14

De Cock had moeie voeten. Ze waren er ineens, onaangekondigd. Het was als een plotseling onweer bij een heldere hemel. Hij leunde achterover en legde zijn voeten op een hoek van zijn bureau. Met een van pijn vertrokken gezicht bevoelde hij zijn kuiten. Het was alsof geniepige kleine duiveltjes uit pure boosaardigheid met duizend spelden in zijn kuiten prikten. Hij kende de pijn, die uit de holten van zijn voeten kwam, langs zijn hielen omhoog trok en zich vastzette in zijn kuiten. Hij wist ook wat de pijn betekende. Telkens als de zaken slecht liepen, als zijn onderzoeken dreigden te verzanden en als hij het machteloze gevoel had volkomen in het duister te tasten, gaven die helse duiveltjes acte de présence.
Vledder keek hem bezorgd aan. ‘Is het weer zover?’ De Cock knikte en sloot zijn ogen. Enkele minuten bleef hij zo zitten, bewegingloos en geconcentreerd. Zijn markant gezicht leek een stalen masker. Om de pijn te verdrijven zette hij zijn tanden in zijn onderlip. ‘Het gaat wel weer over,’ sprak hij mat. ‘De pijn is nog wel te verdragen, maar de wetenschap dat wij na twee moorden en dagen van intensief speuren in feite nog geen stap verder zijn gekomen met ons onderzoek, bezorgt mij een angstig voorgevoel.’
Vledder keek zijn oudere collega met een blik vol ongeloof aan. ‘Je denkt dat we er niet uitkomen en dat we de moordenaar nooit zullen vatten?’
De Cock keek hem aan en antwoordde: ‘Dat kan toch? Hoeveel moorden blijven er niet onopgelost?’
Vledder schudde resoluut zijn hoofd. ‘Niet bij ons, ik bedoel, niet bij jou. Zolang wij samen zijn. Ik kan mij niet herinneren dat we ooit een zaak hebben laten zakken.’
Op het gezicht van De Cock brak een glimlach door. ‘Misschien is het bijgeloof.’
‘Wat?’
‘Dat mijn moeie voeten iets met de stand van ons onderzoek te maken hebben.’
Vledder lachte bevrijd. ‘Vast.’ Hij schoof een stoel bij en schoof die achterstevoren onder zich. ‘Wat denk je van het verhaal van de goochelaar? En van zijn angst? Zou er inderdaad iemand rondlopen, die het plan heeft om het hele variétégroepje uit te moorden?’
De Cock staarde even peinzend voor zich uit.
‘Het opmerkelijke is dat Bram van Wielingen vanmiddag met dezelfde suggestie kwam. Toen ik hem vertelde dat er uit een auto in Apeldoorn een set van twaalf van die werpmessen was gestolen, zei hij letterlijk: “Dan kun je nog tien moorden verwachten.”’
‘Geloof jij het?’
‘Als rechercheur moet je bedacht zijn op de meest vreemde hersenkronkels. Het gedrag van mensen is niet voorspelbaar. Zeker als je die gedachtekronkels niet kent, als je niet weet wat iemand drijft, of bezielt. Er zijn mensen om zeep gebracht omdat de moordenaar simpel vond dat het gezicht van de ander hem niet aanstond.’ Hij zweeg en grinnikte met een twinkeling in zijn ogen. ‘Om mijn gedrag tegenover commissaris Buitendam te kunnen verantwoorden, ga ik er voorlopig nog van uit, dat de beide werpmesmoorden verband houden met die onwaarschijnlijke juwelendiefstallen.’
Vledder spreidde zijn beide handen.
‘Daar past Vlindertje toch in?’
Zijn collega knikte. Langzaam keek hij naar Vledder op en strekte zijn rechterwijsvinger naar hem uit. ‘Morgenochtend om elf uur is er sectie. Op weg naar Westgaarde pak je de oude Van Vlaanderen bij de hand en neemt hem mee naar het mortuarium. Voordat dokter Rusteloos gaat snijden, laat je aan de makelaar het lijk van Vlindertje zien. Misschien doemen er uit zijn herinnering schimmen op, die ons verder kunnen helpen.’ ‘En als hij zich niet bij de hand laat pakken?’
‘Ik bel hem voor die tijd wel even op.’ De Cock tilde zijn benen van het bureau. Moeizaam kwam hij overeind en keek naar de grote klok in de recherchekamer. ‘Weet je waar ik zin in heb?’ Vledder glunderde. ‘In een cognackie.’
