6

Vanuit het café van Smalle Lowietje trokken de beide rechercheurs de Achterburgwal op en slenterden in de richting van de Oudekennissteeg. Ondanks een miezerige motregen, die de gracht in een grauwe sluier hield, was het er druk. Drommen vakantiegangers, in verkreukeld plastic, sjokten zich vergapend langs de in mild rood uitgestalde prostituees. Voor een sekstheater stonden mannen in een rij.
De Cock trok de kraag van zijn regenjas omhoog en drukte zijn hoedje naar voren. Een jong knap heroïnehoertje, met een wat vertroebelde blik in de grote bruine ogen, klampte hem aan. Haar zwarte haren plakten nat op haar voorhoofd.
‘Moet je even?’
De Cock keek op haar neer.
‘Wat?’ vroeg hij onnozel.
Ze schudde haar hoofd. Het troebele in haar blik trok even weg. ‘Als ik je dat op jouw leeftijd nog moet uitleggen,’ sprak ze meewarig, ‘dan hoeft het niet meer.’
Grijnzend glipte ze langs hem heen en verdween in de massa. Vledder barstte in lachen uit.
‘Het zal je maar gezegd worden,’ proestte hij.
De Cock trok gelaten zijn schouders op. Verder reageerde hij niet. Het voorval gaf hem van binnen een triest gevoel. Het feit dat het jonge hoertje hem had aangeklampt, duidde erop dat ze hem niet kende, dat ze niet wist dat hij, De Cock, van de politie was. Dat betekende tevens dat ze nog maar kort op de Walletjes opereerde en vrijwel geen business-ervaring had. Het viel hem de laatste tijd toch op. Er kwamen er steeds meer en ze werden steeds jonger... het waren kinderen nog... door de heroïne in de prostitutie gedreven. Vanuit de Oudekennissteeg liepen ze de brug over naar het Oudekerksplein. Op de hoek van de Sint Annendwarsstraat drukte De Cock een donkergroene deur open en hees zijn negentig kilo een smalle, stijle en krakende trap op.
Vledder kwam hem na.
‘Wat doen wij hier?’ vroeg hij verbaasd.
Zijn oude collega klom hijgend verder.
‘Kijken of Maffe Kee al wakker is.’
Op het portaaltje van de eerste etage voelde De Cock aan de kruk van de woningdeur. Toen die meegaf, duwde hij de deur open en stapte meteen via het keukentje de woonkamer binnen. In een lage rotanstoel, haar corpulente lichaam gehuld in een zwarte glimmende peignoir met vuurspuwende draken in glanzend borduursel, zat Maffe Kee en las. Met een half brilletje op het einde van haar stompe neus en een rood hoofd vol papillotjes zag ze er lachwekkend uit.
Het plotselinge bezoek van de beide mannen bracht haar niet uit haar evenwicht. Ze legde kalm het boulevardblaadje waarin ze las, in haar schoot, deed haar brilletje af en keek op. Toen ze De Cock herkende, grijnsde ze breed.
‘Hee... ouwe dievenvanger.’
De Cock trok zijn gezicht in een beminnelijke plooi. ‘We kwamen eens kijken of je al wakker was.’
‘Nog voor ik opstond.’
De Cock duimde grinnikend naar Vledder.
‘Ken je hem al?’
Maffe Kee knikte traag.
‘Nieuwe lichting.’ Het klonk misprijzend. ‘Ik vraag mij af of ze het ook zo goed zullen doen.’
‘Hoe bedoel je?’
Ze trok wat onwillig haar schouders op.
‘Ach, die ouwe knakkers zoals jij, die begrijpen iets van de mensen. Maar dat jonge spul...’ Ze maakte haar zin niet af, maar zwaaide met een mollige arm naar buiten: ‘Kijk eens naar de business. Meisjes die vroeger nog met poppen speelden, spelen nu de hoer.’ Ze schudde haar hoofd. ‘Vroeger had de zedenpolitie ze allang opgepakt en in een of andere inrichting gestopt. Niet dat ze daar nu altijd beter van werden, maar ze bleven tenminste in leven. Nu spuiten ze zich in een paar jaar kapot. En wie doet er wat aan?’
