13
Inspecteur Huish keek de kring eens rond en keek hen allen
vriendelijk en beleefd aan. Toen nam hij het woord, op een
overredende, verontschuldigende manier.
'Ik weet dat het voor u allen bijzonder pijnlijk moet zijn,' begon
hij, 'dit alles opnieuw te moeten doorstaan. Maar wij hebben
werkelijk geen andere keuze. U hebt het bericht vermoedelijk wel
gelezen? Het heeft in alle ochtendbladen gestaan.'
'Gratie,' zei Leo. 'Het betekent dat u zich hebt vergist.'
'Inderdaad.' Huish erkende dit eenvoudigweg. 'Wij hebben ons
vergist.' Na enige ogenblikken voegde hij eraan toe: 'Het spreekt
vanzelf dat het toegeven van deze vergissing, met het bewijs dat
dr. Calgary achteraf geleverd heeft, onvermijdelijk was.'
Koeltjes merkte Leo op: 'Mijn zoon heeft bij zijn arrestatie
verklaard dat hij die avond een lift had gekregen.'
'Zeker, dat heeft hij. Wij hebben ook ons best gedaan deze
verklaring bevestigd te krijgen, maar dat lukte niet. Ik begrijp
volkomen, Mr. Argyle, dat u buitengewoon verbitterd bent door het
hele verloop van de zaak. Ik heb daarvoor ook geen
verontschuldiging. Wat wij als politie te doen hebben, is proberen
bewijsmateriaal te verzamelen. Het openbaar ministerie beoordeelt
of daarop een onderzoek moet worden gepleegd. In dit geval luidde
het antwoord bevestigend. Als het mogelijk is, zou ik u willen
vragen uw gevoelens van verbittering zoveel mogelijk opzij te
zetten, en in gedachten alle feiten nog eens na te gaan.'
'Wat heeft dat nu nog voor zin?' vroeg Hester scherp. 'Degene die
het gedaan heeft, zit nu natuurlijk mijlen hiervandaan en valt niet
meer te achterhalen.'
Inspecteur Huish draaide zich naar haar toe en keek haar aan. 'Dat
is mogelijk, maar het is ook best mogelijk van niet,' antwoordde
hij vriendelijk. 'U zou er versteld van staan hoeveel jaren later
wij de dader soms nog achterhalen. Dat is een kwestie van geduld en
vasthoudendheid.'
Hester wendde het hoofd af en Gwenda huiverde plotseling, alsof een
kille tocht langs haar streek. Haar levendige fantasie begreep de
dreiging die achter deze woorden schuilging-
'Alstublieft,' zei Huish. Hij keek Leo daarbij vol verwachting aan.
'Laten we met u beginnen, Mr. Argyle.'
'Wat wilt u precies weten? U hebt toch mijn verklaring van
destijds? Waarschijnlijk weet ik het lang niet meer zo nauwkeurig.
De juiste tijden wil je na een paar jaar weieens door elkaar
halen.'
'O, dat beseffen we volkomen. Maar er bestaat altijd nog een kans
dat er een kleinigheid aan het licht komt die destijds over het
hoofd is gezien.'
'Is het ook niet mogelijk,' vroeg Philip, 'datje de zaken in een
juister perspectief ziet wanneer je na enige jaren nog eens
terugblikt?'
'Zeker, die mogelijkheid bestaat ook,' antwoordde Huish, die Philip
nu met wat meer belangstelling opnam. Intelligente knaap, dacht
hij, wie weet heeft hij zijn eigen ideeen over dit geval.
'Goed, Mr. Argyle, wanneer u de feiten nu nog eens even wilt
nagaan. Het was na de thee, nietwaar?'
'Ja. Wij hadden zoals gewoonlijk om vijf uur in de eetkamer thee
gedronken. Wij waren er allemaal, behalve Mr. en Mrs. Durrant die
in hun eigen zitkamer bleven.'
'Ik was toen nog veel meer invalide,' vulde Philip aan. 'Ik was pas
uit het ziekenhuis ontslagen.'
'Ja, juist.' Huish richtte zich weer tot Leo. 'Allemaal, dat wil
zeggen?'
