Hoofdstuk 10
De kleine groep belangstellenden stroomde de deur van 'De rode
stier' weer uit. Het korte gerechtelijk onderzoek was afgelopen -
twee weken verdaagd.
Rosamund Darnley kwam naast kapitein Marshall lopen. Ze zei
zachtjes: 'Dat was niet zo heel erg, he, Kenneth?'
Hij gaf niet dadelijk antwoord. Wellicht was hij zich ervan bewust
dat de bewoners van het dorp hun ogen uitkeken en hem bijna met de
vinger nawezen, terwijl ze zeiden: 'Dat is 'm. Kijk, dat is d'r
eigen man! Die weet er wel meer van...'
Deze woorden drongen weliswaar niet tot hem door, maar hij hoorde
het gefluister zelf maar al te goed. Zoiets zou je de schandpaal
van de moderne tijd kunnen noemen. De pers had hij al weerstaan --
zelfbewuste, gewiekste jongelui, doorkneed in de trucjes om iemand
aan het spreken te krijgen die een hoge muur om zich optrekt en
weigert commentaar te geven.
Hij had in de krant van de volgende dag zijn eenlettergrepige
antwoorden, waarvan hij gedacht had dat ze tot geen enkel
misverstand aanleiding konden geven, in totaal andere betekenis
aangetroffen. 'Toen wij vroegen of hij ook dacht dat het raadsel
van de dood van zijn vrouw slechts kon worden verklaard door aan te
nemen dat een moordzuchtige maniak erin geslaagd was op het eiland
te komen, verklaarde kapitein Marshall, dat...' enzovoort,
enzovoort.
Fotografen waren voortdurend bezig geweest. Ook nu weer hoorde hij
de klik van een camera. Hij draaide zich om en zag hoe een
glimlachend jongmens hem vriendelijk toeknikte, blij met zijn
succesje. Rosamund mompelde: 'Kapitein Marshall verlaat met een
vriendin "De rode stier" na afloop van het gerechtelijk
vooronderzoek.'
Marshall huiverde even. Rosamund zei: 'Er is niets aan te doen,
Ken! Je moet er toch doorheen. Ik bedoel niet alleen het feit van
Arlena's dood, maar die hele afschuwelijke nasleep. Die starende
ogen en fluisterpraatjes en het steken van de persmuskieten -- de
beste manier om er doorheen te komen is dat je probeert het grappig
te vinden. Je prevelt maar een stelletje gemeenplaatsen en kijkt ze
cynisch aan.'
Hij vroeg: is dat jouw manier van doen?'
'Ja,' zei ze. Ze zweeg even. 'Jouw methode is anders, dat weet ik.
Jij camoufleert jezelf, houdt je doodstil en wilt tegen de
achtergrond niet opvallen. Maar dat gaat hier niet op. Hier kun je
niet onopvallend verdwijnen. Je staat in het schelle licht,
zichtbaar voor iedereen - als een gestreepte tijger voor een
projectiescherm. "De echtgenoot van de vermoorde vrouw".'
in 's hemelsnaam, Rosamund...'
Zacht en vriendelijk zei ze: 'Lieve jongen, ik zeg het voor je
bestwil.'
Ze liepen een eindje zwijgend voort. Toen zei Marshall op heel
andere toon: 'Dat weet ik. En ik ben ook heus niet ondankbaar!'
Ze waren nu buiten de bebouwde kom, en hadden de nieuwsgierigen
achter zich gelaten. Rosamund Darnley zei nog wat zachter: 'Het
ging werkelijk niet zo slecht, vond je ook niet?'
Hij zweeg enige ogenblikken en antwoordde toen: ik weet 't nog zo
net niet.'
'Wat denkt de politie ervan?'
'Die laat zich er niet over uit.'
Even later zei Rosamund weer: 'Dat mannetje... Poirot... neemt die
werkelijk actief deel aan het onderzoek?'
Kenneth Marshall zei: 'De commissaris scheen een hoge dunk van hem
te hebben een paar dagen geleden.'
'Dat weet ik -- maar voert hij ook wat uit?'
'Hoe zou ik dat moeten weten, Rosamund?' vroeg Marshall.
Ze zei nadenkend: 'Hij lijkt me behoorlijk oud. Waarschijnlijk is
hij al een beetje kinds.'
'Misschien.'
Nu kwamen ze aan de verbindingsdam. Tegenover hen lag het eiland,
stralend in het zonnetje. Opeens zei Rosamund: 'Soms lijkt alles me
nog zo onwezenlijk, op dit moment bijvoorbeeld kan ik me niet eens
voorstellen, dat het werkelijk gebeurd is...'
Marshall antwoordde: ik begrijp watje zeggen wilt. De natuur trekt
er zich niets van aan. Een miertje minder op aarde -- dat is het,
wat 't voor de natuur betekent.'
