In de jaren van ons huwelijk had mijn vrouw
altijd alles aan mij overgelaten. Ik nam de beslissingen. Ze vroeg
nooit veel. Ze had zich zo volledig aan mij onderworpen, dat ze
zelf bijna geen enkel initiatief meer ontplooide. Ik heb daar
schuld aan. Ik had haar alle initiatief ontnomen. Ze was geen
partner meer, maar een ondergeschikte. Door mijn heerszuchtige
natuur en de voortdurende geestelijke druk die ik op haar
uitoefende, was haar persoonlijkheid gestorven. Ik had haar
langzaam in de slavernij gedreven en nu ergerde ik mij eraan dat ze
een slavin was.
Ik zuchtte. Het werd hoog tijd dat ik mijzelf
eens onder de loep nam. ‘Elke dag vijf minuten naast jezelf staan.’
Meer was niet nodig had het oude schippertje gezegd. Hij was een
vreemd oud mannetje, dat mij eens kwam melden dat hij zijn
portefeuille met geld kwijt was.
‘Bent u naar de vrouwtjes geweest?’ had ik hem
gevraagd.
‘Nee, daar ben ik te oud voor. Zoveel geduld
hebben ze niet.’ Ik had gelachen en hem gevraagd hoe hij dan dacht
dat hij zijn portefeuille was kwijtgeraakt.
‘Dat weet ik niet zo precies,’ had hij gezegd,
‘ik ben dat ding zo vaak kwijt. Dat komt, omdat ik eigenlijk een
hekel aan geld heb. Daarom spring ik er nogal slordig mee om. Het
is alleen jammer dat je het nodig hebt. Je kan er niet buiten. Toch
geloof ik, dat ik mijn geld wel eens met opzet verlies om aan
mijzelf te bewijzen dat ik er eigenlijk maling aan
heb.’
Ik had het nogal vreemd gevonden en zei hem dat
ook.
‘Och,’ had hij geantwoord, ‘ik weet het nu van
mijzelf. Er zullen er beslist meer zo zijn, maar die weten het
niet. De meeste mensen kennen zichzelf niet. Ik wel. Ik oefen mij
daarin. Elke dag ga ik vijf minuten naast mijzelf staan. Meer is
niet nodig. Je zou je er over verbazen, wat je niet allemaal bij
jezelf ontdekt.’
Marjan kwam de kamer binnenstappen. Ze had een
doos gebak in haar handen. Toen ze mij zag trok ze haar
wenkbrauwen op. ‘Zo paps, ben je er al? Ik dacht niet dat je er al
zo vroeg zou zijn. Ben je al klaar met de zaak-Bobby?’ Ze zette de
doos met gebak op tafel en ging naast mij op de poef zitten.
‘Wat weet jij van de zaak-Bobby?’ vroeg ik
scherp. Ik bedwong mijn stem, want ik wilde niet dat mijn vrouw in
de keuken iets zou horen.
Marjan keek mij verwonderd aan.
‘Daar ben je toch mee bezig?’
‘Ja, maar hoe weet jij dat?’
Ze glimlachte. ‘Van Geert,’ zei ze.
‘Heb jij Geert dan nog gesproken?’
Ze knikte.
‘Ja, door de telefoon.’
Ze legde haar hand op mijn knie. ‘Je moest toch
langzamerhand de vrouwen kennen,’ zei ze. ‘Ik heb Geert opgebeld en
hem gevraagd geen griezelfilm uit te zoeken, omdat ik daar niet
tegen kan. Het was natuurlijk maar een smoesje. Ik kan best
griezelfilms verdragen, maar ik wilde zijn stem eens door de
telefoon horen.’ Ze tuitte haar lippen. ‘Hij was heel aardig. Hij
vroeg waar ik werkte en of hij mij eens mocht bellen. Ik heb
natuurlijk ja gezegd en nu belt hij vrij regelmatig. Hij vertelde
het van Bobby en de herrie tussen jou en De Wilde.’
‘Het was geen herrie,’ zei ik.
‘Nou ja, hoe je het ook noemen wilt. In ieder
geval heb jij het onderzoek gekregen.’
‘Heeft Geert verder nog iets gezegd?’ vroeg
ik.
‘Nee,’ antwoordde ze, ‘niets
bijzonders.’
Ik stak een sigaret op en trok de asbak naar mij
toe. ‘Heb je vertrouwen in mij, Marjan?’
Ze draaide zich op de poef een kwartslag om en
keek mij aan. ‘Natuurlijk,’ zei ze. ‘Maar waarom vraag je
dat?’
‘Ik wil dat je vanavond met moeder naar de
bioscoop gaat.’ Ik las verbazing op haar gezicht.
‘Ik... ik zou met Geert,’ zei ze
aarzelend.
Ik knikte. ‘Dat weet ik, maar ik wil Geert
vanavond hier houden. Ik heb iets met hem te bespreken en ik vind
het beter, dat jullie daar niet bij zijn.’
‘Ik mag het dus niet weten,’ zei ze.
Ik stond op en legde mijn hand op haar schouder.
‘Ik weet het niet,’ zei ik onzeker. ‘Ik weet alleen dat ik niet de
man ben die het moet vertellen.’
‘Geert?’
‘Laten we er niet meer over praten. Ik hoop
alleen dat je mij vertrouwt en je medewerking verleent. Ik wil dat
je met moeder naar de bioscoop gaat en dat jullie niet terugkomen
voor, laat ik zeggen, een uur of twaalf. Na afloop gaan jullie maar
ergens zitten. Ik heb het al met moeder besproken. Ik zal er in
ieder geval voor zorgen dat Geert er nog is als jullie
thuiskomen.’
Mijn vrouw kwam de kamer binnen met een blad
dampende koffie.
‘Goed,’ zei Marjan, ‘ik zal het doen.’