Hoofdstuk 13
Poirot zei nadenkend: 'Op een morgen toen we hier buiten bij
elkaar zaten, hadden we het over die door de zon verbrande
lichamen, die als lappen vlees bij de slager op een rijtje lagen,
en bij die gelegenheid maakte ik de opmerking dat het moeilijk was
de een van de ander te onderscheiden. Alleen als je heel scherp
keek zag je verschil, maar niet in een vluchtige blik. De ene
tamelijk goed geproportioneerde jongedame lijkt verbluffend veel op
de andere. Twee bruine armen, twee bruine benen, een stukje badpak
ertussenin - zo ziet iedere vrouw eruit die een zonnebad neemt.
Zodra een vrouw loopt, zich beweegt, spreekt, lacht, haar hoofd
omwendt, gesticuleert, krijgt ze persoonlijkheid, individualiteit.
Maar als ze aan het zonnebaden is zie je dat niet.
Het was op die dag, dat we ook over de duivel aan het praten
raakten, de duivel, die overal was, zoals dominee Lane zo treffend
zei. De heer Lane is een gevoelige man. Hij lijdt onder het kwaad.
Hij voelt het intuitief - maar toch vergiste hij zich toen hij
meende het te kunnen lokaliseren. Hij dacht dat de duivel zich in
de persoon van Arlena manifesteerde. Alle aanwezigen waren het
daarmee trouwens roerend eens.
Naar mijn gevoel was de duivel wel aanwezig, maar zeker niet in de
persoon van Arlena. Het had ongetwijfeld iets met haar te maken,
dat wel, maar op een heel andere manier. Van het begin af aan, en
tot het laatste moment toe heb ik haar min of meer als het
slachtoffer van de duivel beschouwd. Omdat ze zo mooi en betoverend
was, omdat iedere man haar na moest kijken, daarom werd zij
beschouwd als het type vrouw dat erop uit is gelukkige mensenlevens
te verwoesten, zielen in het verderf te storten. Maar ik zag haar
heel anders. Het was niet zo dat zij een onweerstaanbare
aantrekkingskracht op mannen had, nee, het waren de mannen die op
haar een onweerstaanbare aantrekkingskracht uitoefenden. Zij was
het type vrouw op wie mannen snel verliefd raken en van wie ze ook
weer heel snel genoeg krijgen. En alles wat men mij over haar
vertelde of wat ik van haar te weten kwam, bevestigde deze indruk.
Het eerste dat men over haar vertelde, was dat de man wiens vrouw
zich om haar had laten scheiden, niet met haar had willen trouwen.
Bij die gelegenheid was het, dat kapitein Marshall, een van die
eeuwig ridderlijke figuren, tussenbeide kwam en haar ten huwelijk
vroeg. Voor een van nature verlegen en in zichzelf gekeerd mens als
kapitein Marshall, was elke vorm van negatieve publiciteit
waarschijnlijk de zwaarste beproeving die hij zich denken kon --
vandaar ook zijn medelijden en zijn liefde voor zijn eerste vrouw,
die vervolgd werd wegens een niet door haar gepleegde moord. Hij
trouwde met haar en was allerminst in zijn verwachtingen omtrent
haar karakter teleurgesteld. Na haar dood ziet hij hoe een andere
vrouw, ook mooi, wellicht van hetzelfde type als zijn eerste (want
Linda heeft ook rood haar, dat zij kennelijk van haar moeder geerfd
heeft), op een heel akelige manier in de publiciteit komt. Weer
komt Marshall te hulp. Deze keer evenwel vindt hij weinig om zijn
liefde in stand te houden. Arlena is dom, zijn liefde en
bescherming eigenlijk onwaardig, ondankbaar. Niettemin geloof ik
dat hij haar altijd wel juist getaxeerd heeft. Toen hij al lang
niet meer van haar hield, en toen haar aanwezigheid hem hinderde,
had hij toch met haar te doen. Ze was voor hem als een achterlijk
kind dat nooit verder dan een bepaalde bladzijde in het boek des
levens komen kan.
Ik zag in Arlena Marshall met haar hartstocht voor mannen een zeer
gemakkelijke prooi voor ieder gewetenloos type. In Patrick Redfern,
met zijn knappe uiterlijk, zijn zelfverzekerdheid, zijn
onmiskenbare charme voor vrouwen, meende ik dat type te herkennen.
Een avonturier, die op de een of andere wijze leeft op kosten van
vrouwen. Toen ik ze gadesloeg vanuit mijn ligstoel op het strand,
kwam ik tot de overtuiging dat Arlena het slachtoffer was van
Redfern en niet omgekeerd. En ik zag dat alle duivelse slechtheid
was geconcentreerd in de persoon van Redfern, niet in die van
Arlena.
