19
Mevrouw De Cock deed open. Op de stoep voor
haar woning stonden Appie Keizer en Dick Vledder. Mevrouw De Cock
begroette beiden bijzonder hartelijk. ‘Zijn er niet meer?’ Appie
Keizer schudde zijn hoofd. ‘Rijpkema, Stoops en Zeegers kregen
plotseling een zogenaamde zelfmoord voorgeschoteld.’ ‘Een
zo-ge-naam-de?’
Appie Keizer grinnikte jongensachtig. ‘Het leek op een zelfmoord,
maar toen ze heel goed keken, was het moord.’ Mevrouw De Cock
bracht haar wijsvinger voor haar gesloten lippen. ‘Zeg er maar
niets van tegen mijn man. Hij is in staat om onmiddellijk zijn jas
aan te trekken en naar de Kit te gaan.’ Vledder wuifde afwerend.
‘Geen denken aan. Ik wil eerst uitleg... anders komt hij de deur
niet uit.’
Mevrouw De Cock ging de rechercheurs voor naar haar gezellig
ingerichte woonkamer. De grijze speurder zat lui in een brede
fauteuil, pantoffels aan zijn voeten en naast zich een tafeltje met
diepbolle glazen en een fles verrukkelijke cognac.
Hij liet de twee jonge rechercheurs tegenover zich op de bank
plaatsnemen en schonk in, aandachtig en met overgave. De Cock hield
van een goed glas cognac en had het genieten daarvan verheven tot
een cultus. Hij reikte de glazen aan en mevrouw De Cock droeg uit
de keuken schalen vol lekkernijen aan.
Vledder kon zijn ongeduld niet bedwingen. ‘Is
hij dood?’ De Cock liet de cognac in de warmte van zijn hand
schommelen, snoof en nam een slokje. ‘Hij leeft nog. Ik heb
vanmorgen in het ziekenhuis even met hem mogen praten. Hij was
opmerkelijk helder van geest, maar zijn behandelend arts achtte
zijn toestand nog uiterst kritiek.’
‘Hoe wist je dat het Peter van Dongen was?’
De Cock zette zijn glas neer. ‘Dat wist ik niet. Ik was er alleen
van overtuigd geraakt dat juwelen in
het variétégroepje op de een of andere manier een belangrijke rol
speelden. Dat was de reden dat ik, inzake dit onderwerp, zo
voorzichtig was bij het benaderen van de leden van het groepje. Ik
kreeg het gevoel dat er een soort gemeenschappelijk geheim was,
waarover men niet wilde praten. Toen Henri Jonkers mij vertelde dat
Vlindertje in het verleden een liefdesaffaire had gehad met de
hypnotiseur van het groepje, begreep ik dat dit mogelijk de
verklaring was voor de raadselachtige juwelendiefstallen.
Hypnose... de bestolenen hadden onder hypnose zelf hun eigen kluis
geopend en konden zich, na het ontwaken uit hun hypnotische slaap,
alleen maar vlindertje herinneren. De
vraag die plotseling centraal stond, was: Wie was die hypnotiseur?
De meest voor de hand liggende stap zou zijn geweest om dat aan een
van de leden van het variétégroepje te vragen, maar om redenen die
ik reeds schetste, durfde ik dat niet. Ik was bang dat de
betrokkene zich dan volledig aan mijn naspeuringen zou onttrekken.
En dat wilde ik voor alles vermijden. Jan Kusters, de
wachtcommandant, die de groep compleet met hypnotiseur op een
verenigingsavond had zien optreden, kon mij niet helpen. Smalle
Lowietje bracht mij verder. Hij kende weliswaar niet de naam van de
man, maar hij gaf mij wel een duidelijk signalement: een lange,
breedgeschouderde man met staalblauwe ogen en een diepe, warme
stem.’ ‘Peter van Dongen.’