De grijze speurder liep langzaam naar de kapstok. ‘Vledder... jij mag nooit meer raden.’

Het vriendelijk muizensmoeltje van Smalle Lowietje straalde toen hij De Cock met Vledder achter hem zijn etablissement zag binnenkomen. Aan de bar begroette hij de grijze speurder uitbundig. ‘Dat je nog tijd kon vinden om even te komen.’ De Cock hees zich op een kruk.
‘Als je de geneugten van het leven vergeet, vergeet je te leven.’ Het gezicht van de tengere caféhouder versomberde. ‘Ik vind dat we er in Amsterdam hard op achteruitgaan. Er valt niet zo veel meer te genieten.’
De Cock keek hem onderzoekend aan. ‘Pessimistisch?’ ‘Ik heb gehoord dat ze nu ook Vlindertje om zeep hebben geholpen.’
De Cock plooide zijn gezicht in droefenis.
‘Weer met zo’n werpmes.’
‘Heb je wat?’
De Cock schudde zijn hoofd. ‘Ik ben nog net zo ver als op de avond van de moord op de clown.’
Smalle Lowietje staarde met een bedroefd gezicht voor zich uit. ‘Het was zo’n mooi wijffie. Je moet toch wel een verrekte schoft zijn om...’ Hij stokte omdat hij zich plotseling zijn plichten als gastheer herinnerde. ‘Hetzelfde recept?’
Zonder op antwoord te wachten, pakte hij in een reeks flitsende routinehandelingen drie diepbolle glazen van een rek en toverde van onder de tapkast een fles fijne cognac Napoléon, die hij speciaal voor De Cock gereserveerd hield. Klokkend schonk hij in.
‘En de juwelen?’
‘Nog niets van boven water.’
De Smalle nam zijn glas op en schommelde het in zijn hand. ‘Ik heb, nadat jij bij mij was geweest, zo hier en daar een visje uitgegooid... Ik heb gezegd dat ik wel belangstelling had voor een partijtje juwelen.’
‘En?’
De caféhouder schudde zijn hoofd. ‘Niets. Ik bedoel, er is mij niets aangeboden. Er was wel een snuitertje die het warm hield. Hij zei dat hij een gouden tip had gekregen over een partijtje juwelen in een woonboot.’
De Cock keek verrast op.
‘In een woonboot?’
‘Ja.’
‘Wie is dat snuitertje?’
Op het muizensmoeltje van Smalle Lowie kwam een pijnlijke trek. ‘Dat kan ik niet maken, De Cock. Echt niet. Ik moet ook aan mijn klandizie denken.’
De Cock drong niet verder aan. ‘Heb je hem later nog gesproken?’ ‘Ja... hij zei dat het niets was geworden.’
De Cock grijnsde.
‘Als je hem de volgende keer ziet, zeg hem dan uit mijn naam, dat hij voortaan wat netter moet werken. Mensen, mensen, wat heeft hij er in die woonboot een rotzooitje van gemaakt.’ De caféhouder keek hem waakzaam aan. ‘Ken jij die woonboot?’
De Cock knikte.
‘Het was de woonboot van de vermoorde clown.’
‘Had die juwelen?’
‘Er waren mensen die dat dachten.’
Smalle Lowietje zette zijn beide ellebogen op de bar. ‘Houdt de moord op die clown dan verband met dat miljoen aan juwelen, waar jij het over had?’
‘Mogelijk.’
‘Dat weet je niet zeker?’
De Cock nipte aan zijn cognacglas. ‘Lowie,’ lachte hij, ‘ik kan je toch niet al mijn hartsgeheimen vertellen?’
De caféhouder kwam weer overeind. ‘Weet je, De Cock,’ peinsde hij, ‘ik vind het maar raar.’
‘Wat?’
Lowietje keek spiedend om zich heen en boog zich toen naar De Cock. ‘Dat... eh, dat variétégroepje,’ hakkelde hij, ‘dat is failliet. En volgens de geruchten waren er nogal wat schulden. Toch schijnen ze in goeie doen.’
‘Wie?’
‘Die artiesten. Neem nu Kareltje Boerhaar, de acrobaat, die heeft hier verder op de gracht pas een nieuwe sportschool geopend. Een zogenaamd fitnesscentrum met aerobic dancing en dat soort gein. Ik heb even gekeken. Het ziet er vanbinnen piekfijn uit.’ Hij zweeg en zette zijn glas neer. ‘En weet je wie ik daar ook zag?’
‘Nou?’