Arlena had betrekkelijk kort geleden een aanzienlijk vermogen
verworven, haar nagelaten door een aanbidder op jaren, die niet de
tijd had gekregen genoeg van haar te krijgen. Arlena was het type
vrouw dat altijd door gewetenloze mannen uitgebuit wordt. Juffrouw
Brewster had het over een jongeman, die door Arlena "te gronde
gericht" zou zijn, maar een briefje van hem, dat we op haar kamer
hebben aangetroffen, sprak wel van juwelen waarmee hij haar wilde
overladen (dat kost niets op papier!), maar maakte in feite melding
van de goede ontvangst van een cheque van haar, waardoor het hem
mogelijk was gemaakt aan een strafvervolging te ontkomen. Een
duidelijk geval van een jonge nietsnut die op haar zak teerde. Ik
twijfel er geen ogenblik aan of Patrick Redfern is er zonder veel
moeite in geslaagd haar ertoe te brengen hem van tijd tot tijd
aanzienlijke bedragen in handen te geven, zogenaamd om ze voor haar
te beleggen. Hij zal haar waarschijnlijk een rad voor de ogen
hebben gedraaid met verhalen over verbluffende mogelijkheden en
hoge winsten. Dat gaat goed, als zulke vrouwen alleen op de wereld
staan. Maar als er nog een oudere broer, een vader of een
echtgenoot in de buurt is, wordt het voor zo'n oplichter veel
moeilijker natuurlijk. Zodra kapitein Marshall erachter zou komen
wat er met het vermogen van zijn vrouw was gebeurd, kon Patrick
Redfern erop rekenen, dat er korte metten met hem gemaakt zouden
worden.
Daar maakte hij zich echter geen zorgen over, want hij was van plan
haar in koelen bloede uit de weg te ruimen voordat ze haar man zou
hebben opgebiecht waar al haar geld gebleven was. Hij had bij een
vorig geval al de nodige ervaring opgedaan. Toen had hij een vrouw
om haar geld getrouwd, en ook haar leven nog voor een hoog bedrag
te zijnen gunste laten verzekeren.
Bij de uitvoering van zijn plannen werd hij gesteund en geholpen
door de vrouw die hier voor zijn echtgenote doorging, en aan wie
hij oprecht gehecht was. Een jonge vrouw van totaal andere aard dan
zijn slachtoffers: koel, kalm, zonder veel gevoel, maar standvastig
in haar trouw aan hem, en ook nog een uitstekende actrice. Vanaf
het eerste ogenblik van haar komst hier heeft Christine de rol
gespeeld van het "arme, kleine vrouwtje" -- zwak, hulpeloos, eerder
een intellectueel dan een atletisch type. Denk eens aan alle
doelbewuste "zetten" van haar kant. Ze zei dat zij niet tegen de
zon kon en er blaren van kreeg. Vandaar haar blanke huid. Haar
hoogtevrees - denk aan haar verhaal over de kathedraal van Milaan.
De nadruk die zij steeds legde op haar gebrek aan kracht en weinig
sportieve prestaties. Bijna iedereen sprak over haar als: "dat
lieve mevrouwtje". In werkelijkheid was zij even groot als Arlena
Marshall, maar ze had heel kleine handen en voeten. Ze sprak erover
dat ze lerares was geweest, en iedereen dacht daarbij aan
boekengeleerdheid, schilderen en tekenen. Maar zij was in
werkelijkheid gymnastieklerares geweest en had zich onderscheiden
bij atletiekwedstrijden. Zij kon klimmen als een kat en lopen als
een hinde.
De misdaad zelf was uitstekend voorbereid, naar plaats en tijd. Het
was, zoals ik al gezegd heb, een buitengewoon gladde misdaad. De
berekening van het juiste uur was niet meer of minder dan
geniaal.
Allereerst waren er enige inleidende scenes aan voorafgegaan. Een
daarvan was het gesprek, waarvan de bedoeling was dat ik het af zou
luisteren, op een avond na tafel, toen ik in een beschut hoekje zat
op de Zonnerand -- de conventionele dialoog tussen de jaloerse
vrouw en haar echtgenoot. Een tijdje later speelde ze dezelfde rol
voorbeeldig in een scene a deux met mij. Ik had er een flauwe notie
van dat ik zoiets al eens eerder gelezen had in een boek. Het leek
me niet echt! Omdat het natuurlijk ook niet echt was!
Toen brak de dag van de moord aan. Het was een stralende dag -- dat
was van groot belang. Het eerste wat Redfern deed, was er 's
ochtends al vroeg op uittrekken, maar onopgemerkt, via de
balkondeur. Iemand die de deur open zou vinden, zou alleen maar
denken dat hij vroeg in zee was gaan zwemmen. Hij had onder zijn
badjas een groen kartonnen hoed verborgen, een getrouwe nabootsing
van het exemplaar dat Arlena placht te dragen. Hij liep het
eilandje over, daalde langs de ladder bij de Elfenkreek naar het
strand af en verstopte de hoed op een tevoren afgesproken plekje,
achter een stuk rots. Dat was het eerste bedrijf.
De avond tevoren had hij een afspraakje met Arlena gemaakt. Zij
namen de grootste voorzichtigheid in acht, omdat Arlena bang was
voor Marshall. Ze zou al vroeg naar de Elfenkreek gaan. Daar ging
's morgens geen mens heen. Redfern zou zich daar bij haar voegen,
zodra hij de kans schoon zag onopgemerkt weg te glippen.
Als ze iemand de ladder af hoorde komen of een bootje het strand
zag naderen, moest Arlena zich verstoppen in de grot, waarvan hij
haar het geheim had verteld. Ze zou dan wachten tot de kust weer
veilig was. Tweede bedrijf.