'Mijn vrouw en ik, mijn dochter Hester, miss Vaughan en miss
Lindstrom.'
'En toen? Vertelt u het eens in uw eigen woorden,' klonk het
uitnodigend.
'Na de thee zijn miss Vaughan en ik hier teruggekomen. Wij werkten
namelijk aan mijn boek over de economie in de Middeleeuwen. Mijn
vrouw is naar haar zitkamer gegaan, beneden, om een plan uit te
werken voor een kinderspeeltuin die zij aan de gemeente hier wilde
aanbieden.'
'Hebt u uw zoon Jacko horen thuiskomen?'
'Nee. Dat wil zeggen, ik wist niet dat hij het was. Ik heb, we
hebben allebei, wel de voordeurbel gehoord. Maar we wisten niet wie
er belde.'
'Wie dacht u dat het was, Mr. Argyle?'
Leo keek lichtelijk geamuseerd. 'Ik zat op dat moment midden in de
vijftiende eeuw, niet in de twintigste. Er waren zoveel huisgenoten
beneden, mijn vrouw, miss Lindstrom, Hester en misschien een van de
dagmeisjes. Geen mens verwachtte van mij dat ik op de bel zou
letten,' besloot hij eenvoudig.
'En daarna?'
'Niets. Totdat mijn vrouw een hele tijd later bovenkwam.'
'Hoeveel later?'
Leo fronste het voorhoofd. 'Dat zou ik nu werkelijk niet meer
kunnen zeggen. Ik zal u indertijd wel zo ongeveer hebben verteld
hoeveel later. Een halfuur... nee, meer... drie kwartier
misschien.'
'Wij waren goed halfzes klaar met de thee,' vulde Gwenda aan. 'Ik
denk dat het ongeveer tien over halfzeven was toen Mrs. Argyle bij
ons kwam.'
'En wat heeft ze toen tegen u gezegd?'
Er ontsnapte Leo een zucht. Met tegenzin zei hij: 'Dat hebben we nu
al zo vaak verteld. Jacko was bij haar geweest, zei ze. Hij
verkeerde in ernstige moeilijkheden en was heftig tekeergegaan. Hij
had op hoge toon geld geeist en gezegd dat hij in de gevangenis zou
belanden als hij niet meteen geld kreeg. Maar zij heeft het hem
pertinent geweigerd. Zij zat er toen over in of ze daaraan wel goed
had gedaan.'
'Mag ik u hierover nog een vraag stellen, Mr. Argyle? Waarom heeft
uw vrouw u niet geroepen toen de jongen op zo'n hoge toon geld kwam
eisen? Waarom is zij dat pas na afloop komen vertellen? Vond u dat
niet vreemd?'
'Nee, volstrekt niet.'
'Het was volgens mij niet meer dan vanzelfsprekend geweest. U had
toch geen onenigheid?'
'Och nee. Het kwam eenvoudig doordat mijn vrouw volkomen gewend was
zelfstandig in dergelijke zaken te beslissen. Wel vroeg ze mij vaak
van tevoren wat ik ervan dacht, of ze besprak naderhand met mij de
beslissing die ze had genomen. In dit speciale geval hadden wij van
tevoren al bepaald wat onze houding in het vervolg tegenover Jacko
zou moeten zijn, voor zijn eigen bestwil. Wij waren al zo dikwijls
bijgesprongen dat we besloten hadden dat de jongen bij de
eerstvolgende keer zijn hoofd maar eens moest stoten.'
'Niettemin was zij erdoor van streek geraakt?'
'Ja, dat was ze. Wanneer hij niet zo heftig tekeer was gegaan en
haar had bedreigd, zou ze misschien nog wel zijn bezweken, maar nu
had zijn optreden haar gesterkt in haar voornemen.'
'Was Jacko op dat moment alweer weg?'
'O ja.'
'Hebt u dat zelf kunnen vaststellen of had Mrs. Argyle u dat
gezegd?'
'Dat had zij verteld. Ze zei dat hij vloekend en tierend was
weggegaan, en gedreigd had dat hij zou terugkomen en dat zij er
verstandig aan zou doen het geld voor hem klaar te leggen.'
'Was u - dit is belangrijk - toen verontrust bij de gedachte dat de
jongen zou terugkomen?'