Rosamund zei: 'Ja. En dat is, geloof ik, ook de enige manier waarop
je het zou moeten bekijken.'
Snel wierp hij haar een blik toe. Toen zei hij zacht: 'Maak je niet
bezorgd, liefje. Alles is goed zo.'
Linda kwam hen over de verbindingsdam tegemoet. Ze bewoog zich zo
houterig en krampachtig als een schichtig veulen. Haar jonge
gezichtje werd ontsierd door donkere kringen onder haar ogen. Haar
lippen waren droog en gebarsten. Ze zag er koortsachtig opgewonden
uit. Hijgend vroeg ze: 'Hoe is het gegaan? Wat hebben ze
gezegd?'
Kort klonk het uit haar vaders mond: 'Twee weken verdaagd!'
'Betekent dat, dat ze nog geen beslissing hebben genomen?'
'Ja. Ze hebben meer bewijsmateriaal nodig.'
'Maar - wat denken zij ervan?'
Marshall moest ondanks alles even glimlachen. 'Maar kindje, wie zou
dat kunnen weten? En wie bedoel je met die "ze"? De rechter, de
jury, de politie, de verslaggevers, de vissersbevolking van de baai
van Leathercombe?'
Langzaam antwoordde Linda: ik geloof dat ik de politie bedoel.'
Droogjes antwoordde Marshall: 'Wat ze er ook van mogen denken, ze
hebben zich er niet over uitgelaten.'
Hij klemde zijn lippen op elkaar en ging het hotel binnen. Toen
Rosamund Darnley aanstalten maakte zijn voorbeeld te volgen, zei
Linda: 'Rosamund!'
Zij draaide zich om en werd getroffen door de smeekbede die op het
gezicht van het meisje te lezen stond. Ze stak haar arm door die
van Linda en samen wandelden ze van het hotel weg.
Vriendelijk zei Rosamund: 'Trek het je toch niet zo aan, Linda! Ik
weet best hoe verschrikkelijk het allemaal is, en wat een schok je
gekregen hebt, maar het is niet goed er voortdurend aan te denken.
En het kan toch alleen maar -- de afschuwelijkheid van het hele
geval zijn dat je zo van streek maakt. Je was allerminst op Arlena
gesteld, is het wel?'
Ze voelde hoe er een rilling door Linda ging toen ze antwoordde:
'Nee, ik was niet op haar gesteld.'
Rosamund vervolgde: 'Verdriet om iemand van wie je veel gehouden
hebt, is iets totaal anders. Dat kun je niet zomaar van je
afzetten. Maar als je je best doet niet aan die afschuwelijke
bijzonderheden te denken, zul je er gauw genoeg overheen zijn.'
Scherp zei Linda: 'Je begrijpt er niets van.'
ik verbeeld me toch een beetje van wel, kindlief.'
Linda schudde van nee. 'Nee, toch niet. Je hebt er geen idee van.
Christine evenmin. Jullie zijn allebei verbazend lief voor me
geweest, maar je hebt er geen idee van wat ik voel. Jullie denken
dat het alleen maar iets ziekelijks van me is, dat ik m'n gedachten
niet kan losmaken...' Ze zweeg. 'Maar dat is het niet. Als jij
wist, wat ik weet...'
Rosamund stond plotseling stil. Ze trilde geen moment, maar
verstijfde eerder. Zo bleef ze een tijdje staan voor ze haar arm
uit die van Linda los maakte. Ze vroeg: 'Wat weet jij dan,
Linda?'
Het meisje staarde haar aan, schudde tenslotte het hoofd. 'Niets,'
fluisterde ze.
Rosamund pakte haar stevig bij de arm. Het deed pijn en Linda week
even achteruit. Rosamund zei: 'Wees voorzichtig, Linda. Wees in
godsnaam voorzichtig!'
Linda was doodsbleek geworden. Ze zei: 'Dat ben ik ook... de hele
tijd!'
Met nadruk zei Rosamund: 'Luister goed, Linda, wat ik je net gezegd
heb, dat geldt nog steeds, nu nog zoveel te meer. Zet alle
bijzonderheden uit je gedachten. Denk er nooit meer aan terug.
Vergeten moet je, vergeten! Dat kun je, als je het maar ernstig
genoeg probeert. Arlena is dood en niets ter wereld kan haar in het
leven terug roepen. Vergeet alles en leef voor de toekomst. En
boven alles: houd vooral je mond!'
Linda deinsde terug. Ze zei: 'Het lijkt wel of je er alles van af
weet!'
Energiek zei Rosamund: ik weet helemaal niets! Ik denk dat er een
ontsnapte geesteszieke op het eiland is gekomen, die Arlena heeft
vermoord. Dat is de meest waarschijnlijke verklaring trouwens. Ik
ben ervan overtuigd dat ook de politie tenslotte tot die conclusie
zal komen. Zo moet het gebeurd zijn. Zo is het gebeurd!'