De Cock zweeg. Het was opvallend, vond hij, dat de ouderen zich het heroïneprobleem veel meer aantrokken dan de jongeren, die erdoor werden bedreigd. Daar moest, bedacht hij, een reden voor zijn.
Maffe Kee keek naar hem op en monsterde de peinzende uitdrukking op zijn gezicht. ‘Wat sta je daar als Verdomde Lowietje,’ reageerde ze ineens fel. ‘Je bent toch niet naar boven gestrompeld om naar mijn gezondheid te informeren?’ De Cock, tot de werkelijkheid teruggeroepen, plukte aan zijn onderlip en lachte. ‘Ook. Kee... hoe gaat het met je?’ ‘Goed... en met jou?’
‘Redelijk.’
Ze klemde haar lippen op elkaar en knikte.
‘Mooi... dat is dan afgehandeld,’ sprak ze kordaat. ‘En nu met je billen bloot.’
De Cock gniffelde.
‘Eerlijk gezegd... letterlijk voel ik daar niet zoveel voor. Maar ik begrijp wat je bedoelt. Je wilt weten waarom ik op dit, voor jou zo vroege uur kom binnenvallen?’
‘Precies.’
‘Klaartje... Klaartje Paardestaart.’
‘Wat moet je van haar?’
‘Ik wil met haar praten.’
‘Waarover?’
De Cock aarzelde even en wreef over zijn kin.
‘Juwelen.’
Ze knikte traag. ‘Antieke juwelen.’
‘Hoe raad je het?’
Maffe Kee antwoordde niet. Ze nam het blaadje uit haar schoot en kwam moeizaam overeind. In te grote pantoffels slofte ze naar het raam, waar een tafel met een pluchen kleed en stoelen met trijpen zittingen stonden.
‘Kom.’ Ze schoof de stoelen wat terug. ‘Ik houd niet van staande recepties.’ Ze wachtte tot de beide rechercheurs zaten en nam toen zelf aan tafel plaats. ‘Ik zei al tegen Klaartje: let op, daar komen ze op af.’
De Cock keek haar aan.
‘Je bedoelt de juwelen?’
Maffe Kee knikte instemmend. Ze drukte haar zware borsten wat op en leunde voorover. ‘Kijk, Klaartje komt al jaren op de Herengracht bij die oude Van Vlaanderen. Hij is goed voor haar. Echt. Geen malle fratsen en toestandjes. Gewoon. Nooit pingelen om de prijs en altijd een persoonlijk fooitje. Het is wel haar business, maar Klaartje gaat graag naar hem toe. Die oude Van Vlaanderen is een heer. En daar zijn er tegenwoordig niet zo veel meer van. Hij begrijpt dat zelfs een business-meisje een mens is. En zo behandelt hij haar ook.’
De Cock liet de loftuitingen op Van Vlaanderen gelaten over zich komen. Hij kende Maffe Kee al jaren en wist dat hij de kans liep dat ze volkomen dichtklapte als hij haar woordenstroom onderbrak. ‘Heeft... eh, heeft Klaartje de juwelen wel eens gezien,’ probeerde hij voorzichtig.
Maffe Kee zwaaide afwerend.
‘Dat wilde ik je nu net vertellen,’ zei ze verstoord. ‘Als Klaartje er was, dan haalde hij de juwelen wel eens uit de kluis en deed ze bij Klaartje om. Soms moest ze zich helemaal uitkleden en dan tutte hij haar op... met zilveren en gouden haarkammen, een diadeem, oorbellen, halskettingen, armbanden, ringen en prachtige met edelstenen bezette ceinturen.’ Ze deed haar ogen even dicht en keek daarna zwijmelend voor zich uit. ‘Dan leek mijn Klaartje wel een kerstboom. Zo mooi.’
De Cock kuchte.
‘Heb je dat verhaal over die juwelen wel eens aan anderen verteld?’
Maffe Kee schudde haar hoofd.