Intussen zou Christine voor het ontbijt naar Linda's kamer gaan, op
een moment dat ze kon verwachten dat ze even was gaan zwemmen. Bij
die gelegenheid zou ze het horloge van Linda twintig minuten
vooruit zetten. Er bestond natuurlijk een klein risico, dat Linda
in de gaten zou krijgen dat haar horloge verkeerd liep, maar van
heel groot belang zou dat toch niet zijn. Het beste alibi voor
Christine zouden haar kleine handen opleveren, die het fysiek
onmogelijk maakten dat zij de moord had begaan. Niettemin, een
extra alibi zou toch geen kwaad kunnen. Toen ze op Linda's kamer
was, merkte ze het toverboek op, dat opengeslagen lag op de
bladzijde over het envoutement. Terwijl ze dat las, kwam Linda
juist met haar pakje kaarsen thuis. Christine begreep toen ineens
waar de gedachten van het kind zich mee bezighielden. Ze besloot
ook van deze omstandigheid gebruik te maken. Het oorspronkelijke
plan van de Redferns was zoveel mogelijk verdenking op kapitein
Marshall te laden, daarom lieten zij ook een stuk van zijn pijp op
het strand achter, aan de voet van de ladder.
Toen Linda terugkwam viel het Christine niet moeilijk haar mee te
krijgen naar het Meeuwenstrandje. Ze keerde naar haar kamer terug,
haalde uit haar koffer een fles met notenolie te voorschijn, wreef
zich zorgvuldig in en smeet daarna de fles uit het raam in zee.
Emily Brewster, die daar voor 't ontbijt even aan het zwemmen was,
kreeg hem bijna op haar hoofd. En daarmee was het derde bedrijf
afgewerkt.
Toen trok Christine een wit badpak aan, en daarover heen een
strandpyjama, waarvan de broek lange pijpen had en het jasje lange
wijde mouwen, zodat haar kunstmatig bruin gekleurde armen en benen
niet te zien waren.
Om kwart over tien vertrok Arlena naar het rendez-vous, en een
minuut of vijf later kwam Patrick Redfern beneden om zijn
teleurstelling, ergernis en ongeduld heel duidelijk te demonstreren
voor ieder die het zien wou. Christine had geen zware taak. Ze
stopte haar eigen horloge weg en vroeg om vijf voor half twaalf aan
Linda hoe laat het was. Linda keek op haar polshorloge en riep:
"Precies kwart voor twaalf." Christine pakt haar tekenbenodigdheden
bij elkaar, Linda kleedt zich uit en gaat in zee. Zodra ze in zee
is, zet Christine Linda's horloge weer gelijk, haast zich naar
boven, rent vliegensvlug naar de bovenkant van de ladder bij de
Elfenkreek, waar ze haar strandpyjama en schildersspullen verbergt
en klimt, handig en sportief als ze is, snel de steile ladder af
naar beneden.
Arlena is op dat ogenblik op het strandje en vraagt zich al af waar
Patrick zo lang blijft. Ze ziet of hoort iemand de ladder afkomen,
stelt zich verdekt op en ziet tot haar grote ergernis dat het
Patricks vrouw is. Vlug kruipt ze in de Elfengrot.
Christine haalt de groene hoed te voorschijn, waar een valse lok
rood haar onderuitkomt, en gaat voorover op het strand liggen,
zodat haar hoofd en gezicht schuil gaan onder de grote zonnehoed.
Het is allemaal prachtig getimed. Een paar minuten later komen
juffrouw Brewster en Redfern in zicht. U herinnert zich dat het
alleen Patrick geweest is die zich over "het lijk" heeft gebogen en
het "onderzocht" heeft. Patrick, die radeloos en wanhopig naast
haar neerknielde, als een gebroken man naast het liefste dat ervoor
hem op aarde bestond. Zijn medegetuige is zorgvuldig uitgekozen:
juffrouw Brewster is veel te gauw duizelig om de ladder op te
klauteren en op die manier snel hulp te kunnen halen. Ze roeit
daarom terug, dat duurt veel langer, en Patrick is de aangewezen
man om de wacht te houden, zogenaamd voor het geval dat de
moordenaar nog in de buurt was.
Juffrouw Brewster roeit terug om de politie te gaan halen. Zodra ze
uit het gezicht verdwenen is springt Christine overeind, knipt de
kartonnen hoed in stukken met het schaartje dat Patrick voor dat
doel heeft meegebracht, stopt de stukken onder haar badpak, vliegt
de ladder op naar boven, schiet haar strandpyjama aan en holt naar
het hotel. Ze heeft net tijd om vlug een bad te nemen en het bruin
weer weg te wassen, en om haar tenniskleren aan te doen. Ze doet
nog iets. Ze verbrandt de stukken groen karton en rood haar in de
haard op Linda's kamer, en gooit er nog een blad van een
scheurkalender bij, om daardoor de indruk te vestigen dat er een
kalender zou zijn verbrand. Zoals ze al vermoedde, was Linda bezig
geweest met haar bezweringspraktijken: het stuk gesmolten kaarsvet
en de speld waren daar het bewijs van.