'Natuurlijk niet. Wij waren wel gewend aan wat wij "het gezwets"
van Jacko plachten te noemen.'
'De gedachte is dus niet bij u opgekomen dat hij uw vrouw weieens
te lijf zou kunnen gaan?'
'Nee, geen ogenblik. Dat heb ik u destijds ook al verklaard. Ik
stond er versteld van.'
'Het blijkt nu dat u gelijk hebt gehad,' zei Huish zacht. 'Hij was
ook niet degene die haar heeft neergeslagen. Toen Mrs. Argyle bij u
wegging, hoe laat was het toen?'
'Dat weet ik nog wel. Daar hebben wij het al zo dikwijls over
gehad. Even voor zeven, zowat zeven minuten voor zeven.'
Huish keek Gwenda Vaughan aan. 'Dat kunt u bevestigen?'
'Ja.'
'En verliep het gesprek zoals Mr. Argyle zojuist verteld heeft?
Kunt u er nog iets aan toevoegen? Heeft hij niets vergeten?'
'Ik ben er niet bij gebleven. Toen Mrs. Argyle over Jacko's
dreigementen verteld had, ben ik weggegaan, omdat mijn aanwezigheid
voor hen misschien een belemmering zou zijn geweest om vrijuit te
spreken. Ik ben naar het typekamertje gegaan.' Ze wees naar de
andere kant van de bibliotheek. 'Toen ik Mrs. Argyle hoorde
weggaan, ben ik weer binnengekomen.'
'En dat was zeven minuten voor zeven?'
'Bijna vijf voor zeven, ja.'
'En daarna, miss Vaughan?'
'Ik heb toen Mr. Argyle gevraagd of hij nog wilde werken, maar hij
had zijn gedachten er niet meer bij, zei hij. Ik heb toen nog
gevraagd of ik misschien nog iets voor hem kon doen, maar hij zei
van niet. Toen heb ik opgeruimd en ben ik weggegaan.'
'Hoe laat was dat?'
'Vijf minuten over zeven.'
'Bent u toen de trap afgegaan en daarna door de voordeur naar
buiten?'
'Ja.'
'Was de zitkamer van Mrs. Argyle onmiddellijk links van de
voordeur?'
'Ja.'
'Was de deur van haar kamer dicht?'
'De deur stond op een kier.'
'Bent u niet even naar binnen gegaan om haar goedendag te
zeggen?'
'Nee.'
'Was u dat dan niet gewend?'
'Nee. Omdat mevrouw meestal druk aan het werk was, zou het ook vrij
onnozel zijn geweest haar daarvoor te storen.'
'Wanneer u even naar binnen was gegaan, had u haar dood op de grond
zien liggen.'
Gwenda haalde haar schouders op. 'Ik denk van wel, maar ik stel mij
voor... ik bedoel, wij dachten indertijd allemaal dat zij iets
later vermoord was. Jacko zou bijna niet hebben kunnen...' Ze
maakte haar zin niet af.
'U denkt nog altijd in de richting van Jacko. Maar wij weten nu
beter. Zou zij toen al niet dood kunnen zijn geweest?'
'Ik denk nu van wel.'
'Bent u rechtstreeks naar huis gegaan?'
'Ja, mijn hospita heeft bij thuiskomst nog even een praatje met me
gemaakt.'
'Ja, precies. En bent u niemand tegengekomen, hier dicht bij
huis?'
'Ik geloof van niet, nee.' Gwenda fronste haar wenkbrauwen. 'Dat
kan ik mij niet meer herinneren. Het was koud en donker en de weg
loopt hier dood. Ik geloof niet dat ik iemand voorbij ben gekomen
voor ik bij De Rode Leeuw kwam. Daar in de buurt heb ik allerlei
mensen gezien.'
'Zijn u geen auto's gepasseerd?'
Gwenda keek verschrikt op. 'O ja, ik herinner me een auto, daardoor
kreeg ik een modderspat op mijn rok. Die heb ik er later
afgeborsteld.'
'Wat voor auto was het?'
'Dat weet ik echt niet meer. Daar heb ik trouwens niet op gelet.
Hij passeerde net bij het begin van onze weg. Hij kan ook naar een
van de andere huizen zijn gegaan.'