Linda zei: 'Als vader...'
Rosamund viel haar in de rede: 'Kind, zeg nu geen woord meer!'
Linda zei: 'Een ding nog. Mijn eigen moeder...'
'Wat heeft die ermee te maken?'
'Die heeft toch ook... voor een moord terechtgestaan?'
'Ja, dat is waar.'
Linda zei langzaam: 'En vader is daarna met haar getrouwd. Je zou
haast denken dat vader het zo erg niet vindt... een moord...
tenminste in bepaalde omstandigheden.'
Op scherpe toon zei Rosamund: 'Zeg zulke dingen niet, zelfs niet
tegen mij. De politie heeft geen enkel bewijs tegen je vader. Hij
heeft een pracht van een alibi, waaraan ze niet kunnen tornen. Hij
is volkomen safe!'
Linda fluisterde: 'Dachten ze dan... dat vader...'
Rosamund barstte uit: ik weet waarachtig niet wat ze dachten. Maar
nou weten ze tenminste zeker dat hij het nooit kan hebben gedaan!
Begrijp je dat goed? Hij kan het nooit hebben gedaan!'
Ze sprak op luide, autoritaire toon en haar ogen dwongen Linda nu
verder te zwijgen. Het meisje slaakte een lange, op een snik
lijkende zucht. Rosamund vervolgde: 'Je zult hier spoedig weg
kunnen gaan. Dan kun je alles vergeten... alles!'
Linda riep met onverwachte heftigheid: ik zal het nooit kunnen
vergeten!'
Ze draaide zich op haar hakken om en holde terug naar het hotel.
Rosamund bleef haar verwonderd nakijken.
'Er is iets dat ik nog graag wilde weten, madame!'
Christine Redfern keek een beetje afwezig naar Hercule Poirot. 'En
dat is?' vroeg ze.
Hercule Poirot had wel in de gaten dat ze voortdurend naar haar man
keek, die buiten op het terras ongedurig heen en weer liep, maar op
dit ogenblik stelde hij geen belang in huwelijksproblemen. Hij had
een inlichting van haar nodig.
'Madame, er was een zinnetje van u dat gisteren mijn aandacht
trok.'
Christine hield haar ogen onafgebroken op Patrick gevestigd en
vroeg: 'En wat was dat voor een zinnetje?'
'U beantwoordde een vraag van de commissaris. U vertelde toen dat u
de kamer van Linda Marshall binnen was gegaan op de morgen van de
misdaad en dat ze er niet was, maar even later binnenkwam, en de
commissaris vroeg u toen waar ze vandaan kwam.'
Christine zei een beetje ongeduldig: ik zei dat ze gezwommen had.
Bedoelt u dat soms?'
'Ja, maar dat zei u niet zo precies. Uw woorden luidden: "Zij zei
dat ze gezwommen had".'
Christine antwoordde: 'Dat is toch hetzelfde!'
'Nee, dat is niet hetzelfde. De formulering van uw antwoord doet
vermoeden dat u er niet zeker van was. Linda Marshall kwam haar
kamer binnen met haar badmantel omgeslagen -- maar toch maakte zij
op u niet de indruk dat ze uit het water kwam. Dat blijkt uit uw
woorden: 'Ze zei dat ze gezwommen had." Hoe zag ze eruit, of wat
zag u aan haar waardoor u niet onmiddellijk aannam dat ze werkelijk
gezwommen had?'
Nu gaf Christine haar volle aandacht aan Poirot. Haar
belangstelling was gewekt. Ze antwoordde: 'Dat is heel spitsvondig
van u, maar u hebt gelijk... nu ik het me goed herinner was ik
werkelijk een beetje verbaasd, toen ze me vertelde dat ze gezwommen
had! Ze maakte helemaal niet
de indruk zo uit het water te komen!'
'Maar waardoor dan toch?'
Christine antwoordde: 'Linda had een pakje in de hand!'
'Weet u ook wat erin zat?'
'Ja, toevallig wel, doordat het touwtje brak of losschoot. Ze
pakken de dingen hier in het dorp zo slordig in. Toen vielen er een
heleboel kaarsen uit. Ze rolden over de grond en ik heb ze helpen
oprapen.'
'Zo, zo!' zei Poirot. 'Kaarsen, zegt u!'
Christine keek hem aan. Ze zei: 'U schijnt het belangrijk te
vinden, monsieur Poirot.'
Poirot vroeg: 'Zei Linda u ook waarom ze al die kaarsen had
gekocht?'
Christine dacht even na: 'Nee, dat geloof ik niet. Ik veronderstel
om er 's nachts bij te lezen in bed. Ze heeft hier misschien geen
leeslampje.'
'Integendeel, madame, ze heeft juist een pracht van een elektrische
leeslamp bij haar bed!'
