20. Opnieuw ontsnapt
Vera heeft alles verbaasd gadegeslagen. Edwin was teruggedeinsd, had even staan gluren en had toen in de tuin iets gepakt. Daarna gooide hij iets weg en weer iets anders door de ruit van de voordeur.
Vera wist niet meer hoe ze het had en was verstijfd van schrik blijven zitten. Daarna had ze niets meer van Edwin gezien.
Wel was er rook naar buiten gekomen en opnieuw tot haar schrik was er ineens een politieagent om de hoek van het huis gekomen.
Snel had ze zich verder teruggetrokken tussen de lage struiken die in het voortuintje stonden. Ze had de agent nog horen roepen: ‘Wat is hier aan de hand?’ Alles heeft nog geen twee minuten in beslag genomen, maar het lijkt haar veel langer te duren.
Even later komen de agent en Edwin naar buiten. Samen zeulen ze iemand tussen zich in.
Vera hoort de agent nu duidelijk spreken.
‘Ah, ik zie dat mevrouw alweer bij haar positieven komt. Ik zal snel iemand oproepen.’ Hij grijpt naar zijn portofoon en spreekt er kort iets in.
Nog geen dertig seconden later komt er nog een agent om de hoek van het huis gerend.
De nieuwe agent ontfermt zich snel over de oude vrouw, die nu op haar zij op de stoep voor haar huisje ligt. Hij trekt z'n jas uit en legt die als kussen onder het hoofd van de vrouw.
De andere politieman keert zich naar Edwin, die juist op het punt staat om weg te lopen. Eigenlijk wordt hem nu de grond te heet onder zijn voeten.
‘Je wil er toch zeker niet tussenuit gaan?’ vraagt de agent verbaasd. ‘Een moment wachten. Je hebt hier goed geholpen, maar ik wil even wat meer weten.’
Daar heb je het al, denkt Edwin en kijkt schuw om zich heen. Wat moet hij nu doen?
‘Ik eh … ik moet weer naar huis’, hakkelt Edwin.
‘Dat kan zo meteen ook wel. Laten we eerst even in onze bus wat doorspreken. Kom maar even mee.’ De agent pakt Edwin bij de schouder.
Dan schiet ineens een zwarte schim uit het niets tevoorschijn. Tor rent dreigend op de agent die zijn hand op Edwins schouder heeft gelegd af en zet zijn tanden in de broek van de agent.
De politieman springt van schrik een stuk opzij. Ook de agent bij de vrouw vliegt overeind. Edwin bedenkt zich geen moment en rent weg in de richting waar Vera zich verschuilt. Ineens ziet hij de plastic fles vlak voor zich liggen. Onder het rennen bukt hij zich en grist de fles van de grond. Bijna verliest hij z'n evenwicht.
De agenten kijken hem verbaasd na. Dan roept de man: ‘Kom terug, we moeten nog een en ander met je doornemen!’
Maar er is geen haar op Edwins hoofd die daaraan denkt.
Tor staat nog steeds met opgetrokken bovenlip voor de politiemensen. Vera is inmiddels ook overeind gekomen en rent met Tim op haar arm achter haar broer aan.
Edwin kijkt snel een keer achterom. Tor moet wel meekomen, schiet het door zijn hoofd.
Dan roept hij hard: ‘Tóóór!’
De hond spitst zijn oren en kijkt een keer achterom. Vervolgens rent hij ook achter zijn baasje aan.
‘Er was er nog een bij. Wat doen wij?’ vraagt de nog steeds verbaasde agent.
‘Eerst deze vrouw helpen’, antwoordt de politieman, ‘dat is nu belangrijker. Wie die kinderen zijn, daar komen we nog wel achter. Hun hond heet in ieder geval Tor.’
Edwin en Vera staan samen even uit te hijgen. Ze zijn pardoes bij iemand de oprijlaan op gerend en hebben zich achter een hoge den verstopt.
‘Wat moet je met die fles?’ vraagt Vera. ‘Hij stinkt nog ook.’
Edwin, die weer van de schrik is bekomen, fluistert: ‘Daar gaat het nu juist ook om. Deze fles heb ik bij die brandende bejaardenwoning gevonden.’
Hij duwt de fles onder Vera's neus.
‘Hè bah, wat is dat?’
‘Benzine. Toevallig hè, bij een brandend huis. Weet je waar ik aan denk? Deze fles zou best wel eens door die geheimzinnige pyromaan kunnen zijn gebruikt om de boel aan te steken. Hij heeft die fles ook beetgehad, natuurlijk. Weet je nog hoe Tor dat kleine meisje in de bergen met dat armbandje heeft opgespoord? Wie weet kan hij met deze fles nog eens zo'n kunstje laten zien.’
Vera kijkt haar broer met grote ogen aan.
‘Maar dan moet je weer terug naar dat huisje van die brand om te beginnen.’
Edwin pulkt even aan zijn oor. Daar had hij nog niet bij stilgestaan.
‘Weet je wat’, begint hij, ‘ga jij alvast naar huis, dan probeer ik nog even terug te gaan om met Tor een begin van een mogelijk spoor te zoeken.’
Vera stemt hier direct mee in. Ze voelt er weinig voor om nog langer in het donker buiten te zijn. Nu ze zien dat ze niet worden achtervolgd, komen broer en zus weer voorzichtig tevoorschijn.
‘Het is ook beter dat een van ons thuis is’, zegt Edwin. ‘Stel dat pa of ma wakker wordt.’
‘Als ze dat al niet zijn’, vervolgt Vera. ‘Dan mag ik zeker alles uitleggen.’
‘Zeg maar dat het mijn schuld is en dat ik straks alles vertel.’
Edwin heeft weer moed gekregen nu blijkt dat de politiemensen het kennelijk niet belangrijk genoeg vinden om achter hen aan te gaan.
Vera loopt snel met Tim op haar arm naar huis. Tim kijkt aldoor achterom. Waarom komt Tor nu niet mee? lijkt hij te denken.