De Cock knikte. ‘De moeilijkheid was dat ik tot geen enkele vorm
van bewijsvoering kon komen. Bovendien speelde de vraag: Was de
impresario Peter van Dongen, buiten de man van de
juwelendiefstallen, ook de moordenaar van de clown Pierrot en van
Vlindertje? Ik heb nog met de gedachte gespeeld om een inbraak te
plegen bij Peter van Dongen aan de Willemsparkweg, in de hoop daar
bewijsmateriaal te vinden. Bijvoorbeeld werpmessen, of antieke
juwelen... maar mijn vriend en ex-inbreker Handige Henkie was met
vakantie in Benidorm en alleen durfde ik het karwei niet aan.’ De
Cock keek even speels naar Appie Keizer. ‘Dit is uiteraard een
vertrouwelijke mededeling.’ De jonge rechercheur grijnsde. ‘Dat
begrijp ik.’
Vledder boog zich naar voren. ‘Je zei gisteravond dat je was
uitgegaan van mijn theorie?’
Er gleed een glimlach over het gezicht van De Cock. ‘Jij zei dat er
tussen de moord op de clown Pierrot en Vlindertje een duidelijke
overeenkomst was. Beiden werden vermoord, nadat ze kenbaar hadden
gemaakt dat ze over juwelen konden beschikken. Ik vond het een
bruikbare theorie en besloot die aan de praktijk te toetsen.’ Hij
zuchtte. ‘Daar kwam nog bij, dat ik langzaam tot de overtuiging was
gekomen, dat ik maar één mogelijkheid had om de moordenaar te
ontmaskeren, ik moest hem tot een derde moord verleiden.’
Appie Keizer spreidde zijn mollige handjes. ‘Hoe?’
De Cock antwoordde, ‘Inderdaad... hoe? Ik besloot om Henri Jonkers
in vertrouwen te nemen. Na enig aandringen bleek hij tot
medewerking bereid. Ik liet hem een brief schrijven aan Peter van
Dongen, waarin hij stelde, dat hij als enige en intieme vriend van
Pieter Eickelenbosch volledig op de hoogte was van de
juwelendiefstallen... dat hij de zekerheid had dat zijn vriend door
Peter van Dongen op zijn woonboot met een werpmes was vermoord...
en dat hij het aandeel in de juwelenbuit opeiste, dat zijn vriend
Pieter Eickelenbosch, alias de clown Pierrot toekwam. Zo niet...
dan zou hij de recherche van het bureau Warmoesstraat van zijn
wetenschap op de hoogte brengen.’ Appie Keizer trok zijn neus iets
op. ‘Duivels.’ Ondanks zijn afkeurende mimiek, trilde er
bewondering in zijn stem. De Cock knikte voor zich uit. ‘Het was
niet alleen duivels... maar ook levensgevaarlijk. Henri Jonkers had
namelijk als uitdrukkelijke eis gesteld dat de ontmoeting tussen
hem en Peter van Dongen nabij de Schreierstoren zou worden
gearrangeerd. Dat was voor mij een slecht punt. Posteerde ik daar
te veel rechercheurs, dan liep ik de kans dat de moordenaar onraad
rook en zich terugtrok. Ik moest de val zo open mogelijk houden.
Dat hield in dat ik Henri Jonkers niet volledig kon beschermen.
Omdat ik ervan uitging dat de moordenaar bij zijn aanslag weer een
werpmes zou gebruiken, liet ik bij Henri Jonkers tussen zijn
kleding op zijn borst en rug een stalen plaat aanbrengen.’ Vledder
grinnikte. ‘Daarom schampte het mes.’
De Cock dronk peinzend zijn glas leeg. ‘Dat Peter van Dongen als
een gebrekkige oude man ten tonele zou verschijnen, dat had ik niet
verwacht. Hoewel Stoops, Rijpkema en Zeegers toch over een
duidelijk signalement beschikten, hebben ze hem niet opgemerkt.
Begrijpelijk. Het was puur toeval dat ik hem als een storende
dissonant in de hoerenparade zag strompelen.’ Hij zette het glas
naast zich op het tafeltje. ‘Dat Peter van Dongen in zijn wilde
vlucht tegen een auto opliep, heb ik niet voorzien, noch gewild.’