Huish wendde zich nu weer tot Leo. 'U hebt verklaard dat u de bel
hebt gehoord, enige tijd nadat uw vrouw uw kamer uit was gegaan,
nietwaar?'
'Ja, ik geloof van wel. Maar ik ben er nooit heel zeker van
geweest.'
'Hoe laat is dat geweest?'
'Geen idee. Ik heb er niet echt op gelet.'
'Hebt u niet gedacht dat dat uw zoon Jacko kon zijn?'
'Helemaal niet. Ik was toen weer aan het werk.'
'Nog een ding, Mr. Argyle. Had u enig vermoeden dat uw zoon
getrouwd was?'
'Absoluut niet!'
'Wist zijn moeder het ook niet? Gelooft u dat zij het wel geweten
heeft, maar het u niet heeft verteld?'
'Ik ben ervan overtuigd dat zij er niets van wist. Dan zou ze het
mij stellig verteld hebben. Het was voor mij de schrik van mijn
leven toen zijn vrouw de volgende dag kwam opdagen. Ik kon het
bijna niet geloven toen miss Lindstrom hier binnenkwam met de
mededeling: "Er staat een jonge vrouw beneden die beweert dat zij
Jacko's vrouw is. Ik geloof er niets van!" zei ze. Je was er
helemaal overstuur van, is het niet, Kirsty?'
'Ik kon het niet geloven,' verzekerde Kirsten. 'Ik heb het haar
tweemaal laten zeggen voordat ik het aan Mr. Argyle ben gaan
vertellen. Het leek me ondenkbaar.'
'U hebt haar bijzonder vriendelijk bejegend, heb ik begrepen,' zei
Huish tegen Leo.
'Ik heb gedaan wat ik kon. Ze is nu hertrouwd. Daar ben ik blij om.
Haar man lijkt me een keurig en degelijk type.'
Huish knikte instemmend en wendde zich vervolgens tot Hester.
'Welnu, miss Argyle, vertelt u mij nog eens wat u die dag, na de
thee, hebt gedaan.'
'Dat weet ik nu niet meer,' antwoordde Hester nors. 'Hoe zou ik dat
ook? Da's twee jaar geleden. Ik kan van alles hebben gedaan!'
'Ik geloof dat u miss Lindstrom hebt geholpen de theeboel af te
wassen en op te ruimen.'
'Ja, dat is zo,' bevestigde Kirsten. 'En daarna,' voegde zij eraan
toe, 'ben je naar boven gegaan, naar je slaapkamer. Je zou die
avond naar Drymouth gaan, weet je nog? Naar een amateurvoorstelling
van Wachten op Godot.'
Hester keek nog altijd nors voor zich uit en maakte niet de indruk
dat zij tot medewerking bereid was. 'U hebt toch alles zelf
opgeschreven?' zei ze tegen Huish. 'Waarom dan nog al die
vragen?'
'Omdat iemand iets zou kunnen zeggen dat ons misschien op weg kan
helpen. Goed, miss Argyle, hoe laat bent u toen uit huis
gegaan?'
'Zeven uur of daaromtrent.'
'Had u de woordenwisseling tussen uw moeder en uw broer Jacko
gehoord?'
'Nee, daar heb ik niets van gehoord. Ik zat boven.'
'Maar u bent toch nog, voor u uit huis ging, even bij Mrs. Argyle
geweest, nietwaar?'
'Ja. Ik had nog wat geld nodig. Ik was blut en ik had geen benzine
meer in mijn wagen. Ik zou onderweg moeten tanken. Daarom heb ik
moeder toen een paar pond gevraagd. Dat is alles wat ik nodig
had.'
'En heeft zij u die gegeven?'
'Nee, dat heeft Kirsty gedaan.'
Huish keek verrast op. 'Dit herinner ik mij niet van uw
oorspronkelijke verklaring.'
'Toch is het zo gegaan!' zei Hester uitdagend. 'Ik ben naar binnen
gegaan en vroeg of ik wat geld kon krijgen. Maar Kirsten hoorde dat
in de gang en riep dat zij het me wel kon geven. Zij stond ook op
het punt uit te gaan. En moeder zei toen: "Ja, neem het maar van
Kirsty."'
