16
Vledder keek zijn collega De Cock ongelovig
aan. ‘Vlindertje?’ riep hij verbaasd. ‘Was Vlindertje de Pierrot in
Groningen?’ De Cock knikte. ‘Volgens een vrij openhartige Charlotte
was Vlindertje de enige van het variétégroepje, die een redelijke
imitatie van Pierrot kon brengen. Ze had dat wel eens gedaan...
voor de grap.’
‘We kunnen dat nooit meer bewijzen.’
De Cock schudde zijn hoofd. Zijn gezicht stond somber. ‘Als ik
erover nadenk, moet zij het wel zijn geweest. We hebben aan
Vlindertje alleen maar gedacht als een lief en onbenullig
danseresje met vleugeltjes en een mogelijke leidraad naar de
geheimzinnige juwelendiefstallen. Aan haar muzikale begaafdheid
zijn we min of meer achteloos voorbijgegaan. De act van de clown
Pierrot bestond voor het merendeel uit een selectie van muzikale
grappen... virtuoos gebracht. Vlindertje had aan het conservatorium
in Amsterdam viool gestudeerd en bespeelde vermoedelijk ook andere
instrumenten. Zij zal in de jaren dat zij aan het gezelschap was
verbonden, het optreden van Pierrot zo vaak hebben gezien, dat zij
daarvan elk onderdeel, elke mimiek en elk gebaar kende.’
De ogen van Vledder vergrootten zich plotseling. Hij strekte zijn
wijsvinger naar De Cock uit. ‘Als Vlindertje,’ sprak hij
opgewonden, ‘inderdaad in Groningen als Pierrot is opgetreden, dan
wist zij wie de moordenaar was en kende zij zijn plannen.’ De Cock
kauwde peinzend op zijn onderlip. ‘Dat lijkt mij een redelijke
veronderstelling.’
Vledder werd nog enthousiaster. ‘Plannen... waarmee zij akkoord
ging. Ze wist wat er ging gebeuren en vond dat goed. Daarom reisde
ze naar Groningen en nam de plaats in van Pierrot,
die...’
De Cock onderbrak hem: ‘...die werd vermoord.’
‘Ja.’
De rechercheur kwam geërgerd uit zijn stoel overeind. ‘Vledder...
onze redenering klopt niet. Ik heb al eens meer gezegd: het
slachtoffer heeft geen alibi nodig... maar de dader. Het omgekeerde
is absurd.’ Hij gebaarde in de richting van de jonge rechercheur.
‘Wat bereikte Vlindertje met haar optreden in Groningen?’
‘De... eh, de indruk... de gedachte, dat Pierrot op dat moment nog
leefde.’
‘Heel goed. En wat heeft dat voor zin... nu wij weten dat hij dood
was?’
Vledder slikte. ‘Dat het tijdstip van de moord wordt verschoven.’
‘Juist. En wat doe je dan intussen met het lijk van het
slachtoffer?’ ‘Dat... eh, dat verberg je zolang... je zorgt dat het
voorlopig niet gevonden wordt.’
De Cock grijnsde. ‘En wat doet onze moordenaar? Vrijwel op
hetzelfde moment dat Vlindertje in Groningen als Pierrot
optreedt... dus moet bewijzen dat hij nog leeft... legt hij de dode
Pierrot in een opzichtig witzijden clownspak op een vlondertje aan
de toch vrij drukke Geldersekade. Zie je, Vledder, dat gaat mijn
verstand te boven.’ De Cock zweeg even en vervolgde op mildere
toon. ‘Hoe ben jij gevaren met je speedboot?’ Vledder antwoordde
niet direct. De woorden van De Cock dreunden na. ‘De... de mensen
van de rijkspolitie te water,’ begon hij aarzelend, ‘worden in deze
tijd overspoeld met aangiften van diefstallen van zeil- en
motorboten, speedboten, buitenboordmotoren en dat soort spul. Het
lijkt wel een rage. Ze waren er nog niet toe gekomen om naar de
eigenaar van die gevonden speedboot te zoeken. Ik heb hem eens goed
bekeken en toen op de Binnenkant een buurtonderzoekje ingesteld.
Het ding is vrijwel zeker van Pieter Eickelenbosch. Hij had zo’n
speedboot altijd naast zijn woonboot aan dat verandaatje gemeerd.’
‘En daarmee werd Pierrot naar het vlondertje gevaren,’ begreep De
Cock.