Daarna rent ze naar de tennisbanen. Ze komt als allerlaatste, maar
vertoont toch geen spoor van haast of agitatie.
En ondertussen is Patrick naar de Elfengrot gelopen. Arlena heeft
weinig gezien en gehoord, alleen een boot en wat stemmen. Ze is zo
voorzichtig geweest zich goed schuil te houden. Maar nu hoort ze
Patrick roepen dat de kust veilig is. Ze stapt naar buiten,
misschien wat verblind nog door het licht, en voor zij het weet
heeft hij haar keel omklemd. Dat is het einde van de domme, mooie
Arlena.'
Hij zweeg. Het bleef enige ogenblikken doodstil.
Toen zei Rosamund Darnley met een lichte huivering: 'Zoals u het
vertelt, zie je het voor je ogen gebeuren. Maar dat is het verhaal
achteraf. U hebt ons nog niet duidelijk gemaakt op welke manier u
erachter bent gekomen.'
Hercule Poirot zei: ik heb u al eens verteld dat mijn geest weinig
gecompliceerd is. Van het begin af aan heb ik eraan vast gehouden,
dat de meest waarschijnlijke persoon ook de dader moest zijn. Die
meest waarschijnlijke persoon was Patrick Redfern. Hij was bij
uitstek het type om zoiets te doen -- het type dat misbruik maakt
van vrouwen als Arlena - het type ook van een roofdier -- het type
dat er met de spaarduitjes van een vrouw vandoor kan gaan, en haar
bovendien nog vermoordt op de koop toe. Wie zou Arlena die ochtend
ontmoeten? Naar haar lachje en haar gezicht en haar laatste woorden
tegen mij te oordelen, kon dat alweer niemand anders zijn dan
Patrick Redfern. En daarom was het ook heel waarschijnlijk dat
Patrick Redfern inderdaad de moordenaar was.
Maar dat bleek al dadelijk onmogelijk te zijn! Hij kon haar niet
hebben vermoord, omdat hij de hele morgen op het strand had gezeten
en haar met juffrouw Brewster samen gevonden had. Daarom moest ik
naar andere oplossingen zoeken -- en er boden zich vele
mogelijkheden aan. Arlena had door haar man kunnen zijn vermoord -
met medewerking van juffrouw Darnley. Ze hadden allebei op een
onderdeel gelogen, wat wel verdacht was.
Arlena had vermoord kunnen zijn omdat ze toevallig een
smokkelaarsbende had betrapt, die handel dreef in verdovende
middelen. Ze had vermoord kunnen zijn door een psychopaat, of door
haar stiefdochter wellicht. Op een gegeven moment heeft dat laatste
mij zelfs meer dan waarschijnlijk geleken. Linda's houding bij haar
eerste verhoor was veelbetekenend. Een gesprek dat ik later met
haar had, versterkte mij in mijn verdenking. Linda vond dat ze
verantwoordelijk was voor Arlena's dood, omdat zij zich van
zwarte kunst had bediend.'
'Bedoelt u werkelijk dat het kind zich verbeeld heeft dat zij de
moord op haar geweten had?' vroeg Rosamund Darnley op ongelovige
toon.
Hercule Poirot knikte. 'U moet niet vergeten dat zij nog maar een
kind, en een overspannen kind is. Ze had voor het eerst van haar
leven over magie gelezen en geloofde zo half en half aan de macht
daarvan. Ze was van haat jegens Arlena vervuld. Ze heeft
opzettelijk zo'n figuurtje uit kaarsvet gemodelleerd, het hart
daarvan doorboord en het daarna verbrand... en zie, op dezelfde dag
sterft Arlena. Stelt u zich haar ontzettende schrik eens voor. Er
zijn oudere en wijzere mensen dan Linda die in zwarte kunst hebben
geloofd. Het spreekt vanzelf dat zij eraan geloven moest, toen de
dood zo onmiddellijk volgde op haar daad. Zij dacht dat zij door
magie haar stiefmoeder had gedood! '
Rosamund riep uit: 'Dat arme kind, dat arme kind! En ik dacht nog
wel... ik dacht dat het om iets heel anders ging... dat zij ergens
van wist waardoor...'
Rosamund zweeg. Poirot vervolgde: ik weet wat u dacht. In
werkelijkheid heeft uw houding het kind nog meer van streek
gebracht. Ze dacht dat u van haar toverkunsten op de hoogte was.
Christine Redfern heeft haar op het idee van slaappilletjes
gebracht, haar gewezen hoe zij op een snelle, pijnloze wijze voor
haar misdaad zou kunnen boeten. Ziet u, toen kapitein Marshall zo'n
deugdelijk alibi bleek te hebben, kwam het er voor de misdadigers
op aan een nieuwe verdachte aan te wijzen. Ze wisten niets van de
smokkel van verdovende middelen. Daarom besloten zij van Linda de
zondebok te maken.'
Rosamund riep: 'Een duivel in mensengedaante!'