'Ik zou net naar de Vrouwenclub gaan met een paar boeken over
bloemschikken,' zei Kirsten, 'en ik wist dat mevrouw niet graag bij
haar werk werd gestoord.'
Hester zei knorrig: 'Wat doet het er trouwens toe wie mij het geld
gegeven heeft? U wilde toch alleen weten wanneer ik mijn moeder
voor het laatst in leven heb gezien? Dat was bij die gelegenheid.
Zij zat aan tafel over een stapel papieren gebogen. Ik heb haar
goedenavond gewenst en zij mij veel plezier. Ze waarschuwde me nog
dat ik voorzichtig moest rijden. Dat deed ze altijd. Toen ben ik de
deur uitgegaan en heb mijn wagen uit de garage gehaald.'
'En miss Lindstrom?'
'O, die is weggegaan direct nadat zij mij wat geld gegeven
had.'
Vlug voegde Kirsten Lindstrom eraan toe: 'Hester is mij voorbij
gereden, net toen ik bij het eind van onze weg was gekomen. Ze moet
vlak na mij zijn weggereden. Zij ging omhoog naar de hoofdweg, ik
ben links afgeslagen naar het dorp.'
Hester opende haar mond alsof ze iets wilde zeggen, maar deed hem
onmiddellijk weer dicht. Huish had graag willen weten wat ze wilde
zeggen. Probeerde Kirsten Lindstrom haar soms een alibi te
verschaffen? Zou Hester - in plaats van haar moeder goedendag te
zeggen - naar binnen zijn gegaan en haar moeder, na wie weet wat
voor ruzie, met de pook hebben geslagen?
Met effen stem vroeg hij Kirsten: 'Nu, miss Lindstrom, vertelt u
mij maar eens wat u zich herinnert.'
Miss Lindstrom deed zenuwachtig. Onrustig bewoog zij haar handen.
'We hebben de theeboel afgewassen. Hester heeft mij daarbij
geholpen. Daarna is zij naar boven gegaan en is Jacko gekomen.'
'Hoorde u hem?'
'Ja. Ik heb hem binnengelaten. Hij zei dat hij zijn sleutel kwijt
was. Toen is hij direct naar zijn moeder gegaan. Hij zei meteen:
"Ik zit in moeilijkheden, daar moet u me uit helpen." Meer heb ik
niet gehoord. Ik ben naar de keuken teruggegaan. Ik had nog van
alles voor het avondeten te doen.'
'Hebt u hem horen weggaan?'
'Ja, dat heb ik. Hij stond te schreeuwen. Ik kwam de keuken uit.
Toen zag ik hem daar in de hal bij de voordeur staan, hij was
razend. Hij riep dat hij zou terugkomen en dat zijn moeder er dan
verstandig aan zou doen het geld voor hem klaar te leggen. Want
anders! Dat hoorde ik hem zeggen: "Want anders!" Het was een
dreigement.'
'Entoen?'
'Toen is hij weggegaan en heeft hij de voordeur met een klap achter
zich dichtgegooid. Mrs. Argyle is toen ook in de hal gekomen. Ze
zag bleek en was helemaal van streek. Ze vroeg me: "Heb je het
gehoord?" Ik vroeg toen: "Zit hij in moeilijkheden?" Zij knikte van
ja. Daarna is zij naar boven gelopen, naar Mr. Argyle, in de
bibliotheek. Toen ik de tafel had gedekt, ben ik mij boven gaan
verkleden. Op de Vrouwenclub was de volgende dag een wedstrijd
bloemschikken. We hadden een paar boeken over dat onderwerp en ik
had beloofd die mee te zullen brengen.'
'Toen bent u naar de Vrouwenclub gegaan. Hoe laat was het toen u
weer thuiskwam?' vroeg Huish.
'Het zal ongeveer halfacht zijn geweest. Ik had de huissleutel.