‘Nooit.’ In haar stem trilde verontwaardiging. ‘Ons soort vrouwen moet weten te zwijgen.’
‘En Klaartje?’
Haar gezicht versomberde.
‘Je kunt ze waarschuwen wat je wil... die jonge meiden... soms zijn ze maf.’ Ze klopte met een kromme wijsvinger op haar borst. ‘Was ik vroeger ook. Ze noemen mij niet voor niets Maffe Kee. Ik flapte er alles uit. Je voelde je als jonge meid apetrots omdat je macht had over al die hoerenkerels die bij je kwamen.’ Ze zuchtte diep en veranderde van toon. ‘Als het leven je een paar dreunen op je kanis heeft gegeven, word je wel voorzichtiger.’ De Cock begreep het. ‘Klaartje heeft dus wel gekletst.’ Maffe Kee maakte een hulpeloos gebaartje.
‘Ze heeft een hartsvriendin, Charlotte. Aan die vertelt ze alles. Haar lek en gebrek.’ Ze zweeg even en streek met haar hand over het pluchen tafelkleed. ‘Die Charlotte is een mal wijf. Getrouwd, maar loopt achter alle kerels aan. Als een klant een tweede meisje wil, neemt Klaartje haar wel eens mee. En dat doet ze. Niet voor de verdienste... maar voor de gein.’ ‘Ze zit niet in de business?’
‘Nee, bij het variété.’
De Cock schoof naar het puntje van zijn stoel.
‘Variété?’ riep hij verrast.
Maffe Kee knikte traag.
‘Een nummer met een messenwerper.’

Vledder liet zich op de stoel achter zijn bureau zakken. Zijn gezicht straalde. Vergenoegd leunde hij achterover. ‘Het loopt prachtig,’ riep hij opgewekt. ‘Schitterend. Volgens mij is de zaak al volkomen rond.’
De Cock keek hem aan. ‘Welke zaak?’
De jonge rechercheur bracht zijn handen omhoog. ‘Beide zaken,’ riep hij uitbundig. ‘De juwelenroof en de moord op de clown.’ De Cock schoof zijn onderlip vooruit.
‘Zo,’ sprak hij met gespeelde verbazing. ‘En wie is de dader?’ ‘Fantinelli.’
De mond van zijn grijze collega zakte open.
‘Wie?’
Vledder keek grijnzend op.
‘Fantinelli, de messenwerper, die jij vanmorgen zomaar liet weglopen... omdat je... omdat je voelde dat hij het niet had gedaan.’ Het klonk sarcastisch.
De Cock grinnikte. Het sarcasme van zijn leerling trof hem niet onaangenaam. Integendeel. Het beviel hem wanneer Vledder blijk gaf van eigen inzichten. ‘Dat gevoel van mij is niet veranderd,’ reageerde hij kalm.
Vledder boog zich naar voren en wenkte naar de stoel naast zijn bureau. ‘Ga daar nu eens even zitten, dan zal ik het je uitleggen.’ De Cock nam gehoorzaam plaats.
‘Ik luister,’ sprak hij geduldig.
Vledder hield zijn wijsvinger voor zijn neus.
‘Het is feitelijk heel simpel. Je moet alleen even de lijnen zien... de relaties, die het spel bepalen. Klaartje Paardestaart... of voor mijn part Clarisse, vertelt aan haar vriendin Charlotte, dat Van Vlaanderen zulke mooie juwelen in zijn kluis heeft. Charlotte brengt die wetenschap over aan haar man, de messenwerper Fantinelli.’
‘Mooi... verder?’
‘Fantinelli vraagt – rechtstreeks of middels Charlotte – aan Klaartje of zij bij een volgende juwelenexpositie ten huize van makelaar Van Vlaanderen bij het openen van de kluis eens nauwlettend op de cijfercombinatie wil letten.’
De Cock wreef over zijn kin.
‘Prachtig... het klinkt nog steeds aannemelijk.’
Vledder ging onverstoorbaar door.