Poirot knikte: 'Ja, daar hebt u gelijk in. Een koelbloedige, wrede
vrouw. Wat mij betreft, ik zat boordevol twijfels. Was Linda alleen
maar schuldig aan een poging tot zwarte kunst, of had ze in blinde
haat de moord ook werkelijk gepleegd? Ik trachtte haar een
bekentenis te ontlokken. Maar tevergeefs. Ik wist niet wat ik moest
doen. De commissaris neigde ertoe de narcoticasmokkel als de
hoofdzaak te zien. Tot op zekere hoogte kon ik met hem meegaan.
Maar ik ging alle feiten nogmaals zorgvuldig na. Ik legde de hele
verzameling stukjes en brokjes als een legpuzzel voor me op tafel.
De schaar op het strand -- een fles die uit een raam in zee gegooid
werd -- een bad dat iedereen ontkende te hebben genomen - allemaal
op zichzelf volkomen onschuldige dingen, die echter hun waarde
ontleenden aan het feit, dat niemand van de betrokkenen er iets mee
te maken wenste te hebben. Daarom moesten zij wel van zeer grote
betekenis zijn. Stuk voor stuk.
Geen ervan paste bij de hypothese dat kapitein Marshall of Linda
het misdrijf hadden gepleegd. Ze pasten evenmin bij de theorie dat
een bende smokkelaars in narcotica ervoor verantwoordelijk was.
Daarom keerde ik tot mijn uitgangspunt terug dat Patrick Redfern de
moord moest hebben gepleegd. Was er iets dat deze hypothese
ondersteunde? Ja, er ontbrak een groot deel van het vermogen van
Arlena. Aan wie had ze dat gegeven? Patrick Redfern kende haar al
langer, hij had ook met haar afgesproken haar hier te zullen
ontmoeten. Zij was echt het type om zich door een knappe man te
laten verleiden tot allerlei dwaasheden. Maar ze was volstrekt geen
type om de dupe van chantagepraktijken te worden. Ze kon onmogelijk
een geheim bewaren. Toch had iemand een gesprek afgeluisterd, dat
op chantage duidde. Maar wie was die iemand? Christine, de
medeplichtige van Patrick. Haar verhaal werd door niemand
bevestigd. Waarom had ze dat verhaal verzonnen? Als een lichtstraal
schoot mij plotseling door de geest: om het verdwenen deel van
Arlena's vermogen te verklaren natuurlijk.
Toen begreep ik dat Patrick en Christine samenspanden.
Patrick had de misdaad gepleegd, met haar als medeplichtige.
Juffrouw Brewster en hij hadden Arlena dood op het strand zien
liggen. Maar wie had geconstateerd dat dat Arlena was? Leken alle
zonnebaadsters niet bedrieglijk veel op elkaar, wanneer je hun
gezichten niet zag? En hier was het gezicht bedekt gebleven onder
een grote Chinese zonnehoed.
Maar het stond vast dat Arlena's lijk later door de politie
gevonden was. Was het dan mogelijk dat er eerst een levend lichaam
had gelegen? Had Patrick Redfern Arlena overgehaald voor lijk te
spelen? Bij wijze van grapje... Nee, dat zou te riskant zijn
geweest. Maar wie zou het dan zijn geweest die Patrick geholpen
had? Natuurlijk -- zijn vrouw, Christine. Maar die was volstrekt
niet door de zon gebruind. Nee, maar een bruine kleur kon uit een
flesje worden gehaald, het flesje, dat in zee was gegooid, en dat
een van de belangrijkste stukjes uit mijn legpuzzel vormde. Juist,
en na afloop had zij een bad moeten nemen om de kleurstof weer te
verwijderen. Dat bad was ook al zo'n belangrijk punt geweest. En
het schaartje? Natuurlijk om de hoed in stukken te knippen,
teneinde hem gemakkelijker te kunnen verbergen. Dat schaartje was
werkelijk het enige dat de moordenaars hadden vergeten.
Maar waar was Arlena al die tijd gebleven? Dat was volkomen
duidelijk: of Rosamund Darnley of Arlena was in de Elfengrot
geweest, dat bleek uit de geur die er hing. Zij gebruikten allebei
hetzelfde parfum. Het was zeker Rosamund niet geweest. Dan was het
dus Arlena die zolang had moeten wachten tot "alles veilig" zou
zijn.
Toen Emily Brewster met haar roeiboot weg was, had Patrick Redfern
het strand voor zich alleen, en toen was er dus volop gelegenheid
het misdrijf uit te voeren. Arlena moet zijn gestorven na kwart
voor- twaalf, maar het medisch onderzoek was er alleen op gericht
geweest vast te stellen wat het vroegste tijdstip was waarop de
dood kon zijn ingetreden. Dat Arlena om kwart voor twaalf dood was
gevonden, was iets wat de dokter hoorde, niet wat hij zelf aan de
politie vertelde.
Er moesten nog twee punten worden opgehelderd. De getuigeverklaring
van Linda Marshall gaf Christine een alibi. Maar, zoals reeds
gezegd, berustte deze verklaring geheel en al op de tijd die
Linda's polshorloge aangaf. Het enige wat ik nog moest weten, was
of Christine gelegenheid kon hebben gehad Linda's horloge voor te
zetten. Ze was 's ochtends op Linda's kamer geweest. Indirect werd
dit vermoeden ook nog bevestigd door Linda's verklaring dat ze de
trap afholde, omdat ze dacht dat ze veel te laat was, en toen in de
hal tot de ontdekking kwam dat het pas vijf voor half elf was.