Toen ben ik naar Mrs. Argyles kamer gegaan om haar een
bedankbriefje te overhandigen. Ik zag haar voor haar bureau zitten,
maar haar hoofd lag voorover op haar handen. En de pook lag op de
grond en de laatjes van het bureau waren opengetrokken. Er was een
inbreker geweest, dacht ik meteen. Die had haar neergeslagen. Nu
blijkt dat ik gelijk heb gehad. Dat weet u nu ook! Het is een
inbreker geweest, iemand die zich van buitenaf toegang heeft weten
te verschaffen!'
'Iemand die Mrs. Argyle zelfheeft binnengelaten?'
'Waarom niet?' vroeg Kirsten wat uitdagend. 'Zij was daar
vriendelijk genoeg voor, altijd heel vriendelijk. En ze was nooit
bang voor mensen of dingen. Bovendien was het ook niet zo dat ze
alleen in huis was. Er waren nog anderen, haar man, Gwenda, Mary.
Die had ze kunnen roepen, als ze wou.'
'Maar ze heeft hen juist niet geroepen,' zei Huish.
'Nee, omdat wie het ook geweest is, natuurlijk met een aannemelijk
praatje voor de dag is gekomen. Daar luisterde mevrouw altijd naar.
En toen is ze weer aan haar bureau gaan zitten, misschien wel om
een cheque uit te schrijven, omdat ze zo weinig argwanend was en
toen heeft hij zijn kans schoon gezien om de pook te pakken en haar
neer te slaan. Misschien heeft hij haar niet eens willen doden,
maar heeft hij haar alleen bewusteloos willen slaan om geld en
juwelen te kunnen stelen.'
'Hij heeft er niet erg grondig naar gezocht, alleen maar een paar
laden opengetrokken.'
'Misschien hoorde hij iets of is hij zomaar zenuwachtig geworden.
Misschien ook heeft hij gemerkt dat zij dood was. Dan is hij daarna
in paniek verdwenen.' Ze boog zich voorover. Haar ogen stonden
tegelijk angstig en smekend. 'Zo moet het toch gegaan zijn, het
moet wel!'
Huish vroeg zich af waarom ze daar zo op hamerde. Deed ze dat uit
angst voor zichzelf? Ze had de gelegenheid gehad om op dat uur haar
mevrouw te vermoorden, de laatjes open te trekken om de indruk te
wekken dat er een inbraak was gepleegd. De arts had indertijd het
uur van de dood niet nader kunnen bepalen dan tussen zeven uur en
halfacht.
'Het schijnt zo wel in z'n werk te zijn gegaan,' stelde hij haar
vriendelijk gerust. Daarop ontsnapte haar een zucht van
verlichting. Ze ging weer rechtop zitten. Huish richtte zich tot de
Durrants. 'U hebt geen van beiden iets gehoord?'
'Nee, niets!'
'Ik had ons theeblad mee naar boven genomen,' zei Mary. 'Onze kamer
ligt vrijwel afgezonderd van de rest van het huis. Daar zijn we
gebleven tot wij iemand hoorden schreeuwen. Dat was Kirsten. Die
had toen net moeder gevonden.'
'Had u uw kamer voordien niet verlaten?'
'Nee.' Haar heldere ogen keken rustig in de zijne. 'Wij speelden
piket.'
Philip vroeg zich af hoe het kwam dat hij zich een beetje ontdaan
voelde. Polly deed alleen maar wat hij haar gezegd had dat zij doen
moest. Misschien kwam het door haar volmaakt onschuldige wijze van
doen, zo rustig, bedaard, volstrekt overtuigend.
Hij dacht: Polly, schat, wat kun jij toch voortreffelijk liegen!
Maar hij zei: 'En ik, inspecteur, was toen, net als nu, volkomen
aan mijn stoel gekluisterd.'
'Toch bent u op het ogenblik al stukken beter, nietwaar, Mr.
Durrant?' vroeg de inspecteur opgewekt. 'Het zal er nog wel van
komen dat wij u weer zien rondlopen.'
'Dat zal nog wel even duren!'
Huish wendde zich vervolgens tot de twee gezinsleden die tot nog
toe niets van zich hadden laten horen. Micky had met over elkaar
geslagen armen het geheel zitten aankijken. Een smalend lachje
speelde om zijn lippen. Tina, klein en elegant, leunde achterover
in haar stoel. Haar ogen dwaalden zo nu en dan van de een naar de
ander.