Een tijdlang zwegen allen... ieder verzonken in zijn eigen
gedachten. Het was een onrustige Vledder, die het zwijgen verbrak.
‘Toch begrijp ik van de moorden nog steeds niet het hoe en waarom!’
De Cock schonk zich nog eens behoedzaam in.
‘Als rechercheur,’ begon hij kalm, ‘trek je soms voorbarige
conclusies. Toen wij de clown met een werpmes in zijn rug vonden en
later bleek dat er een set werpmessen uit de wagen van Fantinelli
was gestolen, ging ik uit van voorbedachte
rade. De moordenaar had de messen, zo concludeerde ik,
gestolen om ze later als moordwapen te gebruiken.’
Vledder keek hem verwonderd aan. ‘Was dat niet zo?’ De Cock schudde
zijn hoofd. ‘De cassette met de twaalf werpmessen werd in
Apeldoorn, door een heroïneverslaafde, een junk, uit de wagen van
de messenwerper gestolen. De junk ging ermee naar zijn heler en
kreeg daar een klein bedrag voor. De heler bekeek de cassette
zorgvuldig en ontdekte daarin de naam Fantinelli. De heler begreep
dat de – overigens waardeloze – messen voor de messenwerper juist
van grote betekenis waren. Hij probeerde contact met hem op te
nemen. Zoekend naar Fantinelli kwam hij in aanraking met de
impresario Peter van Dongen, die de messen onmiddellijk van de
heler opkocht.’ Vledder kneep zijn oogleden samen. ‘Wilde Peter van
Dongen dan geen moord plegen?’
De Cock wreef zich achter in zijn nek. ‘Dat is juist de tragiek van
de man. Hij was niet moordzuchtig. Aanvankelijk niet. Hij wilde
voor iedereen het beste. Daarom hoop ik ook dat hij in leven
blijft.’ Vledder reageerde verrast. ‘Dat zeg je na twee moorden en
een poging?’
De Cock knikte traag. ‘Wat was er gebeurd? Het variétégroepje,
waarin hij als hypnotiseur optrad, was door de speelzucht van
Pierrot failliet gegaan. Er waren grote schulden, vrijwel geen
engagementen en de ploeg dreigde uiteen te vallen. Men was door de
jaren heen onderling sterk aan elkaar gehecht geraakt. Daarom zocht
men naa r mogelijk heden om de ploeg in sta nd te houden...
wachtend op betere tijden. Om die moeilijke periode te overbruggen,
stelde Peter van Dongen voor om zijn gave als hypnotiseur op het
vlak van de misdaad uit te buiten. Om zijn duistere activiteiten
enigszins te camoufleren, zou hij zich als impresario van de groep
aan de Willemsparkweg vestigen. De anderen gingen met zijn voorstel
akkoord en beloofden, wanneer nodig, hun medewerking.’ Appie Keizer
grinnikte. ‘Een crimineel verbond.’
De Cock glimlachte. ‘Zo zou je het kunnen noemen. Peter van Dongen,
die wel iets van juwelen wist, bezocht ruilbeurzen en
antiekveilingen. Wanneer hij bij iemand een buit vermoedde, maakte
hij contact en bracht de betrokkene onder hypnose. De rest was
kinderlijk eenvoudig. Hij bewoog zijn toekomstige slachtoffer om
hem zijn of haar juwelencollectie te laten zien. In een toestand
van hypnose maakten zij dan hun kluizen open en Peter van Dongen
eigende zich juwelen, waardepapieren en geld toe.’
Vledder keek hem niet begrijpend aan. ‘Waardepapieren en geld?’
‘Ja.’
‘Ik dacht alleen juwelen. Ik heb in geen enkele aangifte iets over
geld of waardepapieren gelezen.’
De Cock grijnsde. ‘Er zijn in ons lieve landje nog wel een paar
mensen die waardepapieren en geld in huis hebben, waarvan de fiscus
niets weet.’
‘Zwart.’