'Dan begrijp ik er niets van,' zei Christine.
Poirot ging voort: 'Hoe was haar manier van doen? Ik bedoel, toen
dat touwtje losschoot en de kaarsen over de grond rolden.'
Langzaam zei Christine: 'Ze schrok, was er verlegen mee.'
Poirot knikte. Vervolgens vroeg hij: 'Weet u ook of ze een kalender
op haar kamer had?'
'Wat voor kalender bedoelt u?'
Poirot vervolgde: 'Een groene, tamelijk licht van kleur, met een
kalenderblok waarvan je blaadjes kunt afscheuren.'
Christine kneep haar ogen half dicht, als om zich de kamer goed
voor de geest te halen. 'Ja, lichtgroen, zo'n kalender kan ik me
wel herinneren, maar of dat op haar kamer is geweest? Daarvan ben
ik helemaal niet zeker.'
'Maar u heeft er wel zo een gezien?'
'Ja, inderdaad.'
Toen Poirot goedkeurend knikte, vroeg zij opeens: 'Maar wat wilt u
eigenlijk? Wat is de bedoeling van uw vragen?'
Als enig antwoord haalde Poirot een klein boekje te voorschijn, in
bruin kalfsleer gebonden. 'Hebt u dit meer gezien?'
'Wacht even - zeker ben ik er niet van -- ook bij Linda, geloof ik.
Juist, nu weet ik het weer, dat boek heeft ze uit de
leesbibliotheek meegenomen. Ik ontmoette haar in de winkel in het
dorp, ze deed het boek toen vlug dicht en stak het onder haar arm.
Toen zijn we naar het hotel teruggelopen. Ik vroeg me wel even af
wat het voor een boek kon zijn.'
Zwijgend liet Poirot haar de titel zien: Geschiedenis van
tovenarij, hekserij en de bereiding van onnaspeurlijke
vergiften.
Christine zei: 'Daar begrijp ik niets van. Wat moet die gekkigheid
betekenen?'
Op zeer ernstige toon zei Poirot: 'Madame, het kan heel veel
betekenen.'
Ze keek hem vragend aan, maar hij zei verder niets. In plaats
daarvan stelde hij de vraag: 'Nog een ding, madame, hebt u nog een
bad genomen die ochtend, voor u naar de tennisbaan ging?'
Weer keek Christine hoogst verbaasd. 'Een bad? Welnee. Daarvoor zou
ik trouwens ook geen tijd hebben gehad. En ik neem nooit een bad
voor ik ga tennissen, altijd erna!'
'Hebt u, toen u thuiskwam, nog op een of andere manier gebruik
gemaakt van uw badkamer?'
'M'n gezicht afgesponst en m'n handen gewassen, anders niet!'
'U hebt dus niet de kraan van het bad opengedraaid?'
'O, nee, geen sprake van.'
Poirot knikte. Hij voegde eraan toe: 'Het is ook van weinig
belang.'
Hercule Poirot ging ongemerkt bij de tafel staan, waaraan mevrouw
Gardener worstelde met de problemen van een legpuzzel. Ze keek
op en schrok van hem.
'Hemeltje, monsieur Poirot, wat bent u zachtjes hier komen staan.
Daar heb ik nu werkelijk niets van gemerkt. Bent u net terug van
het vooronderzoek? Weet u, als ik aan dat gerechtelijk
vooronderzoek denk, krijg ik het al op m'n zenuwen. Ik weet gewoon
niet wat ik doen moet. Daarom ben ik maar aan het puzzelen gegaan.
Ik had echt het gevoel dat ik onmogelijk gewoon op het strand kon
gaan zitten. Mijn man kent dat; als ik me zo nerveus voel, dan zegt
hij altijd, neem een legpuzzel, dat zal je afleiden. Waar zou dit
kleine witte stukje nu horen?'
Zachtjes wees Poirot haar: 'Daar mevrouw, het is een stukje van de
poes!"
'Dat kan niet, want het is een zwarte poes.'
'Jawel, maar met een wit puntje aan haar staart!'
'Ja werkelijk, zo is het! Knap van u! Toch vind ik de mensen die
zo'n puzzel ontwerpen, bepaald gemeen. Ze doen hun uiterste best je
voor de gek te houden.'
Ze had een ander stukje op de goede plaats gelegd en ging voort:
'Weet u, monsieur Poirot, ik heb u de laatste dagen eens goed
geobserveerd. Ik wilde wel eens zien hoe u de schuldige te
voorschijn toverde - nee, ik bedoel het niet onaardig voor iemand,
hoor, het is geen spelletje zoals 'n puzzel -- nu er zo'n arm
schepsel bij vermoord is! O lieve help, iedere keer als ik eraan
denk, loopt er een rilling over mijn rug. Vanmorgen zei ik nog
tegen mijn man, ik moet zien dat ik hier zo gauw mogelijk wegkom.