'U was geen van beiden thuis, dat weet ik,' begon hij. 'Maar u wilt
mijn geheugen misschien wel even opfrissen door te vertellen wat u
die avond gedaan hebt?'
'Is het eigenlijk wel nodig dat geheugen van u nog op te frissen?'
vroeg Micky, zijn spotlach verbredend. 'Ik ken mijn rolletje nog
best. Ik was een wagen aan het controleren. De koppeling haperde zo
nu en dan. Ik ben die avond van Drymouth helemaal naar Minchin
gereden en over Ipsley terug. Jammer genoeg zijn wagens stom, ze
kunnen geen verklaring bevestigen.'
Tina had haar hoofdje eindelijk bewogen. Ze zat Micky met grote
ogen aan te kijken. Haar gezicht vertoonde geen enkele
uitdrukking.
'En u, miss Argyle, u bent werkzaam bij de openbare leeszaal in
Redmyn, nietwaar?'
'Ja. De leeszaal gaat om halfzes dicht. Ik heb toen nog enkele
boodschappen in het centrum gedaan. Daarna ben ik naar huis gegaan.
Ik heb een flat - een flatje eigenlijk - in
Morecombe Mansions, waar ik mijn eigen maaltijden altijd klaarmaak.
Ik ben 's avonds rustig thuisgebleven en heb plaatjes
gedraaid.'
'Bent u helemaal niet uitgegaan?'
Ze wachtte even en antwoordde toen: 'Nee, ik ben niet uit
geweest.'
'Weet u dat zeker, miss Argyle?'
'Ja, dat weet ik zeker.'
'U hebt een auto, nietwaar?'
'Ja, een klein sportwagentje.'
'Waar stalt u dat wagentje?'
'Op straat. Ik heb geen garage. Er is een zijstraat vlak naast de
flats. Daar zetten we onze auto's neer.'
'En kunt u ons misschien nog iets vertellen wat ons verder kan
helpen?' Huish begreep zelf niet waarom hij nog zo lang bleef
doorvragen.
'Nee, ik geloof niet dat ik u nog iets zou kunnen vertellen.'
Micky keek haar vlug even aan. Huish zuchtte. En Leo zei: 'Ik
geloof dat u hier niet veel wijzer bent geworden.'
'Je kunt nooit weten, Mr. Argyle. Weet u wat zo gek is aan de hele
zaak?'
'Ik... Ik geloof niet dat ik u kan volgen.'
'Dat is dat geld,' zei Huish. 'Het geld dat mevrouw die ochtend van
de bank had gehaald en waaronder zich een biljet van vijf pond
bevond waarop geschreven stond: Mrs. Bottleberry, Bangor Road 17.
Het was in ernstige mate belastend dat dit biljet bij zijn
arrestatie op Jack Argyle is aangetroffen. Hij heeft bezworen dat
hij dat geld van Mrs. Argyle zelf had ontvangen. Maar mevrouw heeft
tegenover u en miss Vaughan nadrukkelijk verklaard dat zij Jacko
niets gegeven had. Hoe was hij dus aan dat vijf-pondbiljet gekomen?
Hij kan hier niet zijn teruggekomen, daarvan heeft dr. Calgary nu
het bewijs geleverd. Hij moet het dus al in zijn zak hebben gehad
toen hij hier is weggegaan. Wie heeft hem dit gegeven? U soms?'
Huish stelde deze vraag rechtstreeks aan Kirsten Lindstrom, die een
kleur kreeg van verontwaardiging.
'Ik? Hoe komt u erbij? Natuurlijk niet. Hoe had ik dat kunnen
doen?'
'Waar werd het geld dat mevrouw van de bank haalde, gewoonlijk
bewaard?'
'Meestal in een la van haar bureau,' antwoordde Kirsten.
'Zat die op slot?'
Kirsten dacht even na. 'Waarschijnlijk sloot ze die lade af als ze
naar bed ging.'
Huish richtte zich nu tot Hester. 'Hebt u soms geld uit die lade
genomen en dat aan uw broer gegeven?'
'Ik wist niet eens dat Jacko thuis was. En hoe zou ik het hebben
kunnen wegnemen zonder dat mijn moeder het wist?'