De telefoon op zijn bureau rinkelde. Vledder nam de hoorn op en
luisterde. Na enige seconden keek hij geschrokken op. ‘Beneden aan
de balie,’ hakkelde hij, ‘staat... eh, staat Maurice van
Vlaanderen.’
De Cock glimlachte. ‘Dat verbaast mij niets.’
Vledder keek zijn collega verwonderd aan. ‘Ik dacht dat wij hem
samen gingen opsporen en ophalen?’
Vledders leermeester blikte onbewogen terug. De accolades rond zijn
mond dansten vrolijk. ‘Waarom zou je iemand opsporen en ophalen,
die gewoon uit zichzelf wil komen?’
‘Nee.’ Maurice van Vlaanderen schreeuwde. ‘Ik
ben toch niet gek. Ik heb haar niet vermoord. Toen ik bij haar
wegging, leefde ze nog.’
‘Wanneer was dat?’
‘Eergisteren... ’s avonds... de avond voor ze vermoord werd
gevonden.’
‘Hoe laat?’
‘Een uur of elf. Ja... het was ongeveer elf uur dat ik bij haar
wegging. Ik ben alles bij elkaar ruim een uur bij haar geweest.’
‘Om wat te doen?’
‘Te praten.’
‘Waarover?’
‘Juwelen... wat anders?’
‘Had ze juwelen?’
‘Ze zei van niet.’
De Cock leunde wat achterover. De uitdrukking op zijn gezicht werd
vriendelijker. ‘Laten we bij het begin beginnen. Hoe kwam je aan
Vlindertje?’
Maurice van Vlaanderen sloot even zijn beide ogen om zich te
concentreren. ‘U weet,’ begon hij geduldig, ‘dat vader zich na de
diefstal van zijn antieke juwelen alleen maar het woord of begrip
Vlindertje kon herinneren. Hoewel vader dat niet wilde, heb ik er
toch met u over gesproken.’ Hij liet zijn hoofd beschaamd zakken.
‘U zult inmiddels hebben ervaren dat ik eens voor diefstal van
juwelen ben gearresteerd. Ik heb in mijn liefde voor juwelen een
tik van mijn vader meegekregen. Ze fascineren mij. Hoewel de
diefstal al meer dan tien jaar geleden plaatsvond, wilde ik niet
dat mijn naam opnieuw in een dergelijke affaire werd genoemd. Het
was mij er alles aan gelegen, dat de diefstal van de juwelen van
mijn vader zou worden opgelost. Ik besloot daarom niet lijdzaam toe
te zien, maar ook zelf daadwerkelijk aan de oplossing mee te
werken.’
‘Als een privé-detective.’
Maurice van Vlaanderen glimlachte.
‘Zo mag u het noemen. Ik ging op zoek naar Vlindertje... wie of wat
dat ook mocht zijn... en sprak daarover met een vriend van mij, een
pure theaterman, onder meer verbonden aan Carré. Die zei mij dat
hij wel eens had gehoord van een danseresje dat Vlindertje werd
genoemd en in variétéproducties optrad. Om haar te vinden, heb ik
een paar impresario’s opgebeld.’ ‘Onder wie... Peter van
Dongen.’
Maurice van Vlaanderen knikte. ‘Inderdaad, Peter van Dongen. Hij
gaf mij het telefoonnummer en het adres van Vlindertje.’ Hij zweeg,
boog zich vertrouwelijk naar De Cock en zei toen: ‘Kijk,
rechercheur, mijn vader herinnerde zich vlindertje en ineens bleek
dat er een Vlindertje was... een vrouw die zo werd genoemd. Vanaf
dat moment stond het voor mij vast dat het danseresje iets met de
diefstal van de juwelen te maken had.’ ‘Uw vader heeft Vlindertje
niet herkend.’
Maurice van Vlaanderen likte aan zijn droge lippen. ‘Dat heb ik van
vader gehoord. Hij vertelde het mij toen ik hem aan de telefoon
had. Dat was ook de reden dat ik mij onmiddellijk heb gemeld.’ ‘U
was gevlucht?’
Maurice van Vlaanderen schudde zijn hoofd heftig en met een
verwrongen gezicht. ‘Het was geen vlucht. Het feit dat ik een nacht
niet thuis sliep, mag u niet als zodanig interpreteren. Ik wist
toch niet dat ze dood was. Dat las ik vanmorgen pas in de
krant.’
‘U gaat er nog steeds van uit dat Vlindertje iets met de diefstal
van de juwelen heeft te maken?’
