mijn
leven te hebben gevonden,' vervolgde Hester. 'Geen kinderachtige
kalverliefde. Een oudere man. Hij was getrouwd, maar had een heel
ongelukkig leven.'
'Clichegeval,' zei Philips. 'Dat heeft-ie natuurlijk
uitgebuit.'
'Je lacht me toch niet uit?' Hester keek hem bij die vraag
argwanend aan.
' Stel je voor, ik lach je volstrekt niet uit, Hester,' verzekerde
Philip. 'Ik begrijp dat het een vreselijke ervaring voor je moet
zijn geweest.'
'Ja, het was helemaal niet de grote passie van mijn leven,' erkende
Hester op verbitterde toon. 'Een misselijk, minderwaardig
verhoudinkje. Niets van alles wat hij me over zijn leven en zijn
vrouw verteld had, bleek waar te zijn. Ik heb me
eenvoudig aan hem vergooid. Een dom, onnozel kind.'
'Soms kan men alleen door ervaring wijs worden,' troostte Philip.
'Dit avontuur zal je heus geen kwaad hebben gedaan, Hester. Je bent
er geestelijk volwassen door geworden.'
'Moeder heeft dat toen allemaal heel handig opgeknapt,' ging Hester
verder. Maar er klonk toch nog wrok door in de manier waarop ze het
zei. 'Zij kwam over en heeft alles rechtgezet. Als ik werkelijk
iets voor toneel voelde, zei ze, mocht ik van haar best naar een
toneelschool. Maar ik had al gemerkt dat ik er geen talent voor
had. Toen ben ik mee naar huis gegaan. Wat had ik anders kunnen
doen?'
'Heel wat andere dingen, zou ik denken,' antwoordde Philip. 'Jij
hebt alleen de makkelijkste weg gekozen!'
'Dat is 't hem juist,' beaamde Hester driftig. 'Jij begrijpt me zo
goed. Ik ben zo slap, weetje. Ik volg altijd de weg van de minste
weerstand.'
'Je voelt je ook nog zo weinig zeker van jezelf, he?' vroeg Philip
vriendelijk.
'Dat komt misschien doordat ik maar een aangenomen kind ben,' zei
Hester. 'Ik was al bijna zestien toen ik dat aan de weet ben
gekomen. Van de anderen wist ik het wel. Maar toen heb ik het op
een keer gevraagd. Wat heeft me dat een ellendig gevoel bezorgd!
Net of ik eigenlijk nergens thuishoorde!'
'Kind, wat maak je toch overal dadelijk een drama van!' zei
Philip.
'Toen wist ik dat ze mijn eigen moeder niet was,' ging Hester
verder. 'Daarom heeft ze ook nooit begrepen wat er in mij omging.
Met geduld en vriendelijkheid heeft ze mij geobserveerd en mijn
leven voor me uitgestippeld. Daarom kon ik haar niet uitstaan! Het
is afschuwelijk. O, ik weet dat het afschuwelijk van me is, maar ik
kon haar nu eenmaal niet uitstaan. Ik haatte haar!'
'Om je de waarheid te zeggen,' zei Philip, 'gaan de meeste meisjes
door een korte fase waarin ze een afkeer krijgen van hun eigen
moeder. Daar is niets bijzonders aan.'
'Ik kon het ook niet uitstaan dat zij het altijd bij het rechte
eind had,' verklaarde Hester. 'Dat is zoiets vreselijks als een
ander altijd gelijk heeft. Je voelt je dan zo minderwaardig. O
Philip, alles is zo verschrikkelijk. Wat moet ik beginnen? Wat kan
ik in 's hemelsnaam doen?'
'Trouwen met die aardige vriend van je, dan kom je vanzelf tot
rust,' luidde zijn raad. 'Je zou een goede doktersvrouw zijn. Of
vind je dat niet genoeg?'
'Hij wil niet meer met me trouwen,' klonk het mistroostig uit
Hesters mond.
'Weet je dat wel zeker? Heeft hij dat tegen je gezegd? Of verbeeld
je je dat alleen maar?'
'Hij denkt dat ik moeder vermoord heb.'
'O,' zei Philip. Na een minuut vroeg hij: 'En heb je dat
gedaan?'
Met een ruk draaide ze zich naar hem toe. 'Waarom vraag je dat?
Waarom?'
'Ik zou het wel interessant vinden het te weten,' antwoordde
Philip. 'Dan blijft het in de familie, om het zomaar te zeggen. Dan
hoeven we het niet aan te geven bij de politie.'
'Als ik haar vermoord had, zou ik dat jou dan aan je neus hangen?'
vroeg Hester.
'Het zou verstandiger zijn als je het niet deed,' zei Philip.
'Don zei dat hij wist dat ik het gedaan had,' zei Hester
verontwaardigd. 'Hij zei dat, als ik het maar wou toegeven, alles
wel in orde zou komen, dat hij dan met me zou trouwen, op me zou
passen en dat het dan tussen ons geen enkel verschil zou
maken.'