'Dat zou gemakkelijk zijn gegaan in de tijd dat uw moeder hier in
de bibliotheek met uw vader heeft gesproken,' opperde Huish.
Hij wilde eens zien of zij de strikvraag zou ontdekken, maar ze
liep in de val.
'Maar Jacko was toen toch al weg. Ik...' Ze zweeg, ontsteld.
'Ik merk dat u dus wel wist wanneer uw broer is weggegaan,' merkte
Huish op.
Rap en fel antwoordde Hester: 'Dat weet ik nu, dat wist ik toen
niet. Ik zat op mijn kamer, dat heb ik u toch gezegd! Ik had
helemaal niets gehoord. Maar hoe het ook zij, ik zou Jacko toch
nooit een cent hebben gegeven.'
'En laat ik u dit vertellen,' viel Kirsten in, met een gezicht dat
rood was van verontwaardiging, 'als ik Jacko geld zou
hebben gegeven, dan zou dat mijn eigen geld zijn geweest! Dan zou
ik het niet hebben gestolen!'
'Nee, daar ben ik van overtuigd,' zei Huish kalmerend. 'Maar u
merkt wel waartoe dit ons leidt. Hoewel Mrs. Argyle tegenover u het
tegendeel heeft verklaard' - hierbij keek Huish Leo aan - 'moet ze
hem toch zelf dat geld hebben gegeven.'
'Dat kan ik niet geloven. Waarom zou zij dat dan niet hebben
gezegd?'
'Zij zou heus de eerste moeder niet zijn die veel toegeeflijker
jegens haar zoon was dan ze zelf wilde weten.'
'Daarin vergist u zich, inspecteur. Mijn vrouw ging altijd
rechtdoorzee.'
'Toch geloof ik dat zij dit keer anders heeft gehandeld,' merkte
Gwenda Vaughan op. 'Eigenlijk kan het niet anders, zoals de
inspecteur al gezegd heeft.'
'Achteraf,' zei Huish op zachte toon, 'moeten wij de hele zaak
trouwens vanuit een totaal ander gezichtspunt bekijken. Toen Jack
Argyle gearresteerd was, dachten we dat hij stond te liegen. Maar
het is nu gebleken dat hij de waarheid heeft gesproken met
betrekking tot die lift. Vermoedelijk heeft hij dus ook de waarheid
verteld over dat geld dat hij van zijn moeder had gekregen.'
Er viel een stilte, een heel onbehaaglijke stilte.
Huish stond op. 'Nu, ik dank u zeer. Ik denk dat ik niet veel
verder gekomen ben, maar je kunt nooit weten.'
Leo vergezelde hem naar de deur. Toen hij terugkwam, verzuchtte
hij; 'Nou, dat hebben we achter de rug. Voorlopig tenminste.'
'Voor altijd!' beweerde Kirsten. 'Ze komen er nooit achter!'
'Wat schieten wij daarmee op?' riep Hester wanhopig.
'Lieve kind.' Haar vader kwam naar haar toe. 'Kalmeer
een beetje. Windje niet zo op. De tijd heelt alle wonden.'
'Niet alle. Wat moeten we doen? O, wat moeten we toch
beginnen?'
'Hester, ga maar met mij mee,' zei Kirsten, een hand op haar
schouder leggend.
'Ik wil geen mens zien.' Hester snelde de kamer uit. Even later
viel de voordeur met een klap dicht.
Kirsten zuchtte. 'Die ellendige geschiedenis. Die doet haar geen
goed.'
'Ik geloof ook niet dat het helemaal waar is,' zei Philip Durrant
op zijn bedachtzame wijze.
'Dat wat niet waar is?' vroeg Gwenda.
'Dat we nooit achter de waarheid zullen komen. Ik voel een kleine
tinteling in mijn vingers!' Zijn gezicht stond daarbij zo ondeugend
als dat van een faun. Er speelde een eigenaardig lachje om zijn
lippen.
'Toe, Philip, weet watje zegt,' smeekte Tina.
Hij keek haar verrast aan. 'Kleine Tina, wat weet jij dan van dit
alles af?'
'Ik hoop,' antwoordde Tina helder en duidelijk, 'dat ik er helemaal
niets van weet.'