‘Als Fantinelli de cijfercombinatie kent, wacht hij geduldig tot Klaartje als Clarisse weer een uitnodiging krijgt om naar de Herengracht te komen.’
De Cock knikte instemmend. ‘Dat gebeurde het afgelopen weekeinde.’
‘Precies. Klaartje zorgt ervoor dat de oude Van Vlaanderen ’s avonds deerlijk vermoeid in een diepe slaap valt, staat zelf ’s nachts op, leent even ongezien de sleutel van de kluis, laat de messenwerper binnen en Fantinelli steelt voor een miljoen aan antieke juwelen.’ Vledder keek triomfantelijk. Zijn ogen glansden. ‘Doodsimpel, vind je niet?’
De Cock streek met zijn pink over de rug van zijn neus. ‘En de dood van de clown?’
Vledder gebaarde heftig.
‘Die komt uit de juwelenroof voort.’
‘Hoe?’
‘Charlotte.’
De Cock keek hem niet-begrijpend aan.
‘Wat is er met Charlotte?’
Vledder schudde zijn hoofd over zoveel onbegrip. ‘Die was met de clown een verhouding aangegaan,’ sprak hij ongedurig. ‘Zij zal aan Pierrot hebben verteld dat haar man, Fantinelli, in samenwerking met haar vriendin, Klaartje, zo’n leuke juwelenroof op touw heeft gezet. Wel, na de roof eist Pierrot een deel... voor hemzelf en voor Charlotte. Fantinelli weigert... vermoedelijk omdat hij van mening is dat Pierrot geen enkel recht op de buit kan doen gelden. Er ontstaat een woordenwisseling. In woede grijpt Fantinelli een van zijn messen en vermoordt de clown.’
Er viel een stilte.
De Cock staarde peinzend voor zich uit. ‘Het klinkt indrukwekkend,’ sprak hij na een poosje.
Vledder stoof op.
‘Het klinkt niet alleen indrukwekkend... het is indrukwekkend. Mijn theorie is juist. Daar is geen speld tussen te krijgen.’ ‘Jij acht jouw aanwijzingen voldoende om Fantinelli te arresteren?’ Vledder knikte overtuigend. ‘Dat had ik vanmorgen al willen doen. En toen wist ik nog niets van de relatie tussen Charlotte, de vrouw van de messenwerper, en Clarisse, het meisje dat in het weekeinde bij Van Vlaanderen was.’ De Cock knikte.
‘Dat is inderdaad een merkwaardige coïncidentie, die ook mij verraste.’ Hij zuchtte. ‘Ik vind het verdrietig voor Maffe Kee... maar als jouw theorie juist is, dan zit Klaartje er middenin... dan is ze medeplichtig... zeker wat de juwelenroof betreft.’ Vledder reageerde fel.
‘Natuurlijk zit ze er middenin. Zij is de vrouw om wie alles draait. Zonder haar medewerking was de juwelenroof niet mogelijk geweest. Ze kwam al jaren bij Van Vlaanderen. Er zal een soort vertrouwensrelatie zijn gegroeid. Het is bepaald niet denkbeeldig dat de gebruikelijke waakzaamheid van de makelaar met betrekking tot de cijfercombinatie van zijn kluis op den duur wat aan scherpte heeft ingeboet.’
‘Je bedoelt, dat het Klaartje niet moeilijk moet zijn gevallen om de combinatie te bemachtigen?’
‘Precies.’
De telefoon op het bureau van De Cock rinkelde. Vledder stond op, liep naar het bureau, nam de hoorn op en luisterde. Na enkele seconden hield hij zijn hand op het spreekgedeelte en keek naar De Cock.
‘Beneden aan de balie,’ sprak hij benepen, ‘staat Klaartje Paardestaart. Ze wil met jou spreken.’
De vrolijke lijnen rond de mond van De Cock plooiden speels. ‘Jij bent een gelukkige kerel, Dick. Je behoeft jouw daders niet eens op te halen. Ze komen uit eigen beweging.’
Vledder hoorde de ondertoon. Hij monsterde de milde gelaatsuitdrukking van De Cock. En in zijn hart kroop onrust.