Christine had gelegenheid gehad het polshorloge weer gelijk te
zetten, aangezien Linda in zee ging voor Christine het strand had
verlaten.
En dan was er nog de kwestie van de steile ladder. Christine had
nadrukkelijk gezegd dat ze hoogtevrees had. Dat was een leugen met
voorbedachten rade.
Zo zette ik mijn legpuzzel in elkaar. Alles paste precies. Maar
ongelukkig genoeg ontbrak mij elk bewijs.
Toen kreeg ik een inval. De moord was gepleegd met zo'n gladheid,
zo'n geraffineerde handigheid, dat ik dacht dat Patrick Redfern in
de toekomst zeker nog eens een dergelijke misdaad zou plegen. Maar
hoe zat het met het verleden? Het was mogelijk dat dit niet zijn
eerste moord was. De gebruikte methode, wurging, paste bij zijn
karakter. Hij moordde niet alleen om geld, maar ook voor zijn
plezier. Als Patrick Redfern al eens eerder iemand had vermoord zou
hij dat ongetwijfeld ook door wurging hebben gedaan. Daarom vroeg
ik aan inspecteur Colgate om een opgave van alle gevallen van moord
door wurging. De slachtoffers moesten vrouwen zijn. Het resultaat
was bepaald bemoedigend. Nellie Parsons die gewurgd werd gevonden
in een eenzaam bosje, kon een slachtoffer van
Patrick Redfern zijn, maar misschien ook niet. Het geval van Alice
Corrigan leverde echter precies alle precedenten die ik nodig had.
In principe was dezelfde methode toegepast. Gegoochel met tijden en
alibi's, een moord die werd gepleegd niet voor, maar na de
zogenaamde ontdekking van het slachtoffer, een lijk dat gevonden
zou zijn om kwart over vier, en een echtgenoot die tot vijf voor
half vijf een onomstotelijk alibi had.
Wat was er in werkelijkheid gebeurd? Men zei dat Edward Corrigan,
toen hij zijn vrouw niet in de lunchroom aantrof, naar buiten was
gegaan en ongeduldig op en neer had gelopen. In werkelijkheid was
hij natuurlijk zo snel hij kon naar de plaats waar hij echt met
zijn vrouw had afgesproken, gerend: het Caesarbosje, dat, zoals u
zich zult herinneren, vlak bij de lunchroom gelegen was. Daar heeft
hij zijn vrouw van het leven beroofd. Vervolgens is hij naar de
lunchroom teruggegaan. De gymnastieklerares, die de ontdekking van
het slachtoffer bij de politie had aangegeven, was een hoogst
respectabele jongedame, werkzaam aan een eersteklas meisjesschool.
Ogenschijnlijk stond zij in geen enkele relatie tot Edward
Corrigan. Ze had een heel eind moeten lopen voor ze bij de
politiepost was. De politiedokter kon het lichaam van de vermoorde
pas om kwart voor zes onderzoeken. Evenals in dit geval heeft met
ook toen eenvoudig aangenomen dat de vrouwelijke getuige inderdaad
op het door haar genoemde tijdstip het lijk had gevonden.
Tenslotte nam ik nog een proef. Ik moest zeker weten of Christine
Redfern loog of niet. Ik organiseerde dus ons uitstapje naar de
heide van Dartmoor om daar aan de andere kant van het beekje te
picknicken. Wie hoogtevrees heeft, kan namelijk niet over een
smalle plank over stromend water wandelen, dat is volkomen
uitgesloten. Juffrouw Brewster had daar echt last van, en zij is
dan ook bijna in het water gevallen. Maar Christine Redfern vergat
haar voorgewende hoogtevrees en liep er zonder een spier te
vertrekken over. Dit was voor mij afdoende bewijs. De rest van haar
verklaringen verloor daardoor iedere waarde.
Intussen had inspecteur Colgate de groepsfoto die meneer Blatt van
ons allemaal op het strand had gemaakt, aan de politie van Surrey
laten zien en men haalde er direct de gymnastieklerares en Edward
Corrigan tussenuit. Daarop speelde ik mijn troeven uit op de enig
mogelijke manier. Ik begon met een relaas waardoor alle verdenking
van hem afgeschoven werd, en toen hij zich volkomen veilig waande,
keerde ik mij onverwacht met de onthulling van de volle waarheid
tot hem. Toen hij wist dat hij als Corrigan was ontmaskerd, raakte
hij buiten zichzelf van drift.'
Hercule Poirot wreef in gedachten eens langs zijn keel.
'Wat ik gedaan heb, was ontzaglijk gevaarlijk werk, daarvan was ik
me volkomen bewust, maar ik ben blij dat ik het risico genomen heb!
Ik heb niet tevergeefs geleden!'
Even zei niemand iets. Toen verbrak mevrouw Gardener de stilte.