Maurice van Vlaanderen kneep zijn lippen op elkaar en knikte. ‘Ik
heb daar nooit aan getwijfeld. Dat is van het begin af mijn
standpunt geweest.’
De Cock keek hem bestraffend aan. ‘Een slecht uitgangspunt voor een
politieman.’
Maurice van Vlaanderen boog zich terug en zwaaide geagiteerd met
beide handen. ‘Ik ben geen politieman... wil dat ook niet zijn. Ik
wilde hoe dan ook dat de juwelen van mijn vader
terechtkwamen.’
‘En daar had u alles voor over?’
‘Ja.’
‘Desnoods... moord.’
Maurice van Vlaanderen sprong wild overeind. ‘Als u mij nog eens
van moord beschuldigt,’ brulde hij, ‘ga ik weg.’ De Cock keek met
een koele blik naar hem op. ‘Als ik u laat gaan.’
Het gezicht van Maurice van Vlaanderen betrok. ‘U wilt mij
arresteren?’
‘Als u mij daar aanleiding toe geeft... ja,’ zei De Cock. Maurice
van Vlaanderen ging weer op zijn stoel naast het bureau van De Cock
zitten. Zijn gezicht zag bleek. ‘U... eh, u kunt mij toch niet
arresteren voor een moord, die ik niet heb begaan?’ De Cock trok
wat nonchalant zijn schouders op. ‘Het Wetboek van Strafrecht geeft
mij nog tal van andere mogelijkheden: huisvredebreuk
bijvoorbeeld... bedreiging met geweld, chantage.’ Maurice van
Vlaanderen slikte. ‘Heb ik mij daaraan schuldig gemaakt?’
De Cock grijnsde. ‘Het zou kunnen. Ik denk niet dat Vlindertje u in
haar woning heeft toegelaten, alleen, omdat u zo’n vriendelijk
voorkomen had. Al tijdens uw eerste telefoongesprek hebt u haar met
gevangenisstraf bedreigd als zij u de juwelen niet gaf.’ Maurice
van Vlaanderen sloot opnieuw zijn ogen en zuchtte. ‘Wat moest ik?
Ik bezit toch niet de dwangmiddelen die u als politie heeft.’ Hij
zweeg, streek met zijn vingers door zijn haren en veranderde van
toon. ‘Het is waar. Ik heb die vrouw onder druk gezet. Ik heb een
persoonlijk onderhoud met haar afgedwongen.’ Hij keek smekend op.
‘Ik kon toch niet wachten tot al die fraaie antieke juwelen in een
of andere smeltkroes terechtkwamen of naar het buitenland werden
afgevoerd?’ De Cock negeerde de opmerking. ‘Ze stond u een
onderhoud toe?’
‘Ja.’
‘Onder welke bedreiging?’
Maurice van Vlaanderen liet zijn hoofd zakken.
‘Ik zou met een paar vrienden komen om bij haar thuis de boel kort
en klein te slaan.’
‘Niet fijntjes.’
Maurice van Vlaanderen schudde zijn hoofd.
‘Ik heb er ook spijt van, achteraf. Als ze had geweigerd, zou ik
mijn bedreiging nooit hebben uitgevoerd. Ik bezit niet eens
vrienden die zich voor zoiets laaghartigs zouden lenen.’ De Cock
plukte met duim en wijsvinger aan zijn onderlip. ‘Vlindertje
zwichtte.’
Maurice van Vlaanderen knikte. ‘Ze zei... kom maar praten...
vanavond om tien uur.’ Hij gleed met zijn vingertoppen langs zijn
hals. ‘Ik begreep dat het alles was... of niets. Ze ontving mij
koeltjes. Het gesprek vlotte ook niet zoals ik wilde. Ik vertelde
haar van mijn vader, zijn passie voor juwelen, zijn herinneringen
aan Vlindertje na de diefstal. Het hielp niet. Ze zei, dat ze
weliswaar Vlindertje werd genoemd, maar dat ze niets met de
diefstal van juwelen te maken had.’
‘En toen?’
Maurice van Vlaanderen sloeg zijn handen voor zijn ogen. ‘Ik werd
kwaad. Ik liep naar haar dressoir en trok er de laden uit.’ Hij nam
zijn handen voor zijn gezicht weg en staarde voor zich uit. ‘Ze had
al die tijd gezeten... op die poef. Plotseling stond ze op en zei:
“Uw vader krijgt de juwelen terug.”’
De mond van De Cock viel open.
‘Wat?’
Maurice van Vlaanderen knikte vermoeid.
‘Ze zou ze vanmiddag om twaalf uur brengen.’