Philip floot even. 'Nou, nou, nou,' zei hij.
'Wat schiet ik ermee op?' vroeg Hester. 'Wat schiet ik ermee op of
ik al tegen hem zeg: "Ik heb het niet gedaan." Hij zou me toch niet
geloven, denk je ook niet?'
'Hij zou het moeten geloven als jij het zegt,' zei Philip.
'Ik heb haar niet vermoord, begrijp je dat?' vroeg Hester weer. 'Ik
heb het niet gedaan, ik heb het niet gedaan.' Ze zweeg. 'Wat klinkt
dat weinig overtuigend,' zei ze.
'De waarheid is vaak weinig overtuigend,' zei Philip
bemoedigend.
'Wij weten eenvoudig niet wie het gedaan heeft,' zei Hester. 'Geen
mens weet het. We kijken elkaar er allemaal op aan. Mary ziet mij
erop aan. En Kirsten, die doet nu zo vriendelijk, zo beschermend.
Die denkt natuurlijk ook dat ik het gedaan heb. Wat heb ik nu nog
voor kansen in m'n leven? Ik geloof dat het maar het beste is dat
ik naar de Punt toe loop en naar beneden spring.'
'Stel je in godsnaam niet aan, Hester. Je kunt honderd andere
dingen doen.'
'Wat dan? Ik ben nu alles kwijt wat mij steun gaf. Hoe moet ik dag
in dag uit verder leven?' Ze keek Philip aan. 'Jij denkt dat ik
onevenwichtig en onbeheerst ben. Nou, misschien heb ik haar wel
vermoord. Misschien verga ik van de wroeging. Misschien kan ik het
niet vergeten... hier.' Zij drukte daarbij haar hand theatraal
tegen haar hart.
'Doe niet zo idioot!' zei Philip. Hij strekte zijn arm uit en trok
haar naar zich toe. Hester viel half over zijn rolstoel heen. Hij
gaf haar tegelijk een kus.
'Wat jij nodig hebt is een man, meisjelief,' zei hij. 'Niet die
stijve domme ezel van een Donald Craig, die zijn hersens vol heeft
van psychiatrie en dokterspraat. Je doet kinderachtig en steltje
aan, maar toch ben je een schat, Hester.'
Op dat moment ging de deur open. Mary Durrant bleef stokstijf in de
deuropening staan. Hester kwam met moeite overeind en Philip lachte
zijn vrouw enigszins schaapachtig toe.
'Ik probeer Hester wat op te beuren, Polly,' zei hij
geruststellend.
'O,' zei Mary alleen maar.
Voorzichtig stapte zij de kamer in en zette het blad dat ze in de
handen had op een tafeltje. Daarna reed ze het tafeltje naast zijn
stoel. Hester keek zij daarbij niet aan. Hester keek beurtelings
naar man en vrouw.
'Kom,' begon ze, 'misschien is het beter als ik nu maar ga, wegga
en...' Zij voltooide haar zin niet, verliet het vertrek en deed de
deur achter zich dicht.
'Hester is er niet best aan toe. Zij liep nota bene met
zelfmoordplannen rond. Ik was bezig haar daarvan te weerhouden,'
legde Philip uit.
Mary zei niets.
Hij stak zijn hand naar haar uit. Maar zij liep van hem weg.
'Polly, ben je boos? Ben je erg boos?'
Zij gaf geen antwoord.
'Zeker omdat ik haar een zoen heb gegeven? Kom nou, Polly, misgun
je me nou een enkel onschuldig zoentje! Het kind was zo allerliefst
en zo helemaal in de war. Opeens had ik het gevoel... nou, ik
voelde hoe heerlijk het zou zijn als ik weer een gezonde kerel was,
die zo nu en dan eens flirten kon. Kom, Polly, geef me een zoen.
Zoen het af, dan is alles weer goed.'
Mary Durrant zei alleen maar: 'Je soep wordt koud als je haar laat
staan.'
Toen ging ze naar de slaapkamer en deed de deur achter zich
dicht.
'Er is beneden een jongedame voor u, meneer, die u spreken
wil.'
'Een jongedame?' vroeg Calgary, verwonderd opkijkend. Hij had niet
het flauwste vermoeden wie hem zou willen spreken. Hij keek naar
alle papieren die op zijn bureau verspreid lagen en fronste het
voorhoofd. Toen hoorde hij de stem van de portier weer, tactvol
fluisterend: 'Het is een echte jongedame, meneer, een heel knappe
jongedame.'
'Nou vooruit. Laat haar maar boven komen.'
Calgary moest er een beetje om lachen. Die tactvol gefluisterde
woorden kon hij, met zijn gevoel voor humor, wel waarderen. Hij was
benieuwd wie de jongedame was die hem wenste te spreken.