'Oh, monsieur Poirot, ik heb nog nooit zo lang en ingespannen naar
een verhaal zitten luisteren. Maar het was ook zo verbazend
interessant te horen welke methoden u volgt bij uw werk. Dit was
een college in de criminologie. En dan te bedenken dat die kluwen
wol van mij, en ons gesprek aan het strand ook nog van betekenis
zijn geweest bij het opsporen van de dader; daar staan wij gewoon
van te kijken, is het niet, Odell?'
'Zo is het, lieve!' bevestigde de heer Gardener.
Hercule Poirot zei: 'De heer Gardener heeft me ook geholpen. Ik
vroeg hem wat hij, een verstandig man, van mevrouw Marshall
dacht.'
'Is dat zo?' wilde mevrouw Gardener weten. 'En wat heb jij daarop
geantwoord, Odell?'
De heer Gardener kuchte. Hij antwoordde: 'Wel, lieve, je weet dat
ik haar niet zo bijzonder vond.'
'Dat is nu precies het soort antwoord dat een vrouw altijd van haar
man krijgt,' zei mevrouw Gardener. 'Maar zal ik je eens wat zeggen?
Ik vind dat zelfs monsieur Poirot hier veel en veel te
vergoelijkend over haar gesproken heeft, door haar een ongelukkig
slachtoffer te noemen en zo. Ze was zeker geen ontwikkelde vrouw,
dat spreekt vanzelf, en nu kapitein Marshall er niet bij is, wil ik
wel zeggen dat ze op mij altijd bepaald een onnozele indruk heeft
gemaakt. Dat heb ik altijd gezegd, nietwaar Odell?'
inderdaad, lieve,' zei meneer Gardener.
Linda Marshall zat met Hercule Poirot op het Meeuwenstrandje. Ze
zei: 'Natuurlijk ben ik heel dankbaar en blij dat ik ten slotte
toch niet gestorven ben. Maar weet u, monsieur Poirot, het is toch
eigenlijk precies hetzelfde of je iemand vermoordt, of dat je haar
zo vurig dood wenst.'
'Dat is volstrekt niet hetzelfde,' antwoordde Poirot. 'De wens
iemand te vermoorden en de handeling zelf zijn twee volstrekt
verschillende dingen. Als je stiefmoeder gebonden en hulpeloos in
je kamer had gelegen, in plaats van dat poppetje van kaarsvet, en
als je geen speld maar een dolk in je hand had gehad, dan zou je
die niet in haar hart hebben gestoken. Iets binnenin je zou dan
"Nee!" geroepen hebben. Zo gaat het met mij ook. Als ik driftig
word omdat iemand iets stoms doet, zeg ik: "Ik zou hem wel kunnen
schoppen." Maar in plaats daarvan schop ik tegen de tafel, en zeg
ik: "Die tafel is die stommeling. Ik geef hem een flinke schop." En
als ik mijn tenen dan niet al te erg bezeerd heb, voel ik me veel
beter, en de tafel voelt niets. Maar als die stommeling zelf in de
buurt was geweest, zou ik hem natuurlijk niet geschopt hebben.
Poppetjes van kaarsvet maken en daar spelden in steken, dat is iets
infantiels, maar het heeft een zeker nut. Je raakte door die
handeling je haatgevoel kwijt. Al je haat bracht je op dat
figuurtje over. Door het poppetje dood te steken en te verbranden,
heb je jezelf van je haatgevoelens voor je stiefmoeder bevrijd,
maar niet van je stiefmoeder. Zeg eens eerlijk of je na afloop niet
een gevoel van opluchting kreeg, ik bedoel nog voor je van de moord
op Arlena had gehoord? Voelde je je toen niet van een obsessie
bevrijd en misschien zelfs wel een beetje gelukkig?'
Linda knikte heftig en vroeg: 'Hoe weet u dat allemaal? Zo voelde
ik me werkelijk.'
Poirot zei: 'Verval dan niet weer in zulke dwaasheid. Zorg ervoor
datje van je nieuwe stiefmoeder gaat houden.'
Linda vroeg enigszins ontsteld: 'Zou u denken dat ik weer een
stiefmoeder krijg? O, ja, u bedoelt natuurlijk Rosamund. Dat vind
ik niet erg.' Ze aarzelde even. 'Zij is zo verstandig!'
Het was niet de kwalificatie die Poirot haar zelf gegeven zou
hebben, maar hij begreep dat het voor Linda de hoogste loftuiting
betekende.
Kenneth Marshall zei: 'Rosamund, hoe is het zonderlinge idee in je
hoofd opgekomen, dat ik Arlena zou hebben vermoord?'
Rosamund keek beschaamd voor zich en zei: 'Dat was ontzettend stom
van me.'
'Dat was het zeker!'
'Ja, maar Ken, jij bent ook zo gesloten als een oester! Ik heb
nooit geweten wat je zelf nu eigenlijk van Arlena dacht. Ik wist
niet of jij haar eenvoudig aanvaardde zoals ze was, en haar de hand
boven het hoofd hield, of dat je haar blindelings vertrouwde. Als
dat laatste het geval was, zou je misschien, toen je haar ontrouw
bemerkte, razend van drift kunnen zijn geworden. Ik heb wel eens
eerder gehoord dat je soms erg driftig bent.'
'Dus jij dacht dat ik haar naar de keel was gevlogen en haar
gewurgd had?'