Nu het vooronderzoek eenmaal voorbij is, moeten we maar geen dag
langer wachten en morgen weg gaan, dat is vast en zeker het beste,
dan raak ik het wel kwijt. Maar toch ben ik wel een beetje
nieuwsgierig, weet u, om eens te zien hoe u alles tot een oplossing
brengt -- ziet u, ik zou het erg op prijs stellen als u mij dat
eens wilde uitleggen.'
Hercule Poirot zei: 'Het lijkt heel veel op een legpuzzel, mevrouw,
je voegt de stukjes tot een geheel bij elkaar. Het is net als bij
een mozaiek - allerlei kleuren en patronen -- en elk wonderlijk
gevormd stukje moet precies op zijn eigen plaats gelegd
worden.'
'Wel, dat vind ik verbazend interessant werk. Dat doe ik zelf ook
zo graag, weet u.'
Poirot ging voort: 'Soms gaat het net als bij dat laatste stuk van
uw puzzel. Je verwacht iets zwarts, maar dan ineens past er toch
nog een heel wit stukje in, dat je er helemaal niet had
verwacht!'
'Wat lijkt me dat verbazend fascinerend werk. En zit u ook met zo'n
heleboel kleine stukjes, net als ik?'
'Juist, madame. Haast iedereen heeft mij zo'n klein stukje van het
geheel in handen gegeven. Uzelf ook.'
ik?' riep mevrouw Gardener verschrikt.
'Zeker, een opmerking van u was van bijzondere waarde voor me. Ik
mag wel zeggen dat zij buitengewoon verhelderend gewerkt
heeft.'
'Wel, dat vind ik heerlijk gewoon. Kunt u me er nog iets meer van
vertellen, monsieur Poirot?'
'Ah, madame, ik bewaar m'n verklaringen altijd tot het laatste
hoofdstuk!'
Mevrouw Gardener zei zachtjes: 'O, wat akelig!'
Hercule Poirot klopte zacht op de deur van de kamer van kapitein
Marshall. Hij hoorde het geratel van een schrijfmachine. 'Ja,' werd
er geroepen, en Poirot deed de deur open. Kapitein Marshall zat met
zijn rug naar hem toe. Hij zat aan de tafel tussen de twee ramen
voor zijn machine. Een beetje geprikkeld zei hij: 'Wel, Poirot, wat
is er?'
Vlug antwoordde Poirot: 'Duizendmaal excuus dat ik u hinder. Ik
wist niet dat u zo druk aan het werk was.'
Marshall antwoordde vrij bits: 'Dat ben ik inderdaad.'
Poirot zei: ik wilde u maar een kleinigheid vragen.'
Marshall antwoordde: 'Grote genade. Ik ben gewoon misselijk van al
dat gevraag. De politie heb ik al uitvoerig te woord gestaan. Ik
voel er niets voor dat allemaal nog eens te herhalen.'
Poirot vervolgde: 'Mijn vraag is zeer eenvoudig. Alleen dit. Hebt u
op de morgen van het misdrijf misschien nog een bad genomen toen 11
met uw tikwerk klaar was, voordat u naar de tennisbanen ging?'
'Een bad genomen? Welnee, natuurlijk niet! Een uurtje tevoren had
ik nog gezwommen!'
Hercule Poirot zei: 'Dank u zeer. Dat was alles.'
'Maar nu vraag ik u.., o...!'
Poirot was al weg en had de deur zacht achter zich gesloten.
'Die vent is stapelgek!' zei Marshall.
Vlak bij de bar kwam Poirot de heer Gardener tegen. Hij droeg
voorzichtig twee cocktails, en was kennelijk op weg naar de tafel
waaraan zijn vrouw zo druk bezig was met haar legpuzzel. Hij knikte
Poirot vriendelijk lachend toe. 'Doet u mee met ons, monsieur
Poirot?'
Poirot schudde ontkennend het hoofd en zei: 'Wat was uw indruk van
het gerechtelijk onderzoek, meneer Gardener?'
De heer Gardener gaf op zachte toon antwoord: 'Het leek me allemaal
nogal vaag en onbestemd. Ik heb zo'n idee dat de politie nog een
paar verrassingen achter de hand houdt.'
'Best mogelijk,' zei Poirot.
Daarop antwoordde de heer Gardener nog zachter: ik zal blij zijn
als m'n vrouw hier vandaan is. Ze heeft zo'n buitengewoon nerveuze
en overgevoelige natuur. Die moordzaak heeft haar helemaal
overstuur gemaakt. Haar zenuwen kunnen niet veel hebben.'
'Staat u me toe, meneer Gardener,' vroeg Poirot, 'dat ik u nog een
enkele vraag stel?'
'Ja, maar natuurlijk, monsieur Poirot! Ik doe niets liever dan
helpen alles tot klaarheid te brengen.'