‘Dat andere wijffie van de groep... Charlotte.’
De Cock verslikte zich bijna in zijn cognac. ‘Charlotte?’ Smalle Lowietje knikte heftig.
‘Volgens mij doen ze het samen, en heeft ze er ook geld in zitten.’

Vanuit het café van Smalle Lowietje aan de Barndesteeg trokken de beide rechercheurs de Achterburgwal op en slenterden in de richting van de Oudekennissteeg. Het was, zoals altijd, druk op de Wallen.
De Cock keek naar Vledder naast zich.
‘Heb je de pest in?’
Het gezicht van de jonge man leek een donderwolk. ‘Het wordt steeds zotter,’ snauwde hij. ‘Er valt in die hele affaire geen lijn te ontdekken.’
De Cock schoof zijn oude hoedje wat naar achteren. ‘Een paar dingen zijn toch wel duidelijk. De clown Pierrot beschikte... of meende te kunnen beschikken... over een partij juwelen en bood die Freekie van Wezel als betaling van zijn speelschulden aan. Freekie weigert en stelt een nieuwe termijn vast. Voor die termijn is verstreken, wordt de clown vermoord.’ Vledder vervolgde, ‘Waarna Freekie van Wezel een snuitertje tipt om eens op de woonboot te gaan kijken.’
‘Precies. Dat snuitertje vindt niets en dat kan weer twee dingen betekenen... of het snuitertje heeft niet goed gezocht, of er waren geen juwelen. Persoonlijk houd ik het op het laatste.’ ‘Waarom?’
De Cock grinnikte.
‘Als ik mij de ravage op de woonboot voor de geest haal, dan heeft het snuitertje niets aan het toeval overgelaten en alles heel stelselmatig overhoop gehaald.’ Hij kneep zijn ogen even samen. ‘Ik heb ook nog even aan een derde mogelijkheid gedacht.’ ‘Welke?’
‘Dat het snuitertje de partij juwelen wel degelijk heeft gevonden, maar met zijn buit aan de deur van Smalle Lowietje voorbij is gegaan.’
‘Naar een andere koper?’
De Cock staarde voor zich uit en schudde toen zijn hoofd. ‘Nee, dat neem ik niet aan. Zie je, Smalle Lowietje staat in penozekringen als een eerlijk en betrouwbaar heler te boek. Een man, die een redelijke prijs betaalt. Ik blijf bij mijn overtuiging: er waren geen juwelen.’
Vledder maakte een wanhopig gebaartje. ‘Hoe... eh, hoe kon Pierrot dan ter betaling van zijn speelschulden een partij juwelen aanbieden?’
De Cock keek zijn jonge collega bewonderend aan.
‘Dat is de beste vraag die je tot nu toe in dit onderzoek hebt gesteld.’
Vledder schudde wrevelig zijn hoofd. ‘Daar heb ik niets aan,’ reageerde hij fel. ‘Ik wil een antwoord. Volgens mij zie je de belangrijkste mogelijkheid over het hoofd.’
‘En die is?’
‘De moordenaar nam ze mee. Pierrot werd omwille van de juwelen vermoord.’
De Cock hield zijn hoofd iets scheef. ‘En Vlindertje?’ ‘Daar ben ik nog niet uit.’ Het klonk timide.
De Cock glimlachte. ‘Het geeft niet. Het is nog een warboel... ook voor mij. Het opmerkelijke is dat niemand van het variétégroepje iets van juwelen wil weten. Charlotte, die toch intieme relaties met Pierrot onderhield, zegt keihard dat de clown geen juwelen had. Vlindertje weet niets van juwelen af. En ook de goochelaar kijkt je stomverbaasd aan als je het woord juwelen laat vallen. En toch heb ik...’
Ze stapten het politiebureau aan de Warmoesstraat binnen. In de hal wenkte Jan Kusters hen naar de balie. ‘Of een van jullie twee even Ben Kreuger wil bellen. Hij had iets.’
Vledder wipte over de balie en greep een telefoon.
De Cock vatte Jan Kusters bij de revers van zijn uniformjasje en trok hem naar zich toe. ‘Zou jij voor jouw CTO nog eens een feestavond met variété willen organiseren?’
Kusters grijnsde. ‘Heb jij geld?’
Vledder duwde de wachtcommandant opzij. Zijn gezicht stond strak.
De Cock vroeg hem. ‘Wat is er?’
‘Kreuger heeft vingerafdrukken gevonden in de woning van Vlindertje.’
‘Van wie?’
‘Maurice van Vlaanderen.’