‘Precies. Van de gestolen juwelen, die vrijwel altijd verzekerd
waren, deed men wel aangifte. Van het zwarte geld uiteraard niet.’
‘Wat deed Peter van Dongen met het geld?’
‘Daarvan onderhield hij de groep. Ieder kreeg een vorstelijke
uitkering.’
‘En de juwelen?’
‘Die bewaarde Peter van Dongen in zijn brandkast aan de
Willemsparkweg. In overleg met de ploeg werden ze niet te gelde
gemaakt. Dat zou mogelijk later gebeuren, wanneer Peter met zijn
activiteiten was gestopt en het rumoer rondom de raadselachtige
juwelendiefstallen wat was geluwd.’
Vledder fronste zijn wenkbrauwen. ‘Alle leden van het
variétégroepje wisten dus van het bestaan van de juwelen af.’
‘Zeker. Maar ieder had er belang bij om erover te zwijgen.’ Vledder
knikte nadenkend. ‘Ik begin het te begrijpen... de moeilijkheden
begonnen toen Pierrot aanbood om zijn speelschulden met juwelen te
betalen.’
De Cock zuchtte. ‘Inderdaad... Pierrot, door Freekie van Wezel in
het nauw gebracht, sprak zijn mond voorbij. Hij heeft ook werkelijk
geprobeerd om Peter van Dongen te bewegen hem een deel van de
juwelen te geven. Peter weigerde. Omdat hij moeilijkheden voorzag,
nam hij contact op met Vlindertje. Ze bespraken de situatie en
besloten toen dat Pierrot een tijdje van het toneel moest
verdwijnen. Peter van Dongen had in de buurt van Sint Maarten een
fraai en comfortabel zomerhuis, waar Pierrot een tijdelijk
onderkomen kon vinden. Om Freekie van Wezel volledig om de tuin te
leiden, zou Vlindertje in die tussentijd de act van Pierrot
overnemen. In de nacht van vrijdag op zaterdag brak Peter van
Dongen de wagen van Pierrot open en nam daaruit zijn clownspak,
zodat Vlindertje gedurende het weekeinde op de act van Pierrot kon
studeren. Op maandag, de dag van de moord, reisde Vlindertje naar
Groningen. Peter van Dongen ging met de cassette werpmessen, die
hij van de heler had gekocht, naar de woonboot van Pierrot. De
bedoeling was dat hij de messen daar zou achterlaten, zodat
Charlotte ze weer aan Fantinelli kon geven. Toen Peter van Dongen
met zijn voorstel kwam, wilde Pierrot daar echter niets van weten.
Hij weigerde van het toneel te verdwijnen, wilde onder geen beding
naar het zomerhuis en beloofde een schandaal wanneer Vlindertje het
zou wagen om zijn clownsact over te nemen. Bovendien dreigde hij
naar de politie te gaan wanneer Peter van Dongen hem niet
onmiddellijk geld of juwelen gaf om zijn speelschulden te betalen.
Tijdens het verhitte gesprek ging Pieter Eickelenbosch gewoon door
met het passen van het nieuwe clownspak, dat Charlotte voor hem had
gemaakt. Peter van Dongen voelde zich verraden. Hij had alles
gedaan om de groep bij elkaar te houden. Hij had zijn gave als
hypnotiseur misbruikt en risico’s gelopen en nu dreigde die
verdomde clown alles stuk te maken. Juist hij, juist Pierrot, de
man die door zijn speelzucht de variétégroep in het faillissement
had gestort. Het was bij Peter van Dongen of er iets in hem knapte.
In een opwelling greep hij een werpmes uit de cassette en stootte
dat met grote kracht in de rug van Pierrot.’
De Cock sloot even zijn beide ogen. In gedachten ging hij het
gesprek met de impresario na.