Hercule Poirot vroeg: 'U bent een man van de wereld -- een man van
meer dan gewone scherpzinnigheid. Zegt u eens eerlijk, wat was uw
indruk van de vermoorde mevrouw Marshall?'
De wenkbrauwen van de heer Gardener werden in uiterste verbazing
opgetrokken. Voorzichtig keek hij even rond en fluisterde: 'Ziet u,
monsieur Poirot, ik heb wel een paar kleinigheden opgevangen die
hier vooral onder de vrouwen de ronde deden. Maar nu u het mij
vraagt, wil ik u eerlijk m'n mening zeggen, en dan geloof ik dat
die vrouw het slachtoffer is geworden van haar eigen domheid.'
Nadenkend antwoordde Poirot: 'Wel, dat vind ik bijzonder
interessant!'
Rosamund Darnley zei: 'Ah! nu ben ik aan de beurt!'
'Pardon?'
Zij lachte. 'Een paar dagen geleden heeft de commissaris iedereen
verhoord, en u zat erbij te luisteren. Vandaag, lijkt het me, neemt
u de mensen zelf een onofficieel verhoor af, is dat niet zo? Ik heb
u wel in de gaten. Eerst ging u op mevrouw Redfern af. Toen zag ik
u bij mevrouw Gardener staan praten. Nu ben ik blijkbaar aan de
beurt.'
Hercule Poirot ging naast haar zitten. Dat was op de Zonnerand.
Diep beneden hen was de zomerse zee diep smaragdgroen. Verder uit
de kust leek hij schitterend lichtblauw.
Poirot begon: 'U bent bijzonder intelligent, mademoiselle. Die
indruk had ik al op het eerste ogenblik dat ik u ontmoette. Daarom
zou het me een groot genoegen zijn de
hele zaak eens met u te mogen bepraten.'
Rosamund Darnley vroeg zacht: 'Wilt u van mij horen wat ik van de
hele zaak denk?'
'Dat zou ik bijzonder graag willen weten!'
Rosamund antwoordde: ik geloof, dat de zaak eigenlijk heel
eenvoudig is. U vindt het aanknopingspunt in haar duistere
verleden.'
in het verleden? Niet in het heden?'
'O, het hoeft niet per se een ver verleden te zijn. Ik zie het zo.
Arlena Marshall was een verleidelijke vrouw; ze had een fatale
aantrekkingskracht voor mannen. Volgens mij kreeg ze tamelijk gauw
genoeg van haar aanbidders. Dus zal er zeker wel een onder geweest
zijn die een wrok tegen haar had. Misschien zo'n halfzacht, ijdel
kereltje, dat zich in zijn eigenliefde gekwetst voelde of ziekelijk
medelijden met zichzelf heeft gehad, en die haar heeft achtervolgd
tot hij hier zijn kans schoon zag.'
'Bedoelt u dat u aan een buitenstaander denkt, die van de landzijde
of met een bootje uit zee ongemerkt naar het eiland is
gekomen?'
'Ja. Hij zal zich schuil hebben gehouden in de grot, tot hij toe
kon slaan.'
Poirot schudde het hoofd. Hij antwoordde: 'Dacht u dat zij met een
type van dat slag een afspraakje zou maken op een eenzaam plekje?
Ondenkbaar. Ze zou lachend haar schouders hebben opgehaald en er
zeker niet heen zijn gegaan!'
Rosamund repliceerde: 'Het kan zijn dat ze niet geweten heeft wie
ze eigenlijk ontmoeten zou! Hij kan haar ook een briefje van of
namens iemand anders hebben gestuurd!'
Poirot mompelde: 'Maar u vergeet een ding, mademoiselle, iemand die
van plan is een moord te plegen kon onmogelijk het risico nemen op
klaarlichte dag over de verbindingsdam naar het eilandje te
wandelen. Allicht zou iemand van het hotel de vreemdeling
hebben opgemerkt.'
'Dat zou inderdaad mogelijk zijn geweest. Maar zeker is het niet.
Ik geloof dat het heel goed mogelijk is op het eiland te komen
zonder dat iemand er iets van merkt.'
'Mogelijk is het zeker. Maar het gaat er juist om dat hij er niet
op kon rekenen onopgemerkt te blijven!'
Rosamund zei: 'U vergeet een ding. Het weer!'
'Wat heeft dat ermee te maken?'
'De dag van de moord was het prachtig weer. Maar de dag daarvoor
regende het pijpestelen, en hing er een dichte mist. Toen kon ieder
die wilde, op het eiland komen zonder te worden opgemerkt. Het
enige wat hij te doen had was naar de grot te wandelen en daar de
nacht door te brengen. Dat mistige weer, monsieur Poirot, is
werkelijk een heel belangrijk punt.'
Poirot keek haar een tijdje aandachtig aan. 'Wilt u wel geloven dat
er veel waars schuilt in uw opmerkingen?'