'Ja, daar komt het eigenlijk op neer. Jouw alibi vond ik niet erg
sterk. Daarom besloot ik in te grijpen, en dat stomme verhaal te
verzinnen dat ik je op je kamer had zien zitten. Nu, toen jij
daarop verklaarde dat je mij je kamer had zien binnenkomen, was ik
er praktisch zeker van dat jij de dader was. Ook al door de vreemde
uitlatingen van Linda!'
Met een zucht zei Kenneth Marshall: 'Had je dan niet in de gaten
dat ik juist jouw verhaal geloofwaardig wou maken, door te
verklaren dat ik je gezien had? Ik dacht dat jouw verhaal niet erg
sterk was.'
Rosamund keek hem stomverbaasd aan en vroeg: 'Dacht je dan soms dat
ik je vrouw vermoord had?'
Kenneth Marshall bewoog zich wat ongemakkelijk op zijn stoel. Hij
zei zacht: 'Maar verdorie, weet je dan niet meer hoe jij op een
keer die jongen bijna vermoord hebt vanwege die hond? Hoe je hem
naar zijn keel vloog en maar niet los wou laten?'
'Maar dat is jaren geleden!'
'Ja, dat weet ik...'
Scherp zei Rosamund: 'Wat dacht je in 's hemelsnaam dat ik voor
reden had om Arlena te vermoorden?'
Hij wendde zijn ogen af. Hij mompelde wat.
Rosamund riep uit: 'Ken, jij bent gewoon een brok verwaandheid. Jij
dacht dat ik haar had vermoord ter wille van jou. Of dacht je dat
ik haar vermoord had omdat ik jou voor mezelf wilde hebben?'
'Volstrekt niet!' riep Kenneth Marshall verontwaardigd. 'Maar je
weet zelf wat je die keer gezegd hebt - over Linda en zo -- en...
en het leek wel of je toen ook een beetje aan mij dacht!'
ik heb heel vaak aan jou gedacht!' bekende Rosamund.
ik geloof je. Je weet, Rosamund, dat ik niet gemakkelijk tot praten
kom over zulke dingen, ik praat trouwens nooit zo makkelijk, maar
ik wou toch graag iets ophelderen. Ik gaf geen zier om Arlena --
wel in het begin een beetje - maar dag in dag uit met haar te
moeten omgaan was eigenlijk iets om het van op je zenuwen te
krijgen -- het was de hel op aarde. Maar ik had werkelijk oprecht
met haar te doen. Ze was zo'n onnozele gans. En dol op mannen -- ze
kon er niets aan doen. En steeds weer trok ze aan het kortste eind,
en lieten ze haar op een werkelijk schandalige manier zitten. Ik
kon het niet over mijn hart verkrijgen haar ook in de steek te
laten. Dat zou de genadeslag hebben betekend. Ik was met haar
getrouwd en ik wilde, zo goed ik kon, voor haar blijven zorgen. Ik
geloof dat ze dat besefte, en me daarvoor erg dankbaar was.'
Rosamund zei vriendelijk: 'Het is goed, Ken. Ik begrijp het
nu!'
Zonder haar aan te zien, begon Kenneth Marshall zorgvuldig zijn
pijp te stoppen. Hij zei stilletjes voor zich uit: 'Je bent altijd
vlug van begrip geweest, Rosamund.'
Ze glimlachte een beetje ironisch, en vroeg: 'Ga je me nu ten
huwelijk vragen, Ken, of ben je van plan zes maanden te
wachten?'
Kenneth liet zijn pijp uit zijn mond vallen. Met een krakend geluid
sloeg het ding beneden op de rotsen. 'Verdraaid!' riep hij, 'dat is
nou de tweede die ik hier kwijtraak. En ik heb geen andere bij me!
Maar verdorie nog aan toe, hoe wist jij dat ik tot de conclusie
gekomen was, dat zes maanden de correcte termijn zou zijn?'
'Omdat zes maanden de correcte termijn is, lieve jongen! Maar ik
wou nu toch wel enige zekerheid hebben, zie je. Want je struikelt
misschien in het komende half jaar weer over zo'n vrouwelijk
slachtoffer, en dan zou je het wel eens niet kunnen laten haar weer
ten huwelijk te vragen!'
Hij lachte. 'Deze keer ben jij het slachtoffer, Rosamund! Je zult
je modesalon eraan moeten geven, kind, dan gaan we samen buiten
wonen.'
'Weet je wel, dat ik een zeer behoorlijk inkomen uit mijn modezaak
heb? Besef je wel dat dat mijn zaak is? Dat ik die uit niets heb
opgewerkt en dat ik daar trots op ben? En jij wilt me daar doodkalm
dat ik dat zo zonder meer voor jouw plezier opgeef?'
'Ja, dat wil ik!'
'Dacht je heus dat ik genoeg van je hield om zo gek te zijn?'
'Als het niet zo is,' zei Kenneth, 'dan wil ik je niet hebben.'
Zachtjes antwoordde Rosamund: 'Lieve jongen, weetje wel dat ik mijn
hele leven al met jou buiten heb willen wonen? En nu gebeurt het
dan eindelijk...'