‘Pierrot,’ ging hij somber verder, ‘bloedde dood en Peter van
Dongen zat bij het lijk. Hij was woedend... woedend op de clown...
woedend op zichzelf, dat hij tot deze daad was gekomen. Eerst
overwoog hij zich bij de politie te melden. Toen kwam een ander
plan in hem op. Hij zou het lijk van Pieter Eickelenbosch op de
stoep van het speelhuis van Freekie van Wezel leggen... als een
soort offer op het altaar van de roulette. Toen het wat donker
werd, sleepte hij het lichaam van Pierrot naar de speedboot, legde
er een dekzijl over en voer naar de Geldersekade. Toen hij daar
aankwam, zag hij dat zijn oorspronkelijke plan vrijwel
onuitvoerbaar was. De kademuren waren te hoog. In de onmiddellijke
omgeving was geen plek om het lijk aan wal te brengen.’ ‘Toen heeft
hij hem op het vlondertje gelegd,’ sprak Vledder
begrijpend.
De Cock pauzeerde. In herinnering bracht hij de beelden terug
waarmee de zaak begon... de drukke Geldersekade... de spijlen van
het ijzeren hek... het mes in het clownspak.
Vledder gebaarde in zijn richting. ‘Heeft hij Vlindertje inderdaad
in een soort bidhouding gelegd?’
De Cock knikte vaag. ‘Vlindertje eiste van hem de juwelen terug,
die hij van makelaar Van Vlaanderen had gestolen. Hij voelde zich
toen ook door haar verraden. Hij beloofde haar met de juwelen te
komen.’
‘En stak haar dood.’
De Cock pakte zijn glas en nam een slok. De cognac smaakte hem
niet. ‘Vlindertje was de enige van de groep met een religieuze
achtergrond. Ze ging nog wel eens naar de kerk en woonde een dienst
bij. Peter wist dat. Toen hij haar had neergestoken, legde hij haar
op haar knieën voor de fauteuil en vouwde haar handen. “Bid,”
schreeuwde hij, “bid voor mijn
zonden.”’ Mevrouw De Cock schudde bedenkelijk haar hoofd. ‘Een
vreemde man.’
De grijze speurder keek haar aan. ‘Vreemd?’ herhaalde hij vragend.
‘Wanneer is een mens vreemd? Peter van Dongen is in mijn ogen een
begaafde, temperamentvolle man; een man met een ingeboren gevoel
voor drama en theater. Een man ook met een ziel, waarin goed en
kwaad misschien te dicht bij elkaar liggen om het onderscheid
duidelijk te zien.’
Geruime tijd zwegen ze. Langzaam gleden de impresario en zijn daden
uit hun gedachten. De gesprekken werden algemener en geanimeerder.
Het was al vrij laat toen de beide jonge rechercheurs afscheid
namen.
Toen ze waren vertrokken, schoof mevrouw De Cock een poef bij en
ging pal voor haar man zitten. ‘Ik heb de hele avond op één vraag
zitten wachten.’
De Cock glimlachte. ‘Welke?’
‘Heeft Vlindertje wel eens actief aan de juwelendiefstallen
deelgenomen?’
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Nooit.’
‘Hoe... eh, hoe kon het dan dat de mensen, die waren bestolen, zich
vlindertje herinnerden?’
De Cock stak zijn hand in een zijzak van zijn colbert en diepte
daaruit een broche op. Het was een prachtig juweel van onyx, in de
vorm van een vlinder, afgezet met een rand van wit goud, waarin
tientallen flonkerende briljantjes waren gevat. ‘Een geschenk van
Vlindertje aan Peter van Dongen, uit de tijd dat ze nog verliefd op
elkaar waren. Peter gebruikte het kleinood om zijn slachtoffers te
hypnotiseren.’
De grijze speurder hield het flonkerende vlindertje aan de ketting
vast en liet het voor de ogen van zijn vrouw trage
slingerbewegingen maken.
Mevrouw De Cock keek ernaar... geboeid en gefascineerd. Plotseling
keek ze naar hem op. Om haar lippen speelde een zoete lach. ‘Jur
rian... Jur rian de Cock. Je hoeft mij niet meer te hypnotiseren,
dat heb je al gedaan, langgeleden, toen ik je voor het eerst
ontmoette.’