Rosamund bloosde even. Ze antwoordde: 'Het is maar een theorie van
me. Vertelt u mij nu eens de uwe!'
'Ah!' riep Hercule Poirot, naar de zee turend. 'Eh bien,
mademoiselle. Ik ben maar een heel eenvoudige man. Ik ben altijd
geneigd aan te nemen, dat degene die er het meest voor in
aanmerking komt, de misdaad ook gepleegd heeft. In het allereerste
begin leek het ook of alles op een bepaalde persoon wees.'
Rosamunds stem klonk wat koeler toen ze zei: 'Gaat u verder.'
Hercule Poirot vervolgde: 'Maar, ziet u, er is wat je noemt een
kleinigheidje tussen gekomen. Het blijkt namelijk onmogelijk, dat
die persoon op het aangegeven uur de misdaad heeft gepleegd.'
Hij hoorde de onverwacht snelle ademhaling van juffrouw Darnley,
die bijna hijgend vroeg: 'Ja?'
Hercule Poirot haalde zijn schouders op: 'Ja, wat doen we nou? Dat
is de moeilijkheid.' Hij zweeg even en zei toen: 'Mag ik u
eens iets vragen?'
'Natuurlijk!'
Zij keek hem aan, op haar qui-vive en gespannen. Maar het was een
heel andere vraag dan ze verwacht had. 'Toen u die ochtend naar uw
kamer ging om u te verkleden voor de tennisbaan, hebt u toen nog
een bad genomen?'
Rosamund keek hem stomverbaasd aan: 'Een bad genomen? Wat bedoelt
u?'
'Niets anders dan wat ik zeg: hebt u een bad genomen? Het bad vol
laten lopen, instappen, uitstappen, en dan met dat bekende
gorgelende geluid het bad weer leeg laten lopen?'
'Monsieur Poirot, wat een krankzinnige vraag!'
'Nee nee, ik bedoel het heel serieus.'
'Nu, goed dan. Ik heb geen bad genomen!'
'Ha!' riep Hercule Poirot. 'Dan heeft geen mens een bad genomen,
dat is buitengewoon interessant!'
'Waarom zou iemand nou een bad nemen?'
Hercule Poirot zei: inderdaad, waarom?'
Rosamund riep een beetje geergerd uit: 'U probeert Sherlock Holmes
na te doen!'
Hercule Poirot glimlachte. Daarop snoof hij hoorbaar haar parfum
op. 'Staat u me toe enigszins indiscreet te zijn,
mademoiselle?'
ik ben ervan overtuigd dat u dat niet kunt, monsieur Poirot.'
'U bent wel zeer vriendelijk! Mag ik u dan vertellen dat ik het
parfum dat u gebruikt, verrukkelijk vind - het is zo'n fijne, tere
geur.' Hij wuifde met zijn hand en voegde er toen heel nuchter aan
toe: 'Gabrielle no. 8, geloof ik?'
'Dat is knap van u. Ja, die gebruik ik altijd.'
'Dat deed wijlen mevrouw Marshall ook, moet u weten. Zeer chic,
nietwaar? En zeer duur, zou ik denken.'
Rosamund haalde haar schouders op en glimlachte.
Poirot zei: 'U zat hier toen op deze zelfde plaats, mademoiselle,
op de ochtend van de misdaad. Men heeft u hier zien zitten, althans
uw parasol is door juffrouw Brewster en meneer Redfern herkend,
toen zij naar de Elfenkreek roeiden. Weet u zeker, mademoiselle,
dat u die morgen niet zelf ook naar de Elfenkreek bent geweest en
daar in de beroemde Elfengrot hebt gestaan?'
Rosamund draaide haar hoofd om en keek hem doordringend aan:
'Vraagt u me soms of ik Arlena Marshall heb vermoord?'
'Volstrekt niet, mademoiselle, alleen of u soms in de Elfengrot
geweest bent.'
ik weet niet eens waar ik die zou moeten zoeken. Waarom zou ik daar
geweest zijn? Wat voor bedoeling zou ik daarmee hebben gehad?'
'Op de dag van de misdaad, mademoiselle, is er iemand in de
Elfengrot geweest die precies dezelfde parfum gebruikt. Gabrielle
no. 8!'
Rosamunds stem klonk scherp toen ze zei: 'U hebt me net zitten
vertellen, monsieur Poirot, dat Arlena Marshall ook Gabrielle no. 8
gebruikte. Zij was die morgen daar op het strand. Wat is dus
waarschijnlijker dan dat zijzelf daar in de grot is geweest?'
'Wat voor reden kan zij hebben gehad de grot binnen te gaan? Het is
daar donker en allesbehalve geriefelijk.'
Ongeduldig antwoordde Rosamund: 'Vraagt u mij niet naar haar
motieven. Zij was in ieder geval daar op het strand, dus lijkt 't
mij ook het waarschijnlijkste dat zij in de grot is geweest. Ik heb
u al eens eerder gezegd dat ik hier geen moment weg ben
geweest.'
'Met uitzondering dan van de tijd die u nodig had om naar het hotel
terug te gaan en bij kapitein Marshall om de hoek te kijken.'
'O, ja. Dat was ik vergeten.'
Poirot vervolgde: 'U vergist zich ook, mademoiselle, als u denkt
dat kapitein Marshall u niet heeft gezien.'
Op ongelovige toon vroeg Rosamund: 'Heeft Kenneth me gezien? Zegt
hij dat?'
Poirot knikte. 'Hij zag u in de spiegel die boven zijn tafel
hangt.'
Rosamund hield haar adem in. Ze zei: 'O, nou begrijp ik het!'
Poirot keek allang niet meer naar de zee. Hij keek naar Rosamund
Darnley's handen die zij gevouwen op haar schoot hield. Het waren
zeer mooi gevormde, goed verzorgde handen met lange vingers.
Rosamund, die de richting van zijn ogen volgde, vroeg opeens
scherp: 'Waarom zit u zo naar m'n handen te kijken? Denkt u - denkt
u...?'
Poirot zei: 'Wat denk ik, mademoiselle?'
Rosamund Darnley zei: 'O, niks...'
Ongeveer een uur later kwam Hercule Poirot het pad afwandelen dat
over het eiland naar het Meeuwenstrandje liep. Hij zag daar iets op
het strand. Een klein figuurtje in een rode blouse en een kort
donkerblauw broekje.
Poirot liep het pad af, behoedzaam stappend met zijn te kleine
peau-de-suede schoenen. Met een ruk draaide Linda Marshall haar
hoofd om. Hij verbeeldde zich dat ze even terugdeinsde.
Terwijl hij op haar toeliep en heel voorzichtig op de kiezelstenen
op het strand ging zitten, rustten haar ogen argwanend op hem, zo
angstig en waakzaam als bij een in de val gelopen dier. Hij zag,
met iets van wroeging in zijn hart, hoe jong en kwetsbaar ze was.
Zij begon: 'Wat is er? Wat wilt u van me?'
Hercule Poirot gaf eerst geen antwoord. Tenslotte zei hij: 'Een
paar dagen geleden hebt u de commissaris verteld dat u op uw
stiefmoeder gesteld was, en dat ze heel vriendelijk voor u
was.'
'Nu, wat zou dat?'
'Dat was niet waar, is 't wel, mademoiselle?'
'Ja, het was wel waar.'
Poirot vervolgde: 'Ze is misschien niet opzettelijk onvriendelijk
geweest - dat wil ik toegeven. Maar u was toch allesbehalve op haar
gesteld -- o, nee, integendeel - u mocht haar helemaal niet. Dat
was duidelijk te zien!'
Linda antwoordde: 'Misschien hield ik niet zoveel van haar. Maar
dat kun je niet zeggen als iemand net gestorven is. Dat zou onkies
zijn.'
Poirot zuchtte. Hij zei: 'Hebben ze u dat op kostschool
geleerd?'
'Ja, dat zal wel.'
Hercule Poirot zei: 'Wanneer iemand vermoord is, is het
belangrijker de waarheid te zeggen, dan te streven naar
kiesheid.'
Linda zei: ik begrijp dat u zulke dingen zeggen moet!'
inderdaad. Daarom doe ik het ook. Het is mijn vak, ziet u, uit te
zoeken wie Arlena Marshall heeft vermoord.'
Linda fluisterde: ik wil het allemaal vergeten. Het is zoiets
verschrikkelijks.'
Zachtjes zei Poirot: 'Maar u kunt het niet vergeten, is het
wel?'
Linda zei: ik denk dat een of andere gevaarlijke gek haar heeft
aangevallen!'
Hercule Poirot zei zacht: 'Nee, dat geloof ik nu juist niet.'
Linda hield haar adem in. 'U praat alsof u er meer van weet!'
Poirot antwoordde: 'Misschien doe ik dat ook wel.' Hij wachtte even
voordat hij verder ging. 'Wil je mij in vertrouwen nemen, lieve
kind, dan kan ik je naar mijn beste vermogen bijstaan in de
verschrikkelijke moeilijkheden waarin je verkeert.'
Linda sprong overeind, ik heb helemaal geen moeilijkheden!' riep
ze. 'U kunt werkelijk niets voor me doen. Ik weet niet eens waar u
het over hebt!'
Poirot zei, haar strak aankijkend: ik heb het over kaarsen!'' Hij
zag de angst in haar ogen. Ze riep: ik wil niet naar u luisteren,
ik wil niets meer horen!'
Zij holde langs het strand weg en stoof het pad op dat naar boven
leidde. Hoofdschuddend keek Poirot haar na.